Antecedentenregister RM . . . . SDN homepage . . . . Mijn Pleidooi


    Rotterdam 01-12-01.

    A. v. Velsen
    Pa. Mathennesse dijk 223 F
    3027 BL ROTTERDAM

    A. v. Velsen
    Cel 169, P.I. Torentijd
    Pb. 8064, 4330 EB Middelburg

    BEZWAAR TEGEN OVERWEGINGEN TOT INBEWARINGSTELLING OP GROND VAN ERNSTIGE TEGEN MIJ GEREZEN BEZWAREN.

    Ik bezwaar mij tegen de overweging dat er weer een psychiatrisch en/of psychologisch onderzoek op mij plaats zou moeten vinden. Onderzoek werd reeds door de Rotterdamse forensisch psychiatrische dienst, in opdracht van de Rechter-Commissaris en diverse malen in opdracht van de politie uitgevoerd.

    Op eigen initiatief heb ik, om mijzelf te behoeden voor "ABUIS" (het doel heiligt immers de middelen) van de korpschef, de hoofdofficier van Justitie en de Burgemeester, (de zogenoemde driehoek), via mijn huisarts contact opgenomen met de forensische dienst van de T.B.S. kliniek "de Waag"in Utrecht, en later ook nog met de psychiater dhr. S.J. Mathijsen uit Zeist.

    In verband met deze mogelijkheid denk ik terug aan de afvalverwerkings ondernemer uit Beuningen, die door toedoen van de driehoek Nijmegen, enige tijd ongerechtvaardigd werd opgeborgen in een psychiatrische inrichting, als doel hem monddood te maken en ondeskundig en falend justitiebeleid te verdoezelen.

    Uit geen van de rapporten van deze deskundigenbleek de noodzaak van een verder onderzoek, duidelijk is echter wel dat ik een eigenwijze man ben die rehabilitatie zoekt, zijn naam gezuiverd wil zien van dat smadelijke stigma wat hem door Justitie is opgelegd.

    Nu echter de raadkamer te kampen heeft met een man die volhard in zijn goed onderbouwde standpunten, grijpt zij als laatste middel terug naar de reeds beproefde psychiatrische trajecten maar nu door, zoals de voorzitter van de raadkamer mij meedeelde, de aan hem bekende psychiater Dhr. Oei. Tijdens deze zitting, waar geen raadsman bij aanwezig was ben ik akkoord gegaan met een gesprek met deze bekende van de voorzitter, echter onder voorwaarde dat, hij op twee stoelen tegelijk zou gaan zitten, zoals de voorzitter mij toezegde, dus ook mijn belangen zou laten meewegen.

    Ook bezwaar ik mij tegen de overweging dat er gewichtige redenen zouden zijn van maat- schappelijke veiligheid vanwege een vermeend door mij te begaan misdrijf, waardoor de ge- zondheid en/of veiligheid van personen in gevaar kunnen komen. Zoals eerder door mij aan politie en Justitie is verklaard, onthoud ik mij van alle vormen van geweld en disproportionele protesten, dat zou immers mijn streven naar rehabilitatie en geloofwaardigheid ondermijnen.

    De aangiften van vermeende bedreiging en/of inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, te dwingen iets al of niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen zijn niet relevant aan de bij betrokkenen bekend zijnde motivaties welke mijn acties rechtvaardigen.

    Dat een zekere angst bij betrokkenen heerst vanwege mogelijke imago beschadiging van verantwoordelijke functionarissen door de gepleegde ontoelaatbare overheidsdaden en het opzettelijk hinderen van de rechtsgang door de Off. v. justitie, is voorstelbaar, maar het mag duidelijk zijn dat dit niet aan mij te verwijten is.

    1 Blz. TA 188 A

    Gezien het schaamteloos onhumaan handelen van politie en justitie, de hypocriete formulering van het sepot door de Off. v. Justitie en zijn weigering steekhoudende brieven te beantwoorden, alsmede zijn weigering een aangifte op te laten nemen betreffende de valse aangifte tegen mij, ben ik op een voor de rechtstaat ongepaste wijze behandeld. Mijn terechte protest als slachtoffer van politie en Justitie is om deze reden op bescheiden wijze tegen de verantwoordelijken gericht.

    Ook nam ik op méér indringende wijze in de privé sfeer contact op met de hoogste functionarissen van politie en Justitie. O.a. de Secretaris-Generaal van justitie, dhr. Mr. Borghouts, wonende te Heemstede, heb ik tel. medegedeeld dat het geen pas geeft om slachtoffers van Justitie zo te behandelen, ik ben nooit bij de heer Borghouts aan huis geweest, ook niet bij de korpschef dhr. Ludken in Teteringen, evenmin bij de Hoofd officier van Justitie Mr. Van Brummen, wel aan de overzijde van zijn woning aan de willemskade in Rotterdam. Dit heeft tot deze overtrokken aangiften tegen mij geleid. Groot is echter de tegenstelling met Burgemeester Opstelten van Rotterdam en zijn echtgenote, waar ik ten huize urenlange gesprekken heb gevoerd. Ook mevr. Korthals heeft mij uiterst vriendelijk te woord gestaan en zelfs getracht om e.e.a. voor mij bespreekbaar te maken. Dit heeft tot betere resultaten geleid dan deze aangiften en ik ben hun dankbaar voor het geduld en begrip wat zij opbrachten en zich onthielden van een dubieuze aangifte.

    De politie heeft in tegenstelling tot hetgeen is geïnsinueerd, geen eind gemaakt aan mijn protestactie. Op donderdag 15 november + 11.30 Hr. werd ik tel. benaderd door rechercheur Bakker en Boom tijdens mijn bezoek aan psychiater dhr. S.J. Mathijsen, die evenals Baron Groeninx van Zoelen als bemiddelaar in dit conflict deelneemt. Tijdens dit gesprek bracht ik reeds naar voren dat ik de acties vanwege onderstaande en op advies van de bemiddelaars inmiddels had beëindigd.

    • vanwege de contacten met uitgeverij "Fontein " te Baarn i.v.m. een eventueel boek over mijn avonturen met de politie en Justitie.

    • Naderend bericht van de ombudsman.

    • Verleende machtiging voorlopig verblijf van Cubaanse relatie.

    • Een eventuele evaluatie van de problemen .

    Betreffende aanraking met de politie terzake openbare orde ben ik in staat mij duidelijk te verweren i.v.m. mijn huisvestingsproblemen.

    I.v.m. het omstreden "zedendelict" is de oorzaak te vinden in de valse verklaring (aangifte) in combinatie met het domme, ondeskundige en vooringenomen recherche onderzoek, waarin leugen, bedrog en diefstal van de zijde van politie en Justitie duidelijk is.

    Wat betreft "vermogensdelicten" ben ik niet op de hoogte van feiten van na 1975, wat niet wegneemt dat ik mij nog moet schamen voor mijn toenmalige prestaties.

    Het vermeende feit zou het gevolg zijn van "een zo disproportionele reactie op een geringe aanleiding". Dit is een uiterst vreemde constatering welke in schrille tegenstelling staat tot dat wat voor ieder weldenkend mens wél duidelijk zal zijn.

    2 Blz. TA 188 B

    De bewoording "disproportionele reactie" is ongerechtvaardigd, het gaat hier niet om een protest tegen onterechte bejegening i.v.m. een fietsdiefstal. Het gaat om doelbewuste malversaties van zowel de aangeefster met haar vrienden alsook om ontoelaatbare overheidsdaden van de politie en justitie, die de ernstigste misdaden die er zijn met mijn justitieel document in verband hebben gebracht. Bovendien heeft de politie op geheel eigen titel poging tot doodstraf aan het dossier toegevoegd om, zoals zij later ter verdediging aanvoerde, mij sneller tot bekentenis te laten komen. Dit zou in de Sovjet-Unie zelfs schandalig zijn.

    Door deze gedragen heb ik niets meer te verliezen en zet mij ondanks de consequenties in voor een eerlijker behandeling van deze verdachten, waarvan zelfs ten gevolge van deze vernederingen zelfmoorden zijn gepleegd.

    Het is onvoorstelbaar dat de officier van Justitie na het trauma en onbehoorlijke ervaringen die mij door schuld van politie en Justitie zijn overkomen, opnieuw kiest voor vooringenomen verdraaiingen en voorstellingen van zaken, die zodanig overdreven zijn dat mij vermeende strafbare feiten ten laste gelegd kunnen worden, welke niet reëel zijn.

    Indien er bij mij sprake zou zijn van een bescheiden "obsessie" welke overigens volgens deskundigen geen verder onderzoek of behandeling behoeft en bovendien niet verboden is, zou dit oook bij de raadkamer bekend moeten zijn. Bescheiden obsessie is doorgaans altijd gezien als de motor van de ontwikkeling van de mensheid, doch wordt door de raadkamer in combinatie met vermeende psycho en sociale problematiek gebruikt om de ellende die de politie heeft veroorzaakt te verdoezelen.

    Betreffende het "persisteren" van vermeende feiten wijs ik naar hetgeen ik eerder in deze brief aangaf, dat was dat ik reeds melde dat ik in belang van het verdere verloop van de ontwikkelingen was gestopt met mijn actie (voorlopig) en dus niet persisteerde.

    Ik persisteer dat ik terecht actie heb gevoerd tegen feiten door politie en Justitie begaan, en ik daarbij geen bedreiging was voor betrokkenen. De aangevers vormen zelf een bedreiging, voor zichzelf, vanwege hun misdadige pogingen om hun daden, of dat van hun personeel te verdonkermanen en een aanfluiting voor de rechtstaat.

    Functionarissen hebben geen rechten doen gelden, evenmin hebben zij moreel rechtvaardig gehandeld, strijd en spanning voorkomen, of schade beperkt of in redelijkheid afgewikkeld.

    Ikzelf heb het bewijs geleverd, maar hieruit is m.i. niet de overtuiging te distilleren dat er werkelijk sprake is van stalking, belaging of bedreiging.

    A. van Velsen


    Blz. TA 188 C

gepubliceerd bij: St. Sociale Databank Nederland