"Onthullingen, getuigenverklaringen, wetenschappelijke evaluaties en foto's over de Bijlmerramp met het El AL-vliegtuig bij SDN...!!"

Samenvatting en conclusie van enquêtevoorzitter Th. Meijer
aan het einde van ieder openbaar verhoor

Burgers & Bijlmer . . Bijlmer enquête . . Doemvlucht <===> Kamerzetel 151 . . SDN . . Heijboer

Vliegramp Bijlmermeer
Maandag 8 maart 1999

Verhoor 73

De heer R. Wijbrandi


R. Wijbrandi

Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op maandag 8 maart 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag

Maandag 8 maart 1999

Aanvang 13.30 uur

Verhoord wordt de heer Wijbrandi

Voorzitter: Th.A.M. Meijer

Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Van den Doel, Oudkerk, Augusteijn-Esser en Oedayraj Singh Varma, alsmede de heer Roovers, griffier, en de heer Van der Geest, lid van de staf van de commissie.

De voorzitter: Aan de orde is het verhoor van de heer R. Wijbrandi, geboren op 7 november 1956 te Amersfoort. Mijnheer Wijbrandi, de door u af te leggen eed luidt: ik zweer dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

De heer Wijbrandi: Ik zweer dat ik de waarheid en de gehele waarheid zal zeggen.

De voorzitter: De heer Wijbrandi zal zich laten bijstaan door een raadsman, de heer Van Baren.

Mijnheer Wijbrandi, de enquêtecommissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegramp op 4 oktober 1992 in de Bijlmer te Amsterdam met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Wij hebben u uitgenodigd, alsnog voor de commissie te verschijnen, omdat wij denken dat u relevante informatie voor de commissie heeft. U weet dat u onder ede staat. Wij willen inderdaad graag de volledige waarheid horen. Hoe lang werkt u al bij El Al?

De heer Wijbrandi: Ik werk vanaf oktober 1991 tot vandaag de dag bij El Al.

De voorzitter: Waar werkte u daarvoor?

De heer Wijbrandi: Daarvoor heb ik gewerkt voor diverse touroperators in Israël. Ik noem het reisbureau Peltours en het reisbureau Isropareizen, met een hoofdkantoor in Zaandam. Ik ben in 1976 begonnen bij de Koninklijke Nederlandse toeristenbond ANWB. Daar ben ik tot 1984 werkzaam geweest als toeristisch landelijk specialist Scandinavië.

De voorzitter: Hoe raakte u geïnteresseerd in de luchtvaart?

De heer Wijbrandi: Ik heb altijd interesse in toerisme en luchtvaart gehad. Bij mij is het meer aan de orde gekomen nadat ik in 1991 terugkwam in Nederland. In 1984 ben ik geëmigreerd naar Israël en in 1991 ben ik teruggekomen. Ik heb toen 120 à 130 open sollicitatiebrieven naar diverse touroperators en luchtvaartmaatschappijen gestuurd.

De voorzitter: Waarom kwam u terug naar Nederland?

De heer Wijbrandi: Ik werkte hoofdzakelijk met incoming tourism, dus binnenkomend toerisme in Israël. Dat was danig aangetast door de Golfoorlog. De hele markt stortte in elkaar. Ik werkte op dat moment bij Isropareizen. Er was sprake van een eventuele sluiting van het kantoor. Door dat economische aspect hebben wij toen besloten om naar Nederland toe te gaan.

De voorzitter: Wat was uw functie bij El Al op Schiphol?

De heer Wijbrandi: Verkeersofficier op tijdelijk contract.

De voorzitter: Kunt u de commissie vertellen wat dat in het dagelijks werk inhield?

De heer Wijbrandi: Wij werden getraind op het operationele grondgebeuren bij het aankomen van vliegtuigen in Israël. Wij kregen in principe een belading binnen van Aeroground. Die maakte de belading. Aan de hand van die belading werd gewerkt bij het lossen en laden van vracht.

De voorzitter: Wij hebben de heer Goudsblom van Aeroground gehoord. Hij moest de belading op papier en de pallets in het toestel kant en klaar maken. Moet ik het zo zien dat u er vervolgens voor zorgt dat de pallets ook daadwerkelijk in het toestel op de juiste plaats terechtkomen?

De heer Wijbrandi: Uiteraard. De pallets moeten exact op de goede positie in het vliegtuig staan. Er moet ook sprake zijn van een goede palletopbouw. Er moet een net overheen. Het moet veilig zijn.

De voorzitter: U bent de laatste die in het vliegtuig controleert of de juiste pallet op de juiste plaats staat.

De heer Wijbrandi: In principe klopt dat. Ik werkte in die tijd met een ervaren traffic officer, de heer Plettenberg. Hij had feitelijk de eindverantwoordelijkheid voor de complete operatie. Hij krijgt de belading binnen en hij checkt zelf of gevaarlijke stoffen op de juiste plaats staan. Ik zat pas een jaar bij El Al. Mijn taak was gewoon het lossen en laden.

De voorzitter: U komt beiden in het toestel.

De heer Wijbrandi: In principe komen wij allebei in het vliegtuig.

De voorzitter: Beiden bent u ook op de bewuste avond in het toestel geweest.

De heer Wijbrandi: Dat klopt. Ik ben bij de aankomst van het vliegtuig onder andere in de cockpit geweest. Ik heb een gedeelte van het lossen meegemaakt om toch even te kijken waar de transit pallets staan, want die moeten ook gecheckt worden. De load message binnenkomend uit New York moet gecheckt worden. Staan de pallets op de plaats die op de telex is aangegeven? Dat gebeurt via een load message.

De voorzitter: Wij gaan zo dadelijk door met vragen over dit onderwerp. Tot wanneer hebt u op Schiphol gewerkt?

De heer Wijbrandi: Tot januari 1998, toen ik opnieuw naar Israël ben geëmigreerd.

De voorzitter: Waarom bent u weer teruggegaan?

De heer Wijbrandi: Dat heeft te maken met familieomstandigheden. Mijn vrouw wilde graag terug naar Israël; zij miste haar familie.

De voorzitter: U bent in 1991 teruggekomen en in 1998 opnieuw vertrokken. U bent wel bij El Al blijven werken.

De heer Wijbrandi: Klopt. Ik heb dezelfde functie op het vliegveld Ben Goerion.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Mijnheer Wijbrandi, ik wil graag met u praten over de belading van het vliegtuig van 4 oktober 1992. U bent samen met de heer Plettenberg bij de afhandeling van de belading van de AXG betrokken geweest. Kunt u mij vertellen wat u die avond precies hebt moeten doen en wat u daarbij is opgevallen?

De heer Wijbrandi: Gedurende de operatie is mij niets opgevallen. Wij hebben gewoon de belading gekregen en wij zijn vóór aankomst van het vliegtuig naar buiten gegaan. Het is de bedoeling dat je de pallets die buiten staan, van tevoren checkt. Bovendien moet je de binnenkomende bemanning opvangen. Je moet hen een soort disposition geven: gegevens omtrent hun volgende vlucht naar Israël.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Er is een deel van de lading uitgeladen en andere lading ingeladen. Kunt u ongeveer aangeven welk deel uitgeladen en welk deel ingeladen is?

De heer Wijbrandi: Op het maindeck was de verhouding ongeveer 35% transit naar Tel Aviv. Dat is blijven staan. 65% van de belading had bestemming Amsterdam.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u tijdens uw werk enig idee wat u uitlaadt?

De heer Wijbrandi: In bepaalde gevallen kun je inderdaad zien wat je uitlaadt.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u nog wat u op die dag zag?

De heer Wijbrandi: Nee, dat kan ik mij absoluut niet meer heugen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Later bent u gehoord over uw betrokkenheid bij de belading van het toestel. Kunt u zeggen wanneer dat is gebeurd?

De heer Wijbrandi: Dat weet ik niet meer precies. Ik weet niet of het een week of een aantal dagen na de ramp is geweest.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Er is kort na de ramp met u gesproken. Vervolgens is nog een keer een proces-verbaal opgemaakt.

De heer Wijbrandi: Volgens mij was dat twee jaar geleden.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dus in 1996.

De heer Wijbrandi: Ja, dat zou kunnen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Waarom werd u gevraagd, een proces-verbaal te komen opmaken?

De heer Wijbrandi: Schijnbaar was nog een aantal zaken onduidelijk. Men heeft de mensen die bij de operatie betrokken waren, voor een tweede keer opgeroepen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik kom nog even terug op de belading van de AXG. De werkelijke gewichten van de diverse pallets staan op een load sheet. Kwam het gewicht overeen met datgene wat u op de andere papieren aantrof?

De heer Wijbrandi: Het was niet mijn taak om die gewichten met elkaar te vergelijken.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U controleert geen gewichtsverschillen.

De heer Wijbrandi: Nee, ik werkte onder het juk, pardon, onder Jeroen Plettenberg, die eindverantwoordelijk was. Wanneer een belading binnenkomt, kijkt hij of de gevaarlijke stoffen op de juiste plaats staan. Hij beziet of de lading conform de IATA-regels is. Het vergelijken van gewichten kwam voor mij niet ter sprake.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kunt u zich nog herinneren of er die middag bijzonderheden waren over het plaatsen van de diverse pallets?

De heer Wijbrandi: Er is niet veel gebeurd. Ik meen dat de vracht ex Amsterdam überhaupt geen gevaarlijke stoffen bevatte.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U hebt geen gevaarlijke stoffen geladen?

De heer Wijbrandi: Ik dacht het niet. Ik meen dat het wat de gevaarlijke stoffen betrof, voornamelijk ging om de transit cargo vanuit Amerika naar Tel Aviv.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u nog wat er aan gevaarlijke stoffen uitgeladen is?

De heer Wijbrandi: Dat kan ik mij niet heugen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U weet wel dat er gevaarlijke stoffen aan boord zaten.

De heer Wijbrandi: Ja, dat staat aangegeven op de belading. Het kan zijn RFL, restricted flammable liquid.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U kunt zich helemaal niet herinneren wat er uitgeladen is?

De heer Wijbrandi: Nee, absoluut niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ook niet later, toen u nog eens moest terughalen wat er die dag precies gebeurd was?

De heer Wijbrandi: Nee. Het sprak mij op dat moment ook überhaupt niet aan. Het is gewoon niet relevant wat wij uitgeladen hebben. Het ongeluk en de gevolgen namen mij meer in beslag dan datgene wat ik aan vracht precies had uitgeladen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U zegt net tegen mij dat het van belang is, dat gevaarlijke stoffen op de juiste plaats worden gezet.

De heer Wijbrandi: Klopt. U moet begrijpen dat de vracht die uit Amerika komt, in principe al gecheckt is door El Al traffic officers in Amerika. Alleen de naar andere bestemmingen doorvliegende vracht, de transit cargo, moet alsnog gecheckt worden. Op elke pallet staat een nummer. Je loopt alle nummers na om te kijken of alle pallets op de juiste plaats staan. Het gaat tenslotte toch weer met een vliegtuig mee.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U bent bekend met zo'n plattegrond van een vliegtuig met de belading. Ik laat u zo'n loading instruction van de AXG op 4 oktober zien. Kunt u mij zeggen of u dat formulier herkent?

De heer Wijbrandi: Het komt mij inderdaad bekend voor. Er staat de offload op. Het vliegtuig komt binnen en er staat precies op wat er aan transit cargo aan boord zit, wat aan boord blijft staan en wat destination Ams (Amsterdam) heeft. Daaronder staat een plattegrond van hetzelfde vliegtuig met de onload.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Zo zit het dus in het vliegtuig.

De heer Wijbrandi: Dat klopt. Het moet wel alsnog geverifieerd worden. Een double check is in dit werk belangrijk.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Die papieren worden ondertekend. U ziet die ondertekening van de loading supervisor. Weet u wiens naam daar staat?

De heer Wijbrandi: Paul Huneker.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat is een bekende, merk ik. U werkte toch met Plettenberg samen?

De heer Wijbrandi: Dat klopt.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hoe komt mijnheer Huneker zijn naam daar dan op?

De heer Wijbrandi: Paul Huneker was voorman van de ploeg van Aeroground die het vliegtuig in principe laadt. Mijn taak is alleen maar de supervision, dus feitelijk kijken of alles inderdaad geladen wordt zoals het hoort. Ook moet ik bekijken of er geen schade aan het vliegtuig ontstaat tijdens het laden. Ik heb dus ook de verantwoordelijkheid voor het vliegtuig op dat moment. Paul Huneker moet officieel ook tekenen. De voorman van Aeroground, die het toestel door zijn medewerkers laat laden, moet ook tekenen. Hij nummert de pallets. Er zijn twee deuren in het vliegtuig. Pallet nummer 1 staat op de A-positie, links onderaan op de plattegrond. De voorman nummert de pallets en zijn medewerkers voeren het werk uit.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Zijn medewerkers voeren het uit, maar hij tekent?

De heer Wijbrandi: Hij tekent ook, ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hij tekent voor totaal akkoord? Hij is de laatste die een handtekening zet en dan gaat het naar de captain?

De heer Wijbrandi: In principe wordt het getekend door de voorman van Aeroground en door een van ons. Dat betekent de heer Plettenberg of, in dit geval, ik. De captain tekent ook een exemplaar, ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Zij tekenen allemaal andere exemplaren?

De heer Wijbrandi: Ik zie hier twee handtekeningen staan. Het zou kunnen dat er een derde in het bezit is van Arie Goudsblom. Meestal komt het mee met de weight and balance-papieren.

Mevrouw Augusteijn-Esser: De naam van de heer Goudsblom staat rechtsboven.

De heer Wijbrandi: Dat klopt. Wij krijgen zo'n kopie en Aeroground krijgt ook zo'n kopie in verband met het laden.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Ik laat u nog zo'n kopie zien van een loading instruction. Kunt u mij zeggen of dat naar uw mening hetzelfde formulier is?

De heer Wijbrandi: Er staan wat andere handtekeningen op.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat klopt, dat hebben wij ook geconstateerd.

De heer Wijbrandi: Ik zie dat de heer Plettenberg hier getekend heeft.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kunt u ons uitleggen hoe dat kan?

De heer Wijbrandi: Dat weet ik niet. Daar heb ik absoluut geen idee van. Het kan zijn dat ik een belading heb laten tekenen door Paul Huneker en dat hij later nog een belading heeft getekend.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hoort volgens u de belading hetzelfde te zijn?

De heer Wijbrandi: In principe horen de beladingen hetzelfde te zijn. Als ze allebei getekend zijn, zou het hetzelfde moeten zijn.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Wij hebben geconstateerd dat het een kopie is. Zij zijn identiek op één puntje na. Dat intrigeert ons bijzonder. Op pallet 42P, onderaan, het laatste vakje de derde pallet van links, staat op het exemplaar dat door de heer Huneker is ondertekend: 41. Die nummers zijn anders. Op het ene papier staat daar 2525 en daaronder weer 2525 en op het door de heer Plettenberg ondertekende formulier staat na 2525 vervolgens 4662. Kunt u dat verklaren?

De heer Wijbrandi: Op de ene belading staan nummers en op de andere staan geen nummers.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Nee, alle nummers zijn gelijk behalve dat ene nummer. Wij hebben het zeer zorgvuldig gecontroleerd en komen slechts dat ene verschil tegen. Kunt u op basis van uw ervaring vertellen hoe dat kan?

De heer Wijbrandi: Nee, ik zou niet weten waardoor dat is ontstaan.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kan het eigenlijk?

De heer Wijbrandi: Het kan zijn – soms worden meerdere versies van een belading gemaakt – dat er een palletnummer niet goed is genoteerd en dat op de correcte belading wel het correcte palletnummer staat. Ik kan dat zo niet verklaren.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Wie had uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de juiste belading van het vliegtuig? Wie hoorde uiteindelijk zijn handtekening te zetten?

De heer Wijbrandi: Uiteraard hoorde de heer Goudsblom zijn handtekening te zetten, de heer Plettenberg en...

Mevrouw Augusteijn-Esser: U hebt gezegd dat de heer Huneker ook aftekende. Hij zou, als dit uiteindelijk de lading is, ook hetzelfde papier moeten aftekenen.

De heer Wijbrandi: In principe wel, ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U hebt daar geen verdere verklaring voor?

De heer Wijbrandi: Nee, ik heb daar zo een-twee-drie geen verklaring voor. Maar ik zie inderdaad dat het afwijkt, ook gezien de nummer van de pallets.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Het is niet de nummering van de pallets, want het is maar één afwijking. De rest is volstrekt identiek. Het is een kopie. Wij nemen er nota van dat u daar verder geen verklaring voor heeft.

Op een zeker moment is er naar de ladingspapieren gevraagd. Er kwam bij u op kantoor een politieagent. Kunt u zich dat herinneren?

De heer Wijbrandi: Ja, dat kan ik mij goed herinneren. Dat was rond kwart voor acht, tussen half acht en acht uur.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u nog welke documenten er toen aanwezig waren?

De heer Wijbrandi: De papieren die er waren, waren de operational papers, dus de papieren die bij ons op kantoor liggen. Vrachtpapieren waren er op een gegeven ogenblik ook, maar ik kan mij niet meer herinneren of zij er op dat moment al waren of later gebracht zijn. Dat weet ik niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U zegt dat de vrachtpapieren er op een gegeven moment ook waren.

De heer Wijbrandi: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u ook hoe die vrachtpapieren daar kwamen?

De heer Wijbrandi: Mijn vermoeden is dat de heer Goudsblom daarmee is binnengekomen. Hij kwam ook met de weight and balance-papieren. Ik geloof dat hij ook de vrachtpapieren gebracht heeft.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Mijnheer Goudsblom heeft de vrachtpapieren gebracht?

De heer Wijbrandi: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hij bracht ze vanuit de vrachtafdeling van El Al?

De heer Wijbrandi: Ja, want het kantoor van de heer Goudsblom grenst eigenlijk aan het kantoor van onze vracht, dat zit ernaast.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u nog wie om die papieren gevraagd heeft?

De heer Wijbrandi: Dat zal de heer Nix geweest zijn. Dat is daarna gekomen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kent u mijnheer Nix ook?

De heer Wijbrandi: Ik heb hem gezien op die avond.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u nog ongeveer hoe laat hij aanwezig was op kantoor?

De heer Wijbrandi: Ja, hij was er rond kwart voor acht. Dat kan ik mij nog goed heugen. Het begin qua tijdstip staat mij nog goed bij, maar later is dat allemaal vervaagd. Het werd later zo chaotisch op de afdeling. Mensen kwamen naar binnen en mensen gingen naar buiten. Op dat moment ben ik het gevoel voor tijd kwijtgeraakt.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U weet nog wat de vraag van de heer Nix was?

De heer Wijbrandi: Hij heeft met de heer Plettenberg gesproken en niet met mij.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat is er vervolgens gebeurd?

De heer Wijbrandi: Wij zijn aan het kopiëren van papieren geslagen.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Uzelf?

De heer Wijbrandi: Ja.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Wat ging u kopiëren?

De heer Wijbrandi: Operational papers, de airway bill en waarschijnlijk ook het cargo manifest.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u enig idee hoeveel papieren het waren?

De heer Wijbrandi: Ik weet zeker dat het er meer dan honderd zijn. Het was een vrij dik pakket. Ik heb zeker ruim een uur staan fotokopiëren. Daarna is het overgenomen door de heer Plettenberg.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Het was toen nog niet klaar en mijnheer Plettenberg heeft toen verder gekopieerd?

De heer Wijbrandi: Dat klopt.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hoelang heeft dat bij elkaar geduurd?

De heer Wijbrandi: Dat kan ik zo niet zeggen. Ik heb het oog daarop verloren. Ik weet alleen hoelang ik aan het fotokopiëren ben geweest, maar daarna weet ik het niet meer.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u ook of de heer Nix daar aldoor bij is geweest?

De heer Wijbrandi: Ik weet dat de heer Nix zeker een aantal uren op kantoor is geweest.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kunt u mij zeggen wat er naderhand met de papieren is gebeurd? Hebt u daar zicht op gehad?

De heer Wijbrandi: Nee, daar heb ik geen zicht op gehad, omdat er diverse mensen binnenkwamen en er waren heel veel telefoontjes. Het was een vrij chaotisch gebeuren, dus ik heb geen zicht meer gehad op wat er met de papieren is gebeurd.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u nog wat u gevraagd is ten aanzien van het aantal kopieën dat u moest maken?

De heer Wijbrandi: Ik dacht iets van rond de vijf.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Vijf kopieën van de hele stapel?

De heer Wijbrandi: Dat staat mij bij, ongeveer.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Kunt u zich herinneren wat de kleur van de papieren was? Waren er gekleurde papieren bij of waren zij allemaal wit?

De heer Wijbrandi: De airway bill was gekleurd. Ik heb dat in de eerste meeting achter gesloten deuren even door elkaar gehaald. De airway bill heeft een aantal doorslagen. Dat is dun papier, uitgevoerd in verschillende kleuren.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Waren er ook roze papieren bij?

De heer Wijbrandi: Volgens mij zat er ook een roze doorslag bij, maar pin mij niet vast op de kleuren. Geel zat er zeker bij, grijs, blauw. Exact weet ik de kleuren niet. Ik heb ook weinig met de papieren te maken. Dat komt meestal in een tas aan boord.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Dat is van enig belang omdat er ook ten aanzien van de kleuren van de papieren een bepaald regime is; wat het vliegtuig ingaat en wat op een andere plaats bewaard blijft. Vandaar mijn vraag. U weet niet meer exact welke het waren?

De heer Wijbrandi: Nee, exact weet ik het niet meer.

De voorzitter: In het voorgesprek hebt u de kleuren wit, roze en geel genoemd. Nu noemt u meerdere kleuren, waaronder grijs. Roze kunt u zich niet meer herinneren?

De heer Wijbrandi: Volgens mij zit er wel roze bij, maar geel, grijs en ik geloof ook blauw zitten er ook bij. Het zijn een aantal kleuren, maar de kleuren weet ik niet precies meer. Ik heb ook weinig te maken met vrachtpapieren.

De voorzitter: Welke kleur papieren gaan het vliegtuig in?

De heer Wijbrandi: Dat weet ik absoluut niet. Onze vrachtafdeling verzorgt dat. Ik heb geen idee welke kopieën waar naartoe gaan. Ik heb ook geen idee welke papieren naar binnen gaan. Waarschijnlijk zijn dat ook de originelen, maar dat weet ik absoluut niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Mijnheer Wijbrandi, bent u na de ramp nog betrokken geweest bij het verzamelen of vaststellen van de vrachtdocumentatie die betrekking heeft op dit vliegtuig? Moest u nog het een en ander verzamelen? U hebt een uur gekopieerd en wat gebeurde er daarna?

De heer Wijbrandi: Daarna heb ik mij hoofdzakelijk beziggehouden met telefonisch werk, het beantwoorden van telefoontjes. Diverse bazen waren al binnengekomen, waaronder de heer Weinstein, mijn stationmanager, en de heer Danor. Er zijn heel veel andere mensen ook binnengekomen. Collega's van mij, zoals Fred van Duivenbode en Bart Poot. Er zijn ook nog journalisten aan de deur geweest en mensen van andere luchtvaartmaatschappijen zijn nog even kort binnen komen wippen. Het was echt chaotisch.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U vertelt dat u vijf kopieën hebt gemaakt.

De heer Wijbrandi: Exact weet ik het niet, maar het waren niet zoveel kopieën. Het was rond de vijf volgens mij.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Er zijn stapeltjes gemaakt. Weet u wat daarmee gebeurd is?

De heer Wijbrandi: Nee, daar heb ik geen idee van.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u of ze in een ordner zijn gestopt, zijn meegegeven aan iemand? Kortom, waar zijn zij gebleven?

De heer Wijbrandi: Waarschijnlijk heeft iemand de papieren waarom de heer Nix vroeg, afgegeven. Wat er met de rest van de kopieën is gebeurd, daar heb ik geen idee van. Uiteindelijk kwamen er zoveel mensen binnen die zich daarmee bezig hebben gehouden. Dat was mijn taak gewoon niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u ooit wel eens wat van die papieren teruggezien, bijvoorbeeld ergens in een ordner opgeslagen?

De heer Wijbrandi: Teruggezien niet, maar volgens mij heeft de heer Van Balveren ooit nog eens hele file aangelegd van alle papieren die betrekking hadden op de vlucht.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Weet u wat er normaal met die papieren gebeurt? Bewaart het kantoor ook een stapel?

De heer Wijbrandi: Alleen operational papieren, geen cargo-papieren. Dat betreft kopieën van de weight and balance-papieren, een kopie van de NOTOC, getekend door de captain, en de telexen omtrent de vlucht, in dit geval vanuit Amerika.

Mevrouw Augusteijn-Esser: In 1996 heeft de heer Plettenberg aangifte gedaan omdat volgens hem een ordner bestond waarin papieren zaten die niet klopten, incompleet waren, enzovoorts. Bent u daarvan op de hoogte?

De heer Wijbrandi: Absoluut niet.

Mevrouw Augusteijn-Esser: U bent daar in uw eigen proces-verbaal ook niet naar gevraagd?

De heer Wijbrandi: Ik kan het mij niet herinneren.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u daar nog wel eens met mijnheer Plettenberg over gesproken?

De heer Wijbrandi: Nooit. Ik heb nooit meer contact met de heer Plettenberg gehad. Hij is een jaar na de crash feitelijk weggegaan bij El Al. Maar ik heb nooit contacten met de heer Plettenberg onderhouden, nee.

Mevrouw Augusteijn-Esser: Hebt u ook geen idee om welke ordner dat zou kunnen gaan?

De heer Wijbrandi: Geen idee, echt niet.

De voorzitter: Mijnheer Wijbrandi, u hebt die ordner wel gezien, maar u heeft er niet ingekeken. U hebt hem wel zien staan.

De heer Wijbrandi: Ik zei: er staat mij iets bij van dat er een ordner is geweest. Ik heb hem misschien wel even gezien, dat zou kunnen zijn.

De voorzitter: Waar stond die ordner?

De heer Wijbrandi: De ordners werden bewaard in het keukentje dat wij hebben. Het is een soort magazijn, met een koffiezetapparaat en wat spullen.

De voorzitter: Daar stond een ordner. U hebt gezegd daar nooit in te hebben gekeken, maar u herkende hem wel. Wat stond er op de kaft, zodat u hem herkende als horend bij deze vlucht?

De heer Wijbrandi: Ik heb het vermoeden dat ik de ordner gezien heb, maar ik weet het niet zeker. Ik weet het absoluut niet zeker. Maar ik geloof dat de heer Van Balveren wat aangelegd heeft omtrent de vlucht, gegevens.

De voorzitter: De heer Plettenberg heeft op een gegeven moment aangifte gedaan van handelingen die niet correct zouden zijn geweest, waarbij met name op die ordner wordt gedoeld. Daar zouden stukken uit zijn verdwenen. Het is toch correct dat u in het voorgesprek hebt gezegd dat u zich kunt herinneren dat er ergens een ordner stond, dat u zich vaag kunt herinneren dat u een ordner hebt gezien.

De heer Wijbrandi: Het kan ook zijn dat... Dat weet ik niet zeker. Volgens mij was er sprake van een ordner waarin de papieren gegaan zijn.

De voorzitter: En die stond in dat magazijntje.

De heer Wijbrandi: Ja.

De voorzitter: Iedereen kon daarbij komen.

De heer Wijbrandi: In principe kunnen werknemers van El Al daar komen.

De voorzitter: Hoe was de werkrelatie tussen u en de heer Plettenberg?

De heer Wijbrandi: Die was niet goed.

De voorzitter: Kunt u dat verduidelijken?

De heer Wijbrandi: De heer Plettenberg had de neiging om wanneer er door collegae fouten gemaakt werden – ik praat niet voor iedereen – een brief aan de baas te schrijven met daarin de naam van degene die de fout gemaakt had. Hij lag collegiaal op de afdeling niet al te best.

De voorzitter: Hoe was de verhouding Nederlanders-Israëliërs procentueel?

De heer Wijbrandi: Bij ons was het 90% Nederlanders. De station manager was van Israëlische afkomst en dan was er nog een persoon van Joodse afkomst. Feitelijk waren het allemaal Nederlanders uit alle rangen en standen en lagen van de bevolking.

De heer Van den Doel: Was u verbaasd toen u voor deze commissie werd opgeroepen?

De heer Wijbrandi: Nee, ik had er ergens wel op gerekend toen ik hoorde dat het ging spelen. Het heeft mij altijd verbaasd waarom ik niet eerder opgeroepen ben, gegeven het feit dat ik steeds heb gezegd dat ik de machine geladen heb.

De voorzitter: Ik moet u even onderbreken. Ik ben erop geattendeerd dat het afleggen van de eed niet correct is gebeurd. Alles wat u tot nu toe hebt gezegd, is formeel niet onder ede gebeurd. Ik verzoek u, alsnog de eed af te leggen. Ik verzoek u te antwoorden door twee vingers op te steken en te zeggen: zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De door u af te leggen eed luidt: ik zweer dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

De heer Wijbrandi: Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De voorzitter: Ik bied mijn excuses aan voor deze gang van zaken.

De heer Van den Doel: Mijnheer Wijbrandi, u was er niet verbaasd over dat u werd opgeroepen, omdat u die middag ook een rol had gespeeld bij de belading van het vliegtuig.

De heer Wijbrandi: Dat klopt. Ik zat een jaar bij El Al. Eindverantwoordelijk was ik niet, maar het laden van een vliegtuig leer je rijkelijk snel. Daar heb je niet veel opleiding voor nodig. Het is werken volgens een plattegrond. Heel veel mensen zouden dat kunnen.

De heer Van den Doel: Hebt u, toen u de oproep kreeg, de film voor u zelf nog eens afgedraaid? Hebt u nog steun van anderen gehad om uw geheugen op te frissen?

De heer Wijbrandi: Nee. Afgelopen donderdag werd ik in Tel Aviv gebeld door de advocaat van El Al en door Tilly Foo, de assistant general manager van El Al Nederland. Ik ben door niemand benaderd op het hoofdkantoor. Niemand heeft mij opgeroepen om bepaalde verklaringen af te leggen of wat dan ook.

De heer Van den Doel: U hebt van niemand steun gehad om die avond nog eens te reconstrueren?

De heer Wijbrandi: Nee.

De heer Van den Doel: Ik vraag dat, omdat u in 1996 gehoord bent in het kader van de aangifte van de heer Plettenberg. In het proces-verbaal staat dat u zich weinig meer kon herinneren, zeker niet over de tijden. U hebt ook gezegd dat u zich geen politieman kon herinneren.

De heer Wijbrandi: Niet in uniform.

De heer Van den Doel: Terwijl u zojuist iets anders verklaard heeft. In het voorgesprek hebt u gezegd dat u de laatste trein naar Amersfoort gepakt heeft. Dat was ongeveer kwart over twaalf. In het proces-verbaal staat dat u wel weet dat u die avond naar huis gegaan bent, maar dat u niet weet hoe laat dat was.

De heer Wijbrandi: Het staat mij nu wel bij dat het een van de laatste treinen geweest is.

De heer Van den Doel: U hebt op eigen kracht de reconstructie in beeld gebracht. U kunt zich nu weer een aantal dingen herinneren.

De heer Wijbrandi: Af en toe komen bepaalde dingen in fragmenten weer terug. Op het ene moment herinner je je meer dan op het andere moment. Het is heel moeilijk om je precies te herinneren wat er acht jaar geleden gebeurd is.

De heer Van den Doel: Misschien kunt u zich voorstellen dat wij het op prijs stellen als de gehoorden zich zoveel mogelijk herinneren. Hebt u tijdens uw werk op Schiphol ooit papieren, documenten mee naar huis genomen?

De heer Wijbrandi: Ik heb niet expliciet papieren mee naar huis genomen. Naar aanleiding van de ramp heb ik fotokopieën omtrent de vlucht mee naar huis genomen. Het ging alleen om een kopie van een sheet waarop de vlucht stond met wat gegevens, een kopie van de load sheet, en dat soort dingen.

De heer Van den Doel: Van deze vlucht heeft u kopieën gemaakt, die u mee naar huis hebt genomen?

De heer Wijbrandi: Een stuk of drie, vier. Vier verschillende A4'tjes.

De heer Van den Doel: Die hebt u mee naar huis genomen.

De heer Wijbrandi: Ik meen dat ik een kopie van de belading heb meegenomen en een kopie van de load sheet en een paar andere dingen.

De heer Van den Doel: Wat bedoelt u met een kopie van de belading?

De heer Wijbrandi: Alleen de onload instruction. Ik heb die papieren meegenomen en in Amersfoort laten liggen. Mijn betrokkenheid bij de vlucht speelde daar een rol bij.

De heer Van den Doel: Wat u gekopieerd hebt, waren vier A4'tjes.

De heer Wijbrandi: Operational papers, een paar kleine dingen, geen weight and balance-papieren.

De heer Van den Doel: Circa vier A4'tjes.

De heer Wijbrandi: Ja.

De heer Van den Doel: Was er naar uw mening iets bijzonders met de vracht van deze vlucht?

De heer Wijbrandi: Naar mijn mening absoluut niet, maar het is moeilijk om dat in te schatten. Je hebt vaak geen enkel idee wat er in de pallets zit. Je weet ook niet wat er precies aan transit cargo aan boord zit. Als je een pallet hebt met een roodwit label, flammable liquid of flammable weet ik wat, dan kun je alle kanten op denken. Het kan aftershave zijn, het kan parfum zijn, het kan verf zijn.

De heer Van den Doel: Als er niets bijzonders was, waarom hebt u dan toch die kopietjes gemaakt?

De heer Wijbrandi: Dat heb ik al gezegd. Het had geen enkele achtergrond, behoudens mijn betrokkenheid bij de vlucht. Ik voelde mij nauw betrokken bij de vlucht, mede door het feit dat ik de heer Fuchs, first officer Ohad, flight engineer Gedalya Sofer en Anat Solomon kende. Verder had het meenemen van die documenten geen enkele achtergrond. Het is gewoon een soort aandenken aan de vlucht, net als ik krantenknipsels heb van de ramp.

De heer Van den Doel: U weet dat u onder ede staat. Wij hebben informatie dat u documenten over de vlucht, inclusief beladingspapieren, in uw bezit hebt gehad. Is dat juist?

De heer Wijbrandi: Geen beladingspapieren. Nogmaals, ik had alleen een kopie van de onload instruction. Geen vrachtpapieren of weight and balance-papieren.

De heer Van den Doel: Ik zeg u nogmaals dat wij informatie hebben dat u documenten, inclusief papieren over de vracht, privé in uw bezit hebt gehad. Is dat juist of is dat niet juist?

De heer Wijbrandi: Omtrent de vracht had ik slechts de onload instruction en een operation paper waarop staat hoe laat de machine is aangekomen en hoe laat hij vertrok, met de reden van de vertraging, met een aanduiding van de binnenkomende en uitgaande vracht. Het is een algemeen sheet dat wij voor elke vlucht gebruiken. Verder waren het geen bijzondere papieren.

De heer Van den Doel: Toen u naar Israël vertrok, hebt u in Nederland een zaakwaarnemer aangewezen. Is dat juist?

De heer Wijbrandi: Ja.

De heer Van den Doel: Had die zaakwaarnemer ook die vier A4'tjes?

De heer Wijbrandi: De papieren zaten in een doos in Amersfoort. Ik heb een aantal papieren, boeken en andere artikelen niet meegenomen. Het ging om twee dozen, één doos op zolder en één doos in een kast in een kamer. Later zijn die dozen naar de heer Hamstra gegaan.

De heer Van den Doel: De kopietjes die u gemaakt hebt, zaten daar ook bij.

De heer Wijbrandi: Ja, die hebben in een van die dozen gezeten. Het is informatie die gelijk naar jullie is doorgespeeld.

De heer Van den Doel: U had het over twee dozen. Zaten daar ook originele of kopieën van vrachtbrieven bij?

De heer Wijbrandi: Absoluut niet.

De heer Van den Doel: Mijnheer Wijbrandi, in maart 1998 is er een inval geweest bij uw zaakwaarnemer. Bent u daarvan op de hoogte?

De heer Wijbrandi: Ik heb inderdaad van mijn neef vernomen dat er mensen, twee engelssprekende personen, in het huis zijn binnengekomen.

De heer Van den Doel: Er is een inval geweest bij uw neef. Deze mensen hebben de ordners...

De heer Wijbrandi: De complete administratie. Het ging voornamelijk om mijn administratie.

De heer Van den Doel: Ordners met documenten zijn meegenomen.

De heer Wijbrandi: Ja.

De heer Van den Doel: Daarvan bent u op de hoogte?

De heer Wijbrandi: Documenten omtrent de vlucht?

De heer Van den Doel: Ik zeg: de mensen hebben ordners met documenten daarin meegenomen. Er is een inval gedaan en deze mensen hebben de documenten wederrechtelijk tot zich genomen. Daarvan bent u op de hoogte?

De heer Wijbrandi: Ik weet absoluut niet wat voor documenten het betrof. Van de heer Hamstra weet ik dat hem verzocht is, op de bank plaats te nemen. Twee engelssprekende mensen zijn binnengevallen. Zij hebben de heer Hamstra verzocht, op de bank te blijven zitten. Een van de mensen heeft mijn administratie doorgenomen.

De heer Van den Doel: Zij hebben uw administratieve documenten meegenomen.

De heer Wijbrandi: Volgens de heer Hamstra zijn er wat documenten meegenomen, maar die kunnen absoluut geen betrekking op de vlucht hebben. Ik heb nooit originele of andere papieren meegenomen. Het ging om mijn emotionele betrokkenheid bij de vlucht.

De heer Van den Doel: Wat hebben deze mensen dan wel meegenomen?

De heer Wijbrandi: Geen idee.

De heer Van den Doel: Het waren uw spullen.

De heer Wijbrandi: Dat weet ik, maar ik heb geen idee.

De heer Van den Doel: U weet niet wat u aan uw zaakwaarnemer hebt overgedragen?

De heer Wijbrandi: Ik weet wel welke papieren er lagen...

De heer Van den Doel: Maar dan weet u toch ook wat u nu mist.

De heer Wijbrandi: Ik heb daar nog niet naar gekeken. Ik had geen bijzondere papieren in die ordners zitten.

De heer Van den Doel: Wat kan de reden zijn dat twee engelssprekende mensen een inval doen bij uw zaakwaarnemer en er met uw documenten vandoor gaan?

De heer Wijbrandi: Daar heb ik absoluut geen idee van. De heer Hamstra heeft mij dat doorgebeld in Israël. Hij zei dat er ineens twee engelssprekende mensen kwamen die vroegen om inzicht in mijn administratie. Daarop heeft hij papieren meegegeven. Ik heb gezegd: wat is dat voor onzin? Wat is er precies gebeurd? Ik heb er absoluut geen betrouwbare informatie liggen of informatie die ik achterhoud. Ik maak mij er dus niet druk over.

De heer Van den Doel: Was uw vrouw op de hoogte van het feit dat u uw papieren aan een zaakwaarnemer had overgedragen?

De heer Wijbrandi: Ja.

De heer Van den Doel: Wat is de functie van uw vrouw in Israël?

De heer Wijbrandi: Mijn vrouw werkt bij de paspoortcontrole op Ben Goerion.

De heer Van den Doel: Zij werkt bij de Israëlische veiligheidsdienst?

De heer Wijbrandi: Zij werkt bij de Israëlische marechaussee. Als u spreekt van veiligheidsdienst, rukt u het wat uit zijn verband.

De heer Van den Doel: Ik neem aan dat die dienst onder de veiligheidsdienst valt.

De heer Wijbrandi: Ja, het heeft wel met veiligheid te maken.

De heer Van den Doel: Uw zaak-waarnemer heeft u op de hoogte gesteld. Wanneer heeft hij dat gedaan?

De heer Wijbrandi: Dat heeft hij pas een maand of twee geleden gedaan. Ik heb daarop gezegd: als je het niet meer kunt achterhalen, als je je niet meer kunt indenken wat er precies gebeurd is, laat het dan maar. Er bevinden zich geen stukken onder die belangrijk zijn voor een parlementaire commissie of wat dan ook. Ik heb geen geheimen te verbergen.

De heer Van den Doel: Heeft hij u ook verteld dat hij u in maart 1998, toen de inval plaatsvond, onmiddellijk 's avonds heeft gebeld, maar uw vrouw aan de telefoon kreeg?

De heer Wijbrandi: Dat klopt.

De heer Van den Doel: U vrouw heeft deze boodschap niet aan u doorgegeven?

De heer Wijbrandi: Nee, mijn vrouw heeft niet expliciet aan mij verteld dat er papieren weggeraakt of meegenomen waren. Daar heb ik niets over gehoord.

De heer Van den Doel: Vindt u dat niet vreemd? Er vindt een inval plaats bij uw zaakwaarnemer en men gaat er met uw documenten vandoor, de zaakwaarnemer belt u op in Israël...

De heer Wijbrandi: Ik weet niet of de heer Hamstra dat ook letterlijk aan mijn vrouw heeft meegedeeld. Daar heb ik geen idee van, absoluut niet.

De heer Van den Doel: Hij heeft u twee maanden geleden, toen u elkaar weer ontmoette, toch verteld dat hij in maart onmiddellijk had opgebeld?

De heer Wijbrandi: Hij heeft later aan mij verteld dat hij in maart naar mijn vrouw heeft gebeld. Hij belde naar mij, maar hij kon mij niet te pakken krijgen in verband met mijn dienst op de luchthaven Ben Goerion. Hij vroeg toen ook: heb je dan geen boodschap van je vrouw doorgekregen? Ik zei toen: ik kan mij niet meer heugen wat er in maart gebeurd is. Het kan best zijn dat je gebeld hebt, maar op dat moment is mij niet medegedeeld dat er iets belangrijks gaande was. Hij heeft mij omtrent dit gebeuren eigenlijk recentelijk op de hoogte gesteld. Daar was ik wel nijdig over, uiteraard, omdat het toch een inbreuk op je privacy is.

De heer Van den Doel: U heeft nog steeds geen verklaring voor het feit dat men de documenten, waarvan u zich niet meer kunt herinneren welke het waren, zich wederrechtelijk toe-eigent in maart 1998?

De heer Wijbrandi: Ik voel mij daar behoorlijk door gegriefd, uiteraard. Maar aan de andere kant heb ik mij er niet echt druk over gemaakt. Ik dacht: ja, wat kan dat nou zijn. Ik heb niets bijzonders in mijn administratie zitten, absoluut niet. Niets, geen bijzondere documenten.

De heer Van den Doel: U heeft zojuist verteld dat u vanwege een soort grote betrokkenheid bij die bewuste rampvlucht die avond een aantal kopieën – een stuk of vier – puur als aandenken heeft gemaakt.

De heer Wijbrandi: Dat klopt.

De heer Van den Doel: Ik heb u gevraagd of u wel eens papieren mee naar huis nam. U hebt toen gezegd dat u dat niet deed. Kunt u verklaren hoe het komt dat er zich in het desbetreffende dossier dat u hebt overgedragen aan uw zaakwaarnemer drie rapporten bevinden over incidenten met een Boeing uit 1992?

De heer Wijbrandi: Dat wilde ik net even toevoegen. Dat waren wat incidenten omtrent de technische staat, incidenten met El Al-toestellen. Dat waren rapporten die ik geloof ooit door Jeroen Plettenberg zijn gemaakt.

De heer Van den Doel: Wat was de reden om daarvan kopieën te maken en in het dossier te doen?

De heer Wijbrandi: Dat was meer interesse in de zin van wat kan er allemaal wel niet met een vliegtuig gebeuren. Dat was meer interesse die er buitenom bestaan heeft.

De heer Van den Doel: Dat was pure interesse.

De heer Wijbrandi: Toch een bepaald soort interesse in het gebeuren, maar geen echte...

De heer Van den Doel: U verzamelt kopieën van rampvluchten en u verzamelt rapporten over incidenten. Heeft u nog meer verzameld?

De heer Wijbrandi: Nee, niets, absoluut niets. Nee, nee, nee. Ik denk dat iedere werknemer wel eens wat informatie thuis heeft liggen die betrekking heeft op zijn werk. Ik geloof niet dat er nou...

De voorzitter: Er heeft zich toch iets vreemds voorgedaan dat ik niet goed kan begrijpen. U geeft stukken in bewaring bij uw zaakwaarnemer omdat u met uw echtgenote vertrekt naar Israël. De reden van uw vertrek naar Israël heeft u meegedeeld. Deze ordners – twee dozen, zegt u – waren verdeeld over twee adressen, een in Amersfoort...

De heer Wijbrandi: Nee, niet verdeeld.

De voorzitter: Er was een gedeelte in Amersfoort en een gedeelte in Amsterdam. Is dat correct?

De heer Wijbrandi: Mijn directe administratie lag bij de heer Hamstra, dat klopt. Wat andere papieren, twee dozen met wat formulieren, boeken en wat andere zaken, stonden bij mijn moeder in huis. Die dozen zijn – ik weet niet wanneer exact – opgehaald door de heer Hamstra en naar zijn adres gegaan.

De voorzitter: Dat zijn ook stukken die met luchtvaart te maken hebben?

De heer Wijbrandi: Dat zijn stukken die met luchtvaart te maken hebben, dat klopt.

De voorzitter: Op twee adressen zijn stukken die te maken hebben, direct of indirect, met de luchtvaart c.q. met vliegtuigen. U bent in januari 1998 teruggegaan naar Israël. U gaat weer werken bij El Al. Uw vrouw heeft ook een functie op het vliegveld. Vervolgens wordt er in maart 1998 – u heeft de stukken voor de zaakwaarnemer netjes vastgelegd op papier – een inval gedaan. Er gaat een ordner weg. De heren die de inval doen, zeggen: these are the originals. Dit zijn de originele papieren. Vervolgens gaan zij weg met een ordner. Dat is duidelijk bevestigd door uw zaakwaarnemer. Vervolgens – toch enigszins in paniek, want uw zaakwaarnemer had niet verwacht dat hij daarmee op deze manier geconfronteerd zou worden – belt hij om u ervan op de hoogte te brengen wat er gebeurd is. Het gebeurt toch niet alle dagen dat er in je huis wordt ingevallen, je even hardhandig op een stoel wordt neergezet en je wordt gezegd: blijf zitten, wij gaan eens even die spullen doorbladeren. Vervolgens neemt uw zaakwaarnemer contact op. Hij krijgt uw echtgenote aan de lijn en meldt dit. U wordt daar niet van op de hoogte gebracht. U weet op dit moment niet te vertellen en u bent ook niet geïnteresseerd geweest in welk deel van de formulieren bij uw zaakwaarnemer zijn weggehaald. Wilt u daar nu eens antwoord op geven?

De heer Wijbrandi: Daar wil ik wel antwoord op geven. Het is niet zo dat ik geen interesse heb in wat er weggehaald is. Maar aangezien ik toch geen stukken in mijn bezit heb of ooit heb gehad die in die mate vertrouwelijk waren... dat dit boven op tafel zou komen. Ik heb gisteravond nog met hem gesproken en gezegd dat ik toch eens in de administratie wil bekijken wat er weg is. Ik heb er geen idee van wat er verdwenen is. Dat kunnen ook originele arbeidscontracten zijn.

De voorzitter: Dat kan niet, want die zijn er nog.

De heer Wijbrandi: Ik heb absoluut geen idee.

De voorzitter: Maar wij wel. Ik meld u wat nog wel aanwezig is. Dat zijn de meldingsformulieren van de ramp met de LY 1862 naar Tel Aviv, de load instruction report – afwijkend van het Plettenberg-formulier dat mevrouw Augusteijn met u heeft doorgenomen en waar u geen antwoord op weet – een kopie uit de agenda met betrekking tot de aangewezen bemanning, het overlijdensbericht uit Tel Aviv van Anat Solomon, de load sheet and load message, het station monthly performance report en het personeelsoverzicht van El Al op Schiphol. Dat zijn de stukken die niet zijn meegenomen door deze mensen. Kunt u zich proberen te herinneren wat er nog meer aan informatie was waarin deze heren geïnteresseerd waren?

De heer Wijbrandi: Er was verder absoluut niets aan informatie. Het waren hoofdzakelijk de operational papers waarvan ik wat kopieën heb gemaakt.

De voorzitter: Dat is wat ik heb opgenoemd?

De heer Wijbrandi: Ja, dat zijn de operational papers.

De voorzitter: Wat hebben zij nog meer meegenomen? Er stond iets van u en dat is meegenomen, the originals.

De heer Wijbrandi: Daar heb ik absoluut geen idee van. Het kan zijn dat het arbeidscontracten zijn geweest.

De voorzitter: Nee, want de arbeidscontracten staan op de lijst. Ik wil ook nog wel de persoonlijke dingen opnoemen, maar er zit een arbeidsovereenkomst in met El Al, een machtiging aan de zaakwaarnemer, wat Hebreeuwse documenten; allemaal privé, waar ik verder niet over uitweid, plus de drie rapportjes van 3 augustus 1992 over een klapband, over verkeerde belading in 1992 en over een incident tijdens de belading met een container met vloeibaar helium. U zegt dat het over drie papiertjes gaat. Ik lees nu de zaken voor die u in bewaring heeft gegeven bij uw zaakwaarnemer. Er ontbreekt nog een deel, omdat dit door mensen is weggehaald.

De heer Wijbrandi: Dat niet, absoluut niet.

De voorzitter: Wat is er dan meegenomen?

De heer Wijbrandi: Er lagen helemaal geen documenten die betrekking hadden op de ramp of wat dan ook. Die had ik helemaal niet in mijn bezit. Het enige wat ik had, dat zei ik al, was met de flight incidents en flight accidents. Daar geldt toch een bepaalde mate van beroepsmatige interesse. Wat er aan originals is weggehaald, ik had geen originals van iets dat betrekking heeft op luchtvaart.

De voorzitter: Mijnheer Wijbrandi, kunt u zich voorstellen dat dit verhaal voor ons...

De heer Wijbrandi: Dat begrijp ik 100%.

De voorzitter: Wat hebben zij dan wel meegenomen?

De heer Wijbrandi: Dat weet ik ook niet, absoluut niet.

De voorzitter: U weet toch wat u hem in bewaring hebt gegeven? Als ik iemand iets in bewaring geef, geef ik hem geen soapserie. Het moet wel zinvol zijn om in bewaring te houden en geen oude kranten. U geeft een aantal ordners en dozen in bewaring bij uw zaakwaarnemer. U hebt er een bepaalde bedoeling mee om die zaken te bewaren.

De heer Wijbrandi: De enige bedoeling was mijn beroepsmatige interesse en ook de emotionele betrokkenheid bij de vluchten. Dat waren alleen maar wat operational papers en de flight incident and accident reports. Dat was een bepaalde mate van interesse in de luchtvaart.

De voorzitter: Ik geloof u helemaal dat u een aantal van deze dingen...

De heer Wijbrandi: Ik begrijp absoluut ook niet wat voor originals er zijn meegenomen, want ik had nergens originals van liggen wat betreft luchtvaart.

De voorzitter: Ik kan mij goed voorstellen dat u dingen uit een soort emotie, betrokken bij de vlucht, wilt bewaren voor later. Dat heb ik ook voorgelezen. Aan de andere kant moet u toch ook serieus weten wat u in bewaring heeft gegeven. Als u hoort dat er wat weg is, moet u zich toch kunnen herinneren wat er weg is?

De heer Wijbrandi: Ik had een aantal kopieën gemaakt omtrent het operational gebeuren, voor mijzelf, door de emotionele betrokkenheid. Ik had inderdaad flight incident and accident reports, opgemaakt door ik geloof de heer Plettenberg en Bart Poot misschien een keer. Maar dat was gewoon beroepsmatige interesse.

De voorzitter: Beroepsmatige interesse?

De heer Wijbrandi: Absoluut. Ik vond het toch interessant. De vrachtmachines zijn toch een heel interessante operatie, maar ik had verder absoluut geen cargo-documents of wat dan ook. Ik verklaar dat hier onder ede. Ik heb absoluut geen originele vrachtpapieren of wat dan ook in mijn bezit gehad. Absoluut nooit. Er zijn ook geen vrachtpapieren in huis.

De voorzitter: Heeft u op dat moment bedacht wat het voor uw zaakwaarnemer kon betekenen? Uw vrouw is op de hoogte gebracht.

De heer Wijbrandi: Ik weet dus niet...

De voorzitter: Dat weten wij wel.

De heer Wijbrandi: Dat heeft hij tegen u gezegd?

De voorzitter: Ja, en u bent dus blijkbaar niet door uw vrouw daarvan op de hoogte gebracht. Dat is een zeer vreemde situatie, maar dat laat ik aan u om dat te beoordelen. Kunt u zich voorstellen dat uw zaakwaarnemer toch wel erg onder de indruk is geweest? Was u niet benieuwd hoe hij het maakte?

De heer Wijbrandi: Hoe bedoelt u?

De voorzitter: Toen u hoorde dat hij...

De heer Wijbrandi: Ik wist überhaupt... Maanden later heeft hij mij een keer verteld dat er een inval geweest was. Wanneer dat geweest is, kan ik mij nu even niet voor de geest halen, november of december.

De voorzitter: In 1998.

De heer Wijbrandi: Ja, hij heeft mij een aantal keren gebeld en gezegd dat er wat vreemde zaken gebeurden. Ik vraag hem: hoe bedoel je, vreemde zaken? Hij zegt: er is een keer een inval geweest in maart. Hij heeft dat zeven of acht maanden na dato aan mij gemeld. Daarnaast heeft hij gezegd dat hij gefilmd werd met videocamera's in de buurt van het voetbalveld et cetera. Ik heb er een keer met hem over gesproken, maar ik heb gezegd: luister eens, Jan, ik heb überhaupt niets te verbergen, absoluut niets. Ik heb nooit stukken achtergehouden met betrekking tot de ramp of wat dan ook. Ik heb inderdaad wat papiertjes liggen wat betreft beroepsmatige interesse in de luchtvaart, maar dat had ook een andere hobby kunnen zijn, andere stukken. Het is maar net waar je in geïnteresseerd bent.

De voorzitter: U kunt zich dus niet meer herinneren welke papieren bij die inval weggehaald zijn? U mist die nu niet in het dossier?

De heer Wijbrandi: Ik heb nog niets gecontroleerd. Ik heb überhaupt geen angst voor dat hele gebeuren.

De voorzitter: U bent sinds vrijdagmorgen in Nederland.

De heer Wijbrandi: Ja, ik ben vrijdagmorgen in Nederland aangekomen. Het duurde tot een uur of elf voordat de kamers vrij waren. Er was iemand uit Israël over.

De voorzitter: Het is nu maandagmiddag half drie. U heeft contact gehad met uw zaakwaarnemer en u bent nog niet samen eens een keer door de papieren gelopen?

De heer Wijbrandi: Gisteravond is hij met mij mee naar Amersfoort gegaan. Ik ben nog met hem teruggegaan naar Amsterdam. Toen hebben wij het over die zaak gehad. Ik heb toen gezegd: dat neem ik te zijner tijd wel door, want wat er ook gevonden is, het kan absoluut niets zijn, niet in de mate dat het schadelijk kan zijn voor wat dan ook of dat het achtergehouden informatie betreft. Dat verklaar ik onder ede, en graag.

De voorzitter: Mijnheer Wijbrandi, u heeft een flat in Amsterdam.

De heer Wijbrandi: Dat klopt.

De voorzitter: Waarvoor gebruikt u die flat?

De heer Wijbrandi: Die flat wordt op dit moment verhuurd. Op het moment dat er sprake was van teruggaan naar Israël, waar de economische situatie niet erg gemakkelijk is, zeker niet wanneer je met een gezin daar komt en ondanks het feit dat ik kon doorwerken bij El Al, heb ik gezocht naar een mogelijkheid om toch wat financiële zekerheid op te bouwen. Ik werk tot op de dag van vandaag op contractbasis bij El Al. Ik zocht naar een zekere mate van financiële zekerheid in mijn leven.

De voorzitter: Wanneer hebt u die flat gekocht?

De heer Wijbrandi: In oktober 1997 zijn wij ermee begonnen. Later heeft de heer Hamstra de zaken afgehandeld.

De voorzitter: Die flat wordt nu regelmatig verhuurd aan mensen van El Al?

De heer Wijbrandi: Nee, absoluut niet. Ik weet niet wat voor mensen er op dit moment zitten. Het is iets wat de heer Hamstra allemaal voor mij regelt.

De voorzitter: Hij regelt dat allemaal voor u.

De heer Wijbrandi: Inderdaad.

De voorzitter: Mijnheer Wijbrandi, ik vraag u om te bevestigen dat u uitdrukkelijk verklaart dat u onder ede staat en dat al datgene wat gezegd is voordat de eed herhaald is, onder de afgelegde eed valt en juist is.

De heer Wijbrandi: Dat bevestig ik.

De voorzitter: Ik kom tot een samenvatting van het besprokene. Ik vraag u, te bevestigen wat ik u voorlees. Van 1991 tot en met 1998 hebt u bij El Al op Schiphol gewerkt.

De heer Wijbrandi: Klopt.

De voorzitter: In januari 1998 bent u geëmigreerd naar Israël wegens familieomstandigheden.

De heer Wijbrandi: Klopt.

De voorzitter: U hebt thans bij El Al op Ben Goerion dezelfde functie als u had op Schiphol.

De heer Wijbrandi: Klopt.

De voorzitter: Het verschil op de loading instruction met betrekking tot het palletnummer kunt u niet verklaren.

De heer Wijbrandi: Absoluut niet meer.

De voorzitter: Het ene formulier is ondertekend door de heer Huneker, het andere door de heer Plettenberg. Verschillen zijn voor u niet duidelijk.

De heer Wijbrandi: Ik zou absoluut niet weten welke de juiste belading is. Dat kan ik mij zo niet voor de geest halen.

De voorzitter: Op verzoek heeft u geholpen met het kopiëren van de papieren, meer dan honderd vel, onder andere vrachtpapieren, NOTOC's, loading instructions, plusminus vijf setjes.

De heer Wijbrandi: Ja.

De voorzitter: Het kopiëren duurde meerdere uren.

De heer Wijbrandi: Meer dan een uur.

De voorzitter: U controleerde als laatste dat de lading van de AXG correct was ingeladen.

De heer Wijbrandi: Op het maindeck, klopt.

De voorzitter: U vergeleek niet de gewichten van de load sheets met het cargo manifest.

De heer Wijbrandi: Nee.

De voorzitter: U hebt geen verklaring voor het verschil op de load instructions, noch voor de verschillende ondertekening.

De heer Wijbrandi: Nee.

De voorzitter: U hebt verschillende documenten betreffende de rampvlucht gekopieerd en mee naar huis genomen.

De heer Wijbrandi: Klopt.

De voorzitter: U kunt de inval bij uw zaakwaarnemer niet verklaren.

De heer Wijbrandi: Klopt.

De voorzitter: U weet niet welke documenten bij de inval bij uw zaakwaarnemer zijn meegenomen.

De heer Wijbrandi: Inderdaad. Ik voeg daar nog iets aan toe. Volgens mij heeft hij het recentelijk aan mij doorgegeven. Ik ben nu voor de eerste keer over en ik heb nog geen tijd gehad om überhaupt door mijn administratie heen te gaan. Ik heb absoluut niets te verbergen.

De voorzitter: Dan is daarmee een einde gekomen aan dit verhoor. Ik verzoek de griffier, de heer Wijbrandi uit te geleiden.

14.37 uur

Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.


Commentaar van de dag door publicist Pierre Heijboer