Peter Blom reageert


Snuffelhoekje . . . SDN homepage


Het einde van de economie

mailto:nn@nnmag.aps.nl

Is everybody ready for the picknick in the jungle?

    door: Siebe Thissen

Voor de hedendaagse mens is de economie de spil waarom het leven draait. In de economie beleeft de burger al calculerende zijn vrijheid. Ploeterend en zwoegend stelt hij zijn leven in dienst van het toe-eigenen van schaarse goederen. De accumulatie van schaarse goederen is de zin van zijn leven geworden. Volgens Raoul Vaneigem is het tot de economie gereduceerde leven geen leven, maar overleven: "De mens van het overleven is de mens van de angst voor het genot, van het onvoltooide, van de verminking". Het baart ons dan ook zorgen dat de discussie over een alternatieve, vrije of dwarse samenleving in toenemende mate door de economie van de schaarste bepaald lijkt te worden.

De negentiende-eeuwse sociaal-filosoof en anarchist Stephen Pearl Andrews gebruikte ooit als metafoor voor de anarchistische samenleving het feestmaal waarin iedere autoriteitsstructuur zich oplost in uitbundigheid en gefuif. Hakim Bey, die Andrews' visioen weer in herinnering bracht in zijn inspirerende essay The Temporary Autonomous Zone (1991), geeft de essentie van het feest als volgt weer: "Van aangezicht tot aangezicht voegt een groep mensen hun pogingen tot verwerkelijking van wederzijdse verlangens samen, of dat nu verlangens zijn naar lekker eten en plezier, naar dans, conversatie, de levenskunsten, misschien naar erotisch genot, of naar het creëren van een gemeenschappelijk kunstwerk, of naar het bereiken van de paradijselijke extase zelf - kortom, een 'vereniging van egoïsten' (Stirner) in zijn eenvoudigste vorm - of anders, om met Kropotkin te spreken, een fundamentele biologische drang naar wederzijdse ondersteuning."

Wat ons in deze beschrijving treft is de opvallende overeenkomst met het fenomeen van de economie. Want is het verwerkelijken van wederzijdse verlangens niet precies datgene dat wij van de economie (mogen) verwachten? De economie als een groot feest? Maar, zo zal men ons tegenwerpen, het feest staat toch in het teken van overvloed en verspilling. Het feest kent immers geen schaarste terwijl in het economisch leven juist alles om schaarste draait. Maar is die constatering een juiste?

Overvloed of schaarste?

Volgens de Franse filosoof Georges Bataille bijvoorbeeld, wordt het leven op aarde gekenmerkt door een excessieve overvloed van energie die ons vrij door de zon geschonken wordt. Deze overvloed wordt overgebracht in het dagelijks leven van de mens. Het probleem van het leven is dan ook niet dat van de schaarste - zoals economen beweren - maar dat van de overvloed. Organismen hebben in de loop der tijd manieren moeten ontwikkelen om deze overvloed, dit vervloekte deel, te verspillen en vernietigen. De mens ontwikkelde daartoe twee manieren. Het ene deel van de mensheid past haar levensstijl aan deze excessieve overvloed aan; het ander deel tracht de voorwaarden van de voortdurende overvloed te elimineren. De strijd tegen de natuur die door de westerse wereld met de opkomst van de moderne economieën in de zestiende eeuw werd ingezet - en tot op de dag van vandaag voortduurt - kan worden beschouwd als een lange poging dit laatste te verwezenlijken. In dit proces deinsde de westerse wereld er niet voor terug de mensen die met deze overvloed verbonden waren te vernietigen.

In een samenleving die zich baseert op overvloed bestaat rijkdom als mogelijkheid het overschot op feestelijke wijze te consumeren en verspillen. Een voorbeeld vinden we in de potlach, een gebruik dat zich onder meer manifesteerde onder Amerikaanse en Canadese indianen: de gastheer schenkt op grote schaal goederen weg waardoor hij aanzien verwerft. De potlachontvanger is daarop verplicht binnen een bepaalde tijd een feest te organiseren waarin hij op zijn beurt zijn vrijgevigheid tentoonspreidt. Vanuit het standpunt van de moderne economie gezien is dit een bespottelijke traditie. Niet voor niets is de potlach in Canada verboden en tot een illegale economie verklaard. In onze door permanente schaarste gedomineerde maatschappij bestaat rijkdom - en wellicht ook de zin van het leven - uit de accumulatie van zoveel mogelijk goederen. Daar tegenover staan de traditionele gifteconomieën en de algemene economie van Bataille waarin de eindeloze ontwikkeling van productiekrachten niet alleen als onzinnig, maar tevens als verdoemd gekarakteriseerd wordt.

De moderne economie - door Bataille de beperkte economie genoemd - houdt geen rekening met de energie die zij wil vergaren en zal tenslotte aan haar eigen accumulatie ten gronde gaan. Hier wordt de meerwaarde niet publiekelijk verspild in een collectief festival van offering waaraan een ieder deelneemt - wellicht vormen de internationale oorlogen die wij met grote regelmaat voeren hierop een macabere uitzondering - maar toegeëigend door een kleine groep mensen. Deze opeengehoopte rijkdom of energie wordt ingezet voor een verdere ontwikkeling van de productieve krachten. Dit resulteert in een nog grotere rijkdom, waardoor nieuwe accumulatie noodzakelijk wordt. Indien deze pogingen mislukken - wat ze tegenwoordig voortdurend doen - neemt de druk van het overschot toe waardoor het Spektakel barsten gaat vertonen.

De solidariteit die nodig is om het economisch systeem te handhaven is vandaag ver te zoeken; er zijn nog slechts legers van politieagenten die de maatschappij bijeen moeten houden. De toenemende roep om orde en veiligheid is een onontkoombaar gevolg van deze ontwikkeling - evenals de steeds vaker opduikende massale vernietigingsacties van slechts op rellen en plunderen beluste jongeren, die door Neal Keating als hedendaagse varianten van de potlach worden toegejuicht (zie NN 165).

De geadverteerde werkelijkheid

Wellicht is het geen toeval dat de opkomst van de moderne staat en de economie gepaard ging met het afschaffen van de vele feestdagen. Omstreeks de middeleeuwen was bijna eenderde van het jaar aan feestdagen uitbesteed. Deze feestdagen sloegen letterlijk gaten in de kalender - schrikkeldagen. De kalenderhervormingen hadden mogelijk tot doel de gaten in de kalender te sluiten; immers, in deze gaten had de vrijheid van het volk zich opgehoopt. Tegen deze achtergrond bezien heeft Hakim Bey geen ongelijk als hij stelt dat Fight for your right to party! geen parodie is op de radicale strijd, maar een nieuwe manifestatie daarvan.

Illustratief in dit verband is het betoog van Silvia Edwards in Freedom naar aanleiding van de Trafalger Square Rave Up (24 juli 1994) in Londen waaraan ruim 50.000 travellers, ravers, krakers, kunstenaars en zelfs toeristen deelnamen:
'De demonstranten waren in een Carnavalstemming en iedereen die gehoopt had op een herhaling van de anti-poll tax rellen was zeer teleurgesteld...
Wat echter door de media niet vermeld werd, was de geweldige tijd die zowel de demonstranten als de toeristen hadden. Men was aan het dansen, zingen, pootje baden en zeer gelukkig en vrolijk... Volgens mij de kracht van de demonstratie het geluid van mensen die merkbaar van het leven genoten ...
Het was heerlijk om je te mengen tussen eensgezinde mensen die van het leven genoten en van plan waren dat te blijven doen'. Maar de mensen werden door de moderne economie niet alleen van hun feesten beroofd.

De opkomst van de markteconomie - met haar inderdaad fabelachtige accumulatie van goederen en diensten - laat zich tegelijkertijd lezen als de geschiedenis van de onteigening. De mensen werden niet alleen beroofd van hun land, hun tijd (waaronder de feestdagen), hun productiewijzen, maar ook van hun lichaam. En wat zelfs Adam Smith nooit had durven dromen, lijkt nu werkelijkheid te worden: de economie heeft niet alleen het dagelijks leven maar ook onze geest in bezit genomen.

'Mensen verkopen niet slechts hun lichaam als arbeidskracht, maar ook hun neuroses, afwijkingen, spirituele leegheid, integriteit, gebrek aan zelfvertrouwen en emoties aan goeroes, specialisten in lichamelijk en geestelijk welbevinden, psychoanalytici en tenslotte aan het leger van de corporatieve en statelijke bureaucratie die we eufemistisch de maatschappij noemen', aldus de Amerikaanse eco-anarchist Murray Bookchin.

De onteigende consument kan zijn producten slechts kopen als consumptiegoederen. Of zoals Guy Debord het stelde in De Spektakelmaatschappij (1967): "Het succes van deze productie, haar overvloed, keert naar de producent terug als overvloed van de onteigening." Zijn verlangens moeten vandaag worden gestild door producten die zijn verlangens echter nooit bevredigen omdat ze slechts bevrediging bieden binnen het kader van de geadverteerde werkelijkheid - je kan nu eenmaal niet alles hebben. Zo zijn we in de paradoxale - wellicht is het woord logische meer op zijn plaats - situatie terecht gekomen waarin we beseffen dat de economie op een letterlijk fantastische wijze goederen accumuleert, maar tegelijkertijd schaarste genereert.

Indien we Andrews' feestmaal ooit werkelijkheid willen laten worden zullen we radicaal met het spektakel moeten breken. Maar hoe? Het hanteren van de metafoor feestmaal impliceert een mentaal-culturele breuk met het Verlichtingsproject; bovendien vereist het koesteren van aangezicht-tot-aangezicht-groepen een breuk met bemiddeling en vertegenwoordiging. Ten slotte zullen we de gedachte aan een universele vrije economie - de tegenhanger van het Spektakel - los moeten laten in de wetenschap dat een feestmaal nu eenmaal niet iedere dag plaatsvindt.

Kwaliteit of kwantiteit?

De gedachte aan het feestmaal is een kwalitatieve gedachte waar boekhouders en beleidsmakers kippenvel van krijgen: feesten, dansen, eten, vrijen, converseren, lachen, drinken, musiceren, zingen, huilen, spelen, dromen, fantaseren, trippen, beeldend vormgeven etc. zijn typerende aspecten die ons iets meedelen over de kwaliteit het leven. Hoe vaker deze elementen ontbreken - economen nemen deze verspilling van energie immers niet op in hun concepten - hoe vaker we beseffen dat ons leven aan kwaliteitsverlies onderhevig is. Onder invloed van de Verlichting, en in haar kielzog de moderne economie, is het leven ondergeschikt aan de kwantitatieve meetlat gemaakt. Zoals zoveel -ismen zijn ook individualisme en anarchisme producten van de Verlichting; al komen we heel wat romantische elementen in de filosofie van de vrijheid tegen. Onder invloed van Spinoza, Kant en Hegel ontdekte men in de vorige eeuw het (analytische) denken als een fantastisch instrument.

Zo sprak een Nederlandse vrijdenker omstreeks 1850 jubelend: "Menszijn is denken, zonder het denken zou de heerlijke schepping Gods slechts een opgesmukte grafkuil zijn." Het denken, rationalisme, wetenschap en kritiek bleken sinds de zeventiende eeuw instrumenten bij uitstek om de natuur te leren kennen, te beheersen en te exploiteren. Ook de eigen menselijke (driftmatige) natuur diende aan banden te worden gelegd. Juist anarchisten - denk onder meer aan Anton Constandse - specialiseerden zich in dit rationeel proces van zelfdisciplinering. Zo schreef een door Hegel beïnvloedde Nederlandse anarchist onlangs nog in De RAAF: "De redelijke mens regeert (beteugelt) zichzelf van binnenuit..."

Beteugeling en disciplinering zijn steeds sleutel- woorden in dit anarchistisch concept geweest. De achterliggende gedachte was dat het niet lang meer zou duren of de wetenschap en de kritische ideologie (de Rede) zouden afrekenen met ieder irrationalisme en alle archaïsche tradities om het Grote Geluk binnen handbereik te brengen. Alles wat niet gewogen of gemeten kon worden werd als nutteloos gediskwalificeerd waardoor het kwantitatieve kon uitgroeien tot het ultieme ijkpunt van onze cultuur. Archaïsche elementen als verspilling (gift en offer), rituelen, extasen, sjamanisme, natuurgeneeswijzen, gnosis en metafysische levensbeschouwingen werden weggehoond en vervangen door rationalistische concepten.

Maar de daarmee gepaard gaande scheiding tussen mens en natuur, buitensluiting en vernietiging van de natuur, urbanisatie en industrialisatie, en de introductie van de consumptiesamenleving met haar anonieme hypermarkt heeft in brede kringen geleid tot een toenemende twijfel aan het stellige vertrouwen in de Vooruitgang dat de westerse wereld zo lang domineerde. De naar het landelijke Frankrijk uitgeweken eco-filosoof Ton Lemaire besloot zijn lezing te Amsterdam (28 april 1994) met dreigende woorden: "We zijn in een stadium gekomen dat we de grenzen en de gevaren gewaarworden van onze geciviliseerde identiteit die is gebouwd op de transformatie en beheersing van het archaïsche en de natuur."

De idee van het feestmaal biedt een mogelijkheid de beheersing van de natuur teniet te doen door haar (tijdelijke) opheffing van het individu waardoor het archaïsche weer in ons leven toegelaten wordt. Het feestmaal biedt immers geen ruimte voor het zichzelf bepalende en autonoom handelende individu dat zich gefundeerd weet in Descartes' adagium 'Ik denk dus ik besta'. Typerend voor een feestmaal is nu eenmaal het gegeven dat de participanten zich overgeven aan het feest, ophouden met meten en wegen, zich verliezen in hun gemeenschap, en zich achteraf realiseren dat ze het naar hun zin gehad hebben. Daar waar het denken en de taal een splijtende werking vertonen, werkt het feest juist de vereniging in de hand. Raoul Vaneigem had dat goed gezien toen hij in zijn Handboek voor de Jonge Generatie (1967) Descartes op hilarische wijze van repliek bediende:

"Het moment van de spontane creativiteit is het kleinst denkbare element in de omkering van het perspectief. Het is een eenheidsmoment, dat wil zeggen een en veelvuldig. Door de uitbarsting van het zelf ervaren genot vind ik mezelf terug terwijl ik mezelf verlies; door te vergeten wie ik ben, verwerkelijk ik mezelf. De gedachte daarentegen die zich op de eigen ervaring richt met de bedoeling die te analyseren, blijft ervan gescheiden. De reiziger die aan niets anders kan denken dan aan de lange weg die hij nog af moet leggen, raakt vermoeider dan zijn reisgenoot die zijn fantasie laat dwalen langs de slingerwegen waarlangs zijn tocht hem voert. Zo ook wordt voor wie voortdurend nadenkt over wat hem overkomt, de ervaring gekluisterd, geabstraheerd en gereduceerd tot toekomstige herinneringen". Kortom, 'Ik dacht niet, dus ik bestond'.

Vaneigem meent dat de moderne industriële- en consumptiesamenleving de wegen van de spontaniteit tot een woestenij heeft gemaakt. Wie voortdurend denkt, meet, afweegt, analyseert, beredeneert en categoriseert, reduceert het leven tot een platte eendimensionale vertoning. Dit is geen ode aan het irrationalisme maar een broodnodige nuancering van het verlichtingsproject. We zullen ons creatieve vermogen tot denken goed kunnen gebruiken bij het creëren van ruimtes en situaties waar verbeelding en spontaniteit het wegen en meten naar de achtergrond dwingen. Het gaat hier om een spel waarin zelfbepaling en zelfverlies elkaar afwisselen. Met andere woorden, wat we volgens Vaneigem nodig hebben is meer liefde, meer spel, en meer muzen - de ingrediënten van het feestmaal - willen we ons overleven tot levenskunst verheffen. Of met een knipoog naar The Residents: "Is everybody ready for the picknick in the jungle?"

De vrije ruimte: TAZ

Indien we het concept van het autonome en zelfbepalende individu als eenzijdig bestempelen dan geldt dit argument tevens voor de autonome of vrije groep. Hakim Bey introduceerde als alternatief de TAZ, de tijdelijke autonome zone: het scheppen van mogelijkheden (geografisch of psychisch, in ruimte of in tijd) die een bepaald gebied bevrijden, zich weer ontbinden om elders weer te verschijnen. De TAZ gaat geen confrontatie met de staat aan, maar pendelt door de mazen van het net dat het Spektakel 'vergat'. Bovendien streeft de TAZ feestelijke doeleinden na en vermijdt zij iedere verstrikking in definitieve oplossingen. TAZ is een speurtocht naar ruimtes die de potentie hebben op te bloeien tot autonome zones.

Maar de TAZ is tevens een historisch fenomeen. Bey ziet in de achttiende-eeuwse piratennesten, gemeenschappen van gevluchte slaven, indianenstammen als de Apachen, anarchistische experimenten (Fiume, München en Oekraïne), de Wanderschaften en de Vagebondenbeweging, en in het psychisch nomadisme (Nietzsche, Vaneigem, Deleuze) voorbeelden van vroege TAZ's. Maar ook hedendaagse bladencircuits, ateliercollectieven, zelfbeherende verenigingen, BBS-netwerken en LETS kunnen vergelijkbare functies vervullen:"De TAZ is een kamp voor nomaden". In dit kamp staat de esthetiek voorop (het feest), wordt uitgegaan van overvloed en niet van schaarste, en leeft de bereidheid steeds weer verder te trekken, van gedaante te verwisselen, en zich te verplaatsen naar andere oorden.

De TAZ vermijdt de directe confrontatie met de staat omdat een dergelijke strijd met het Spektakel alleen maar zou leiden tot onzinnig martelaarschap. Kijk maar eens naar de Chaotendag die onlangs in Hamburg plaatsvond en resulteerde in 600 arrestaties. Bey: "In de meeste gevallen zal het de beste en radicaalste tactiek zijn om te weigeren je met spectaculair geweld in te laten, je terug te trekken van het terrein van de simulatie en te verdwijnen." Het aardige van de TAZ is het feit dat de ruimte centraal staat waarbinnen mensen hun feestelijke activiteiten kunnen ontplooien. Het voortdurend organiseren en creëren van deze verborgen plekken is niets anders dan de opstand van het dagelijks leven.

De TAZ betreft een kritiek op de Revolutie en betekent eerherstel voor de Opstand. De permanente opstand tegen het Spektakel is een levenskunst, of in Bey's woorden, "De kunst van het wichelroedelopen naar potentiële TAZ's." Cruciaal in deze benadering is het feit dat elke weigering zich op creatieve wijze uit in het scheppen van eigen plekken en structuren. Voortdurend, onophoudelijk en zonder einde...Ja maar, zo zal men ons tegenwerpen, waar blijft de vrije anarchistische samenleving dan?

Hakim Bey: "De revolutie heeft tot op heden nog nooit geleid tot de verwerkelijking van deze droom. Het visioen komt tot leven in het moment van de opstand - maar zodra 'de Revolutie' triomfeert en de staat wederkeert, zijn droom en ideaal verloren. Ik heb de hoop op of de verwachting van verandering niet opgegeven - maar ik wantrouw het woord revolutie. Zelfs als we de revolutionaire benadering vervangen door het concept van een spontaan tot anarchistische cultuur opbloeiende opstand, dan nog is onze eigen specifieke historische situatie niet bijster geschikt voor en onderneming van zo'n omvang."

Vertaald naar de economie is de TAZ een gepassioneerde oproep hier en nu de mazen in het web van het Spektakel af te tasten en in te richten als tijdelijke vrijplaatsen waar wederzijdse verlangens verwerkelijkt (kunnen) worden. Bovendien overstijgt de TAZ de structurele dichotomie die het verlichtingsproject karakteriseerde (goed/fout, voor/tegen, etc.) en ons in toenemende mate gefragmenteerd en verarmd heeft.

Gepolariseerde intolerantie en Political Correctness zijn de merites van het dichotome denken. Echter, Bey's voorkeur voor aangezicht-tot-aangezicht-groepen en zijn afkeer van bemiddeling en vertegenwoordiging zijn libertair bij uitstek. Denken over de TAZ is een nomadisch denken, denken over vrijplaatsen en vluchtroutes. Het is een benadering die uitstekend lijkt te zijn toegesneden op de hedendaagse spektakelmaatschappij waarbinnen een fysiek nomadisme - van asielzoekers tot new age travellers - ons dagelijks leven kleur geeft.

Vluchtroutes en parallelle economie

Maar hoe dan verder? Volgens critici slagen libertaire groepen er nauwelijks in hun eigen positie te evalueren vanuit het perspectief van de wereldeconomie. Indien we aanvaarden dat de economie zich kenmerkt door een inherent mechanisme dat uitsluiting in de breedste zin van het woord bevordert, dan schijnt een vrije economie - net zoals de Revolutie - een contradictio in terminis. In de marge van de wereldeconomie is dat besef sinds enige tijd doorgedrongen. Vooral daar waar de uitsluiting optimaal werkzaam is - bijvoorbeeld in Afrika - klinkt de roep om een uittocht uit de wereldeconomie luider en luider.

De achterliggende gedachte is dat het Spektakel met voorbedachte rade marginalisering en uitsluiting organiseert, en dat daarom de marge als vertrekpunt van handelen moet worden opgevat. Afrikaanse intellectuelen spreken liever over het creëren van parallelle economieën buiten de wereldeconomie om. Afrika-kenner Basil Davidson ondersteunt (De Volkskrant, 30 juli 1994) die visie: "Afrikanen overleven dankzij de corruptie. Zo moet je het ook niet noemen, noem het parallelle economie. Neem Zaïre - dat is geen staat, president Mobutu drijft op zijn schip midden in de rivier. De staat doet niets behalve het exporteren van geld naar Zwitserse bankrekeningen. De crisis zou een stuk ernstiger zijn wanneer de parallelle economie niet bestond. In Afrika heerst geen totale teugelloosheid, alleen onttrekt de orde zich aan de waarnemer die op basis van het statistisch zakboek kijkt. Western Africa is by no means in crisis."

Anders gezegd, een staat of een land mag dan wel failliet gaan, mensen kunnen zich onttrekken aan het hen omringend economisch stelsel. In Benin, zo berekende Davidson, gaat bijna negentig procent van de binnenlandse handel buiten de officiële kanalen om.

In Latijns-Amerika zien we een vergelijkbare trend. Kort geleden zond de BBC een documentaire uit over een bouwbedrijf uit Santiago (Chili) dat geheel uit vrouwen bestaat. De bouwploegen bouwen in hoog tempo enkele tientallen huizen per jaar en maken gebruik van goedkope en gerecycelde materialen. Aan de stadsranden verrijzen nieuwe straten, huizen en werkplaatsen - tot grote ergernis van de publieke planologische diensten die in hun planning geen rekening kunnen houden met de voortdurende aanwas van nieuwe buurten. In de Verenigde Staten en Canada steken sinds het laatste decennium yard sales, garage sales en Farmers Markets de kop op. Volgens de Canadese econoom Ross Dobson zijn deze spontane marktplaatsen een zichtbaar bewijs van florerende informal and underground economies.

In zijn studie Bringing the Economy Home from the Market (1993) beklemtoont hij dat met het creëren van eigen netwerken niet zozeer een politiek doel beoogd wordt, maar juist dat het scheppen van eigen plekken en structuren een gemeenschapsstichtende rol speelt. De markt is de plek waar mensen samenkomen om te babbelen, contacten te leggen, te kopen en om het Spektakel te observeren. Dobson doet geen pleidooi voor een eenduidige alternatieve economie, maar voor een scala aan experimenten, markten, vrijplaatsen en netwerken die zich onttrekken aan de officiële economie. Mooi meegenomen is het feit dat participatie de individuele waardigheid en de kwaliteit van het dagelijks leven stimuleert. Deze informele of parallelle ontwikkeling is een ontwikkeling die wereldwijd belangstelling ondervindt. Na jaren door vrije markt-ideologen van illusies te zijn voorzien zijn veel mensen tot de conclusie gekomen dat je toch maar beter je eigen 'overlevingsstrategie' kunt opbouwen. Terwijl regeringen hopeloze pogingen doen zich te voegen in het Spektakel en aan willen schuiven bij de groten der aarde, tracht een groot deel van de bevolking alles in het werk te stellen aan dit Spektakel te ontsnappen. Ligt hier geen uniek speelterrein braak voor anarchisten? De ideeën van het feestmaal en de TAZ laten zich uitstekend verbinden met het wereldwijde proces van weigering en ontsnapping. Hoe we al die tijdelijke, informele, parallelle en ondergrondse 'economieën' en vrijplaatsen op elkaar afstemmen is een praktische uitdaging bij uitstek.

    Siebe Thissen

    Freek

    Dit artikel is eveneens verschenen in:

    Perspectief,
    Anarchistisch
    Tijdschrift

    vr. gr. Peter Blom


Disclaimer