"Onthullingen, getuigenverklaringen, wetenschappelijke evaluaties en foto's over de Bijlmerramp met het El AL-vliegtuig bij SDN...!!"

Samenvatting en conclusie van enquêtevoorzitter Th. Meijer
aan het einde van ieder openbaar verhoor

Burgers & Bijlmer . . Bijlmer enquête . . Doemvlucht <===> Kamerzetel 151 . . SDN . . Heijboer

Vliegramp Bijlmermeer
Donderdag 11 februari 1999

Verhoor 33

De heer H.G. Damveld


H.G. Damveld

Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op donderdag 11 februari 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag

Donderdag 11 februari 1999

Aanvang 10.45 uur

Verhoord wordt de heer H.G. Damveld

Voorzitter: Th.A.M. Meijer

Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Oudkerk, Oedayraj Singh Varma en Van den Doel, alsmede de heer Roovers, griffier, en de heer Oostlander, lid van de staf van de commissie.

De voorzitter: Aan de orde is het verhoor van de heer H.G. Damveld, geboren op 24 juli 1945 te Bergen op Zoom. Mijnheer Damveld, ik verzoek u, te gaan staan voor het afleggen van de eed.

De door u af te leggen eed luidt: ik zweer dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

De heer Damveld: Zo waarlijk helpe mij God almachtig.

De voorzitter: Mijnheer Damveld, de enquêtecommissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegramp op 4 oktober 1992 in de Bijlmer te Amsterdam, met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst.

Mijnheer Damveld, u was in 1992 werkzaam bij de Rijkspolitie dienst luchtvaart op Schiphol. Is dat correct?

De heer Damveld: Dat is correct.

De voorzitter: U was het hoofd van de afdeling luchtvaartonderzoek Schiphol.

De heer Damveld: Dat is correct.

De voorzitter: Wat was precies de inhoud van die functie ten tijde van de ramp?

De heer Damveld: Ten tijde van de ramp was ik belast met het leidinggeven aan een afdeling medewerkers die samen met de Rijksluchtvaartdienst, het Bureau vooronderzoek ongevallen – als ik over de Rijksluchtvaartdienst spreek, bedoel ik dat onderdeel – om de oorzaak van het ongeval te onderzoeken en dan specifiek het strafrechtelijk gedeelte.

De voorzitter: Hoe groot was die afdeling?

De heer Damveld: De afdeling Schiphol zelf was, dacht ik, acht of negen of zeven medewerkers. Ongeveer die grootte.

De voorzitter: Zeven, acht of negen?

De heer Damveld: Ja. Zes of zeven. Het exacte aantal weet ik op dit moment niet.

De voorzitter: Mijnheer Damveld, hoe hoorde u van de ramp?

De heer Damveld: Ik werd thuis gebeld door een medewerker van de meldkamer van de Rijkspolitie dienst luchtvaart, dat er een Boeing... Ik weet niet of hij toen al verongelukt was of dat hij nog vloog. Ik ben toen naar Schiphol toegegaan.

De voorzitter: Hoe laat was dat?

De heer Damveld: Dat was iets na half zeven, want Studio Sport was net begonnen. Dat stond bij mij aan. Ik ben toen onmiddellijk richting Schiphol gegaan.

De voorzitter: Hoe laat was u op Schiphol?

De heer Damveld: Het was zondagavond, het was niet druk, het is ongeveer een kwartiertje, tien minuten rijden naar Schiphol-centrum, want ik ben meteen naar Schiphol-centrum toegegaan en niet naar bureau op Schiphol-oost.

De voorzitter: Waarom niet?

De heer Damveld: Omdat het van dien aard was en omdat daar de meldkamerfunctionaris de werkzaamheden, de alarmrol af ging draaien. Daar heb ik hem bij willen helpen, althans ik heb getracht om daar alle medewerkers zo snel mogelijk op te vangen en de werkzaamheden aan te laten vangen.

De voorzitter: Voor u was het onmiddellijk duidelijk wat u te doen stond vanuit uw functie en wat er zou moeten gebeuren?

De heer Damveld: Ja, dat was voor mij helder.

De voorzitter: Wie waren er reeds aanwezig toen u kwam?

De heer Damveld: Dat kan ik mij niet herinneren. Ik heb getracht, te achterhalen wie er op dat moment allemaal aanwezig waren. De namen zijn mij niet duidelijk geworden. Als ik namen noem, moet ik gaan gissen. Dat weet ik niet. Het was in ieder geval behoorlijk druk, omdat de Rijks-politie dienst luchtvaart op Schiphol toen nog de algemene politietaak had en er van de uniformdienst, mensen die gedetacheerd waren op Schiphol, mensen aanwezig waren, in de kantine, maar ook aan het werk. Dus er waren aardig wat politiemensen op de been daar.

De voorzitter: Het feit dat u zich dat niet meer kunt herinneren, heeft dat ermee te maken dat het mensen waren die u niet eerder had ontmoet en niet direct tot uw afdeling behoorden?

De heer Damveld: Nee, het is meer de tijd en de hectiek die er toen heerste. Het was een hectisch gebeuren. Ik weet niet wie ik daar op het eerste moment allemaal ontmoet heb, maar het waren voor mij allemaal bekenden, allemaal van de dienst luchtvaart.

De voorzitter: Daar zaten ook mensen van uw team bij?

De heer Damveld: Nog niet, die kwamen op een later tijdstip, maar niet veel later. Zo rond een uur of zeven, tien voor zeven, waren de eersten ter plaatse.

De voorzitter: Wie had er de leiding?

De heer Damveld: Op dat moment het waarnemend hoofd van de afdeling luchtvaartonderzoeken, de heer Bloemen. In het voorgesprek heb ik andere namen genoemd, maar toen bleek dat de heer Maurer, die toen commandant dienst luchtvaart was, ziek was. De heer Van Dijk, die plaatsvervangend commandant dienst luchtvaart was, was reeds in verband met de reorganisatie van de politie – daar zaten wij ook in op dat moment – overgeplaatst naar Alkmaar. Ik heb begrepen dat de heer Pinckaers op dat moment waarnemend commandant dienst luchtvaart was. Het hoofd van de afdeling luchtvaartonderzoeken was inmiddels ook weg daar en daarom nam de heer Bloemen waar als hoofd dienst luchtvaartonderzoeken. Dat was mijn directe chef.

De voorzitter: Mijnheer Damveld, het feit dat u nu op een andere manier tegen dit moment aankijkt als in het voorgesprek, heeft dat ermee te maken dat u dit de afgelopen weken nog eens helemaal de revue heeft laten passeren en een wat beter beeld heeft gekregen? Uw antwoord is duidelijk afwijkend van hetgeen wij in het voorgesprek van u hebben gehoord.

De heer Damveld: Ja. De heer Oudkerk heeft het verzoek gedaan, eens met anderen te overleggen, zodat er wat boven water kwam. Wat ik nu weet, heb ik allemaal gelezen en dat vertel ik. Een heleboel zaken die ik ook zal vertellen, heb ik niet meer op het netvlies, maar ik heb ze wel gelezen en ik ga ervan uit dat het zo geweest is.

De voorzitter: U zegt dat er veel mensen liepen. Hoe omschrijft u de situatie op dat moment?

De heer Damveld: Een ongeval van een dergelijke orde hadden wij eigenlijk nog nooit meegemaakt. Iedereen meldde zich, gebeld of niet gebeld, bij de dienst luchtvaart om eventueel te kunnen assisteren, hulp te kunnen verlenen of voor andere werkzaamheden. Er was op de gang voor de meldkamer veel personeel aanwezig. Naarmate de tijd vorderde, kwam daar natuurlijk structuur in.

De voorzitter: Hoe zou u die situatie willen omschrijven; met veel mensen op de gang, iedereen loopt daar, wat betekent dat? Weet iedereen precies wat hij moet doen?

De heer Damveld: De mensen van de dienst luchtvaart wisten in grote lijnen wel wat er gedaan moest worden. De mensen van de UD stonden eigenlijk te wachten op wat zij moesten gaan doen, welke opdrachten zij konden krijgen. Maar de mensen van de dienst luchtvaart wisten in grote lijnen wel wat hun taak was.

De voorzitter: Er is daar politie, marechaussee?

De heer Damveld: In die tijd, ook dat heb ik uit hetgeen ik in de archieven heb gevonden, waren een of twee marechaussees al ingestroomd binnen de rijkspolitie, omdat de marechaussee de politietaken van de Rijkspolitie dienst luchtvaart, ging overnemen. Dus de eerste marechaussees waren reeds ingestroomd.

De voorzitter: Dat was geen discussie?

De heer Damveld: Daar heb ik geen discussie over meegemaakt. Dat was geen probleem.

De voorzitter: Mijnheer Damveld, probeert u nog eens wat nadrukkelijker te omschrijven wat er moest gebeuren en wat er gebeurde?

De heer Damveld: Ik kan dan alleen het deel waar ik verantwoordelijk voor was, beschrijven, de afdeling luchtvaartonderzoeken, die tot taak had, het strafrechtelijk gedeelte, mocht dat er zijn, te onderzoeken. Dat was in eerste instantie mijn gedeelte, mijn verantwoordelijkheid, om dat op te starten en om maatregelen te treffen dat dit een aanvang kon krijgen.

De voorzitter: Hoe ging dat in zijn werk?

De heer Damveld: De mensen van luchtvaartonderzoeken van de afdeling Schiphol zijn allemaal meteen gebeld. Daarnaast heb ik assistentie gekregen van collega's uit Rotterdam, Eelde en Beek. Twee medewerkers, waarvan de één met een helikopter en de ander met een voertuig, zijn naar de Bijlmer gegaan, om samen met iemand van het Bureau vooronderzoeken ongevallen een eerste inzicht, indruk te krijgen.

De voorzitter: Wie ging met de helikopter en wie met het voertuig?

De heer Damveld: Dat staat in het journaal. Ik weet het niet. Het was of Houtman of Roeffel.

De voorzitter: Over de verdere invulling geef ik het woord aan de heer Van den Doel.

De heer Van den Doel: Mijnheer Damveld, op een gegeven moment is er die avond overlegd tussen u en de RLD over wat er moet gebeuren met de wrakstukken.

De heer Damveld: Dat is in de nacht gebeurd.

De heer Van den Doel: Het logboek geeft 22.12 uur. Volgens mij is het dan nog geen nacht.

Kunt u beschrijven waaruit het contact heeft bestaan, wat de vraag was van de RLD en wat uiteindelijk het besluit was?

De heer Damveld: Nee, ik kan mij niet meer voor de geest halen wat de inhoud van het gesprek is geweest. Ik heb in het journaal gelezen dat ik toen contact heb gehad met de RLD en dat er besloten is, in eerste instantie hangar 11... Op een gegeven moment wordt gesproken over hangar 8 en hangar 11. Omdat ik wist, althans het vermoeden had, dat het RIT ook werkzaamheden op Schiphol zou gaan doen, dat was toen nog niet helemaal definitief, is er op een gegeven moment gesproken over hetzij hangar 11, hetzij hangar 8. Dan viel hangar 11 weer af en dan kwam hangar 8 weer in het plaatje, maar uiteindelijk is besloten – dat is de conclusie uit het hele verhaal – dat hangar 8 ingericht zou gaan worden, gebruikt zou worden voor de opslag van de delen van de Boeing.

De heer Van den Doel: Die opdracht kwam bij u binnen. Wat is er toen vervolgens gebeurd?

De heer Damveld: Vervolgens heb ik contact gehad met de heer Bloemen, die ook chef van de uniformdienst was.

De heer Van den Doel: De heer Bloemen was chef van de uniformdienst en hij was waarnemend hoofd van de afdeling luchtvaartonderzoeken.

De heer Damveld: Dat is correct. De heer Bloemen heeft ervoor gezorgd dat de beveiliging in orde kwam. Dat is verder een aangelegenheid geweest van de uniformdienst, de beveiliging van de hangar; zodra de eerste stukken die nacht binnen zouden komen, was de hangar beveiligd ten aanzien van mensen die daar niet binnen hoefden te komen.

De heer Van den Doel: Wat is er precies over de beveiliging afgesproken?

De heer Damveld: Dat weet ik niet, want dat heeft de heer Bloemen verder geregeld met de UD. Daar ben ik niet verantwoordelijk voor geweest. Met de beveiliging op zich heb ik niet te maken gehad.

De heer Van den Doel: Wilt u zeggen dat u niet weet hoe de beveiliging was van hangar 8?

De heer Damveld: Jawel, ik weet dat er op een gegeven moment mede-werkers van de UD aan de voor- en de achterkant van de ingang van hangar 8 aanwezig waren.

De heer Van den Doel: In het voorgesprek hebt u uitgebreid beschreven hoe de beveiliging van hangar 8 was. Ik zou graag willen dat u dat hier herhaalt.

De heer Damveld: De beveiliging van hangar 8 was... Hangar 8 was in tweeën gedeeld. Er stonden hekken in met een plastic zeil erover. Aan de andere kant daarvan stonden sportvliegtuigjes waaraan eventueel nog gewerkt kon worden. De beveiliging was in handen van UD-medewerkers in dat gebouw. In die hangar was een kantoorruimte, ingericht met faxen en ik dacht nog een schrijfmachine, waarop op een gegeven moment nog wat getikt kon worden. Tevens was er van 's morgens zeven tot 's avonds, als er nog gewerkt werd, een medewerker van mijn afdeling, die assistentie verleende. Hij was een soort liaison tussen de mensen van de werkgroep van de heer Pruis die in de hangar aanwezig waren, maar ook de KLM-mensen, de boordwerktuigkundigen van de KLM die assistente verleenden bij het selecteren en sorteren van het materiaal dat binnenkwam.

De heer Van den Doel: Was de beveiliging van hangar 8 zodanig dat alles afgesloten was en dat bij de ene opening die er was iemand van de uniformdienst stond? Moet ik mij dat zo voorstellen?

De heer Damveld: Nee. Er zijn van die grote roldeuren, waarin een loopdeurtje is. Dat loopdeurtje werd bewaakt. Aan de andere kant waren kantoordeuren, althans gewone deuren, en die deuren konden op slot. Dat was zichtbaar vanuit de posities waar die mensen rondliepen.

De heer Van den Doel: Waren die deuren ook op slot?

De heer Damveld: Dat weet ik niet. Ik mag aannemen dat zij op slot waren. Over alle mensen die de hangar, die ruimte binnen moesten, was van tevoren overleg geweest met de doorlaatpost van Schiphol-oost, waar de luchthaven Schiphol de bewaking deed, dus de normale bewaking. Degenen die in hangar 11 of hangar 8 moesten zijn, kregen een speciale pas. Er was van tevoren overleg gepleegd met het centrum op Schiphol of die mensen daar mochten komen.

De heer Van den Doel: Als ik uw woorden goed begrijp, moest je, voordat je in hangar 8 kon komen, eerst een pas hebben om op het terrein van Schiphol te komen en vervolgens had je nog een speciale pas nodig om in hangar 8 te komen?

De heer Damveld: Correct.

De heer Van den Doel: Wat waren de criteria voor het uitreiken van passen voor hangar 8?

De heer Damveld: Je moest daar een functie hebben, werkzaamheden verrichten, anders kwam je er niet in.

De heer Van den Doel: Met andere woorden: iedereen die in hangar 8 kwam, had er functioneel iets te zoeken?

De heer Damveld: Dan wel was toegelaten om in hangar 8 te komen. In het journaal staat ook vermeld dat er op een gegeven moment een aanvraag is voor passen voor mensen die in Lockerbie het ongeval hebben onderzocht en die wilden komen kijken hoe het in Nederland werd gedaan.

De heer Van den Doel: Werden journalisten of andere belangstellenden toegelaten?

De heer Damveld: Nee, die werden niet toegelaten.

De heer Van den Doel: Dat weet u heel zeker?

De heer Damveld: Ja, dat staat ook in het journaal. Mensen van El Al die toestemming vroegen om erin te mogen, zijn geweigerd, althans om een pas af te geven.

De heer Van den Doel: Bent u zelf regelmatig in hangar 8 geweest?

De heer Damveld: Ik ben een paar keer in hangar 8 geweest.

De heer Van den Doel: Het personeel dat daar werkzaamheden verrichtte, wat voor kleding had dat aan, specifiek beschermende kleding of normale werkkleding?

De heer Damveld: Normale werkkleding.

De heer Van den Doel: Er waren geen speciale maatregelen getroffen?

De heer Damveld: Nee.

De heer Van den Doel: Nu hebben wij in een van de eerdere verhoren van de heer Van Os, die het andere deel van hangar 8 in gebruik had, gehoord dat hij daar een keer mensen in witte pakken heeft gezien. Komt dat verhaal u bekend voor?

De heer Damveld: Dat komt mij heel bekend voor. Ik zou het vreemd vinden als hij ze niet gezien had.

De heer Van den Doel: Kunt u zeggen waarom het u bekend voor komt?

De heer Damveld: Omdat er dagelijks een man of acht in witte pakken rondliepen.

De heer Van den Doel: Een man of acht liepen dagelijks in witte pakken rond?

De heer Damveld: De eerste dag zelfs elf.

De heer Van den Doel: Ik heb net gevraagd wat voor kleding men aan had. U zei: normale werkkleding.

De heer Damveld: U vroeg wat voor kleding mijn medewerkers aan hadden. Die hadden gewoon...

De heer Van den Doel: Nee, ik vroeg niet naar uw medewerkers. Maar goed, dan is dat punt in ieder geval opgelost. U zegt dat uw eigen medewerkers normale werkkleding aan hadden. Ik vroeg welke kleding de mensen die in hangar 8 werkten, mensen van de RLD of de grondwerktuigkundigen van de KLM, aan hadden.

De heer Damveld: Ook hun normale kleding.

De heer Van den Doel: Maar u zegt dat er acht mensen waren met witte pakken.

De heer Damveld: Ik zei zojuist dat de boordwerktuigkundigen van de KLM, die ingehuurd waren door het Bureau vooronderzoek ongevallen, beschermende kleding droegen. Zij waren belast met het sorteren, het leeghalen van de containers en het sorteren van de materialen. Zij droegen sinds woensdagmorgen beschermende kleding.

De heer Van den Doel: Ik kom zo nog even terug op die woensdagmorgen. Zijn er, naast de acht mensen van de KLM die vanaf woensdagmorgen in die witte pakken liepen, nog andere mensen geweest die daar in witte pakken rondliepen?

De heer Damveld: Niet dat ik weet. Dat is mij niet bekend.

De heer Van den Doel: Hoe plaatst u de getuigenis van de heer Van Os dat op een gegeven moment tijdens de lunchpauze, wanneer iedereen zich teruggetrokken heeft en de werkzaamheden in hangar 8 stilliggen, een aantal mensen in witte pakken met een beschermende kap op hun hoofd de hal binnen komt, daar in hoog tempo rondloopt en na een aantal minuten weer weg gaat?

De heer Damveld: Dat is mij niet bekend. Ik heb hierover geen berichten ontvangen en ook van de UD heb ik hierover niets gehoord. Het is mij dus totaal onbekend. Mijn medewerkers die daar de beveiliging verzorgden, wisten dat alleen mensen met een geldige pas binnen mochten komen.

De heer Van den Doel: U kunt dit verhaal niet plaatsen?

De heer Damveld: Nee.

De heer Van den Doel: Nu heeft u tijdens het voorgesprek wel verteld dat er op een gegeven moment een specifiek ritueel plaatsvond in hangar 8.

De heer Damveld: Een specifiek...?

De heer Van den Doel: Ritueel.

De heer Damveld: Dat zegt mij niets.

De heer Van den Doel: Ik kom daar zo op terug, mijnheer Damveld, en dan gaan we op dit punt verder.

Ik kom nu even te spreken over het verarmd uranium. In de eerste dagen na de ramp is er verarmd uranium gevonden. Wanneer wist u dat in dit vliegtuig verarmd uranium verwerkt was?

De heer Damveld: Afgaande op het journaal is dat woensdag geweest, woensdag de zevende.

De heer Van den Doel: Voor die tijd wist u dus niet dat er verarmd uranium in het El Al toestel verwerkt was?

De heer Damveld: Ik kan mij niet herinneren dat ik het al voor die woensdag wist.

De heer Van den Doel: Er is tussen zondagavond en woensdagmorgen geen contact geweest tussen u en de RLD, of omgekeerd, met betrekking tot dit aspect?

De heer Damveld: Nee, niet dat ik mij kan herinneren.

De heer Van den Doel: Kunt u misschien zeggen van wie u het hoorde? Wie bracht u op de hoogte van het feit dat er verarmd uranium aanwezig was in het vliegtuig en derhalve ook in hangar 8?

De heer Damveld: Toen ik woensdagmorgen in het journaal las wat er die nacht was gebeurd, stond daarin het hele gebeuren over het verarmd uranium, namelijk dat de KLM het vermoeden had dat er inderdaad een toestel was dat voorzien was van verarmd uranium. Toen is er 's morgens om zeven uur... Een van mijn medewerkers was daar toen bij aanwezig en heeft contact gehad met de brandweer van de luchthaven Schiphol. Er is een medewerker van de luchthaven Schiphol gekomen en die heeft gemeten. De uitkomst van die meting was dusdanig dat er geen enkel gevaar was. Dat is mij dan ook verteld en dat staat ook in het journaal, zowel in het journaal van hangar 8 als in het journaal van de meldkamer op Schiphol-centrum. Die berichten kloppen op de minuut; om 8.40 of 7.40 uur kwamen de berichten binnen dat er wel verarmd uranium was, maar dat er geen gevaar bestond.

De heer Van den Doel: Die woens-dagmorgen is dat geconstateerd. Weet u nog door wie dat precies geconstateerd is?

De heer Damveld: Ik dacht dat dit bericht van de grondwerktuigkundige van de KLM kwam. Als ik het journaal goed gelezen heb, heeft hij op een gegeven moment geconstateerd dat dit wel eens een kist kon zijn die nog voorzien was van verarmd uranium.

De heer Van den Doel: Vervolgens is dat gemeld aan de KLM.

De heer Damveld: Ja.

De heer Van den Doel: En de KLM heeft toen metingen laten verrichten.

De heer Damveld: Of de KLM dat heeft gedaan? Ik weet niet wie de opdracht heeft gegeven tot het doen van die metingen.

De heer Van den Doel: Zou het ook de RLD geweest kunnen zijn?

De heer Damveld: Dat weet ik niet.

De heer Van den Doel: Dat weet u niet?

De heer Damveld: Ik weet het niet.

De heer Van den Doel: Er zijn metingen verricht.

De heer Damveld: Er zijn metingen verricht.

De heer Van den Doel: De uitslag van die metingen luidde dat het geen gevaar opleverde voor de mensen die daar werkten. Wat is er vervolgens gebeurd?

De heer Damveld: Er is toen even een soort handleiding gefaxt over hoe te handelen en wat voor voor-zorgsmaatregelen je moet treffen, wanneer je echt met dat spul moet werken en wat je verder niet moet doen, als je inderdaad met dat verarmd uranium in aanraking bent geweest. Voor de mensen die gewoon in de hangar aanwezig waren en dus niet met de wrakstukken bezig waren, was er volgens de mededeling geen gevaar. In het journaal is dan ook vermeld dat er geen gevaar was door dat verarmd uranium.

De heer Van den Doel: Het was in ieder geval wel een aanleiding om die mensen beschermende kleding te laten aantrekken?

De heer Damveld: Voor de KLM was dat aanleiding om die kleding aan te trekken, omdat zij daadwerkelijk bezig waren met het leeghalen van de containers en het sorteren en op de plaats leggen van onderdelen.

De heer Van den Doel: Aan wie heeft u de vondst van het verarmd uranium doorgegeven, in uw eigen functionele lijn?

De heer Damveld: Dat is bij de heer Bloemen ook bekend geworden. Het was eigenlijk bij iedereen bekend dat het er was. Maar er was geen gevaar. Voor de rest was het dus eigenlijk helemaal niet interessant om daar verder acht op te slaan.

De heer Van den Doel: Bij wie dat bekend was, is mijn vraag niet. Aan wie in uw functionele lijn heeft u het doorgegeven?

De heer Damveld: Gewoon aan de heer Bloemen, mijn chef.

De heer Van den Doel: U heeft het doorgegeven aan de heer Bloemen?

De heer Damveld: Er is terzijde over gesproken dat er geen gevaar was. Punt. En we gaan verder met het werk.

De heer Van den Doel: U weet niet of de heer Bloemen dat aan iemand anders doorgegeven heeft?

De heer Damveld: Dat weet ik niet.

De heer Van den Doel: Dat weet u niet. In hangar 8 waren natuurlijk de mensen van het Bureau vooronderzoek en de mensen van de RLD aanwezig. Ik mag dus aannemen dat het bekend was bij de RLD en bij het Bureau vooronderzoek dat er verarmd uranium gevonden was.

De heer Damveld: Ja. Ook dat kunt u in journaal zien. U kunt zien hoe laat de heer Pruis 's morgens met zijn team aanwezig was in de hangar. Dat tijdstip is ook vermeld. De heer Pruis arriveerde 's morgens rond een uur of half negen/half tien, in die orde. Het is toen ook tegen hem verteld. Het is zelfs zo dat ik van de heer Pruis hoorde dat hij een stukje van zo'n gewicht tijdelijk bij zijn bureau – wij hadden daar een bureautje voor hem neergezet – heeft weggezet in afwachting van de komst van het tonnetje. In de handleiding stond namelijk dat je de desbetreffende stukken in een tonnetje moest deponeren om ze af te voeren.

De heer Van den Doel: Weet u hoe de stukken uranium van die balans-gewichten eruit zagen, toen die gevonden werden?

De heer Damveld: Nee, ik heb ze niet gezien. Ik weet ook niet hoe ze eruit zien.

De heer Van den Doel: U heeft geen enkel stuk gezien?

De heer Damveld: Nee. Ze zullen er wel gelegen hebben, maar ik heb ze niet gezien.

De heer Van den Doel: U heeft ze niet gezien?

De heer Damveld: Nee.

De heer Van den Doel: Bent u betrokken geweest bij de discussies die volgden na die woensdagmorgen over de vondst van het verarmd uranium?

De heer Damveld: Verder niet meer, nee.

De heer Van den Doel: Is dat helemaal buiten de dienst luchtvaartonderzoek om gegaan?

De heer Damveld: Ja, verder wel. Dat klopt. Voor de rest was het een aangelegenheid van degenen die daar hun werkzaamheden verrichtten en echt met het materieel bezig waren.

De heer Van den Doel: De berging was die woensdag natuurlijk nog volop aan de gang. Heeft u zich gerealiseerd dat de vondst van dat verarmd uranium ook consequenties kon hebben voor de mensen die bezig waren met de berging?

De heer Damveld: Nee, want ik ben zelf die woensdagmorgen, nadat het geconstateerd was, in hangar 8 geweest. Als het inderdaad zo was geweest, dan was ik daar zelf niet naar binnen gegaan en had ik mijn medewerkers natuurlijk...

De heer Van den Doel: Waar bent u die woensdagmorgen naartoe geweest?

De heer Damveld: Ik ben zelf in hangar 8 geweest.

De heer Van den Doel: Mijn vraag is of u zich heeft gerealiseerd dat de vondst van het verarmd uranium ook consequenties kon hebben voor de mensen die op de rampplaats nog bezig waren met de berging.

De heer Damveld: Nee, dat heb ik me niet gerealiseerd.

De heer Van den Doel: Dat heeft u zich niet gerealiseerd? U vond het niet logisch dat de veiligheidsinstructies die golden voor hangar 8, ook zouden moeten gelden voor de mensen die bezig waren op de rampplaats?

De heer Damveld: Nee. Daarover heb ik ook nog met collega Van Dun, die daar ook aanwezig was, gesproken. Die zei ook dat hij helemaal geen aanleiding zag om enige maatregel te laten treffen voor de medewerkers van de LVO. Ik denk dat er wel contact geweest zal zijn met de RLD, met de heer Pruis. Ik kan mij dat echter niet meer herinneren, maar het zou me niet verbazen als er inderdaad gesproken is over veilig-heidsmaatregelen. Dat was niet nodig.

De heer Van den Doel: De heer Van Dun en u vonden het treffen van veiligheidsmaatregelen niet nodig?

De heer Damveld: Nee. Als ik het bericht krijg dat het niet gevaarlijk is, vind ik het op dat moment...

De heer Van den Doel: Het bericht dat het niet gevaarlijk was, kwam van de KLM?

De heer Damveld: Dat kwam van de brandweer.

De heer Van den Doel: Dat kwam van de brandweer?

De heer Damveld: Die heeft gemeten.

De heer Van den Doel: Heeft de brandweer gemeten in hangar 8?

De heer Damveld: De brandweer van de luchthaven Schiphol heeft gemeten. Dat zei ik zojuist ook. Ik weet niet wie de opdracht heeft gegeven of het verzoek heeft gedaan. Maar er is die ochtend gemeten, nadat bij de grondwerktuigkundige van de KLM het vermoeden was gerezen dat in het toestel verarmd uranium aanwezig zou zijn.

De heer Van den Doel: U zei enige minuten geleden dat u zich niet meer kon herinneren wie er gemeten had. Ik heb nog gevraagd of de RLD dat deed. Toen zei u: dat weet ik niet. U zegt nu: de brandweer Schiphol heeft na de vondst van het verarmd uranium in hangar 8 metingen verricht.

De heer Damveld: correct.

De heer Van den Doel: De uitslag van die metingen was?

De heer Damveld: 11 en de norm voor eventueel gevaar zou 25 zijn. Het lag er dus heel diep onder. Er was totaal geen gevaar.

De heer Van den Doel: Er was dus wel sprake van straling, maar die lag onder de norm.

De heer Damveld: Ja, het was heel lichte straling.

De heer Van den Doel: Nu zijn er in hangar 8 nog meer zaken gevonden, onder andere ongeveer honderd koperen cilindertjes met een bepaalde inhoud. Kunt u zich dat herinneren?

De heer Damveld: Ik heb over koperen cilindertjes horen praten. Ik kan mij niet herinneren... Ik heb, dacht ik, op de plek in de Bijlmer wel iets van koperen cilindertjes gezien. Ik had de indruk dat het een soort afsluiters van koelkasten waren. Wat het precies is geweest, weet ik niet. Er is wel over gesproken dat er koperen cilindertjes waren.

De heer Van den Doel: Uit onze informatie blijkt dat die zijn overgedragen aan de rijkspolitie, dus in feite aan u.

De heer Damveld: Mij zegt het niets.

De heer Van den Doel: Dus u weet niet waar die cilindertjes gebleven zijn? Die zijn vanuit hangar 8 over-gedragen aan de Rijkspolitie dienst luchtvaart Schiphol.

De heer Damveld: Door wie zijn die overgedragen?

De heer Van den Doel: Dat wil ik graag van u horen.

De heer Damveld: Het zegt mij helemaal niets. Ik kan mij voorstellen dat naar hangar 8 puin, althans delen uit de Bijlmer, aangevoerd werd. Daar zat nog van alles tussen, ook lading. Dat werd in een aparte container gedaan en dat werd weer afgevoerd naar de stortplaatsen. Dat is het enige wat ik kan zeggen.

De heer Van den Doel: Ik krijg, als ik u zo hoor, een beetje de indruk dat de informatie-uitwisseling en de acties op bepaalde constateringen binnen hangar 8 niet erg gestructureerd is verlopen. Als het gaat om het verarmd uranium zegt u niet te weten wie er ingelicht zijn buiten de mensen uit hangar 8. Had het niet in de rede gelegen dat u, als verantwoordelijke politieman, in ieder geval de meldkamer Amsterdam of het beleidscentrum van die kennis op de hoogte had gebracht? Als er cilindertjes met een bepaalde inhoud gevonden en aan de rijkspolitie overgedragen worden, worden die niet voor niets overgedragen. U weet dan niet waar die cilindertjes gebleven zijn. U had toch de verantwoordelijkheid over hangar 8?

De heer Damveld: Ik legde u in het begin al uit dat wij de verantwoordelijkheid droegen voor de samenwerking tussen de Rijksluchtvaartdienst en het Bureau vooronderzoek ongevallen. Het was onze taak om met hen samen te werken, want in onze taakomschrijving stond dat wij met de Rijksluchtvaartdienst het onderzoek doen. Wij hebben de RLD geholpen om in hangar 8 het een en ander geregeld te krijgen. Wat u zegt over de overgave van die koperen dingen is mij totaal niet bekend. Ik kan mij voorstellen dat die in de desbetreffende container zijn gegaan, met de bedoeling ze af te voeren. Dat zou het enige kunnen zijn wat voor mij duidelijk is. Voor de rest was er goed overleg. Met zaken waarvoor ik niet verantwoordelijk was of kon zijn, heb ik me verder niet beziggehouden, omdat ik andere werkzaamheden te doen had.

De heer Van den Doel: Maar de heer Bloemen, uw chef, was zowel waar-nemend dienst luchtvaartonder-zoeken als chef van de uniformdienst. U heeft het dus ook niet aan de heer Bloemen gemeld?

De heer Damveld: Over het verarmd uranium?

De heer Van den Doel: Nee, die cilindertjes.

De heer Damveld: Die cilindertjes zeggen mij helemaal niets. Voor mij is dat hetzelfde als zoveel onderdelen uit de Bijlmer die zijn meegekomen en niet tot het vliegtuig behoorden. Ze zijn in een aparte container gegaan en weer afgevoerd naar de stort.

De heer Van den Doel: Mijnheer Damveld, terugkijkend op de hele beveiliging van hangar 8, kunt u de garantie geven, gezien de pasjesregeling die gold voor zowel het toelaten op Schiphol als voor hangar 8, en de beveiliging die er was, dat niemand daar toegang had die niet beschikte over de juiste toegangspassen?

De heer Damveld: Daar ging ik wel van uit.

De heer Van den Doel: Maar ook de mate waarin de beveiliging is uitgevoerd, kunt u de garantie geven dat niemand zonder pas hangar 8 binnen kon komen?

De heer Damveld: Ik kan daar geen garantie voor geven.

De heer Van den Doel: Zijn er incidenten geweest? Wilden er mensen naar binnen of liepen mensen er rond die toch op een of andere manier zijn binnengekomen?

De heer Damveld: Het laatste niet, maar wel dat mensen getracht hebben naar binnen te gaan, maar bij de deur zijn tegengehouden omdat zij niet de vereiste passen hadden en dus buiten zijn gebleven.

De heer Van den Doel: Wat waren dat voor mensen?

De heer Damveld: Dat zou ik in het journaal moeten bekijken, want het staat daarin vermeld.

De heer Van den Doel: U kunt zich niet herinneren welke mensen er toegang wilden hebben en dat geweigerd is?

De heer Damveld: Ik heb gelezen dat het één keer is voorgevallen, dus dat mensen zich aan de deur meldden die geen pas hadden.

De heer Oudkerk: Mijnheer Damveld, ik wil teruggaan naar de avond van de ramp en de gebeurtenissen op Schiphol. Ik doe dat omdat er die avond allerlei gegevens zijn uitgewisseld over de lading, over gevaarlijke stoffen. De commissie probeert een zo nauwkeurig mogelijke reconstructie te maken van wie wat heeft gezegd, op welk tijdstip en tegen wie. Ik zeg dit ook omdat de mededeling over al dan niet aanwezige gevaarlijke stoffen op die avond consequenties kan hebben gehad voor de politie, de brandweer en de hulpverleners ter plekke.

Wij hebben informatie dat aan de maanden voorafgaande aan de ramp er een grote reorganisatie heeft plaatsgevonden op Schiphol, waarbij een aantal politietaken is overgeheveld naar de marechaussee. Kunt u daarover iets meer vertellen?

De heer Damveld: Op dat moment was de Rijkspolitie dienst luchtvaart wat organisatie betreft, nog volledig intact. Alleen waren er een of twee marechaussees al ingestroomd om bepaalde taken over te nemen, althans zich in te werken.

De heer Oudkerk: U zegt: qua organisatie waren wij nog intact en qua bemensing dus niet helemaal meer.

De heer Damveld: Nee. Ik heb in het begin al gezegd waar bepaalde mensen naartoe waren.

De heer Oudkerk: Hoe beleefden uw collega's en u die overdracht van taken?

De heer Damveld: Ik denk dat iedereen dat voor zichzelf heeft ingevuld.

De heer Oudkerk: Hoe beleefde u die overgang van taken?

De heer Damveld: Voor mij had het weinig consequenties.

De heer Oudkerk: Weinig of geen?

De heer Damveld: Weinig. Ik ging over naar het korps landelijke politiediensten.

De heer Oudkerk: Uw werk verdween dus eigenlijk naar een andere dienst?

De heer Damveld: Ja. Dat was het korps landelijke politiediensten dat toen is opgericht.

De heer Oudkerk: Het gaat om de avond zelf. U zegt: de overgang had weinig consequenties voor mijn werk, maar het had dus consequenties. Welke?

De heer Damveld: De heer Van Dijk was al overgeplaatst naar Alkmaar. Dat was de plaatsvervangend commandant van de dienst luchtvaart. De commandant van de dienst luchtvaart was zelf ziek. De heer Pinckaers nam waar.

De heer Oudkerk: Dus omdat de heer Maurer ziek was en de heer Van Dijk al was overgeplaatst, had u eigenlijk met een plaatsvervangend plaatsvervangend chef te maken?

De heer Damveld: Ja.

De heer Oudkerk: Is de overgang van taken in het algemeen in die tijd soepel verlopen?

De heer Damveld: Ja. U heeft in de pers gelezen hoe dat is gegaan. Ik persoonlijk heb daar weinig problemen mee gehad. Wat mij betreft, is die soepel verlopen.

De heer Oudkerk: Kunt u in uw eigen woorden aangeven hoe die soepelheid al dan niet gestalte heeft gekregen?

De heer Damveld: Er gingen mensen van de Rijkspolitie dienst luchtvaart naar andere politie-onderdelen en marechaussees stroomden langzaam in. Dat is het verhaal wat toen, kort daarna, speelde.

De heer Oudkerk: U bent vanzelfsprekend niet verantwoordelijk voor hetgeen uw collega's hebben gezegd of aan ons verklaard. Sommigen hebben verklaard dat het de politie de avond van de ramp, maar ook daarvoor en daarna, feitelijk niet goed mogelijk was, haar taak op Schiphol uit te voeren vanwege die overheveling, met name omdat men niet over de benodigde manschappen beschikte. Deelt u die mening?

De heer Damveld: Of dit door de reorganisatie kwam die op dat moment gaande was, kan ik niet beoordelen. Ik kan alleen zeggen dat er die avond met man en macht is gewerkt en dat er goed werk is geleverd. Ik heb er nog steeds alle respect voor wat er toen die avond en die nacht en daaropvolgend is gedaan met de mensen en de middelen die wij toen hadden.

De heer Oudkerk: Zegt u dat het aantal manschappen in ieder geval minder was dan het had moeten en/of kunnen zijn?

De heer Damveld: Dat kan ik niet beoordelen. Dat weet ik niet. Mijn mensen waren allemaal nog in dienst en waren allemaal nog bij de afdeling luchtvaartonderzoeken.

De heer Oudkerk: Heeft de over-dracht van taken, het onderzoek naar de toedracht van de ramp en alles wat daarmee te maken had, beïnvloed?

De heer Damveld: Naar mijn mening niet.

De heer Oudkerk: Het onderzoek is op geen enkele wijze door de reorganisatie belemmerd?

De heer Damveld: Dat kan ik niet vaststellen.

De heer Oudkerk: Ik ga met u naar de avond zelf. Ik heb begrepen dat u ongeveer om tien over half zeven aanwezig was.

De heer Damveld: Het kan iets later geweest zijn.

De heer Oudkerk: Op Schiphol-centrum, want daar bent u meteen naartoe gegaan. Dat is ongeveer hetzelfde tijdstip dat de commissie van overleg op Schiphol bij elkaar komt. Wat is de commissie van overleg?

De heer Damveld: De commissie van overleg is een commissie die bijeenkomt wanneer er zich een ongeval of een incident dan wel een andere situatie heeft voorgedaan op de luchthaven Schiphol. De diensthoofden of vertegenwoordigers daarvan komen bij elkaar bij de havenmeester.

De heer Oudkerk: Door wie worden zij bij elkaar geroepen? Of is dat een vaststaand protocol?

De heer Damveld: Dat is een vast protocol, want dat is een alarmregeling van Schiphol. De dienstdoende havenmeester van Schiphol initieert dat.

De heer Oudkerk: Wie van de politie is bij die commissie van overleg aanwezig geweest?

De heer Damveld: De heer Nix.

De heer Oudkerk: Hoelang duurt zo'n bijeenkomst van de commissie van overleg?

De heer Damveld: Die kan soms heel lang duren, soms net zo lang als de calamiteit duurt. Maar ik heb begrepen – ik ben er zelf niet bij geweest – dat het vrij kort heeft geduurd, omdat het buiten Schiphol plaats had gevonden.

De heer Oudkerk: Dus de heer Nix kwam op een gegeven moment terug bij u. Hoe laat was dat ongeveer?

De heer Damveld: Dat weet ik niet.

De heer Oudkerk: Een halfuur later?

De heer Damveld: Geen idee. Ik kan mij niet bewust herinneren dat ik hem toen heb gezien.

De heer Oudkerk: Ik neem aan dat er in de commissie van overleg wordt gesproken over alle mogelijke zaken die met de ramp te maken hebben, maar zeker ook of eventueel een aanslag mogelijk zou zijn, want het betrof een El Al-vliegtuig of er gevaarlijke stoffen in het vliegtuig zitten, explosieven of anderszins, die mogelijk gevolgen hebben voor alles wat erna komt. De heer Nix was namens de politie vertegenwoordigd. Ik neem aan dat hij toen hij terugkwam, in ieder geval heeft verteld wat er daar is besproken.

De heer Damveld: Dat heeft hij aan de heer Bloemen verteld.

De heer Oudkerk: Daar was u niet bij?

De heer Damveld: Daar was ik niet bij.

De heer Oudkerk: U weet inmiddels, als u de kranten en de televisie heeft gevolgd, dat er ongeveer een halfuur na de ramp een telefoontje van El Al naar de luchtverkeersleiders is gegaan met allerlei mededelingen, maar de belangrijkste was dat er gevaarlijke stoffen in het vliegtuig zaten. Dat zal ongeveer om vijf over zeven geweest zijn. Is er daarna tussen de luchtverkeersleiders en u of de heer Bloemen of anderen, telefonisch contact geweest over die mededeling?

De heer Damveld: Dat heb ik niet teruggevonden in het journaal, dus ik ga ervan uit van niet.

De heer Oudkerk: Als het niet in het journaal staat, heeft het niet plaats-gevonden?

De heer Damveld: Dat durf ik niet te zeggen, maar over het algemeen zijn wij toch vrij nauwkeurig in het opnemen van bepaalde zaken in het journaal. Het kan best zijn dat in de hectiek een bepaald berichtje verloren gaat.

De heer Oudkerk: Dat kan ik mij voorstellen, maar dit is natuurlijk niet even een berichtje van op een achter-namiddag, maar het bericht dat er gevaarlijke stoffen in het vliegtuig zitten. Is het denkbaar dat zo'n bericht in het journaal overgeslagen kan zijn?

De heer Damveld: Ik zeg niet dat het niet zou vergeten zijn of althans in de hectiek niet vergeten, maar het is er niet in komen te staan. Als er echt over gevaarlijke stoffen gesproken zou worden, anders dan de gevaarlijke stoffen, de dangerous goods, waar wij normaal over praten, denk ik dat het er dan wel ingestaan zou kunnen hebben.

De heer Oudkerk: U zegt: in de hectiek. Ik begrijp dat die er was. Gezien het feit dat u als politie natuurlijk zeer geïnteresseerd bent in de vraag of er gevaarlijke stoffen zijn, explosieven of dat het om een aanslag gaat, is het ondenkbaar dat zo'n mededeling, al is de hectiek nog zo groot, niet gedaan zou worden respectievelijk niet in het journaal terecht zou komen?

De heer Damveld: Of die in het journaal terecht zou komen?

De heer Oudkerk: Er was hectiek op die avond, dat zal niemand bestrijden, maar deze mededeling, als zij door de luchtverkeersleiders aan de politie zou zijn gedaan, als er telefonisch contact was geweest of een andersoortig contact, zou dan toch sowieso in het journaal zijn opgenomen, gezien het belang ervan?

De heer Damveld: Dat is afhankelijk van waar het telefoontje is binnengekomen. De meldkamer kreeg telefoontjes binnen, maar wij kregen op de afdeling waar wij ons hadden gesetteld ook telefoontjes binnen. Ik weet niet exact wat er op de meld-kamer binnen is gekomen.

De heer Oudkerk: Hoe vaak had u in die avond contact met de heer Bloemen? Ik begrijp dat de heer Nix bij terugkomst aan de heer Bloemen heeft verteld wat er in de commissie van overleg besproken was.

De heer Damveld: De heer Bloemen en ik zagen elkaar constant lopen en wij waren constant op dezelfde verdieping, kamer in kamer uit. Met alle zaken die op dat moment geregeld moesten worden, spraken wij elkaar iedere keer weer als wij elkaar tegenkwamen en als wij elkaar nodig hadden, vonden wij elkaar.

De heer Oudkerk: Ik zal u enigszins helpen bij het tijdstip waarop de heer Nix terugkwam van de commissie van overleg. Dat moet in ieder geval voor 19.40 uur geweest zijn, want om 19.42 is hij weer weggegaan. Letterlijk staat er: 19.42 Daan Nix gaat met El Al mee. Dat betekent dat er dus ook iemand van El Al bij de politie is geweest.

De heer Damveld: Dat zou kunnen, dat weet ik niet. Dat staat in het journaal, dat zal dus gebeurd zijn, ja.

De heer Oudkerk: U heeft hem niet weg zien gaan?

De heer Damveld: Nee.

De heer Oudkerk: U heeft de heer Bloemen voor het bewuste tijdstip waarop de heer Nix met El Al meegaat, niet gesproken?

De heer Damveld: Ik denk het haast wel. Ik vermoed haast wel dat ik de heer Bloemen heb gesproken voordat de heer Nix wegging, om die de vrachtpapieren op te halen. Daar is overleg over geweest.

De heer Oudkerk: Als de heer Nix in de commissie van overleg gehoord zou hebben dat er niks gevaarlijks aan boord was, neem ik aan dat dan de importantie om de heer Nix onmiddellijk naar El Al te sturen er niet geweest zou zijn.

De heer Damveld: In elk geval voor het onderzoek is de heer Nix verzocht om de vrachtpapieren bij El Al op te gaan halen. Dat heeft de heer Nix gedaan.

De heer Oudkerk: De heer Bloemen heeft om een uur of half acht niet met u besproken wat de heer Nix aan hem verteld had over de commissie van overleg?

De heer Damveld: Ik kan mij dat niet meer herinneren. Het zou best kunnen dat het wel besproken is. Er is op dat moment zoveel besproken.

De heer Oudkerk: De heer Nix gaat naar El Al om de vrachtbrieven te halen. Heeft u die avond nog contact met de heer Nix?

De heer Damveld: De heer Nix heeft contact met het commandocentrum. Daar meldt hij op een gegeven moment onder welk telefoonnummer hij bereikbaar is.

De heer Oudkerk: Wat is het commandocentrum?

De heer Damveld: Dat is een kamer naast de meldkamer, dat wil zeggen de kamer waar ik en een paar medewerkers zaten om de zaak aan te sturen, om zaken te regelen. Telefoontjes die binnenkwamen werden naar ons doorverbonden, van getuigen die zich meldden, noem maar op. Er kwam een constante stroom van telefoontjes binnen. Eén van de telefoontjes die bij de meldkamer binnen zijn gekomen – het is in het journaal vermeld – was waar de heer Nix verbleef en op welk telefoontoestel.

De heer Oudkerk: Weet u hoe laat de heer Nix terugkwam?

De heer Damveld: Het journaal zegt: 23.55 uur, rond die koers.

De heer Oudkerk: Dus tegen twaalven komt hij terug met een pak vrachtpapieren.

De heer Damveld: Ja.

De heer Oudkerk: Hij is om 19.40 uur weggestuurd door de heer Bloemen. Hij komt vier uur en een kwartier later terug. Heeft u enig idee waarom dat zo lang heeft geduurd?

De heer Damveld: Geen idee. Ik heb begrepen dat hij is gaan kopiëren. Het zal zo lang geduurd hebben, om alle papieren boven water te krijgen en dergelijke. Ik heb later van u gehoord dat er nogal wat problemen waren om de papieren te krijgen.

De heer Oudkerk: Dan komt de heer Nix terug. Ik zie even af van het tijdstip. Dat staat duidelijk in het journaal: om 23.55 uur komt de heer Nix terug. Dan zegt de heer Nix dat er nog iemand naar de ''vracht'' moet, omdat de papieren nog niet compleet zijn. Kunt u zich dat herinneren?

De heer Damveld: Nee.

De heer Oudkerk: Wat kunt u zich van de gang van zaken herinneren, nadat de heer Nix terug kwam met dat stapeltje vrachtpapieren?

De heer Damveld: Het enige wat ik mij kan herinneren, maar daar moet ik ook heel voorzichtig mee zijn, is dat ik die avond/nacht op een gegeven moment een x-aantal papieren, een stapeltje papieren in handen heb gekregen. Ik heb u de vorige keer ook al gezegd dat ik niet durf te zeggen hoe groot het precies was. De heer Bloemen kwam met een stapeltje papier naar mij toe en ik heb het op een gegeven moment, zoals de heer Bloemen het noemde, gescand. Ik ben er doorheen gelopen en heb geconstateerd: oké, dit zijn vrachtbrieven die naar Hoofddorp naar de Rijksluchtvaartdienst kunnen.

De heer Oudkerk: U heeft samen met de heer Bloemen dat stapeltje gescand?

De heer Damveld: ja, heel snel even doorgebladerd. Ik dacht: het zijn inderdaad vrachtbrieven. Het zijn airway bills en geen rekeningen of iets dergelijks. Het is puur..., dus dat kan naar Hoofddorp.

De heer Oudkerk: Nu is de ene stapel papieren veel moeilijker te scannen dan de andere. Waar scande u precies op?

De heer Damveld: Gewoon, ik liet ze even snel door mijn vingers gaan. Ik zag dat het vrachtbrieven waren en dat was het op dat moment voor mij.

De heer Oudkerk: U wilde alleen weten of het vrachtbrieven waren. U had op dat moment, samen met de heer Bloemen, geen interesse in de vraag of het gevaarlijke spullen waren?

De heer Damveld: Het was helemaal niet belangrijk of wij wel of geen interesse hadden. Wij hebben daar niet naar gekeken, omdat wij die spullen zo snel mogelijk naar Hoofddorp wilden hebben. Daar had men de expertise om dat te bekijken.

De heer Oudkerk: Wij hebben met de heer Bloemen een voorgesprek gehad. De heer Bloemen bevestigt inderdaad dat u samen met hem heel snel een aantal papieren gescand heeft. Hij zegt dan: dat doe je om een aantal redenen. Je probeert bijvoorbeeld vreemde stukken te vinden die tot een explosie kunnen leiden, want wij zijn verantwoordelijk voor strafbare feiten. Op basis daarvan loop je er snel doorheen. Je constateert omschrijvingen, omdat je niet verwacht dat er iets verkeerds aan is. Wij hadden op dat moment het vermoeden dat de papieren niet compleet waren. Dat herkent u wel?

De heer Damveld: Nee, dat ze niet compleet waren, herken ik niet. Dat zegt mij niets.

De heer Oudkerk: Maar dat daarvoor wel?

De heer Damveld: Dat we ze samen even bekeken hebben, maar niet op gevaarlijke stoffen. Ik zei zojuist al dat ik ze alleen maar gescand heb op de vraag of het airway bills waren en geen rekeningen van andere zaken.

De heer Oudkerk: Heeft iemand van de politie, op welk tijdstip dan ook, het wel beoordeeld op gevaarlijke stoffen?

De heer Damveld: Ik weet niet meer dan dat die papieren onmiddellijk doorgegaan zijn naar de Rijksluchtvaartdienst. Ik weet ook niet wie ze daarheen heeft gebracht. Dat heb ik niet terug kunnen vinden in het journaal. Ze zijn daar ook terechtgekomen. Daar zat een medewerker van mij als liaison tussen de Rijksluchtvaartdienst en ons bureau. Die man had ook al gebeld om die papieren zo snel mogelijk te krijgen. Daar werd dus aan voldaan. De Rijksluchtvaartdienst had de expertise om de vrachtbrieven te beoordelen op gevaarlijke stoffen en dergelijke.

De voorzitter: Mijnheer Damveld, wij komen nu bij een vrij essentieel onderdeel van hetgeen de commissie moet uitzoeken over de vraag hoe het die avond is gegaan met de papieren. Ik lees u voor. Op de vraag van mevrouw Singh Varma in het voor-gesprek ''U hebt de envelop dus niet opengemaakt?'', zegt u: ''Nee, ik heb de papieren niet gezien. Ze zijn rechtstreeks doorgegaan naar Hoofddorp''.

De heer Damveld: Ik heb in dat voorgesprek ook aangegeven dat ik alleen zei wat mij nog op het netvlies stond. Ik had in dat geval moeten zeggen: ik weet het niet. Er waren een heleboel dingen die ik me op dat moment niet meer kon herinneren. Ik heb nu ook een gesprek gehad met de heer Bloemen naar aanleiding van het voorgesprek. Uit het gesprek met de heer Bloemen is gebleken dat hij die papieren van de heer Nix heeft gehad en dat hij ermee naar mij is gekomen. Of het een envelop, een ordner of een losse stapel is geweest, kan ik mij niet herinneren. De heer Bloemen zegt dat ik heel snel door de papieren heen ben gegaan en heb gezegd: het zijn vrachtbrieven, oké, die kunnen naar de RLD.

De voorzitter: U vertaalt nu wat de heer Bloemen tegen u heeft gezegd over de vraag of u ze wel of niet ingezien heeft; zelf kunt u zich dat niet meer herinneren in afwijking van het voorgesprek. Alles wat u nu daarover zegt, heeft u of van derden of uit de journaals.

De heer Damveld: Exact.

De heer Oudkerk: In uw beleving kwam de heer Nix met die envelop binnen en is die envelop, ongeopend, linea recta naar de RLD gegaan, omdat daar de expertise was om de inhoud te beoordelen.

De heer Damveld: Ik geloof zonder meer dat ik ze heb bekeken, zoals de heer Bloemen zegt. Ik geloof zonder meer dat ik ze op die manier bekeken heb en dat ze toen weggegaan zijn.

De heer Oudkerk: Afgezien van de vraag of die envelop open is gegaan of niet, begrijp ik dat zowel de heer Bloemen, als u en de heer Nix het er op dat moment over eens waren dat er geen compleet setje naar de RLD ging.

De heer Damveld: Wat ik zojuist ook al zei: ik weet niet of het wel of niet compleet was. Ik heb ze gewoon even in handen gehad en bekeken. Vervolgens zijn ze weggegaan. Of het compleet was, weet ik niet.

De heer Oudkerk: Ik heb begrepen dat de heer De Rooij bij de RLD zat. Ik neem aan dat u van hem een melding heeft teruggekregen dat deze envelop ontvangen was?

De heer Damveld: Nee, ik vind dat althans niet terug in het journaal. Ik ga er wel van uit, want anders had ik een ''reminder'' gekregen met als boodschap: waar blijven die papieren.

De heer Oudkerk: Maar de melding is in ieder geval niet bij u terechtgekomen.

De heer Damveld: Nee.

De heer Oudkerk: De heer Nix is om 19.42 uur met iemand van de El Al meegegaan. Beschikte u of iemand anders van de politie voor die tijd over informatie over de lading van het toestel?

De heer Damveld: Ik niet. Ik weet niet of iemand anders daar al over beschikte.

De heer Oudkerk: Maar, gezien uw verantwoordelijkheden die avond, zou het wel met u gewisseld zijn. Het gaat hier niet over iets kleins.

De heer Damveld: Nee. Er is niet over gesproken, althans niet over gevaarlijke stoffen. Ik wil nog een keer duidelijk herhalen wat ik ook al in het begin gezegd heb: wij gaan ervan uit, althans ik ga ervan uit dat ieder vliegtuig dat vliegt, voorzien is van gevaarlijke stoffen. Dat is per definitie zo, want ieder vliegtuig heeft gevaarlijke stoffen aan boord. Alleen is het de vraag wat gevaarlijke stoffen zijn. De heer Wolleswinkel heeft ook al duidelijk gemaakt dat onder gevaarlijke stoffen, ICAO-gewijs verpakte gevaarlijke stoffen, ook aanstekers, parfum of wodka vallen, want alles met alcohol is een gevaarlijke stof, zo ook die hairspray. We gaan er dus per definitie van uit dat er gevaarlijke stoffen aan boord zitten van een vliegtuig dat verongelukt. De mate waarin ze gevaarlijk zijn, maakt natuurlijk verschil.

De heer Oudkerk: En dat wilt u zo snel mogelijk uitzoeken, neem ik aan?

De heer Damveld: Daarom zijn ook de vrachtbrieven zo snel mogelijk naar Hoofddorp gegaan, althans in mijn beleving. Ze konden daar dan bekijken wat er aan de hand was of wat erin zat. Voor de rest heb ik me niet beziggehouden met de vraag wat erin zat.

De heer Oudkerk: Nu zegt u ''zo snel mogelijk''. Tussen 19.40 en 24.00 uur zit vier uur. Ik geef geen enkel waardeoordeel over de vraag of dat snel of langzaam is. Maar voor de RLD het kan beoordelen is het 24.15/24.30 uur. Dan zijn de meeste brandweermensen, politiemensen en andere hulpverleners toch al uren op die rampplek aanwezig. Kunt u zich nog eens goed proberen te herinneren of u niet eerder op die avond beschikte over de papieren, de vrachtpapieren, al dan niet volledig, waarin stond wat de gevaarlijke lading was?

De heer Damveld: Ik kan het mij niet herinneren. Wat ik al eerder aangaf: het journaal spreekt er ook niet over, dus...

De heer Oudkerk: Ik heb hier een probleempje mee, mijnheer Damveld, want de heer Welten heeft gisteren onder ede verklaard dat de politie in Amsterdam op 4 oktober om 20.02 uur informatie ontving van de politie te Schiphol. Ik zal u het citaat even voorlezen: ''Er komt een belletje om 20.02 uur. Een collega van de Rijkspolitie dienst luchtvaart vraagt om een andere collega van de rijkspolitie dienst luchtvaart, op een bepaalde frequentie, in kennis te stellen''. Wij beschikken over een uitgetypte tekst van dat telefoongesprek. In dat telefoongesprek van 20.02 uur wordt melding gemaakt van gevaarlijke lading. Dat wordt gedaan door de heer Zwart. De heer Zwart is een mobilofonist, iemand die aan de telefoon zit. Ik vraag aan u: hoe kan de heer Zwart, die deze melding deed, aan deze informatie komen?

De heer Damveld: Dat weet ik niet. Daar heb ik geen antwoord op.

De heer Oudkerk: Hij gaat toch niet zomaar zelf zitten bellen, neem ik aan?

De heer Damveld: Ik kan daar geen antwoord op geven. Ik ken het hele verhaal niet. Ik weet niet hoe de heer Zwart eraan gekomen is. Dat de heer Zwart dat aan Amsterdam heeft gemeld, hoor ik nu voor het eerst.

De heer Oudkerk: Mijnheer Damveld, ik lees het u nog even voor. ''U spreekt met de politie'' zegt iemand van de gemeentepolitie. Dan zegt de melder: ''Zwart, rijkspolitie Schiphol, goede dag. Kan jij via kanaal 830 aan onze man van Luchtvaartonderzoek, die daar ter plaatse is, – ik kom er niet tussendoor – doorgeven dat aan boord van het vliegtuig wel gevaarlijke stoffen zitten, maar geen high-explosives''. Dat is niet een onbelangrijke mededeling. Die zal de heer Zwart van iemand van de luchtvaartpolitie Schiphol doorgekregen hebben, anders gaat hij niet bellen.

De heer Damveld: Het zegt mij niets. Ik kan mij niet herinneren dat daarover gesproken is en dat ik op een gegeven moment daarmee iets gedaan heb.

De heer Oudkerk: Goed. Ik kom nog even met u terug op wat de heer Meijer een tijdje geleden al heeft gevraagd. Er waren heel veel politiemensen. Maar dit zijn geen meldingen die doorgegeven worden door iemand die eens een telefoontje oppikt. Ik neem aan dat iets dergelijks altijd met superieuren besproken wordt. Nu was de heer Maurer ziek. De heer Van Dijk was al overgeplaatst naar Alkmaar en was er dus ook niet. De heer Pinckaers was, als ik het goed begrepen heb, uw plaatsvervangend plaatsvervangend chef. Verder was daar de heer Bloemen. De heer Houtman was, dacht ik, met de helikopter naar de Bijlmer gegaan. De heer De Rooij zat bij de RLD. Wie kan deze melding dan aan de heer Zwart hebben doorgegeven, gezien de verantwoordelijkheden en taken die er die avond lagen?

De heer Damveld: Daar kan ik geen antwoord op geven. Ik weet niet waar de heer Zwart dat bericht vandaan heeft.

De heer Oudkerk: Wij proberen een reconstructie te maken van hoe het die avond gegaan is. Dat is geen onbelangrijke reconstructie, omdat het gaat om meldingen van gevaar-lijke stoffen, terwijl anderen de melding krijgen dat de stoffen niet gevaarlijk zijn. U zegt dat de heer Nix om 23.55 uur binnenkomt en dat u, samen, die vrachtpapieren even snel doorkijkt. Vervolgens gaan die door naar de RLD, omdat u de expertise niet heeft. Vier en een half uur later kijkt de RLD ernaar. Maar om 20.02 wordt vanuit uw organisatie al gezegd: gelukkig geen explosieven, maar wel gevaarlijke lading. Waar komt dat dan vandaan?

De heer Damveld: Dat weet ik niet. Daar kan ik geen antwoord op geven. Ik kan me niet voor de geest halen dat...

De heer Oudkerk: Zou de heer Nix vanaf het kantoortje van El Al, waar hij toen zat, gebeld kunnen hebben?

De heer Damveld: Dat zou best kunnen. Ik weet daar niets van. Ik kan u daar dus geen enkel zinnig antwoord op geven.

De heer Oudkerk: Zou de heer Bloemen het aan de heer Zwart gemeld kunnen hebben?

De heer Damveld: Dat zou ook kunnen.

De heer Oudkerk: U heeft het in ieder geval niet gedaan.

De heer Damveld: Nee.

De heer Oudkerk: Dus terwijl de heer Zwart, de telefonist, om 20.02 iets wist, bent u daar de hele avond niet van op de hoogte geweest, ook al heeft u heel veel contact gehad met de heer Bloemen en bent u daar de hele avond verder bezig geweest?

De heer Damveld: Niet in de mate, zoals u nu zegt.

De heer Oudkerk: Maar wel in andere mate?

De heer Damveld: Wat ik al eerder zei, ieder vliegtuig...

De heer Oudkerk: Dat begrijp ik. Ieder vliegtuig vervoert per definitie, zou u haast zeggen, gevaarlijke stoffen, omdat er altijd wel lading in zit. Maar hier ging het natuurlijk om een vliegtuig dat niet door de lucht vloog, maar dat gecrasht was. Daarom was het belangrijk om precies te weten wat de gevaarlijk stoffen waren. Laten wij daar maar even op doorgaan. Zou het zo kunnen zijn dat de heer Zwart die melding heeft gedaan, omdat het per definitie zo is dat vliegtuigen gevaarlijke stoffen bevatten?

De heer Damveld: Ik kan daar geen antwoord op geven. Ik weet niet waar de heer Zwart deze informatie vandaan heeft. Ik kan u daar dus geen enkel antwoord op geven.

De heer Oudkerk: Zou het kunnen zijn dat de heer Nix niet dat telefoontje naar de heer Zwart heeft gepleegd, maar dat de heer Nix veel eerder terug was met een stapeltje papieren en dat alle aanwezigen van die avond zich, door de hectiek, enigszins in de tijdstippen vergissen?

De heer Damveld: Ik ga daar niet een-twee-drie vanuit. Ik neem aan dat de tijden die daar vermeld staan, toch vrij correct zijn. Ik neem in eerste instantie dus niet aan dat het een ander tijdstip moet zijn. Ik ga ervan uit dat dat tijdstip goed is. Ik kan daar geen antwoord op geven, want ik heb dat niet vermeld.

De heer Oudkerk: Ik begrijp dat het voor u net zo onverklaarbaar is, als voor mij.

De heer Damveld: Ja, want ik kan er geen antwoord op geven. U vraagt mij iets, waar ik geen antwoord op kan geven.

De heer Oudkerk: Heeft u een verklaring voor het feit dat de luchtverkeersleiding ongeveer een halfuur na de crash de melding krijgt van El Al dat er gevaarlijke stoffen in het vliegtuig zitten en dat er eigenlijk een uur later een soortgelijke boodschap gaat van de rijksluchtvaartpolitie Schiphol naar de gemeentepolitie Amsterdam? Heeft u een verklaring voor het feit dat wij vorige week twee getuigen hebben gehad, met name de heer Wolleswinkel en de heer Erhart, die verklaren: wij wisten al vrij snel dat het geen gevaarlijke lading was? Heeft u een verklaring voor het feit dat, als je dit allemaal zo hoort, het nauwelijks te reconstrueren is wie wat heeft gezegd en wat de werkelijke informatie was?

De heer Damveld: Ik kan alleen maar voor mijzelf spreken. Het enige wat ik binnen het gekregen is de lijst, zoals het ook vermeld staat in het journaal. Dat is wat ik mij, middels het journaal, voor de geest kan halen. Op een gegeven moment zijn die avond, nacht de papieren bekeken, gescand. Voor de rest zeg ik wat ik al eerder gezegd heb: ik kan het mij niet voor de geest halen, het is mij totaal onbekend, zeker het telefoontje.

De heer Oudkerk: Ik stel vast dat de heer Zwart, de melder van de rijkspolitie Schiphol om 20.02 uur van die avond een telefoontje naar de rijkspolitie heeft gedaan dat er geen explosieven, maar wel gevaarlijke stoffen in zaten. Dat betekent dat er ergens papieren moeten zijn geweest, waarop dat zichtbaar was. U zegt in ieder geval, ook hier voor de commissie: luister eens, ik heb samen met de heer Bloemen pas om een uur of twaalf even vluchtig die envelop met inhoud doorgebladerd en die is gelijk naar de RLD gegaan.

De heer Damveld: Ja, dat is correct. Ik houd mij aan wat er in het journaal staat, ook de tijden. Mocht het tijdstip niet correct zijn, dan houd ik mij eraan, aan het tijdstip dat het was. Dat is wat ik kan zeggen.

De heer Oudkerk: Kunt u van die avond op geen enkele andere wijze dan via het journaal dat u voordat u hier kwam, heeft doorgelezen, andere omstandigheden herinneren?

De heer Damveld: Nee.

De heer Oudkerk: Ik vraag u dat omdat u in het voorgesprek eigenlijk heel goed wist wie er die avond aanwezig waren. U heeft eerst verklaard dat de afdeling toen uit zes medewerkers bestond. Toen hebben wij gevraagd of u zich kon herinneren wie er naar de Bijlmer zijn gestuurd. U zei toen: ja, dat kan ik mij goed herinneren, dat waren Roeffel en Houtman. Wij hebben toen gevraagd welke vier mensen er nog over waren. U zei toen: de heer De Rooij is naar de RLD gegaan en ik denk dat Kuitert er toen ook was, maar daar ben ik niet helemaal zeker van en Van Dun was er ook, die heeft later de leiding over hangar 8 gekregen. Het voorgesprek met u heeft plaatsgevonden op donderdag 14 januari. Het is vandaag 11 februari en u verklaart nu onder ede dat u niet meer zo goed weet wie er waren, maar dat het er veel waren.

De heer Damveld: Uit het journaal blijkt dat er ook nog andere collega's waren, maar ik had dat toen niet gelezen. Het journaal geeft prima weer wie er toen waren.

De heer Oudkerk: U zei net tegen de heer Meijer: wie er allemaal waren, kan ik mij niet herinneren, er waren gewoon heel veel politiemensen, het was behoorlijk druk.

De heer Damveld: Van de dienst luchtvaart, dus de medewerkers van de Rijkspolitie dienst luchtvaart, de mensen die daar gedetacheerd waren en de mensen van de afdeling luchtvaartonderzoeken... Daar maakte ik onderscheid in. Er waren ongeveer zes, zeven mensen van de afdeling luchtvaartonderzoeken en daarnaast waren er nog een tiental of wel meer, denk ik, mensen van de uniformdienst en later van de recherche, van de justitiële dienst waren er mensen.

De heer Oudkerk: U begrijpt dat het voor ons belangrijk is om dit goed te reconstrueren omdat er zoveel verschillende meldingen op die avond geweest zijn. Dat houdt niet alleen de commissie, maar ook iedereen erbuiten nogal bezig. Wij zullen volgende week een aantal mensen onder ede horen waarover u zojuist hebt gepraat. Wij zullen hun verklaringen naast die van u leggen.

De voorzitter: Mijnheer Damveld, de vraag gesteld door de heer Van den Doel met betrekking tot het ritueel in hangar 8, waarvan u zich niets kunt herinneren, betrof een uitspraak die de heer Pruis bij deze commissie heeft gedaan. Wij zullen deze vraag aan de heer Pruis voorleggen, dus dat hoop ik hiermee even rechtgezet te hebben. Dit is dus geen uitspraak van u geweest.

U was uiteindelijk verantwoordelijk voor het vinden van het verarmd uranium in hangar 8. Ik heb, overigens met toestemming, een stukje verarmd uranium voor mij liggen. Het is niet vergunningplichtig, dus ik kan het rustig in mijn hand houden. Als ik het u laat zien, herkent u dat dan?

De heer Damveld: Ik was niet verantwoordelijk voor het vinden van verarmd uranium in hangar 8. De RLD was daar bezig met een team, het vliegtuig verder te onderzoeken en bekijken, ook onderdelen van verarmd uranium. Zij werden geconfronteerd met verarmd uranium. Mij zegt het niets. Ik ken het niet.

De voorzitter: Toen bekend werd dat in hangar 8 verarmd uranium was gevonden, zijn er maatregelen genomen ten aanzien van beveiliging en beschermde kleding.

De heer Damveld: Voor de grondwerktuigbouwkundigen van de KLM.

De voorzitter: U heeft nooit in hangar 8 het gevonden verarmd uranium gezien c.q. in handen gehad?

De heer Damveld: Nee.

De voorzitter: Mijnheer Damveld, gezien de discussie van vanmorgen en het voorgesprek, vraag ik wanneer het journaal is gemaakt, achteraf of is het journaal de letterlijke weergave van wat er op die zondagavond op 4 oktober is opgetekend?

De heer Damveld: Dat kan ik u niet zeggen. Ik kan wel zeggen... Ik kan niet zeggen of het origineel dat u heeft later is gemaakt. Ik weet wel dat er die avond al meteen iemand belast werd met het bijhouden van de activiteiten, dus het maken van een journaal. Ik heb ook een fotokopie. Ik weet niet wat het origineel is.

De voorzitter: Wie is er uiteindelijk verantwoordelijk voor de juistheid van het journaal?

De heer Damveld: Wie er verantwoordelijk voor is?

De voorzitter: Iemand draagt eind-verantwoordelijkheid voor de juistheid, de correctheid van hetgeen in het journaal staat. Bent u dat geweest?

De heer Damveld: Dat zou ik dan geweest kunnen zijn, ja.

De voorzitter: Ik zeg er nogmaals bij dat u onder ede staat. Wat er in het journaal staat, is dat ook hetgeen er op 4 oktober is opgetekend of is het een vertaling achteraf aan de hand van gesprekken over wat zich op 4 oktober heeft afgespeeld?

De heer Damveld: Ik moet zeggen dat er onmiddellijk iemand belast is om achter een typemachine, een PC of laptop – ik weet niet of wij die toen al hadden – de activiteiten met tijdstip, in verkorte tekst weg te zetten. Dat is gedaan door medewerkers. Later is dat door een tweetal dames overgenomen. Zodra iemand wegging of een bericht ontving, werd dat even verteld en werd dat onmiddellijk ingetypt. Dat is wat ik mij kan herinneren wat er gebeurd is. Zo is er een journaal gemaakt. Of dit uiteindelijk daar de uitdraai van is, kan ik mij niet meer herinneren.

De voorzitter: U hebt dat niet meer met elkaar vergeleken?

De heer Damveld: Nee. Ik ga ervan uit dat de kopie die ik heb gekregen van de luchtvaartpolitie, die het gehele dossier van de Bijlmer beheert... dat ik de juiste informatie daarvan heb gekregen.

De voorzitter: Zijn de aantekeningen van de avond zelf bewaard gebleven?

De heer Damveld: Dat weet ik niet. Die zullen allemaal in het archief liggen. Alles van de Bijlmer is in een archief opgeslagen. Daar zullen zeker ook de originelen liggen.

De voorzitter: Op het moment dat het officiële journaal wordt overhandigd, vanuit uw verantwoordelijkheid, heeft u dat niet meer vergeleken met de aantekeningen die op de avond zelf zijn gemaakt?

De heer Damveld: Nee, dat heb ik niet kunnen doen, want het journaal is bijgevoegd als bijlage bij het proces verbaal als zodanig.

De voorzitter: Er heeft geen check plaatsgevonden?

De heer Damveld: Daar heeft geen check op plaatsgevonden.

De voorzitter: Mijnheer Damveld, ik probeer tot een samenvatting te komen van dit openbaar verhoor.

Herinneringen komen hoofdzakelijk uit journaals en logboeken. Dit verklaart de verschillen tussen het voorgesprek en dit openbaar verhoor.

De heer Damveld: Correct.

De voorzitter: De beveiliging en bewaking in hangar 8 was optimaal, alleen functioneel personeel met pasjes werd toegelaten.

De heer Damveld: Correct.

De voorzitter: Metingen in hangar 8 na het bekend worden van de aan-wezigheid van verarmd uranium gaven geen zodanige concentraties dat voor gevaar voor de volksgezondheid moest worden gevreesd?

De heer Damveld: Correct.

De voorzitter: De vondst van verarmd uranium op 7 oktober 1992 is door de Rijkspolitie dienst lucht-vaart, niet doorgegeven aan de meldkamer van de gemeentepolitie Amsterdam, het beleidscentrum in Amsterdam dan wel de hulpverleningsdiensten op de rampplaats?

De heer Damveld: Er is wel contact geweest tussen de Rijksluchtvaartdienst en de functionaris van de Rijksluchtvaartdienst... Maar dat staat ook in het journaal. Dat zou ik verder niet durven zeggen. Ik dacht dat er in het journaal melding werd gemaakt dat er contact is geweest over het verarmd uranium tussen de RLD ter plekke, in de Bijlmer, en de RLD...

De voorzitter: Wij moeten dit helder zien te krijgen. U heeft gezegd dat het volgens u niet is doorgegeven. U bent niet de RLD, u bent de politie.

De heer Damveld: Er is contact geweest met de RLD. Bij de RLD wordt er gezegd: er is niets bekend over stralingsgevaar.

De voorzitter: Kunt u bevestigen of ontkennen dat de vondst van het verarmd uranium op 7 oktober 1992 door de Rijkspolitie dienst luchtvaart niet is doorgegeven aan de meldkamer van de gemeentepolitie in Amsterdam? Ik laat de RLD er dus even buiten.

De heer Damveld: Daar kan ik geen antwoord op geven. Ik heb het in ieder geval niet doorgegeven.

De voorzitter: Ook niet aan het beleidscentrum, dus ook niet aan de hulpverleningsdiensten op de rampplek?

De heer Damveld: Ik heb het niet doorgegeven. Of het doorgegeven is, weet ik niet, maar ik heb het niet gedaan.

De voorzitter: In hangar 8 droegen KLM-ers beschermende witte kleding naar aanleiding van de vondst van het verarmd uranium?

De heer Damveld: Dat is correct.

De voorzitter: Door de reorganisatie was de politie op Schiphol op 4 oktober 1992 onderbemenst?

De heer Damveld: Dat is niet mijn conclusie. Op een gegeven was de commandant dienst luchtvaart ziek en de heer Van Dijk was weg, maar zij was niet onderbemenst.

De voorzitter: Er was naar uw mening dus geen sprake van onderbemensing?

De heer Damveld: Inderdaad.

De voorzitter: U heeft de vrachtbrieven samen met de heer Bloemen bekeken?

De heer Damveld: Daar ga ik van uit, gezien het journaal.

De voorzitter: U weet niet wie het bericht over de gevaarlijke lading gemeld heeft aan de politie in Amsterdam?

De heer Damveld: Dat is juist.

De voorzitter: U heeft geen verklaring waarom de heer Nix meer dan 4 uur weg is geweest om de papieren op te halen en u heeft er ook niet naar gevraagd?

De heer Damveld: Nee.

De voorzitter: Wij zijn aan het einde van dit openbaar verhoor gekomen. Ik verzoek de griffier, de heer Damveld uit te geleiden.

11.57 uur

Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.


Commentaar van de dag door publicist Pierre Heijboer