Drs. N.C. Burhoven Jaspers was hoofdsamensteller van het IRM-rapport m.b.t. de bijbanen van juristen in Nederland

De formele positie van een gerechtsauditeur (van de Hoge Raad)

IRM . . Juristen . . EU Grondwet <==> SDN . . Klokkenluider . . Jeugdzorg . . Burhoven

De gerechtsauditeurs staan het gerecht in zijn werkzaamheden bij

video/burhoven.wmv">drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA





Notitie d.d. 29 januari 1998



Wat is een gerechtsauditeur eigenlijk, wat voor status heeft die, en wie draagt er (mede) verantwoordelijkheid voor de benoeming en voor het gedrag van een gerechtsauditeur van de Hoge Raad ?


De functie van gerechtsauditeur is in de wet geregeld in de artikelen 108, 109 en 110 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie. Gerechtsauditeurs zijn klaarblijkelijk een soort van hulptroepen ter ondersteuning van een gerecht blijkens art. 110 Wet Rechtelijke Organisatie: "De gerechtsauditeurs staan het gerecht in zijn werkzaamheden bij"

Is een gerechtsauditeur wel of niet lid van de rechterlijke macht ?

Een positief antwoord op die vraag wordt gesuggereerd door de Naamlijst Leden van de Rechterlijke Macht van het ministerie van Justitie waarin de functie van gerechtsauditeur vermeld wordt. Maar in dat door het ministerie gedrukte, maar niet voor breed openbaar gebruik beschikbare geschrift, figureren ook functionarissen van het Openbaar Ministerie, zoals officieren van Justitie en ook griffiers en die zijn allen justitiële ambtenaren die niet behoren tot de rechterlijke Macht.

De gerechtsauditeurs hebben duidelijk niet de status van lid van de Rechterlijke Macht, zoals ook moge blijken uit artikel 110, 2 Wet R.O. dat stelt dat een gerechtsauditeur gemachtigd kan worden o.m. de vertrouwelijke beraadslaging van rechters in de raadkamer bij te wonen. De conclusie kan slechts zijn dat gerechtsauditeurs justitiële ambtenaren zijn en geen rechterlijke ambtenaren in de zin van lid van de Rechterlijke Macht.

De president van het gerecht waaraan de gerechtsauditeur is toegevoegd is volgens art. 14 Wet R.O., lid 1 bevoegd gerechtsauditeurs die zich misdragen, bijvoorbeeld optreedt in strijd met de waardigheid van het ambt, "de nodige waarschuwing te doen".

Organisatorische logica gebiedt aan te nemen dat deze bevoegdheid complementair ook impliceert de verantwoordelijkheid van de president om actief op te treden in geval van een misdraging van een gerechtsauditeur. Zulks eens te meer omdat volgens de Wet R.O. artikel 108, lid 1 gerechtsauditeurs zijn toegevoegd aan de president van het gerecht in casu.

Wie is verantwoordelijk voor de benoeming van een gerechtsauditeur in tijdelijke of in vaste dienst?

Ook dat is gedefinieerd in de Wet Rechterlijke Organisatie en wel in artikel 108 R.O.. De aanstelling in tijdelijke dienst geschiedt door de minister van Justitie na overleg met de betrokken president, in casu dus de President van de Hoge Raad. De benoeming in vaste dienst gaat bij Koninklijk Besluit op voordracht van de minister van Justitie na overleg met de President, in dit geval de President van de Hoge Raad.

Maar als er nou eens iets echt goed misgaat ? Wat gebeurt er dan ?

In de realiteit blijken misstappen van leden van de rechterlijke macht nooit of slechts bij uiterste uitzondering, als er geen houden meer aan is, naar buiten te komen. Rechters moeten door de burger gezien worden als bovenmenselijk perfect; de reputatie van de beroepsgroep is van levensbelang. Algemeen is bekend dat de Rechterlijke Macht een gesloten systeem is en dat discutabel gedrag binnenskamers wordt gehouden omdat met alle middelen naar buiten toe de façade overeind

moet worden gehouden. Zo is ook duidelijk dat de regeling (Wet R.O. art. 14 a en volgende), bedoeld als "ombudsregeling", waarbij de burger op papier een klachtmogelijkheid is gegeven voor wat betreft optreden van rechters, de facto als zodanig buiten werking gesteld is, in essentie in strijd met de wet en met de bedoeling van de wetgever. En de burger moet maar blij zijn met deze spreekwoordelijke 'dode mus'. Zie voor onderzoek en bevindingen terzake het IRM-rapport. Al helemaal is niet duidelijk waarom justitiële ambtenaren zouden kunnen profiteren van de bijkans volslagen immuniteit die de rechterlijke macht zich voor haar leden heeft aangemeten; 0daarvoor is geen enkele grond.

Hoe ver gaat de protectie? Zijn er daaraan eigenlijk wel grenzen?

De vraag dringt zich onvermijdelijk op waar dan wel de grens ligt waarbij dergelijke protectie van kastegenoten overgaat in misbruik van eigen bevoegdheden. Die vraag is niet eenvoudig op basis van feiten te beantwoorden, al is het maar omdat externe informatie juist ontbreekt, maar duidelijk is dat de bescherming van de eigen groep en van de reputatie zéér ver gaat.

Wat als een gerechtsauditeur (fiscale zaken!) van de Hoge Raad (!) vervalt tot uiterst bedenkelijk gedrag ?

En als dat gedrag apert wederrechtelijk is of van criminele aard, in casu het karakter heeft van optreden in valse hoedanigheid in bancair verkeer (inbegrepen valse handtekeningen) voor een groot bedrag, diefstal, verduistering of iets van vergelijkbare aard ? Dan KAN NIET, ja dat BESTAAT NIET en komt dus evident ten zeerste in aanmerking om met alle middelen afgedekt te worden.

Wie worden met ernstige misdragingen van een gerechtsauditeur (in casu van de Hoge Raad) in (zeer) ernstige mate gecompromitteerd ?

Het antwoord zal duidelijk zijn. In de eerste plaats de minister van Justitie; die heeft immers de nek uitgestoken ten aanzien van de benoeming. Immers: iemand voorstellen voor een benoeming als gerechtsauditeur per Koninklijk Besluit om dan later geconfronteerd te worden met zaken zoals belastingontduiking, ja zelfs bancair optreden in valse hoedanigheid (omvang: ca. fl 150.000 !), inbegrepen het namaken van een handtekening, door een gerechtsauditeur fiscale zaken van de Hoge Raad. Dat roept dan uiterst pijnlijke vragen op.

Crimineel optreden van een gerechtsauditeur van de Hoge Raad ?.

Wie is verantwoordelijk voor een blunder van dien aard en omvang ? Is er dan vóór de tijdelijke benoeming resp. de benoeming in vaste dienst wel voldoende zorgvuldigheid betracht bij het beoordelen van (het karakter en de integriteit van ) die gerechtsauditeur ?!

En die benoeming is gebeurd na overleg met de President van de Hoge Raad, die dus (naast de verantwoordelijkheid voor het gedrag van een per slot van rekening aan de president toegevoegde gerechtsauditeur) ook dáárvoor medeverantwoordelijkheid draagt.

Dat KAN gewoon NIET. Hoe is het dan mogelijk dat die tot een positief oordeel kwam ? Er doemen dan zéér pijnlijke vragen op; dat snijdt in het vlees van de minister van Justitie (!) en van de President van de Hoge Raad (!).

Dat een bij de Hoge Raad werkzame gerechtsauditeur zich schuldig heeft gemaakt aan frauduleus optreden moet men wel zeer schadelijk vinden voor de reputatie van de minister van Justitie, voor de rechterlijke macht en voor de (President van de) Hoge Raad. Zoiets mag in de buitenwereld niet bekend worden. Is dan niet te stellen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid n dat men zijn toevlucht heeft genomen tot het met alle middelen wegdenken en afdekken van die in harde feiten vaststaande feiten ?.

Maar als zo'n gerechtsauditeur fiscale zaken van de Hoge Raad dan later ook nog vanuit de Hoge Raad, naar het verhaal gaat met één telefoontje, zonder slag of stoot vertrouwelijke fiscale gegevens krijgt van haar ex-man, teneinde die gegevens uit te spelen in een kort geding in de boedelscheidingsprocedure waarin zij gewikkeld is ? En als de Nationale Ombudsman dit gaat onderzoeken (en later tot het oordeel komt van onbehoorlijk optreden van de minister van Financiën, als verantwoordelijk voor de Fiscus) ?.

Welke oplossing ligt dan meer voor de hand dan dat zo'n handtekeningvervalsende juriste 'soepeltjes' aan een andere passende baan (in casu het ministerie van Financiën) geholpen wordt na voorzien te zijn van een gloedvolle beoordeling waarin de ware gebeurtenissen natuurlijk geheel niet vermeld worden. De Procureur-generaal van het Gerechtshof te Den Haag heeft dan ook gesteld dat gerechtsauditeur in kwestie coulant moest worden behandeld omdat zij mede door die affaire al haar baan bij de Hoge Raad was kwijtgeraakt.

Maar zo HOORT het natuurlijk helemaal niet !

En dat weet de bewuste gerechtsauditeur heus ook wel. Is het dan niet evident dat 'men' in het systeem met deze vorm van sauveren zich zeer kwetsbaar maakt, omdat men in de hand werkt dat dezelfde gerechtsauditeur pressie uitoefent en zal insisteren steeds weer opnieuw te worden geprotegeerd. Ad infinitum.

Wanneer gaat dergelijke protectie het karakter krijgen van een Cosa Nostra ?

Welke garantie is er dat dit soort protectie niet ten koste gaat van een derde ?

Voor zover mij bekend: GEEN. Die derde is dan natuurlijk in de eerste plaats diegene die door het optreden van de bewuste gerechtsauditeur in valse hoedanigheid bancair getild werd en die aansluitend de nadelen ondervindt van de onvoorwaardelijke, ook juridische protectie van de bewuste gerechtsauditeur.

Hoe gaat dat in de realiteit ?

Wat ik meemaak, nu al bijna 12 jaar lang, komt volledig en in detail overeen met stelselmatige protectie, meer specifiek systematische materiële bevoordeling van een (ex-)gerechtsauditeur van de Hoge Raad in het kader van een echt/boedelscheiding en klaarblijkelijk onvoorwaardelijk afdekken van gedragingen, die door normale mensen zonder meer worden beschouwd als crimineel.

Wat is hieraan rechtens in Nederland nog te doen ?

Wie het weet, mag het zeggen. Graag. Kunnen de minister van Justitie en de President van de Hoge Raad onbeperkt blijven volhouden dat er NIETS aan de hand is ? Het lijkt mij dat de bewijslast langzamerhand toch wel bij hen komt te liggen, en dat solide onderzoek door neutrale derden absoluut geboden is.

Wet op de Rechterlijke Organisatie

Art. 14

  1. De presidenten zijn bevoegd, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, aan de leden van hun college, de gerechtsauditeurs, de griffiers, de substituut-griffiers en waarnemend griffiers, die de waardigheid van hun ambt, hun ambtsbezigheden of ambtsplichten verwaarlozen, of die zich schuldig maken aan de overtredingen in artikel 11, eerste lid onder d bedoeld, na hen in de gelegenheid te hebben gesteld om te worden gehoord, de nodige waarschuwing te doen.

Gerechtsauditeurs.

Art. 108

  1. Bij de gerechten in deze wet genoemd, kunnen gerechtsauditeurs in tijdelijke of vaste dienst worden aangesteld. Zij zijn toegevoegd aan de president van het college of de kantonrechter, oudste in rang van benoeming, bij het kantongerecht waarbij zij zijn aangesteld.
  2. De aanstelling in tijdelijke dienst geschiedt door Onze Minister van Justitie; de aanstelling in vaste dienst geschiedt bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister van Justitie.
  3. Onze Minister van Justitie verleent geen aanstelling in tijdelijke dienst en doet geen voordracht voor een aanstelling in vaste dienst dan na overleg met de betrokken president of kantonrechter.
  4. Gerechtsauditeurs worden aangesteld in de rang van senior-gerechtsauditeur of gerechtsauditeur.

Art. 109.

Tot gerechtsauditeur kunnen alleen worden benoemd zij die aan een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft het recht om de titel meester te voeren hebben verkregen.

Art. 110

  1. De gerechtsauditeurs staan het gerecht in zijn werkzaamheden bij.
  2. De president van het college onderscheidelijk de kantonrechter, oudste in rang van benoeming, kan hen machtigen de niet-openbare terechtszittingen en andere gerechtelijke verrichtingen, alsmede bijeenkomsten in raadkamer van het college of kantongerecht bij te wonen.

NCBJ, 98-01-29


Integriteit Rechterlijke Macht
Brief aan Minister-president W. Kok
Brief aan de Procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden