Antecedentenregister RM . . . . SDN homepage . . . . Mijn Pleidooi


    Gouda, 04-08-01.

    A. v. Velsen
    P.a.. Soesterbergse str. 6 b. 3768 EH. Soest
    3706 CB. ZEIST

    Per Faxbericht.

    Aan: De vice- President v/d Rechtbank,
    Mr. S.J. van Klaveren.
    Griffie v/h arr. Parket te Rotterdam.
    P.b. 50956
    3007 BT. Rotterdam.

    Uw kenmerk; RK 00/1283 en 00/1284 Onderwerp; Omstreden zitting dd. 8 augustus

    Parket No. 031604-99

    Edelachtbare heer van Klaveren,

    In de brief (bijlage) van 31-07 deelde ik U mede dat ik nog nader zou berichten of ik gevolg zou geven aan de oproep om te verschijnen ter openbare terechtszitting van de Rotterdamse rechtbank op 08 aug.

    Na gesprekken met o.a. de heer Borghouts heb ik nagedacht omtrent het wel of niet moreel rechtvaardig karakter van een zitting die schadevergoeding behandeld ten gevolge van de hechtenis waarvan niet is erkend door de officier van Justitie dat dit onterecht aan mij werd opgelegd, immers de Officier twijfelt aan mijn onschuld.

    Op 29 maart verzond de korpsleiding n.a.v. een gesprek met de hoofdinspecteur van politie M.P.A.C. Baeten en off. v. Justitie Mr. H.F. Mos een verslag (bijl. A) van het de dag daarvoor gehouden gesprek om uit de impasse te geraken, waarin 20 omstreden punten werden genoemd waarop ik mijn reactie gaf op 19 april. (bijl. B) In strijd met de slinkse wijze waarop korpsleiding en de officier v. Justitie de kardinale punten omtrent falen en daden van politie en Justitie tactisch uit het gesprek weren of omzeilen, heb ik in de reactie de voor Justitie en politie onverteerbare en vernederende waarheid keurig omschreven. Als antwoord kreeg ik van Mr. Mos op 25 april een schrijven welke niet voor beroep of verweer vatbaar was.(bijl.C) De verwijzing naar de rechter ten aanzien van het gestelde is niet relevant daar de zitting alleen de schadevergoeding op grond van art. 89 en 591a behandeld.

    Daar de officier naar de rechter verwees verzoek ik U tevens aandacht aan dit onderwerp te schenken. Doordat, zoals ik in eerdere brieven heb uitgelegd, fouten zijn gemaakt door politie en Justitie die het boven tafel brengen van de waarheid buitengewoon hebben bemoeilijkt, zo niet onmogelijk hebben gemaakt is de zaak door de Officier gemakshalve geseponeerd wegens `onvoldoende` bewijs. Mis !! er is voldoende bewijs doch de Off Mos heeft er geen belang bij om de door incompetente werkwijze van de recherche gefrustreerde ontlastende bewijsvoering, welke door mij met logische feiten werd onderbouwd, met voldoende inzet te onderzoeken.

    Gezien de ernst van de vermeende strafbare feiten, zowel die van verkrachting, poging tot doodslag en vrijheidberoving, als van het doen van valse aangifte, is de gemakzuchtige motivatie om tot sepot over te gaan vanwege eigen falen, incompetentie en verkeerd Justitie beleid, tot 2 maal een schot in eigen Justitieel doel geweest.

    Mij restte niet anders dan ontlastend bewijs te verzamelen uit de eigen verklaringen van aangeefster en haar "getuigen". Dit bewijs bestaat uit een groot aantal feitelijke leugens in de belastende verklaringen van aangeefster welke ik goed onderbouwd aan recherche en aan Justitie heb overlegd, doch door Off. v.Justitie Mr. Mos niet als bewijs wordt gezien. Door deze zienswijze was ik genoodzaakt om deze, m.i. dwaling van de Officier te melden aan de heer Borghouts. (bijlage briefdeel blz TA. 074)

    Ondanks de wetenschap dat de aangifte talloze leugens (volgens de heer mos vergissingen) bevat, kent de Justitie, mede als gevolg van de door de politie en Justitie gepleegde ontoelaatbare overheidsdaden hieraan een waarde toe, welke de hele zaak tot een moreel onverdedigbare puinhoop heeft gemaakt.

    De pijnlijke samenloop van omstandigheden welke tot de huidige situatie hebben geleid, zouden kunnen worden gezien als praktische leerschool voor betrokkenen, immers niet alleen politie, maar ook Justitie functionarissen hebben fouten gemaakt, terwijl ook Justitie beleid te wensen over liet zo melde mij de heer Borghouts.

    Indien ik op enige wijze schuld heb aan het gebeurde, hoor ik dit graag, zoniet vraag ik U rekening te houden met de morele rechtvaardigheid en de wet gelijke persoonsbehandeling.

    Op de zitting zal ik nader verklaren omtrent de toekomst van politie en Justitie functionarissen en A. van Velsen.

    Ik verschijn op de zitting.

    Hoogachtend,

    A. van Velsen


    C.c. Secretaris Generaal Mr. H.C.J.L. Borghouts, off.v. Justitie Mr. Mos, korpschef dhr. B.A. Ludken.

    Bijlage, A,B,C, blz TA. 074, TA. 44 en 238 / TA. 77 betreffende psychisch en arbeidsdeskundig onderzoek.

    Blz. TA 75

gepubliceerd bij: St. Sociale Databank Nederland