Door Harry Verbon
Ingrijpen in de economie als dat een daling betekent van het geluk, dus het nut, van negen op de tien mensen, slaat nergens op. Ook al wordt daarmee de marktwerking bevorderd. Daarom is het afschaffen van de 9 tot 5-economie 66k economisch onverantwoord, betoogt Harry Verbon.
Deze week vonden er twee gebeurtenissen plaats die de liefhebbers van de 24-uurs-economie moeten hebben aangegrepen. Eerst kondigde demissionair minister van Economische Zaken Hans Wijers aan dat hij niet langer beschikbaar is voor een ministerspost in Paars II. Een paar dagen later maakte de Stichting voor Economisch Onderzoek de resultaten van een onderzoek bekend waaruit bleek dat Nederlanders genoeg beginnen te krijgen van de 24-uurs-economie. Wat een bijzonder toeval.
Hans Wijers was met voorsprong de meest paarse minister in Paars 1 en de belichaming van de paradox die Paars 1 was, die rare mengelmoes van socialisme, liberalisme en individualisme. Aan de ene kant wilde Wijers zich graag voordoen als de familyman, de man die belangrijke afspraken afzegde voor een gezinsgebeurtenis. Aan de andere kant is hij ook de man geworden die door flexibilisering van de economie het gezinsleven juist op de tocht heeft gezet.
Wat er fout is aan de 24-uurs-economie is dat deze het mensen moeilijker, zo niet onmogelijk kan maken op geregelde tijdstippen contact te hebben met hun gezinsleden. Voor veel mensen is regelmaat en een geordende dagindeling binnen het gezin een minimumvoorwaarde om een behoorlijk leven te kunnen leiden. Het zou mij niet verbazen als dat voor meer dan 90 procent van de mensen geldt. De 9-tot-5 economie die tot Paars-I de norm was, had als groot voordeel dat die regelmaat vanzelfsprekend mogelijk was. Omdat iedereen op dezelfde tijd werkt, is iedereen ook op dezelfde tijd vrij en kan het gezinsleven tot ontplooiing komen.
Als arbeidstijden in de geest van de 24-uurs-economie variabel zijn, ontstaat er een coördinatieprobleem binnen gezinnen: de gezinsleden zullen hun activiteiten zodanig op elkaar moeten afstemmen dat ze elkaar ook kunnen ontmoeten. Kunnen we de oplossing van dat coördinatieprobleem aan de markt overlaten? Te vrezen valt van niet: de markt heeft geen boodschap aan sociale cohesie. De markt zoekt voor zijn transacties plaats en tijd uit die tot het grootste profijt leiden. Dat kan leiden tot het wegvallen van de mogelijkheid dat kinderen hun ouders en ouders elkaar nog eens te spreken krijgen. Het verlies van geborgenheid en zorg voor elkaar die daar het gevolg van zijn, kan, wat mij betreft, niet zwaar genoeg worden genomen.
Ten eerste zal dat voor velen een aantasting van hun geluk betekenen. Hoewel 'geluk' een zachte ongrijpbare term lijkt, zou deze ontwikkeling juist economen bezorgd moeten maken. Zij hoeven daarvoor alleen maar het woord geluk te vervangen door een van de woorden uit hun jargon, namelijk nut'. Het kan toch nooit de bedoeling zijn van Institutionele veranderingen in de economie dat die een daling van het nut voor zo veel men~i betekenen? Helaas hoor ik economen meestal alleen maar juichen bij het idee dat alles altijd en overal te koop zal zijn in een 24-uurs-economie.
Ten tweede kan de 24-uurs-economie ook nog eens tot ongewenste niet-economische effecten leiden: het lijkt mij niet al te boud om de hypothese voor waar te houden dat er een negatieve relatie is tussen de mate van flexibilisering van een economie en de omvang van de jeugdcriminaliteit. Kinderen die hun ouders hoogstens van de zogeheten kwaliteitsuren kennen, zullen ook minder verantwoordelijkheidsbesef voor andere generaties bijgebracht kunnen worden. Daarvoor moet er toch minstens een voorbeeld gegeven worden. De 24-uurs-economie ondermijnt zo ook de solidariteit tussen generaties. De 24-uurs-economie leidt tot een economie waarin blinde marktkrachten de relaties binnen gezinnen gaan bepalen. Het ingrijpen van bovenaf (het opleggen van een 9-tot-5 economie) leidt dan tot meer welvaart dan onder de 24-uurs-economie haalbaar is.
De 9-tot-5 economie is bevochten door vakbonden, socialistische en confessionele partijen en gesteund door de overheid die met de algemeen verbindendverklaring van CAO-afspraken dit regime breed oplegde. Het coördinatieprobleem is dus buiten blinde marktkrachten om via onderhandelingen tot een oplossing gekomen. Uitzonderingen zijn er altijd geweest Ziekenhuizen, openbaar vervoer en continubedrijven zijn om meer of minder voor de hand liggende redenen uitgesloten geweest van het geijkte patroon.
Maar het feit dat dit soort activiteiten uitzonderingen waren en dus in de regel beter beloond werden dan de gebruikelijke banen, betekende ook direct een bescherming voor degenen die de onregelmatige tijden een te groot offer vonden. In een 24-uurseconomie zal het werken op onregelmatige tijden eenvoudigweg niet meer gedefinieerd zijn. De markt kent geen onregelmatige tijden. De markt kent ook geen gezinnen. Verwijzingen naar het belang van gezinsleven wordt vaak als een uiting van kneuterigheid en het oproepen van de spruitjesgeur uit de jaren vijftig beschouwd.
Het gezin is echter nog altijd de basis voor onze samenleving. De 24-uurseconomie is vooral goed voor de randstedelijke yup die '5 avonds om 11 uur nog een fles champagne en een ons kaviaar wil kunnen kopen en geen boodschap heeft aan het ritme in gezinnen. Het is te hopen dat met het vertrek van Hans Wijers en de decimering van D66 bij de laatste verkiezingen de 24-uurs economie door de politiek tot een terugtocht wordt gedwongen.
Harrie Verbon is hoogleraar Openbare Financiên aan de Katholieke Universiteit Brabant
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Internet site:
http://www.sdnl.nl/verbon-2.htm