"Onthullingen, getuigenverklaringen, wetenschappelijke evaluaties en foto's over de Bijlmerramp met het El AL-vliegtuig bij SDN...!!"

Samenvatting en conclusie van enquêtevoorzitter Th. Meijer
aan het einde van ieder openbaar verhoor

Burgers & Bijlmer . . Bijlmer enquête . . Doemvlucht <===> Kamerzetel 151 . . SDN . . Heijboer

Vliegramp Bijlmermeer
Woensdag 17 februari 1999

Verhoor 45

De heer J.A.M. Diepenbrock


J.A.M. Diepenbrock

Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op woensdag 17 februari 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag

Woensdag 17 februari 1999

Aanvang 13.30 uur

Verhoord wordt de heer J.A.M. Diepenbrock

Voorzitter: Th.A.M. Meijer

Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Augusteijn-Esser, Van den Doel, Oedayraj Singh Varma en Oudkerk, alsmede de heer Roovers, griffier, en de heer Voerman, lid van de staf van de commissie.

De voorzitter: Ik heropen de vergadering van de Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer. Aan de orde is het verhoor van de heer J.A.M. Diepenbrock, geboren op 26 augustus 1940 te Den Haag. Mijnheer Diepenbrock, ik verzoek u te gaan staan voor het afleggen van de belofte. De door u af te leggen belofte luidt: ik beloof dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

De heer Diepenbrock: Dat beloof ik.

De voorzitter: Mijnheer Diepenbrock, de enquêtecommissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegramp op 4 oktober 1992 in de Bijlmer te Amsterdam, met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Mijnheer Diepenbrock, u was voormalig duty manager op Schiphol air side. Is dat correct?

De heer Diepenbrock: Dat klopt.

De voorzitter: U had dienst op de avond van de ramp. Kunt u vertellen wat uw functie was?

De heer Diepenbrock: Op dat moment was ik air side operations manager. Dat is degene die verantwoordelijk is voor het proces dat zich op de air side van de luchthaven Schiphol afspeelt, zijnde de platformen en het landingsterrein.

De voorzitter: Hoe moet ik mij dat voorstellen?

De heer Diepenbrock: U kunt zich dat zo voorstellen: het proces van komen en gaan van vliegtuigen in het gebied van de air side, de platformen en het landingsterrein, wordt door air side operations bewaakt en gestuurd. Op het moment dat er ergens in dat proces een stagnatie ontstaat, is de duty manager er verantwoordelijk voor dat het proces weer op gang gebracht wordt.

De voorzitter: Op welke wijze hoorde u op 4 oktober 1992 dat er een vliegtuig in de Bijlmer gecrasht was?

De heer Diepenbrock: Op een bepaald moment ging de alarmtelefoon af. Er is een gesloten systeem van alarmering op de luchthaven. Dat is een ringsysteem van telefoons, waarbij een aantal leidinggevenden uit de continudienst gewaarschuwd kan worden bij een calamiteit of een te verwachten calamiteit. In dit geval ging de alarmtelefoon af en vertelde de verkeersleiding dat er een vliegtuig dat zojuist opgestegen was, problemen had en terugkwam naar de luchthaven Schiphol.

De voorzitter: Betekent een gesloten telefooncircuit dat degenen die over een dergelijk toestel beschikken, van binnenuit wel naar buiten kunnen bellen, maar dat zij van buitenaf niet gebeld kunnen worden?

De heer Diepenbrock: Ja, het is inderdaad een gesloten systeem. Alleen de aangesloten mensen kunnen daarvan gebruikmaken en horen tevens of een van de deelnemers gebruikmaakt van het systeem. Dus als de verkeersleiding de telefoonhoorn gebruikt, horen alle aangeslotenen via een luidspreker dat de verkeersleiding die alarmering doet.

De voorzitter: Welke maatregelen heeft u vervolgens genomen en wat behoort tot de standaardprocedure bij dit soort rampen?

De heer Diepenbrock: Op dat moment wist ik natuurlijk nog niet dat zich een ramp ging afspelen. Het was eigenlijk een situatie die wel vaker voorkomt als wij bericht krijgen dat een vliegtuig terugkeert naar Schip-hol. Ik heb toen ''paraat vliegtuig'' afgeroepen. Dat betekent dat een aantal functionarissen gewaarschuwd wordt, dus dat er een aantal alarm-rollen wordt afgewerkt, en dat de brandweer zich paraat stelt langs de baan waar het vliegtuig zal komen.

De voorzitter: Wat moet ik verstaan onder ''alarmrollen afwerken''?

De heer Diepenbrock: Elke functionaris die een rol speelt in de alarmregeling van de luchthaven, heeft een lijst met telefoonnummers, althans zijn assistent. Die nummers worden afgebeld op het moment dat het ''paraat'' gemaakt is. In dit geval heeft de havendienstmedewerker een lijst met mensen die hij moet gaan bellen op het moment dat er een paraatstelling is gedaan.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de heer Van den Doel.

De heer Van den Doel: Mijnheer Diepenbrock, ik zal u een aantal vragen stellen over de Commissie van Overleg die die avond bij elkaar is gekomen. Misschien kunt u eerst eens zeggen wat de Commissie van Overleg is en wanneer die bij elkaar komt.

De heer Diepenbrock: De Commissie van Overleg is een overlegvergadering van leidinggevenden in de continudienst op Schiphol. Op het moment dat er een calamiteit plaatsvindt of wordt verwacht, wordt een aantal leidinggevenden via de paraatstelling gewaarschuwd. Die zijn op dat moment natuurlijk aan het werk in hun eigen kantoor, maar die komen dan zo snel als mogelijk is naar het kantoor van de duty manager. Daar staat een zogenaamde CvO-tafel, waar zij ieder hun eigen plaats hebben. Het zijn zeven of acht deelnemers, afhankelijk van het soort calamiteit. Zodra de deelnemers die in zo'n geval noodzakelijk zijn bij de CvO, aanwezig zijn, opent de voorzitter de bespreking. Van daar uit worden de maatregelen genomen die nodig zijn om de calamiteit te bestrijden.

De heer Van den Doel: Kunt u aangeven hoe laat de CvO voor het eerst op 4 oktober 1992 bij elkaar is gekomen?

De heer Diepenbrock: De Commissie van Overleg is vrij snel bij elkaar gekomen. Ik weet het exacte tijdstip niet meer, maar in mijn beleving is tussen kwart voor zeven en tien voor zeven iedereen aanwezig geweest bij de CvO.

De heer Van den Doel: En u was voorzitter van de CvO?

De heer Diepenbrock: Ja, de duty manager is in principe voorzitter van de CvO. Formeel is, als de overheidsdrempel is overschreden, de vertegenwoordiger van de rijkspolitie voorzitter. In de praktijk stelt de luchthaven zich dienstbaar op als de overheidsdrempel is overschreden, maar blijft de duty manager voorzitter van het beraad.

De heer Van den Doel: Wat bedoelt u met ''overheidsdrempel overschreden''? Kunt u dat toelichten?

De heer Diepenbrock: Als er een zodanige situatie is dat de overheid zegt: nu is het een zaak waarbij wij de doorslag moeten geven, zoals bijvoorbeeld in dit geval of in het geval van een telefonische bommelding, dingen die in die sfeer liggen, dan zegt de rijkspolitie meestal meteen: nu is de overheidsdrempel overschreden. Dan hebben zij een doorslaggevende stem als het gaat om ontruimingen en dergelijke.

De heer Van den Doel: Maar was die avond in de visie van de Dienst luchtvaart rijkspolitie de overheidsdrempel overschreden?

De heer Diepenbrock: Er is niet gesproken over de overheidsdrempel, omdat het eigenlijk voor de hand lag dat de overheidsdrempel was overschreden. De CvO is eigenlijk alleen bijeengeroepen om ons dienstbaar te kunnen opstellen en te kijken of de luchthaven zijn diensten ter beschikking kon stellen van de zaken die speelden, hoewel het dus een calamiteit was buiten de luchthaven.

De heer Van den Doel: Begrijp ik goed dat de overheidsdrempel was overschreden, maar dat het een calamiteit was buiten de luchthaven en dat u daarom de conclusie heeft getrokken dat u als voorzitter van de CvO kon optreden en de rijkspolitie die avond niet die rol heeft geclaimd?

De heer Diepenbrock: Dat klopt. Zij hebben in ieder geval niet hun voorzittersrol als zodanig geclaimd, maar wij hebben ons dienstbaar opgesteld.

De heer Van den Doel: Kunt u voor onze informatie nog eens kort toelichten wie er allemaal aanwezig waren bij die Commissie van Overleg van rond kwart voor zeven?

De heer Diepenbrock: Ja, het is zo dat... De herinnering aan de mensen die er zaten, is eigenlijk vrij vaag, omdat het een vaak wisselend gezelschap is. Door de gesprekken die recentelijk hebben plaatsgevonden, zijn de zaken wat verlevendigd in mijn herinnering. Ik weet in ieder geval dat van de luchthaven de terminal manager van dienst aanwezig was. Dat is de vertegenwoordiger van het proces dat zich in de terminal afspeelt: Fred Gerlach. Van verkeerszaken en toezicht was mijnheer Kortekaas aanwezig. In- en externe communicatie, de voorlichter Ruud Wever, was aanwezig. En wij hadden nog de officier van dienst van de luchthavenbrandweer, Wim Ewoldt. Hij is niet altijd bij de CvO aanwezig, omdat de officier van dienst van de brandweer ter plaats is als zich een calamiteit op de lucht-haven voordoet. Maar omdat het hier ging om een situatie die zich ver buiten de luchthaven afspeelde, is hij zo verstandig geweest om meteen naar de CvO te komen om te kijken of daar nog dingen gedaan konden worden.

De heer Van den Doel: Dit waren de belangrijkste functionarissen?

De heer Diepenbrock: Dit waren de belangrijkste functionarissen, waarbij ik nog vergeten ben te zeggen dat er van de luchtvaart- of afhandelingsmaatschappij ook altijd iemand aanwezig is, in dit geval een vertegenwoordiger van AG. Soms is er ook een vertegenwoordiger van de maatschappij bij, maar dat is niet altijd noodzakelijk. En er is uiteraard iemand van de rijkspolitie aanwezig geweest, wiens naam ik niet heb kunnen reproduceren, maar die in de stukken wordt beschreven als de heer Nix.

De heer Van den Doel: De rijkspolitie was in ieder geval aanwezig, maar u kent de naam niet meer. De mensen van de afhandelingsmaatschappij kent u nog wel, neem ik aan.

De heer Diepenbrock: Ik ken de mensen van gezicht, maar ik kan mij niet volledig herinneren of mijnheer Van Neutegem die avond aanwezig is geweest. Ik zal het zeker niet in twijfel trekken, maar ik heb daar geen duidelijke herinnering aan. Zoals ik in het voorgesprek ook zei: wij hebben steeds CvO's in wisselende samenstelling. Bij deze situatie was AG natuurlijk noodzakelijk, maar bij andere situaties komt er een andere afhandelingsmaatschappij met een andere vertegenwoordiger.

De heer Van den Doel: Vanmorgen hebben wij de heer Van Neutegem en de heer Goudsblom hier gehad voor een verhoor. Beiden hebben zij verklaard dat zij in die Commissie van Overleg aanwezig waren. Als u dat nog even terugroept in uw herinnering, zegt u dan: ja, nu herinner ik mij dat die twee heren er inderdaad die avond waren?

De heer Diepenbrock: Ik kan me nog wel herinneren dat mijnheer Van Neutegem deelnemer is geweest aan de CvO, maar niet met 100% zekerheid. Maar er hebben zeker geen twee AG-mensen deelgenomen. Het zou kunnen zijn dat de andere vertegenwoordiger van AG wel binnen is geweest en dat hij overleg heeft gehad met zijn collega. In mijn herinnering heeft er geen extra AG-man plaatsgenomen. Maar hij kan achter de tafel gestaan hebben en overleg gevoerd hebben.

De heer Van den Doel: Wat waren de belangrijkste agendapunten voor de Commissie van Overleg die avond?

De heer Diepenbrock: Er is voor een normale CvO, voor zover je daar ooit van kunt spreken, een aantal dingen waarover de vergadering moet beslissen. Maar omdat dit natuurlijk een uitzonderlijke situatie was, namelijk een grote calamiteit buiten de luchthaven, moet je min of meer improviseren om te bezien wat je aan ondersteuning kunt doen. Er is dus geen vaste agenda van onderwerpen die daar aan de orde moeten komen.

De heer Van den Doel: Maar ik neem aan dat er gesproken is over de lading van het vliegtuig, en dat u dat graag wilde weten.

De heer Diepenbrock: Over de lading van het vliegtuig heb ik op zichzelf geen vragen gesteld. Bij een Commissie van Overleg bij een calamiteit op de luchthaven is het heel erg belangrijk hoeveel personen aan boord van het vliegtuig zijn.

De heer Van den Doel: U wist dat het in dit geval om een vrachtvliegtuig ging.

De heer Diepenbrock: Ja, en in dit geval was al vrij snel zeker dat het een vrachtvliegtuig was en was het aantal persons aan boord voor ons niet zo essentieel meer. Maar dat is bij een calamiteit op de luchthaven wel heel belangrijk. Ik kan mij niet precies herinneren of er is gezegd: drie plus één, zoals dat gezegd wordt in het jargon, maar er was in elk geval een klein aantal personen aan boord en het was geen jumbo met passagiers.

De heer Van den Doel: Ik neem aan dat u zich nog wel kunt herinneren dat die avond ook is gesproken over de lading en een eventuele aanwezigheid van gevaarlijke stoffen.

De heer Diepenbrock: Ja. Het lastige is dat je moet proberen, dit uit je geheugen op te diepen. In mijn herinnering is het zo dat er vrij snel na het compleet zijn van de CvO, door de medewerker van AG gezegd is: er zijn geen ''dangerous goods'' aan boord. Hij deed dit niet desgevraagd, want ik heb hem die vraag niet gesteld, maar nadat hij had gekeken in de papieren, heeft hij dat verklaard. Toen is mijn actie geweest om de officier van dienst van de brandweer daarop te wijzen en te vragen: zullen wij dit snel doorgeven aan de alarmcentrale? Dat is ook gebeurd, althans niet door mij, maar naar ik heb vernomen door de heer Ewoldt via zijn eigen telefoon. Het onderwerp als zodanig, dus de lading, is in mijn geheugen niet meer aan de orde geweest tot het einde van de CvO om vijf over half acht.

De heer Van den Doel: Ik begrijp dus dat een van de mededelingen die daar is gedaan door de vertegenwoordigers van de afhandelingsmaatschappij dat er geen ''dangerous goods'' aan boord waren, dus geen gevaarlijke stoffen. Ik neem aan dat het zo is vertaald?

De heer Diepenbrock: Ja.

De heer Van den Doel: Na die mededeling heeft u die avond tegen de dienstdoend brandweercommandant die aanwezig was gezegd: dit moeten wij zo snel mogelijk doorgeven?

De heer Diepenbrock: Dat klopt.

De heer Van den Doel: En daar is het bij gebleven?

De heer Diepenbrock: Daar is het bij gebleven. Er is bij mijn beste weten geen discussie meer geweest over de vraag of deze gegevens klopten of niet. Er is in ieder geval in de vergadering niet op tafel gelegd: er zijn nieuwe gegevens binnen en het zou anders moeten zijn dan eerder naar buiten is gebracht.

De heer Van den Doel: Hoe laat heeft u de vergadering van de Commissie van Overleg beëindigd?

De heer Diepenbrock: Om vijf over half acht is de vergadering beëindigd en dat is een tijdstip dat ik niet helemaal precies weet. Er zouden een paar minuten verschil kunnen zijn, maar het klopt vrij goed.

De heer Van den Doel: En die avond is de Commissie van Overleg niet meer bij elkaar geweest?

De heer Diepenbrock: Later op de avond, op het einde van mijn dienst die tot elf uur liep, is er op verzoek van de rijkspolitie nog een kleine CvO bijeen geweest. Die vergadering heb ik niet zelf voorgezeten, maar de nachtdienstcollega. Tot dat moment is er geen CvO meer bijeen geweest. Voor het sluiten van de CvO is er een rondvraag gehouden: hebben wij er behoefte aan om nog bij elkaar te blijven. Geen van de deelnemers wilde in de CvO blijven en daar was ook weinig aanleiding voor. Men wilde liever naar het eigen kantoor gaan om daar verder te werken. Wel was de afspraak gemaakt: als er nieuwe gegevens of zaken binnenkomen, kan ieder van de deelnemers alsnog weer de CvO bijeenroepen. Dat gebeurt in de praktijk ook wel eens een keer, maar dat is op die avond niet gebeurd.

De heer Van den Doel: Ik begrijp uit de notulen die wij van u hebben gekregen over de tweede CvO van elf uur dat er eigenlijk niet meer is gesproken over de lading, maar over organisatorische maatregelen en de terbeschikkingstelling van hangars.

De heer Diepenbrock: Dat klopt. Ik weet natuurlijk niet wat er in die CvO verder is besproken, maar uit de papieren van mijn collega kunt u afleiden dat dat onderwerp niet meer aan de orde is geweest.

De heer Van den Doel: Van de CvO die u heeft voorgezeten, zijn verder geen notulen gemaakt, in de zin van besluitvorming over acties die eventueel plaats moesten vinden.

De heer Diepenbrock: Neen. De situatie is op dit moment zo dat er, als er een grote calamiteit op de luchthaven zou plaatsvinden, meteen een medewerker wordt aangesteld om een groot bord bij te houden en daar allerlei gegevens op te vermelden als die binnenkomen. Op die avond is dat niet gebeurd, mede door het feit dat wij geen overdreven grote bezetting hadden en er eigenlijk ook geen aanleiding toe was. De zaken die op die avond zijn besloten, althans in de volledige CvO, zijn beschreven in mijn dagrapport en op die manier vastgelegd.

De heer Van den Doel: De vertegenwoordigers van de afhandelingsmaatschappij, de heer Van Neutegem en de heer Goudsblom, hebben vanmorgen verteld dat zij die avond een aantal formulieren over de vracht en over de belading van het vliegtuig hebben achtergelaten bij de Commissie van Overleg. Kunt u zich dat herinneren?

De heer Diepenbrock: Ik kan mij dat niet herinneren. Ik weet dat de vertegenwoordiger van AG naast de vertegenwoordiger van de rijkspolitie heeft gezeten. Daar heb ik nog een beeld van. Hoewel er geen vaste vertegenwoordiger is, heeft iedereen in de CvO namelijk een vaste plaats en een vaste telefoon. Of de papieren daar zijn blijven liggen of niet, daar heb ik in ieder geval geen zicht op gehad. Het had ook niet mijn speciale belangstelling, want ik ga ervan uit dat de rijkspolitie, die meteen na de ramp het vooronderzoek moet beginnen, daar belangstelling voor heeft gehad. Maar ik heb niet gezien dat de rijkspolitie ze heeft meegenomen, of wie dan ook. Ik ben in mijn geheugen het zicht op de papieren kwijt.

De heer Van den Doel: Ik heb begrepen dat die avond ook de heer Smits, voormalig directeur van de luchthaven Schiphol, aanwezig was bij de Commissie van Overleg.

De heer Diepenbrock: Niet bij de aanvang van de Commissie van Overleg. Normaal heeft de president-directeur ook geen functie in de CvO, maar in de loop van de avond is hij als toehoorder binnengekomen en heeft hij in de hoek die er voor toehoorders is, plaatsgenomen en heeft hij zich laten informeren. Het tijdstip waarop hij binnenkwam, weet ik niet precies meer.

De heer Van den Doel: Ik neem aan dat dit vóór vijf over half acht was, toen u de Commissie van Overleg beëindigde.

De heer Diepenbrock: In mijn herinnering was dat zelfs na vijf over half acht, dus dat hij later is binnengekomen. Maar dat weet ik niet exact meer.

De heer Van den Doel: De heer Smits heeft ook geen eventuele documentatie overhandigd gekregen?

De heer Diepenbrock: Ik heb daar wel over nagedacht, maar in mijn herinnering was het enige contact dat ik met de heer Smits heb gehad, zijn verzoek om vervoer te krijgen naar het beleidscentrum in Amsterdam. Ik kan mij niet herinneren of hij papieren heeft meegenomen. Ik heb er alleen voor gezorgd dat hij vervoer kreeg en hij is toen vertrokken. Ik kan mij daar verder niets over herinneren.

De heer Van den Doel: Mijnheer Diepenbrock, om vijf over half acht is de Commissie van Overleg beëindigd. Er is in ieder geval de mededeling gedaan dat er geen gevaarlijke stoffen aanwezig waren in de lading. De brandweercommandant is daarvan op de hoogte gesteld. De rijkspolitie die aanwezig was, wist daar natuurlijk ook gelijk van. Wij laten u zo een band zien met een fragment van de uitspraken van de brandweercommandant van Amsterdam, de heer Ernst, die hij hier vorige week onder ede tijdens het verhoor heeft gedaan. Ik vraag de regie om nu de band te starten.(Hierna volgt het fragment van het verhoor van de heer Ernst)

De heer Van den Doel: U heeft ons een brief geschreven op 8 februari 1999. Daarin zegt u dat u kort na 20.00 uur gebeld bent door de commissie van onderzoek van de luchthaven Schiphol. Wat meldde ze?

De heer Ernst: Mijn eerste rol in het beleidscentrum was het verzamelen van de juiste informatie. Ik doe aan informatiemanagement. Ik heb als eerste stap – dat past gewoon in de procedures; zo werken wij nu eenmaal – via het nationaal noodnet contact opgenomen met de CvO, de commissie van overleg van Schiphol. Dan bereikt mij direct de berichtgeving: geen gevaarlijke en geen giftige stoffen aan boord, alsmede geen gevaarlijke militaire materialen aan boord. Dat is de eerste formele mededeling die ik aan de collega's in het beleidscentrum laat weten.

De heer Van den Doel: Op uw initiatief heeft u de CvO gebeld?

De heer Ernst: Ik heb de CvO gebeld, kort na acht uur.(...)

De heer Van den Doel: Wie kreeg u toen u de CvO belde kort na achten op 4 oktober aan de lijn?

De heer Ernst: Wij hebben dat helaas niet op een band staan. Wij hebben de hele avond met meerdere mensen van de CvO gesproken. Daar komen gewoon iedere keer anderen aan de lijn. Maar wij hebben drie namen die wij kunnen reconstrueren, maar ik kan ze niet koppelen aan de gesprekken die in de loop van de avond hebben plaatsgevonden. Er is in ieder geval meermalen gesproken met de heer Ewoldt, een brandweerofficier van de brandweer Schiphol die in de CvO is opgenomen. De naam Diepenbrock valt en de heer Van der Putte.(...)

De heer Van den Doel: Nu maakt u in diezelfde brief van 8 februari 1999 melding van een telefoontje van de rijkspolitie dat u kort na de berichtwisseling met de CvO krijgt. Kunt u ons iets vertellen over dat dringende telefoontje?

De heer Ernst: Wij hadden dus, zoals ik u al heb verteld, al een aantal malen bevestigingen gekregen vanaf Schiphol dat er sprake was van een vliegtuig zonder gevaarlijke lading. Maar ik had dat nog niet uitgesproken en bekendgemaakt of er kwam een telefoontje. Dat kwam van of via de RP. Dat telefoontje stond haaks op de informatie die wij in het afgelopen uur al verzameld hadden. De inhoud van dat telefoontje was: pas op, want dat toestel zit vol met gevaarlijke en giftige stoffen, alsmede met explosieven.

Nu gebeuren er bij rampen wel meer vreemde zaken en zit er waanzinnig veel ruis op de lijn, non-informatie, verkeerde informatie. Maar binnen dezelfde minuut namen wij opnieuw contact op met Schiphol CvO en toen bleek ons het volgende. Het antwoord was helder en eenduidig: wij kennen dit verhaal, maar het is pertinent onjuist. Er is een vreselijk misverstand ontstaan. In paniek heeft een medewerker van El Al de verkeerde vrachtbrieven aanvankelijk voorgelezen. Er is verkeerde informatie verstrekt. De informatie die dat telefoontje van de RP betreft – want wij kennen deze verwarring ook hier al in de CvO – moet de vracht zijn die in het vliegtuig zat, voordat het landde op Schiphol. Dat was de vlucht New York-Schiphol. Wij hebben nu de goede ladingspapieren voor ons liggen, zo wordt letterlijk gezegd, en uit deze ladingspapieren blijkt – en het wordt dus opnieuw bevestigd – geen gevaarlijke stoffen en geen giftige stoffen aan boord.

De heer Van den Doel: Dit is het einde van het citaat.

Mijnheer Diepenbrock, ik wil aller-eerst vragen of de CvO aangesloten is op het nationale noodnet.

De heer Diepenbrock: Op dat moment was de CvO niet aangesloten op het nationale noodnet.

De heer Van den Doel: Wanneer wel?

De heer Diepenbrock: Wij hebben dat nagegaan via de PTT. Het blijkt dat het pas bijna een jaar later geïnstalleerd is.

De heer Van den Doel: Hoe verklaart u dan de uitspraak van de heer Ernst, dat hij via het nationale noodnet met u contact heeft opgenomen?

De heer Diepenbrock: De enige verklaring die ik zou kunnen hebben, is dat hij via het nationale noodnet iemand anders gesproken heeft. Maar in de CvO bestond dat net nog niet.

De heer Van den Doel: Dus u was op 4 oktober 1992 niet aangesloten op het nationale noodnet. De heer Ernst heeft drie namen genoemd van mensen met wie hij die avond contact heeft gehad. Een van die namen is uw naam. Heeft u die avond contact gehad met de heer Ernst?

De heer Diepenbrock: Bij mijn beste weten heb ik de hele avond de heer Ernst nooit gesproken. Ik ken hem ook niet. En als ik hem wel gesproken had, dan had mij dat wel verbaasd, want wij hebben normaal nooit contact met een brandweercommandant van buiten de luchthaven. Als het gebeurd was, had ik mij dat misschien ook kunnen herinneren. Ik weet vrijwel zeker dat ik hem niet gesproken heb.

De heer Van den Doel: Mijnheer Diepenbrock, de heer Ernst zegt dat er sprake was van een misverstand waar ook de CvO van op de hoogte was. Dat misverstand, dat verschil in interpretatie van wat er wel en niet aan boord was en of het wel of niet gevaarlijke stoffen waren, heeft dat zich die avond voorgedaan in de Commissie van Overleg?

De heer Diepenbrock: Tijdens het bijeenzijn van de CvO tot 19.35 uur is er niet gesproken over een misverstand of wat dan ook. Er is alleen uitspraak gedaan over wat ik u zo-even vertelde, over de lading. Of er daarna 's avonds nog gesproken is over misverstanden, is mogelijk. Maar dat is in ieder geval buiten de CvO geweest, en ook niet in mijn bijzijn. Ik heb er geen kennis van genomen.

De heer Van den Doel: Als het gaat om zo'n ernstig misverstand en het gaat om een telefoontje – als wij afgaan op de woorden van de heer Ernst – kort na 20.00 uur, mag ik dan aannemen dat het in de rede gelegen had dat u daarbij betrokken was geweest?

De heer Diepenbrock: Ik ben na het sluiten van de Commissie van Overleg op kantoor gebleven, onder andere omdat er nog directeuren van de luchthaven op kantoor waren. Dus als er alsnog een telefoontje was aangekomen, dan had mij dat zeker bereikt.

De heer Van den Doel: U was op kantoor?

De heer Diepenbrock: Ik was op kantoor.

De heer Van den Doel: Achter uw bureau, mag ik aannemen?

De heer Diepenbrock: Ja.

De heer Van den Doel: Nu heeft de heer Ernst in zijn brief van 8 februari 1999 zelfs het telefoonnummer genoemd van iemand van de CvO met wie hij contact heeft opgenomen. Ik neem aan dat u uw eigen nummer of dat van uw directe medewerkers kent. Hij schrijft in die brief dat dat het nummer 6012115 was.

De heer Diepenbrock: Dat is geen telefoonnummer dat hoort bij de CvO. Dat is een telefoonnummer van de duty manager dat in een situatie van CvO aangenomen wordt door een medewerker van de havendienst. Deze mensen zijn zodanig goed opgeleid dat, als zij een telefoontje binnenkrijgen waarvan zij weten dat het betrekking heeft op de gaande CvO, ik als voorzitter meteen wordt ingelicht of zelfs wordt doorgeschakeld. In principe neem ik in de CvO dat nummer niet aan, want ik ben dan in een andere functie. Als de heer Ernst zich daar gemeld zou hebben, dan mag ik aannemen dat de medewerker van de havendienst hem met mij had doorverbonden. Dat is niet gebeurd.

De heer Van den Doel: Een ander punt dat de heer Ernst noemt, is een tweede telefoontje met de CvO. Hij zegt dat hij daarvan de melding krijgt dat de ladingspapieren nog eens goed nagekeken worden door iemand van Dangerous Goods Management. Kunt u zich herinneren of die avond iemand de opdracht heeft gekregen of vanuit de CvO telefonisch overleg heeft gepleegd met iemand van Dangerous Goods Management over de lading?

De heer Diepenbrock: Daar heb ik geen herinnering aan. Tijdens de CvO kunnen mensen hun eigen telefoon gebruiken. Dat zijn overigens niet gepubliceerde telefoonnummers. Daarmee kunnen zij hun achterban bellen. Als men op een gegeven moment tijdens de CvO de telefoon gebruikt, dan kan ik natuurlijk niet meeluisteren. Maar als daar informatie uitkomt die voor de CvO van belang is, dan brengen de deelnemers het in de vergadering. Dus wie op welk tijdstip welke telefoon gebruikt heeft en wat daar besproken is, weet ik niet. Maar ik weet 100% zeker dat als er voor 19.35 uur belangrijke informatie was gekomen, het in de vergadering op tafel was gekomen. En dan hadden wij de mogelijkheid gehad om het aan te vullen of te corrigeren.

De heer Van den Doel: Is mijn conclusie juist dat alle citaten van de heer Ernst in feite niet gekoppeld kunnen worden aan de CvO, dat die onjuist zijn?

De heer Diepenbrock: Met die conclusie zou ik het eens zijn.

De heer Van den Doel: heeft u dan een verklaring voor de stelligheid waarmee de heer Ernst dit hier verklaard heeft?

De heer Diepenbrock: Ik heb daar geen verklaring voor. Ik ga ervan uit dat de heer Ernst die avond te goeder trouw aan het werk geweest is. Ik heb verder geen idee wat de reden kan zijn voor zo'n stellige bewering dat hij contact heeft gehad met de CvO. Ik heb van mijn kant geen enkele behoefte om een eventueel contact te ontkennen, want daar zie ik het nut niet van in. Als ik het in mijn herinnering gehad zou hebben, dan was het ook zeker in het voorgesprek aan de orde geweest.

De heer Van den Doel: Heeft u naar aanleiding van de uitspraken van de heer Ernst hier vorige week, met uw medewerkers nog eens nagedacht of die uitspraken kloppen, of die waar zijn?

De heer Diepenbrock: Ja, wij hebben niet met alle deelnemers van de CvO maar wel met de mensen van de luchthaven nog eens opnieuw geprobeerd om ons geheugen op te frissen, om te kijken of het ergens misschien aansluiting vond bij iets. Maar dat is niet gelukt in de zin van dat wij het anders konden ervaren dan wij in eerste instantie in het vooroverleg ook gezegd hebben.

De heer Van den Doel: Dus u kunt de uitspraken van de heer Ernst op geen enkele wijze bevestigen?

De heer Diepenbrock: Ik kan die op geen enkele wijze bevestigen of uitleggen. Want ik zou ook graag willen uitleggen waarom het zo gezegd wordt.

De voorzitter: Mijnheer Diepenbrock, ik vat enkele conclusies van dit verhoor met u samen. Als u wilt bevestigen wat ik voorlees, dan hoor ik dat graag van u.

Tussen 18.45 uur en 18.50 uur was de CvO voltallig bij elkaar.

De heer Diepenbrock: Dat is juist.

De voorzitter: Er zijn geen vragen over de inhoud van de lading van het vliegtuig gesteld.

De heer Diepenbrock: Er zijn geen vragen over gesteld. Er is door AG een mededeling over gedaan.

De voorzitter: Daar kom ik later op. Over de inhoud van de lading zijn geen verdere vragen gesteld.

De heer Diepenbrock: Dat klopt.

De voorzitter: De medewerker van AG zegt vrij snel dat er geen dangerous goods aan boord van het vliegtuig waren.

De heer Diepenbrock: Dat is juist.

De voorzitter: De voorzitter, u mijnheer Diepenbrock, verzoekt de heer Ewoldt van de brandweer om dit door te geven aan de brandweer Schiphol.

De heer Diepenbrock: Dat is juist.

De voorzitter: De Commissie van Overleg wordt om ± 19.30 uur ontbonden.

De heer Diepenbrock: Dat was 19.35 uur.

De voorzitter: Het is u niet bekend of de papieren van Aero Groundservices bij de CvO zijn gebleven.

De heer Diepenbrock: Dat is juist.

De voorzitter: Aan de tafel bij de CvO zit Aero Groundservices naast de Rijkspolitie. De mogelijkheid is aanwezig dat papieren rechtstreeks zijn overgedragen.

De heer Diepenbrock: Dat is juist.

De voorzitter: De CvO was niet aangesloten op het nationaal noodnet, dat was pas vanaf 1993 het geval.

De heer Diepenbrock: Dat is correct.

De voorzitter: De voorzitter, mijnheer Diepenbrock, heeft geen contact gehad met de heer Ernst.

De heer Diepenbrock: Dat is juist.

De voorzitter: Er was geen misverstand over de lading binnen de CvO.

De heer Diepenbrock: Dat is althans niet besproken. Dat is niet ter tafel geweest.

De voorzitter: In de loop van de avond is de heer Smits, president-directeur van KLM, als toehoorder bij de CvO geweest. U weet niet meer of hij documenten heeft meegenomen.

De heer Diepenbrock: U zegt president-directeur van de KLM, maar de heer Smits was president-directeur van de luchthaven Schiphol.

De voorzitter: Neemt u mij niet kwalijk.

De heer Diepenbrock: Ik kan u niet met zekerheid zeggen of hij tijdens de CvO al aanwezig geweest is. In mijn herinnering is hij iets later gekomen dan het sluitingsmoment van de CvO.

De voorzitter: Maar als toehoorder?

De heer Diepenbrock: Inderdaad, als toehoorder.

De voorzitter: Het telefoonnummer 6012115 is het nummer van de duty manager en een medewerker verbindt normaal gesproken een telefoongesprek met u door als er telefoon is voor de CvO.

De heer Diepenbrock: Dat is juist.

De voorzitter: Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van dit openbaar verhoor. Ik verzoek de griffier, de heer Diepenbrock uit te geleiden.

14.05 uur

Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.


Commentaar van de dag door publicist Pierre Heijboer