Onthullingen, getuigenverklaringen, wetenschappelijke evaluaties en foto's over de Bijlmerramp met het El AL-vliegtuig bij Het Klankbord & de Sociale Databank Nederland...!!

Verslagen en commentaar op de verhoren van de Bijlmer-enquête

Burgers & Bijlmer . . Bijlmer enquête . . Doemvlucht <===> Kamerzetel 151. . SDN . . Heijboer

Enquêtedag 27 januari 1999


De heer A.J. Bos
Bijlmerbewoner Groeneveen

Geboren: 25-05-1961

André Bos doet verslag. Zijn relaas op de website van Het Klankbord geeft een duidelijk beeld van hoe de ramp werd ervaren. Hij was ooggetuige van het neerstorten van het vliegtuig en heeft samen met anderen na de ramp een belangenorganisatie 'Het Klankbord' opgericht om de overlevende slachtoffers een gezamenlijk informatiepunt te bieden. Zijn persoonlijke ervaringen geven ook aan dat naderhand de autoriteiten niet bereid waren naar het echte verhaal en de gezondheidsklachten van de Bijlmerbewoners. Lees daarvoor het volgende verhaal "Slachtoffer... Hoe bedoelt U?"

Het waarom daarvan probeert hij samen met anderen boven tafel te krijgen en hij is voorzichtig optimistisch over wat de commissie denkt te kunnen of wil bereiken wat betreft de waarheidsvinding en de openbaarmaking daarvan. Want het vinden van de waarheid betekent nog niet dat de slachtoffers en overige betrokkenen die waarheid ook echte te horen krijgen. Het blijft tenslotte politiek. De controle via internet op het doen en (na)laten van de commissie is dan ook een bijdrage aan de waarheidsopenbaring die nodig is.


Hieronder geven wij het stenografisch verslag van het verhoor voor de Enquêtecommissie


STENOGRAFISCHE DIENST

BETREFT: correctie termijnverslag verhoor d.d. 27 januari 1999

LANGE POTEN 4 / 2511 CR
POSTBUS 20018 / 2500 EA
's-GRAVENHAGE
TEL. (070) 318 21 04
FAXNR. (070) 318 21 16


's-GRAVENHAGE, 28 JANUARI 1999


De heer A.J. Bos
Postbus 374
1115 ZH Duivendrecht


Hierbij ontvangt u het verslag van het openbare verhoor door de enquêtecommissie. Indien nodig, kunt u correcties in de weergave van uw woorden aanbrengen, mits zij de inhoud en strekking van uw betoog niet veranderen. Ten behoeve van de officiële vaststelling van het verslag, verzoek ik u, elke pagina van het verslag te paraferen.

Verder verzoek ik u, het geparafeerde verslag per omgaande, doch uiterlijk twee dagen na ontvangst van het verslag, aan onze dienst te retourneren. U kunt hiervoor gebruik maken van de bijgevoegde antwoordenveloppe. Hebben wij op het moment van het verstrijken van de correctietermijn geen reactie van u vernomen, dan gaan wij ervan uit, dat u instemt met de weergave van uw woorden. Het verslag wordt dan ongewijzigd vastgesteld.

Bij voorbaat dank voor uw medewerking aan een snelle verwerking van het verslag.


Met vriendelijke groet,


M.J.H. Cox, coördinator




OVBl 03 ONDERZOEK VLIEGRAMP BIJLMERMEER


Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op woensdag 27 januari 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag.


Verhoord wordt de heer A.J. Bos

Aanvang 13.30 uur
Voorzitter: Th.A.M. Meijer

Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Augusteijn-Esser, Van den Doel, Oedayraj Singh Varma en Oudkerk, alsmede de heer Roovers, griffier en de heer Oostlander, lid van de staf van de commissie.


    De voorzitter: Aan de orde is het verhoor van de heer A.J. Bos, geboren op 25 mei 1961 te Uitermeer. Mijnheer Bos, ik verzoek u te gaan staan voor het afleggen van de belofte. De door u at' te leggen belofte luidt: Ik beloof dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

    De heer Bos: Dat beloof ik.


De voorzitter: De enquêtecommissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegramp op 4 oktober 1992 in

de Bijlmer te Amsterdam met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Mijnheer Bos, zoudt u ons kunnen vertellen waar u was op het moment dat de ramp in de Bijlmer op 4 oktober zich voltrok?

De heer Bos: Ik zat thuis in de huiskamer op Groeneveen. Ik woon precies op de knik die een doorgang heeft met de flat Gooioord. Ik stond voor het raam bij mijn computer, waar ik bezig was met het maken van mijn wekelijkse back-up.

De voorzitter: Heeft u het vliegtuig gehoord en/of gezien?

De heer Bos: Ik heb het in eerste instantie horen aankomen. Ik wist onbewust wat er aan de hand was. Ik heb de alarmdienst gebeld.

De voorzitter: Hoezo onbewust?

De heer Bos: Ik wist gewoon wat er ging gebeuren. Vraag me niet waarom. Ik wist het. Ik heb de alarmdienst gebeld. Op het moment dat de telefoon voor de derde keer overging, kwam het toestel langs mijn raam scheren en vloog aan de overzijde de flat in.

De voorzitter: Was dat het eerste wat u deed?

De heer Bos: Dat was het eerste wat ik deed. Ik kreeg toen een heel raar antwoord van de indertijd nog 0611-dienst, namelijk: Mijnheer, wij sturen eerst een autootje om te kijken wat er aan de hand is.

De voorzitter: Kunt u zo concreet mogelijk proberen te maken, wat u zag vanuit uw woning op dat moment?

De heer Bos: Ik zag bij de inslag een fractie van een seconde niets, vervolgens een enorme vuurbal met een enorme zwarte rookwolk. Toen de vuurbal enigszins aan het afnemen was, zag je op diverse balkons bij diverse woningen kleine na-explosies.

De voorzitter: Kunt u aangeven hoe groot die vuurbal was in uw beleving?

De heer Bos: Dat is heel moeilijk. Ik denk dat het aan weerskanten bijna een kwart van het gebouw was. Je praat denk ik over een vuurbal van een doorsnede van misschien wel vijftig meter. Dat is mijn inschatting van wat ik heb gezien.

De heer Van den Doel: Mijnheer Bos, ik doe een beroep op uw geheugen. Had u zo'n jaar of acht geleden lichamelijke klachten?

De heer Bos: Ik heb in het verleden bepaalde klachten gehad. Dat is correct. Geen van die klachten kon aan mijn huidige klachten worden gerelateerd.

De heer Van den Doel: Had u voor de ramp in 1992 lichamelijke klachten die in ieder geval anders waren dan de lichamelijke klachten die u nu heeft?

De heer Bos: Het ging in die tijd om een vorm van migraine, ontstaan door een vroegere fout van een huisarts. Deze heeft mij toen ik drie maanden oud was min of meer laten uitdrogen. Er is een litteken ontstaan in de hersenen, wat al' en toe kan zorgen voor migraine.

De heer Van den Doel: Even terug naar de avond zelf; mijnheer Bos. U heeft zojuist gezegd dat u vanaf het begin al aan heel dicht bij de vuurhaard bent geweest. Heeft u de eerste weken na de ramp direct lichamelijke klachten gekregen'?

De heer Bos: Nee, of toch wel een vorm van een klacht, namelijk concentratiestoornis.

De heer Van den Doel: U heeft op een later moment wel lichamelijke klachten gekregen. Hoe lang was dat na oktober 1992?

De heer Bos: Dat is in de loop van 1994 begonnen.

De heer Van den Doel: Kunt u zeggen welke klachten u kreeg'?

De heer Bos: Het begon met een permanente verkoudheid. Zo omschreven we dat. De huisarts heeft onderzoeken gedaan. Er bleek een permanente ontsteking te zitten. Vervolgens is het erop uitgelopen dat ik geen reukvermogen meer had, gewrichtspijnen en zware vermoeidheid. Dit is een heel bekend scala van klachten, zoals je deze ook onder de hulpverleners aantreft.

De heer Van den Doel: Heeft de huisarts de klachten die u heeft, serieus genomen'? Heeft er een vervolgbehandeling plaatsgevonden?

De heer Bos: Er heeft geen vervolgbehandeling plaatsgevonden.

De heer Van den Doel: Waarom niet?

De heer Bos: De huisarts heeft destijds een brief meegegeven voor een specialist. Hij heef? daar het verzoek in gedaan om op bepaalde zware metalen een onderzoek te starten. Geen enkel ziekenhuis wilde dat doen.

De heer Van den Doel: Waarom op zware metalen?

De heer Bos: Dat was zijn inschatting. Daarnaast speelt ook een ander verhaal mee. Ik heb zelf als huisdier een kat en deze raakte ineens telkens verlamd. De dierenarts heeft een uitvoerig onderzoek gedaan bij die kat. Hij kwam er toen binnen een dag al achter dat het ging om zeer zware metalen. Hij kon niet bepalen hoe zwaar, omdat dat voor zijn deskundigheid te ver ging.

De heer Van den Doel: Had uw huisdier ook klachten in 1994?

De heer Bos: Ja. De kat kreeg verlammingsverschijnselen en luchtwegproblemen. Toen is bij ons een lampje gaan branden.

De heer Van den Doel: U heeft een verwijzing gekregen van de huisarts voor de medische specialist. U bent daar naartoe geweest. En toen?

De heer Bos: Ik kon daar niet verder worden geholpen. Er werd gezegd: we moeten eerst wachten tot er een bepaald aantal mensen ziek zijn. Er moesten eerst zoveel honderd mensen ziek zijn om een GGD-onderzoek te kunnen doen, waar ik overigens ook aan meegewerkt heb.

De heer Van den Doel: Was dat bij een medisch specialist in Amsterdam'?

De heer Bos: Ik heb bij diverse specialisten aangeklopt, tot Maastricht toe.

De heer Van den Doel: U heeft dus een verwijzing gekregen. U bent naar de medisch specialist gegaan. Deze heeft gezegd dat hij u in feite niet kon helpen, omdat er eerst meer mensen moesten zijn die dezelfde klacht hadden. Dat is een rare reactie.

De heer Bos: Ik zet bij dat punt ook nog altijd mijn vraagtekens. Waarom mogen wij niet worden onderzocht, als wij bij het AMC bij de specialist komen? Ik ben bij diverse mensen geweest. Ik vertel dan dat ik in aanraking ben geweest met de Bijlmerramp. Dan wordt er gezegd: daar kun je niet ziek van worden, dus daar gaan we ook niet op onderzoeken.

De heer Van den Doel: Is u ooit echt concreet een medische behandeling geweigerd?

De heer Bos: Ja. Ik heb erom verzocht en ik krijg geen behandeling.

De heer Van den Doel: Schrijft u de lichamelijke klachten die u heeft, zelf toe aan de Bijlmerramp? Of zijn er misschien ook andere oorzaken?

De heer Bos: Ik heb ook een stuk coördinatieonderzoek gedaan. Ik kwam toen op een gegeven moment in aanraking met veel meer mensen die allen exact dezelfde klachten hadden. In dat kader ging er bij mij ineens een licht branden. Al die mensen waren namelijk maar op een punt bij elkaar geweest. Dat was het rampterrein.

De heer Van den Doel: Welke relatie legt u specifiek tussen uw klachten en de ramp? Heeft dat te maken met de brand? Schrijft u dat toe aan de lading? Waar ligt uw relatie'?

De heer Bos: Ik ben geen toxicoloog, dus ik kan daar geen uitspraken over doen. Ik heb wel sterk het idee dat het te maken heeft met de lading van het toestel, de materiaalopbouw van het toestel en alles wat in het flatgebouw zelf is verbrand. Een van de componenten waar het flatgebouw uit bestond, is asbestbeton. De voor- en de achterpuien van de flats zijn volledig van asbest. Er is dus ook een gigantische hoeveelheid asbest vrijgekomen. Daar is nooit onderzoek naar gedaan.

De heer Van den Doel: Mijnheer Bos, op welke wijze heeft de Bijlmerramp uw eigen leven veranderd?

De heer Bos: Je kunt in feite zeggen: volledig. Mijn leven is nooit meer als voorheen. Ik had voor de ramp een eigen bedrijf. Dat was in opbouw. Ik heb dat in samenwerking met het GAK gedaan. Alle verdiensten die binnenkwamen, werden a la minute geïnvesteerd. Er zijn kapitalen ingegaan. Ik ben alles kwijtgeraakt. Sterker nog, ik ben er zwaar door in de schulden gekomen. Ik heb begrepen dat ik nergens voor een schadevergoeding in aanmerking kan komen.

De heer Van den Doel: Wat is uw huidige situatie'? Bent u afgekeurd'?

De heer Bos: Ik ben volledig afgekeurd.

De heer Oudkerk: Mijnheer Bos, klopt het dat u op zeker moment zelf de opvang van mensen bent gaan organiseren?

De heer Bos: Dat klopt.

De heer Oudkerk: Op welk moment bent u daarmee begonnen?

De heer Bos: In eerste instantie vanaf de dag na de ramp. We hebben getracht een locatie daarvoor te krijgen. Dat bleek niet mogelijk. Uiteindelijk heeft de bewonersvereniging van Gooioord naast Groeneveen haar inloopcentrum beschikbaar gesteld. Wij hebben daar de eerste weken gedraaid. Vervolgens kregen wij op kerstavond toestemming om een huiskamer in de ruimte van de huismeester te gebruiken. Wij zijn daar daadwerkelijk gestart met het inloopcentrum van Groeneveen.

De heer Oudkerk: U bent de eerste dag na de ramp dus al begonnen met het opvangen van slachtoffers. Was dat omdat de opvang niet goed geregeld was?

De heer Bos: Er was op een gegeven moment sprake van een opvangmogelijkheid in de flat Kikkenstein, op zich een zeer goede situatie. Voor de slachtoffers die van de zijde van Groeneveen kwamen, was het echter een hel om over het rampterrein naar dat opvangcentrum te gaan. Wij hebben toen op Groeneveen zelf die ruimte gecreëerd.

De heer Oudkerk: Heeft het inloopcentrum uiteindelijk de bekende naam "Het klankbord" gekregen?

De heer Bos: Dat klopt.

De heer Oudkerk: Kunt u iets vertellen over de activiteiten van de organisatie in de eerste periode en later?

De heer Bos: Voordat we zijn gestart, hebben we diverse mensen aangetrokken. Er zat op vrijwillige basis een psychologe, mevrouw Mary Smit. Zij heeft ons nooit een cent in rekening gebracht, maar zij heeft enorm veel werk verzet. Daarnaast kwam dominee Otto Roef regelmatig bij ons om ons te ondersteunen. Dan was er mevrouw Schoonderholt, werkzaam als natuurgenezer vanuit Almere. Zij geeft de overheid regelmatig voorlichting op dit gebied. Mevrouw Thijssen is heel actief geweest op het gebied van de reiki-therapie. Sommige mensen blijken daar baat bij te hebben.

De heer Oudkerk: Gaven al deze mensen op vrijwillige basis hun medewerking?

De heer Bos: Ja.

De heer Oudkerk: Was er in de eerste tijd contact met de officiële hulpinstanties?

De heer Bos: Heel slecht. Absoluut, zonder meer.

De heer Oudkerk: Kunt u daar iets meer over zeggen?

De heer Bos: Er meldden zich bij ons zeer veel mensen die vastliepen op de officiële lijnen.

De heer Oudkerk: Kunt u dat kwantificeren'?

De heer Bos: Ik denk dat het om enkele tientallen gaat.

De heer Oudkerk: Meldden die mensen zich bij uw organisatie, nadat ze bij de officiële hulpinstantie geweest waren'?

De heer Bos: Ja. Er waren heel wat trieste gevallen bij.

De heer Oudkerk: Gaven die mensen een reden, waarom ze uiteindelijk wel bij u maar niet bij de officiële hulpinstantie verder geholpen wilden worden?

De heer Bos: Het had te maken met de wijze waarop de hulpverlening werd gegeven.

De heer Oudkerk: Wat was die wijze'?

De heer Bos: Als je te maken kreeg met een vorm van maatschappelijk werk, was er altijd een bepaalde afstand tussen de cliënt en de hulpverlener. Als men in nood zat, kon men bellen naar het RIAGG en drie weken later een afspraak krijgen. Iemand die op dat moment tegen een crisis aanzit, heeft daar niets aan. In dat kader hebben wij voor alle mogelijke mensen, zowel Nederlanders als buitenlanders opengestaan.

De heer Oudkerk: Was dat met name de periode van de eerste drie maanden'?

De heer Bos: Dat is tot 1995 doorgegaan.

De heer Oudkerk: Bleven de officiële hulpinstanties moeilijkheden houden met het direct doorverwijzen, als mensen hulp nodig hadden?

De heer Bos: Sommige mensen hebben dat zo ervaren, denk ik.

De heer Oudkerk: Heeft u daar een aantal concrete voorbeelden van?

De heer Bos: Ik geef een concreet voorbeeld. Er meldt zich op een gegeven moment bij ons een man, die de drang heeft om van zijn woning tien hoog naar beneden te springen. Die man was suïcidaal. Ik kom bij het RIAGG en krijg daar te horen: Witte mensen zijn geen slachtoffer. Komt u maar over anderhalve maand terug.

De heer Oudkerk: Bent u geen slachtoffer?

De heer Bos: In de officiële rapporten staat ook vermeld dat de witte Hollanders geen afvaardiging hadden. Dat kunt u in de officiële rapporten teruglezen.

De heer Oudkerk: Welk RIAGG was dat?

De heer Bos: Het RIAGG-Zuidoost.

De heer Oudkerk: Over welke tijd spreken wij nu?

De heer Bos: Wij praten over eind '92, begin '93.

De heer Oudkerk: Is er vanuit het stadsdeel Zuidoost of vanuit enige andere overheidsinstantie tegen u gezegd uw organisatie, het Klankbord, op enigerlei wijze te zullen steunen?

De heer Bos: Dat is mij toegezegd door de grote baas boven de GGD. Hij zit in de centrale stad. Die heeft bij de opening van onze werkruimte een apart soort subsidie gegeven om aan de eerste inrichtingskosten te kunnen voldoen. Daarnaast is er door onder andere de gemeente en de woningbouwvereniging de eis gesteld dat wij, als wij de ruimte gingen draaien, niets in rekening mochten brengen aan de slachtoffers. Dat zou door zowel de woningbouwvereniging als de gemeente worden vergoed. De eerste vergoeding moet ik echter vandaag de dag nog zien! Het heeft ons duizenden guldens gekost.

De heer Oudkerk: Zijn die toezeggingen u mondeling of schriftelijk gedaan'?

De heer Bos: Die zijn mondeling gedaan. De gemeente Amsterdam heeft nooit iets op papier willen zetten.

De heer Oudkerk: Ik begrijp van u dat deze toezeggingen zijn gedaan vanuit de gemeente en niet vanuit het stadsdeel.

De heer Bos: In eerste instantie werd de toezegging gedaan vanuit de gemeente. De gemeente heeft destijds tegen mij gezegd dat ik een continueringssubsidie zou krijgen, om het volgende jaar gewoon door te kunnen draaien en ook activiteiten te kunnen ontwikkelen. Op een gegeven moment heb ik contact met die mijnheer gehad. Die zei helaas geen grip meer op de zaak te hebben. Het was overgenomen door het stadsdeel. Hij kon dus geen besluiten meer nemen. Vanaf dat moment is ook alle subsidie ingetrokken. Wat ons en vooral veel slachtoffers heel erg heeft gekwetst is dat de stadsdeelraad in oktober of november 1994 -- ik weet het niet precies op de dag af -- een groot feest heeft gevierd omdat alle slachtoffers waren genezen. Er was geen een slachtoffer meer. Tegelijkertijd bracht professor Gersons een rapport uit omdat er nog een heel groot aantal slachtoffers was.

De heer Oudkerk: Mijnheer Bos, u heeft in eerdere verklaringen wel eens gesproken over officiële slachtoffers en over officieuze slachtoffers. Wat bedoelt u daarmee?

De heer Bos: Aan de ene kant zijn er berichten dat er in totaal 43 slachtoffers zijn gevallen. Aan de andere kant zijn er andere verklaringen. Ik noem het voorbeeld van het AMC. De eerste avond geeft het AMC in een perscommuniqué te kennen dat er 23 doden zijn binnengebracht. De volgende dag waren er geen doden. Hoe kan dat? Dat brengt voor ons vraagtekens naar voren. Vervolgens is er na de ramp door een cameraploeg een opname gemaakt met twee mensen van de GG&GD. Deze mensen hebben tegen de cameraploeg en tegen mij verklaard dat zij op een groot aantal plaatsen tussen de betonnen platen afdrukken hebben gezien. Zij noemen dat gasafdrukken. Dat betekent dat er mensen hebben gezeten. Die zouden verdampt zijn en vervolgens niet meer te identificeren zijn. Als je dat hoort, lijkt het aantal slachtoffers dus groter dan nu het geval is.

Een ander punt heb ik vernomen via dominee Roef? Die is daar een enorme tijd mee bezig geweest. Er is een slachtoffer die op het moment van de inslag onder de metrobaan liep. Zoals u weet, is op een paar punten bij de metrobaan beton losgekomen en naar beneden gestort. Deze man liep daar toevallig. Het heeft dominee Roef ruim een jaar gekost voordat hij deze man eindelijk op de dodenlijst had. Ik hoor allerlei verhalen. Het kan hier aan liggen of het kan daar aan liggen. Uiteindelijk kregen wij het verhaal te horen dat het komt omdat de man is overleden na de inslag.

De heer Oudkerk: Wie is in dit geval "wij"?

De heer Bos: Het Klankbord. Ik doel op onze werkzaamheden daar. Heel veel mensen hebben daar alles van zich afgepraat.

De heer Oudkerk: U sprak net over eventuele subsidie voor andere activiteiten van het Klankbord. Welke andere activiteiten moet ik mij daarbij voorstellen?

De heer Bos: Wij hadden, bijvoorbeeld, in de planning om met een aantal mensen die daaraan toe waren naar Schiphol te gaan. Wij wilden een dat ergens heen, ter ontspanning, ook in het kader van therapie. Dat soort dingen hebben wij nooit kunnen doen. Ik doel ook op het dekken van onze kosten. U kunt zelf ook wel begrijpen dat als je een instelling draait, je te maken hebt met administratie, telefoon en porto. Noem maar op. Dat zou allemaal vergoed worden. De eerste steun moet op dit moment nog komen.

De heer Oudkerk: Hoe wordt een en ander dan gefinancierd, als het niet vergoed is?

De heer Bos: Het is misschien heel treurig. Ik doe het echter samen met iemand die indertijd bij ons, in het inloopcentrum, bezig is geweest als koffiedame. Wij leggen alles bij elkaar, hutje bij mutje.

De heer Oudkerk: Uit eigen zak, dus.

De heer Bos: Voor eten en dergelijke is het voor ons het uiterste minimum. Zo kunnen wij de kosten van het onderzoek dekken. Het is ons door de GG&GD opgelegd dat wij, als slachtoffers, het bewijs moesten aanleveren dat wij ziek en waarom wij ziek waren. Dat betekende ook dat wij het moesten onderzoeken. De ambtenarij liet dat na.

De heer Oudkerk: Voelt u zich, gezien uw ervaringen, met enerzijds de GGD en anderzijds het stadsdeel en de gemeente serieus genomen door de overheid?

De heer Bos: Nee. Het klinkt misschien hard, maar ik moet daar ronduit "nee" tegen zeggen.

De heer Oudkerk: Wat nemen zij van u niet serieus?

De heer Bos: Wij zijn voor alles en nog wat uitgemaakt. In de krant schrijft de directeur van Omegam dat wij piskijkers zijn. Op een gegeven moment wordt bekend dat mijn kat ziek is. De stadsdeelraadvoorzitter gaat samen met de wethouder milieuzaken en de heer Peter Casteleijn, de voorlichter, naar Radio Metro om daar het verslag te doen dat ik mijn kat mishandel.

De heer Oudkerk: U voelt zich niet serieus genomen. Voelt u zich ook in de steek gelaten?

De heer Bos: Zeker in dit kader. In een ander kader geldt dat nog meer. Intussen heeft een proef uitgewezen, bij mijn kat, maar ook bij andere huisdieren, dat onze toestand zich kan stabiliseren. Dat is namelijk bij de dieren ook gebeurd. Wij moeten echter vanuit onze uitkering aan de medicijnen komen. Die uitkering is f. 1300 groot. Daar moeten wij dan bijna f. 700 per maand van investeren. Huur of wat dan ook zit er niet bij.

De heer Oudkerk: Wie heeft de proef bij de huisdieren genomen? Hoe is dat betaald?

De heer Bos: Dat is onder andere door de dierenarts gedaan, in samenwerking met een natuurgenezer uit Friesland, Folko Huisman. Het is allemaal uit eigen zak betaald.

De heer Oudkerk: Wanneer is dit geweest?

De heer Bos: Dat zou ik moeten naslaan.

De heer Oudkerk: Een jaar geleden? Twee jaar geleden?

De heer Bos: Nee. Het is in 1994 geweest.

De heer Oudkerk: Heeft u zich met uw gezondheidsklachten gemeld bij het AMC'?

De heer Bos: Ja.

De heer Oudkerk: Heeft u de vragenlijst van het AMC ingevuld?

De heer Bos: Ja.

De heer Oudkerk: Kon u op de vragenlijst de klachten die u had of heeft kwijt?

De heer Bos: Nee.

De heer Oudkerk: Hoe heeft u dat opgelost'?

De heer Bos: Dat kon ik niet oplossen.

De heer Oudkerk: Er was op de lijst een grote ruimte overgelaten waar u de legitieme klachten die nu niet kwijt kon, kon opschrijven.

De heer Bos: Er worden mij gerichte vragen gesteld, via de enquête. Na de enquête krijg ik een lijst toegestuurd waarin wordt gevraagd of ik wel goed bij mijn hoofd ben. Bijna alle vragen waren immers puur gericht op psychische zaken. Een van de voorbeelden van het onderzoek van het AMC betreuren wij. Wij zijn met frisse moed met het AMC van start gegaan. Wij waren ook vol vertrouwen. Dat vertrouwen is helaas beschaamd.

Ik geef een voorbeeld. Tijdens de intake wordt er bij het telefoongesprek aan mij gevraagd of ik problemen heb met de luchtwegen. Heb ik het benauwd? Ja, ik heb het benauwd. Ik zeg erbij dat ik het benauwd heb met als oorzaak een permanente ontsteking. Dan krijg ik te horen dat dit soort informatie niet opgetekend kan worden. Dat betekent dat op dat moment in principe de vraag manipulatief is. Als je gewoon praat over benauwdheid, praat je ook over posttraumatisch stress. Dat is uit de literatuur bekend. Hetzelfde geldt voor vermoeidheid. Je kunt ook wijzen naar de onderzoeken van professor Kurk. Die heeft heel wat mensen van de KLM uitgebreid onderzocht. Die hadden allemaal dezelfde klachten. Hij kwam tot de conclusie dat deze mensen allemaal een afwijking in het bloedbeeld hadden. Het ging om een aantasting van het immuunsysteem.

Deze dingen heeft het AMC niet onderzocht. Op dat feit moet ik, vanuit mijn oogpunt, tot de conclusie komen dat het onderzoek niet wetenschappelijk onderbouwd is. Daarbij komt het verhaal dat het AMC-rapport mede gebaseerd is op het RlVM-rapport. Een paar maanden geleden is het RIVM-rapport uitgekomen. Wij hebben dat doorgespit. Dat bleek op zeer onbetrouwbare rapporten te zijn gebaseerd. Ik geef een voorbeeld. Er was een Omegam-rapport. Bij dat rapport hadden wij indertijd onze twijfels. Wij hebben dat laten onderzoeken. Daaruit bleek dat het bewuste Omegam-rapport in de verste verten niet voldeed aan de minimumeisen voor een onderzoek. Er werd ook een rapport gebruikt van de Amsterdamse stadsdeelraad. Ik zou zeggen: lees dat door. U komt dan bij heel rare situaties. Als u het rapport goed leest, ziet u namelijk dat er metingen zijn gedaan, ook door Omegam, op plekken waar direct na de ramp de grond is afgegraven en aangevuld is met schone grond. Hoe betrouwbaar is zo'n onderzoek?

Twee jaar terug was er de situatie dat er werklui op het terrein aan de gang waren met graafactiviteiten. Die jongens gaven aan dat er enorme dampen naar boven kwamen. Die werden er gewoon compleet misselijk van. Er is een cameraploeg van SBS6 bij geweest en de Telegraaf is erbij geweest. Mijnheer Kastelijn is uitgenodigd om een verklaring te geven voor deze dampen. De slotsom van mijnheer Kastelijn was in wezen dat het hele gebied grondig is gesaneerd en dat er niets meer in de grond zit. Wat men rook, was de diesel uit de brandweerwagen die hebben staan blussen. Sorry, misschien ben ik dom, maar ik heb van mijn leven niet gehoord van saneringsapparatuur die alle stoffen uit de grond trekt en diesel terugpompt.

De voorzitter: Mijnheer Bos. Ik wil op een onderdeel terug gaan naar wat u straks heeft gezegd. U heeft het op een gegeven moment over een feest dat de stadsdeelraad zou hebben georganiseerd, waardoor zou blijken dat er geen slachtoffers meer waren?

De heer Bos: Dat alle slachtoffers waren genezen!

De voorzitter: Wanneer vond dit feest plaats?

De heer Bos: Ik dacht, uit mijn hoofd, oktober of november 1994.

De voorzitter: Twee jaar na de ramp. Waar werd het feest gehouden?

De heer Bos: Op het stadsdeelkantoor.

De voorzitter: Hoe ging dat feest? Wat was dat voor feest?

De heer Bos: Dat durf ik u zo niet uit mijn hoofd te zeggen.

De voorzitter: U bent daar bij geweest'?

De heer Bos: Nee, ons werd de toegang geweigerd. Wij waren raddraaiers.

De voorzitter: U was geen slachtoffer?

De heer Bos: Ik was officieel geen slachtoffer.

De voorzitter: Weet u wie en hoeveel mensen er geweest zijn'?

De heer Bos: Ik durf het niet te zeggen. Ik moet op dit punt voor een groot deel het antwoord schuldig blijven. Wat ik heb begrepen, is het een aantal allochtone groeperingen geweest.

De voorzitter: U heeft mensen gesproken die daar geweest zijn?

De heer Bos: Nee.

De voorzitter: U was daar niet nieuwsgierig naar?

De heer Bos: Nee. Men kan zich er langdurig boos over maken. Daar had ik totaal geen zin in. Ik had een veel belangrijkere taak. Er waren mensen ziek en hun belangen moesten worden verdedigd. De waarheid moest naar boven komen.

De voorzitter: Er moeten mensen geweest zijn die van mening waren dat zij genezen waren.

De heer Bos: Dat vraag ik mij af. Het was sowieso niet voor de gewoner burgers. Het was voor de kringen van de hulpverleners. Ik zag dat niet zo zitten. Daarnaast, dat heb ik al gezegd, presenteerde op de dag van het feest professor Gersons een rapport over de grote groep die nog altijd in de problemen zat en nog lang niet genezen was.

De voorzitter: Was men algemeen voor dat feest uitgenodigd? Of waren mensen bewust uitgenodigd?

De heer Bos: Er is bewust uitgenodigd.

De heer Van den Doel: Mijnheer Bos, er doen allerlei verhalen de ronde over het vliegtuig en de lading. Sommigen noemen het spookverhalen, anderen complottheorieën. U bent een van de mensen geweest die heeft gezegd dat het vliegtuig in de omgeving van Marken een deel van de lading zou hebben gedumpt. Ik neem aan dat u dat niet zelf heeft gezien, want u was op het moment van de crash in uw eigen flat. Wie heeft het dan waargenomen?

De heer Bos: Inwoners uit Marken.

De heer Van den Doel: Hebben die mensen zich bij u gemeld'?

De heer Bos: Dat is op een zeer toevallige manier gegaan. Ik had op een gegeven moment een jongen thuis achter de computer zitten, die daar veel lol in had. Die jongen heeft op zijn school in Amsterdam-Noord over ons werk gesproken. Er is toen een discussie losgebarsten, waarbij een vriendje van hem zei: Dat ding is bij ons in het water gekomen.

De heer Van den Doel: Wat bedoelt u met "dat ding?"

De heer Bos: Het zou gaan om een DC3-motor, die aan boord van het toestel had gezeten.

De heer Van den Doel: Het gaat hier dus niet om een van de motoren die afgevallen is, maar om een deel van de lading die -- volgens de bronnen die u heeft -- gedumpt zou zijn tijdens de vlucht?

De voorzitter: U bent daar bij geweest'?

De heer Bos: Nee, ons werd de toegang geweigerd. Wij waren raddraaiers.

De voorzitter: U was geen slachtoffer?

De heer Bos: Ik was officieel geen slachtoffer.

De voorzitter: Weet u wie en hoeveel mensen er geweest zijn'?

De heer Bos: Ik durf het niet te zeggen. Ik moet op dit punt voor een groot deel het antwoord schuldig blijven. Wat ik heb begrepen, is het een aantal allochtone groeperingen geweest.

De voorzitter: U heeft mensen gesproken die daar geweest zijn?

De heer Bos: Nee.

De voorzitter: U was daar niet nieuwsgierig naar?

De heer Bos: Nee. Men kan zich er langdurig boos over maken. Daar had ik totaal geen zin in. Ik had een veel belangrijkere taak. Er waren mensen ziek en hun belangen moesten worden verdedigd. De waarheid moest naar boven komen.

De voorzitter: Er moeten mensen geweest zijn die van mening waren dat zij genezen waren.

De heer Bos: Dat vraag ik mij af. Het was sowieso niet voor de gewoner burgers. Het was voor de kringen van de hulpverleners. Ik zag dat niet zo zitten. Daarnaast, dat heb ik al gezegd, presenteerde op de dag van het feest professor Gersons een rapport over de grote groep die nog altijd in de problemen zat en nog lang niet genezen was.

De voorzitter: Was men algemeen voor dat feest uitgenodigd? Of waren mensen bewust uitgenodigd?

De heer Bos: Er is bewust uitgenodigd.

De heer Van den Doel: Mijnheer Bos, er doen allerlei verhalen de ronde over het vliegtuig en de lading. Sommigen noemen het spookverhalen, anderen complottheorieën. U bent een van de mensen geweest die heeft gezegd dat het vliegtuig in de omgeving van Marken een deel van de lading zou hebben gedumpt. Ik neem aan dat u dat niet zelf heeft gezien, want u was op het moment van de crash in uw eigen flat. Wie heeft het dan waargenomen?

De heer Bos: Inwoners uit Marken.

De heer Van den Doel: Hebben die mensen zich bij u gemeld'?

De heer Bos: Dat is op een zeer toevallige manier gegaan. Ik had op een gegeven moment een jongen thuis achter de computer zitten, die daar veel lol in had. Die jongen heeft op zijn school in Amsterdam-Noord over ons werk gesproken. Er is toen een discussie losgebarsten, waarbij een vriendje van hem zei: Dat ding is bij ons in het water gekomen.

De heer Van den Doel: Wat bedoelt u met "dat ding?"

De heer Bos: Het zou gaan om een DC3-motor, die aan boord van het toestel had gezeten.

De heer Van den Doel: Het gaat hier dus niet om een van de motoren die afgevallen is, maar om een deel van de lading die -- volgens de bronnen die u heeft -- gedumpt zou zijn tijdens de vlucht?

De heer Van den Doel: Heeft u enig idee hoeveel zo'n motor weegt?

De heer Bos: Het gaat om duizenden kilo's, lijkt mij.

De heer Van den Doel: Acht u het mogelijk dat men nog tijd had om tijdens de vlucht, terwijl de bemanning bezig was om de kist in de lucht te houden, een motor via die ene deur naar buiten te werken?

De heer Bos: U zegt: tijdens die vlucht, terwijl de bemanning in nood zat. Dat is het vraagteken. Officieel is het toestel daar nooit geweest. Als je 's morgens vroeg goed kijkt en de vliegtuigen van El Al ziet opstijgen, zie je ze vrij hoog over Noord-Holland afbuigen, niet bij Burgerdam.

De heer Van den Doel: Nogmaals, u bent een van degenen die die verhalen doorvertelt.

De heer Bos: Nee, ik ben niet een van degenen die de verhalen doorvertelt. Ik heb dit verhaal aan de commissie doorgegeven.

De heer Van den Doel: Die verhalen doen de ronde. Nogmaals, acht u het zelf mogelijk dat dit gebeurd is?

De heer Bos: Ik sluit het niet uit. Ik ben geen technicus, maar als ik hoor dat een piloot, wanneer hij niet kan stijgen, de mogelijkheid heeft om hydraulisch vanuit de cabine een deur te openen, sluit ik die optie niet uit. Dat betekent in dit geval alleen dat het toestel al veel eerder in nood zat dan men heeft doen voorkomen. Men zei dat het toestel in nood kwam, nadat de motoren waren uitgevallen.

De heer Van den Doel: Waarom zou naar uw mening die ene specifieke motor gedumpt moeten worden?

De heer Bos: Ik denk, zoals ook RLD'ers uit de toren hebben gemeld, omdat dat ding voor geen meter steeg. Ik zie daar de verklaring.

De heer Van den Doel: U zegt dus: er was te veel gewicht, hij was overbeladen en hij moest lading kwijt?

De heer Bos: Ik sluit dat niet uit.

De heer Van den Doel: Is dat uw redenering?

De heer Bos: Dat is wat wij vermoeden. Ik heb geen bewijzen. Ik denk dat het aan deze commissie is om daar aan waarheidsvinding te doen.

De heer Van den Doel: Mijnheer Bos, ik kom nu bij een ander verhaal dat u ons heeft verteld. U weet dat deze commissie er is om de waarheid boven tafel te krijgen. Er zou volgens u sprake zijn van smokkel over de weg van zware metalen uit Oost-Europa via Nederland, die dan door El Al vervoerd zouden worden.

De heer Bos: Wij zijn met een onderzoek bezig. Dat loopt. Als ik daarover ga spreken, ben ik op dit moment speculatief. Wij hebben een getuige die beweert in dat kader een overslagpunt te zijn geweest. Wij zijn aan alle kanten bezig om erachter te komen hoe of wat.

De heer Van den Doel: Om welke zware metalen zou het dan gaan? Oud ijzer?

De heer Bos: Het gaat niet om oud ijzer.

De heer Van den Doel: Waar gaat het dan om?

De heer Bos: Het zou in dat kader kunnen gaan om plutonium uit de kerncentrales uit het Russisch gebied. Het zou ook kunnen gaan om cesium.

De heer Van den Doel: Maar wat u zegt is speculatief'? U heeft daar geen harde bewijzen voor?

De heer Bos: Er zijn bepaalde aanwijzingen dat het om cesium gaat.

De heer Van den Doel: Welke aanwijzingen?

De heer Bos: Het gaat om iemand die al meerdere keren heeft geprobeerd bij de Nederlandse overheid aangifte te doen.

De heer Van den Doel: Waarvan?

De heer Bos: Van deze praktijken.

De heer Van den Doel: Smokkel?

De heer Bos: Ja. Die mijnheer heeft zich uiteindelijk bij ons gemeld.

De heer Van den Doel: Hoe vaak hebben dergelijke transporten plaatsgevonden'?

De heer Bos: Volgens die mijnheer iedere week.

De heer Van den Doel: Iedere week. En wat bevat dat transport volgens hem?

De heer Bos: Hij heeft zelf; als ik het goed heb begrepen, voor een deel aan die tochten meegedaan. Hij is dus ook op de locaties geweest.

De heer Van den Doel: Welke locaties zijn dat?

De heer Bos: Het frappante is dat hij bepaalde namen heeft gegeven van personen. Een van die personen is vorig jaar in Duitsland gearresteerd op het bezit van een grote hoeveelheid cesium. Hij zit daar nu in de gevangenis. De Nederlandse overheid weigerde het verhaal van de man aan te horen of te onderzoeken.

De heer Van den Doel: Naar welke plaats heeft dat transport plaatsgevonden? Het is over de grens gekomen ergens in Nederland. Waar is het toen naartoe gegaan?

De heer Bos: Dat is naar een plaats in Limburg gegaan. Vanuit Limburg werd het overgebracht naar El Al op Schiphol. Zo luidde althans de verklaring van die getuige.

De heer Van den Doel: U heeft een verhaal, dat niet gedekt wordt door andere verhalen.

De heer Bos: Daarom zeg ik ook dat wij dit niet naar buiten brengen. Wij hebben de commissie geïnformeerd dat wij met een onderzoek bezig zijn. Wij werken veelal net als de pers. Je brengt een verhaal naar buiten, als je twee keer bevestiging hebt.

De heer Van den Doel: Wat ging er gebeuren met dat transport, als het op Schiphol aankwam?

De heer Bos: Wij hebben gehoord dat het daar werd overgenomen. Verder wist die man het ook niet.

De heer Van den Doel: Door wie overgenomen?

De heer Bos: Door mensen van de Mossad.

De heer Van den Doel: Kende de mijnheer die u dat verhaal vertelde, die mensen ook?

De heer Bos: Hij kent die mensen.

De heer Van den Doel: Welke mijnheer is dat?

De heer Bos: Ik kan hier op dit moment geen naam noemen. We zullen de naam graag buiten de commissie om bekendmaken.

De heer Van den Doel: Waarom kunt u hier de naam niet noemen?

De heer Bos: Omdat deze man zelf het gevoel heeft dat hij wordt bedreigd.

De heer Van den Doel: Mijnheer Bos, ik constateer dat u een verhaal gehoord heeft van een persoon, waarnaar u nog onderzoek doet en waarvoor u nog geen harde bewijzen hebt.

De heer Bos: Geen dubbele bewijzen. Deze man vertelt een heel duidelijk verhaal. Hij geeft naam en toenaam binnen de organisatie.

De heer Van den Doel: Heeft u dat niet allemaal zelf nagetrokken?

De heer Bos: Daar zijn we nog mee bezig; voor een deel is dat nagetrokken.

De heer Van den Doel: Kunt u wat u nagetrokken heeft, al vertellen?

De heer Bos: Daarmee loop ik het risico dat ik mensen in gevaar breng. Daarom wil ik dat buiten deze commissie houden. Beter gezegd: buiten de openbaarheid.

De voorzitter: Werkt uw commissie onder de naam "Het klankbord'?"

De heer Bos: Ja. We zijn een belangenbehartigingsorganisatievoor slachtoffers in het algemeen, dus bewoners, hulpverleners et cetera.

De voorzitter: Wanneer rapporteert deze commissie?

De heer Bos: Het inloopcentrum was zeer laagdrempelig. Niemand werd geregistreerd. Er is een beperktere groep waarmee ik doorlopend terugkoppel. Ik heb van bepaalde slachtoffers de gegevens. Als ik verkeerde uitspraken doe, word ik in negen van de tien keren teruggefloten.

De voorzitter: Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vraag u wanneer u met een rapportage komt over de waarheid van wat u net tegen de heer Van den Doel heeft verteld.

De heer Bos: Ik rapporteer puur aan u als enquêtecommissie.

De voorzitter: Wanneer heeft u voor uzelf als doel gesteld dat u met het bewijsmateriaal naar buiten komt'?

De heer Bos: Zo gauw wij de bewijzen hebben en de verantwoordelijken daarin het aandurven, daar daadwerkelijk iets mee te gaan doen.

De voorzitter: Sinds wanneer is de commissie met haar werkzaamheden begonnen'?

De heer Bos: Wij zijn al vanaf 1993 met ons onderzoek gestart.

De voorzitter: Het is nu bijna vijf; zes jaar later. U heeft het bewijsmateriaal nog steeds niet boven water, maar er komt volgens u iedere week een transport van Duitsland via Nederland naar Schiphol.

De heer Bos: Daar ben ik geen jaren mee bezig. Dat speelt pas enige maanden.

De heer Oudkerk: U heeft de commissie ook over een aantal andere zaken geïnformeerd. U heeft ons geïnformeerd over een transportbedrijf uit Uithoorn dat speciaal voor El Al zorgt voor het vervoer van materiaal tussen Parijs en Amsterdam.

De heer Bos: Dat klopt.

De heer Oudkerk: Waarom is het ongewoon dat een transportbedrijf dat doet?

De heer Bos: Ik heb vernomen dat het ging om een bedrijf dat zonder uiterlijke herkenning reed en dat uitsluitend lading voor El Al transporteert tussen Frankrijk en Nederland. Dat zou gebeuren in verzegelde wagens. De wagens zouden bij Schiphol worden geparkeerd en overgenomen worden door veiligheidsmensen van El Al.

De heer Oudkerk: Heeft u informatie over wat er in die wagens zou zitten'?

De heer Bos: Niet exact. Niet met zekerheid. Een van de chauffeurs heeft mij op een gegeven moment gemeld dat het zou gaan om munitie met uraniumkoppen.

De heer Oudkerk: U heeft daar aanwijzingen voor, maar die zijn niet hard te maken?

De heer Bos: Ik heb dat nog niet hard kunnen krijgen. Vandaar dat ik ook daar niet mee naar buiten ben gekomen. Ik heb intussen van drie verschillende mensen daarover bericht gekregen.

De heer Oudkerk: Welke verschillende mensen zijn dat'?

De heer Bos: Zij beweren, onafhankelijk van elkaar, chauffeur te zijn bij het bedrijf:

De heer Oudkerk: Kan ik het desbetreffende bedrijf terugvinden in het telefoonboek?

De heer Bos: Volgens hun zeggen zou het niet in het telefoonboek staan.

De heer Oudkerk: Omdat het geen Nederlands bedrijf is'?

De heer Bos: Omdat het bedrijf slechts een klant heeft.

De heer Oudkerk: Het is een transportbedrijf. Het vervoert naar uw zeggen alleen spullen voor El Al. Het is niet als zodanig geregistreerd, begrijp ik.

De heer Bos: Dat zijn voor ons ook de vraagtekens. Daarom vragen wij iedere keer: Jongens, wat gebeurt hier'? Waarom worden wij aan alle kanten iedere keer in de maling genomen?

De heer Oudkerk: Ik begrijp dat drie chauffeurs, onafhankelijk van elkaar, hebben verklaard dat de lading onder andere uranium of plutonium zou bevatten. Was het uranium of plutonium?

De heer Bos: Er werd gesproken over uraniumhoudende koppen.

De heer Oudkerk: Die drie chauffeurs hebben dat onafhankelijk van elkaar aan leden van uw commissie verklaard?

De heer Bos: Ja.

De heer Oudkerk: Wanneer is dat gebeurd?

De heer Bos: Dat is in de loop der jaren een paar keer gebeurd. Het is vorig jaar de laatste keer geweest. Dat was tijdens een uitzending van Talk Radio.

De heer Oudkerk: Talk Radio is een radiostation?

De heer Bos: Talk Radio is een radiostation in Amsterdam. Het zit nu volledig op het financieel gebied. Zij hebben een omslag in de programmering gemaakt.

De heer Oudkerk: Bestaat daar nog een bandopname van?

De heer Bos: U zou bij Talk Radio kunnen informeren.

De heer Oudkerk: Die band heelt u niet in uw bezit'? Die heeft u niet opgevraagd'?

De heer Bos: Die band heb ik niet in mijn bezit.

De heer Oudkerk: Is er op enig andere wijze te staven dat het verhaal van de drie chauffeurs klopt?

De heer Bos: Wij zijn bezig met een onderzoek. Ik heb al aangegeven dat wij alles vanuit een uitkering moeten doen. Wij kunnen dus geen kapitalen investeren in onderzoeken. Wij krijgen ook geen subsidies voor onderzoek.

De heer Oudkerk: Wat zou u onderzoeken wanneer u voldoende geld had'?

De heer Bos: Ik zou bijvoorbeeld gaan onderzoeken welke wagens hier leveren.

De heer Oudkerk: Hoe zou u dat doen?

De heer Bos: Via kentekens kan men, als die betrouwbaar zijn, achterhalen waar het vandaan komt.

De heer Oudkerk: Gaat het hier ook om wekelijkse transporten?

De heer Bos: Dat durf ik niet te zeggen.

De heer Oudkerk: U heeft de commissie ook meegedeeld dat u nog steeds onderzoek laat doen of doet naar de verdwenen cockpit-voicerecorder. Is dat juist?

De heer Bos: Ja.

De heer Oudkerk: Wat behelst dat onderzoek?

De heer Bos: Wij hopen hem te traceren. Ik heb begrepen dat de eigenaar het apparaat onder geen voorwaarde wil afstaan.

De heer Oudkerk: De eigenaar is in dit geval een instantie of een persoon?

De heer Bos: In dit geval zou het draaien om een burger, die hem in huis zou hebben.

De heer Oudkerk: Wanneer heeft die hem mee naar huis genomen? Op de avond van de ramp?

De heer Bos: Dat weet ik niet. Alles wat ik daarover zeg, is speculatief.

De heer Oudkerk: Wat weet u van horen zeggen?

De heer Bos: Ik heb het onderzoek niet helemaal alleen gedaan. Er is een getuige bij geweest. Ik denk op zichzelf dat het een redelijk betrouwbare getuige is. Die wist om wat voor type recorder het ging. Aan de hand van de gegevens die deze mijnheer wist te verstrekken, over hoe die er exact uitzag, zou het vermoedelijk om deze bewuste recorder gaan.

De heer Oudkerk: U zou dat kunnen traceren. De recorders hebben een serienummer.

De heer Bos: Dat zou mogelijk zijn. Dan moeten wij eerst het serienummer weten.

De heer Oudkerk: Bestaat daar nog een bandopname van?

De heer Bos: U zou bij Talk Radio kunnen informeren.

De heer Oudkerk: Die band heelt u niet in uw bezit'? Die heeft u niet opgevraagd'?

De heer Bos: Die band heb ik niet in mijn bezit.

De heer Oudkerk: Is er op enig andere wijze te staven dat het verhaal van de drie chauffeurs klopt?

De heer Bos: Wij zijn bezig met een onderzoek. Ik heb al aangegeven dat wij alles vanuit een uitkering moeten doen. Wij kunnen dus geen kapitalen investeren in onderzoeken. Wij krijgen ook geen subsidies voor onderzoek.

De heer Oudkerk: Wat zou u onderzoeken wanneer u voldoende geld had'?

De heer Bos: Ik zou bijvoorbeeld gaan onderzoeken welke wagens hier leveren.

De heer Oudkerk: Hoe zou u dat doen?

De heer Bos: Via kentekens kan men, als die betrouwbaar zijn, achterhalen waar het vandaan komt.

De heer Oudkerk: Gaat het hier ook om wekelijkse transporten?

De heer Bos: Dat durf ik niet te zeggen.

De heer Oudkerk: U heeft de commissie ook meegedeeld dat u nog steeds onderzoek laat doen of doet naar de verdwenen cockpit-voicerecorder. Is dat juist?

De heer Bos: Ja.

De heer Oudkerk: Wat behelst dat onderzoek?

De heer Bos: Wij hopen hem te traceren. Ik heb begrepen dat de eigenaar het apparaat onder geen voorwaarde wil afstaan.

De heer Oudkerk: De eigenaar is in dit geval een instantie of een persoon?

De heer Bos: In dit geval zou het draaien om een burger, die hem in huis zou hebben.

De heer Oudkerk: Wanneer heeft die hem mee naar huis genomen? Op de avond van de ramp?

De heer Bos: Dat weet ik niet. Alles wat ik daarover zeg, is speculatief.

De heer Oudkerk: Wat weet u van horen zeggen?

De heer Bos: Ik heb het onderzoek niet helemaal alleen gedaan. Er is een getuige bij geweest. Ik denk op zichzelf dat het een redelijk betrouwbare getuige is. Die wist om wat voor type recorder het ging. Aan de hand van de gegevens die deze mijnheer wist te verstrekken, over hoe die er exact uitzag, zou het vermoedelijk om deze bewuste recorder gaan.

De heer Oudkerk: U zou dat kunnen traceren. De recorders hebben een serienummer.

De heer Bos: Dat zou mogelijk zijn. Dan moeten wij eerst het serienummer weten.

De voorzitter: Hartelijk dank voor de informatie.

Sluiting 14.22 uur.

Paraaf voor gezien:



Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.