"Onthullingen, getuigenverklaringen, wetenschappelijke evaluaties en foto's over de Bijlmerramp met het El AL-vliegtuig bij SDN...!!"

Samenvatting en conclusie van enquêtevoorzitter Th. Meijer
aan het einde van ieder openbaar verhoor

Burgers & Bijlmer . . Bijlmer enquête . . Doemvlucht <===> Kamerzetel 151 . . SDN . . Heijboer

Vliegramp Bijlmermeer
Vrijdag 29 januari 1999

Verhoor 9

Mevrouw A.V. Akayeboh


A.V. Akayeboh

Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer op vrijdag 29 januari 1999 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag

Vrijdag 29 januari 1999

Aanvang 09.30 uur

Verhoord wordt mevrouw
A.V. Akayeboh

Voorzitter: Th.A.M. Meijer

Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Oudkerk, Van den Doel, Augusteijn-Esser en Oedayraj Singh Varma, alsmede de heer Roovers, griffier, en de heer Norder, staflid van de commissie.

De voorzitter: Ik open de vergadering. Aan de orde is het verhoor van mevrouw A.V. Akayeboh, geboren 14 augustus 1959 te Abidjan, Ivoorkust. mevrouw Akayeboh zal spreken via de tolk, de heer Amoo Atta. mevrouw Akayeboh, ik verzoek u te gaan staan voor het afleggen van de eed en die luidt: Ik zweer dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen.

Mevrouw Akayeboh: Ja, dat zweer ik.

De voorzitter: mevrouw Akayeboh, de commissie onderzoekt de toedracht en de gevolgen van de vliegramp met als doel waarheidsvinding en het trekken van lessen voor de toekomst. Wanneer bent u in Nederland gekomen?

Mevrouw Akayeboh: Op 5 september 1992.

De voorzitter: Dat betekent, dat u slechts 1 maand in Nederland was, voordat het vliegtuig neerstortte in de Bijlmer?

Mevrouw Akayeboh: Ja.

De voorzitter: Was u alleen naar Nederland gekomen of met anderen?

Mevrouw Akayeboh: Ik ben hier alleen gekomen. Ik kwam op bezoek bij een familielid.

De voorzitter: Had u en was u in het bezit van een verblijfsvergunning?

Mevrouw Akayeboh: Nee, ik had geen verblijfsvergunning.

De voorzitter: U bent tijdelijk gaan inwonen bij kennissen of familie?

Mevrouw Akayeboh: Ja.

De voorzitter: Wilt u, als wij de foto laten zien van de flat, aanwijzen waar u woonde toen het vliegtuig neerstortte?

Mevrouw Akayeboh: Ja. Ergens hier is het niet duidelijk. Groeneveen.

De voorzitter: mevrouw Akayeboh, kunt u ons vertellen, wat er gebeurde met u zelf, wat u ervoer, wat u heeft gezien en wat u heeft meegemaakt?

Mevrouw Akayeboh: Wij zaten binnen. Ik zag het vliegtuig niet aankomen. Opeens hoorde ik een knal. Het gebouw trilde, ik zag vonken en vuur. Wij wisten niet wat er aan de hand was. Dus met de vrouw bij wie ik op bezoek was en met haar kinderen. Wij gingen allemaal naar de zitkamer, de woonkamer. De kamers waren allemaal op slot.

De voorzitter: Hoe bedoelt u op slot: door de inslag of met sleutels?

Mevrouw Akayeboh: Wij konden gewoon niet naar buiten.

De voorzitter: Waarom niet?

Mevrouw Akayeboh: Dat weet ik niet. Er zat een kind in de keuken. Dat kon ook niet naar buiten, omdat de deur van de keuken ook op slot zat. Wij wisten niet waar we naartoe moesten. Het was heel warm binnen. Gelukkig konden wij door het raam naar buiten.

De voorzitter: Waren de deuren ontwricht door de inslag van het vliegtuig?

Mevrouw Akayeboh: Het zal wel zo zijn, omdat de deuren gewoonlijk niet op slot zijn. Maar op dat moment konden we gewoon niet naar buiten.

De voorzitter: U was bij Ruth, een vriendin van uw schoonzuster en twee kinderen? Wat is daarmee gebeurd?

Mevrouw Akayeboh: Wij konden allemaal naar buiten.

De voorzitter: U zegt, dat u een maand in Nederland was en dat u op bezoek was bij familie. Had u een visum?

Mevrouw Akayeboh: Ja, ik had een visum voor drie maanden.

De heer Oudkerk: mevrouw Akayeboh, bent u die avond gewond geraakt?

Mevrouw Akayeboh: Ja.

De heer Oudkerk: Wat waren die verwondingen precies?

Mevrouw Akayeboh: Door de rookontwikkeling kreeg ik wonden aan mijn hoofd en haar. Ik kreeg wonden door glasscherven aan mijn linkerhand. Ik kreeg een wond aan mijn linkerhand. Door het vuur verbrandde mijn haar.

De heer Oudkerk: Bent u met die wonden die avond of nacht naar een dokter gegaan?

Mevrouw Akayeboh: Nee, ik ben niet naar de dokter geweest omdat ik bang was.

De heer Oudkerk: Waar was u precies bang voor?

Mevrouw Akayeboh: Ik was een beetje bang. Ik was daar niet toe in staat. Ik ben die nacht geholpen door een Ghanese vrouw.

De heer Oudkerk: Waren die wonden zo erg dat de mensen met wie u samen was, zeiden dat u naar een dokter moest gaan?

Mevrouw Akayeboh: Die vrouw die mij hielp, wilde mij aanvankelijk naar de dokter brengen maar dat wilde ik niet.

De heer Oudkerk: Kunt u mij nog een keer vertellen waarom niet?

Mevrouw Akayeboh: Ik was bang.

De heer Oudkerk: Waar was u precies bang voor, voor de dokter?

Mevrouw Akayeboh: Zoiets was mij nooit overkomen. Dus ik was aanvankelijk in de war. Maar later ging ik wel naar de dokter.

De heer Oudkerk: Wat heeft u die avond en die nacht gedaan? Bent u binnen gebleven of bent u naar buiten gegaan?

Mevrouw Akayeboh: Ik ging naar buiten en ben met iemand meegegaan naar haar huis. Dat was niet de Ghanese vrouw, maar iemand anders.

De heer Oudkerk: En dat huis was een flink eind van de plek waar het vliegtuig was ingeslagen?

Mevrouw Akayeboh: Ja.

De heer Oudkerk: En daar bent u de nacht gebleven?

Mevrouw Akayeboh: Ik zal niet zeggen dat ik heb geslapen, maar ik ben daar die nacht gebleven.

De heer Oudkerk: Wanneer bent u wel naar de dokter gegaan om die brandwonden en die glasscherven te laten behandelen?

Mevrouw Akayeboh: Na een aantal dagen.

De heer Oudkerk: Wat constateerde die dokter toen?

Mevrouw Akayeboh: Van de dokter kreeg ik oogdruppels en hij heeft mijn linkerhand onderzocht en heeft een paar scherven eruit gehaald. Toen ben ik naar huis gestuurd met slaaptabletten.

De heer Oudkerk: In een eerder gesprek heeft u verteld, dat uw hand gebroken was.

Mevrouw Akayeboh: Heb ik dat hier gezegd? Nee.

De heer Oudkerk: Ik begrijp, dat er wel scherven in uw hand zaten, maar dat uw hand niet gebroken was?

Mevrouw Akayeboh: Ja.

De heer Oudkerk: Bent u in de maanden na 4 oktober 1992 veel naar een dokter geweest?

Mevrouw Akayeboh: Ja, dat is gebeurd.

De heer Oudkerk: Waarom was dat?

Mevrouw Akayeboh: Omdat ik niet kon slapen. Ik had ook last van mijn ogen.

De heer Oudkerk: Heeft u nu nog klachten met uw gezondheid?

Mevrouw Akayeboh: Ja.

De heer Oudkerk: Welke klachten zijn dat?

Mevrouw Akayeboh: Vaak heb ik slaapproblemen en krijg ik nachtmerries over brand. Ik heb ook last van mijn ogen.

De heer Oudkerk: Is er ooit een diagnose gesteld door een dokter?

Mevrouw Akayeboh: De laatste tijd ben ik een aantal keren naar mijn huisarts gegaan. Hij weet, dat ik last van mijn ogen heb. Hij geeft mij oogdruppels. Ik heb slaapproblemen en daar krijg ik wat pillen voor.

De heer Oudkerk: Heeft u ooit het gevoel gehad, dat u minder gemakkelijk werd behandeld door dokter of ziekenhuis omdat u geen verblijfsvergunning had?

Mevrouw Akayeboh: Oorspronkelijk ben ik niet direct naar de dokter geweest, maar later werd ik gewoon behandeld.

De heer Oudkerk: Het was geen probleem om een behandeling te krijgen?

Mevrouw Akayeboh: Nee.

De heer Oudkerk: Het grote ziekenhuis in Amsterdam, het AMC, is vorig jaar een onderzoek gestart naar de klachten rondom de ramp in de Bijlmer. Hebt u daaraan meegedaan?

Mevrouw Akayeboh: Nee, ik weet daar niets van.

De heer Oudkerk: Uw huisarts heeft u niet verteld dat dit onderzoek er was?

Mevrouw Akayeboh: Nee. Ik ben wel naar de GG&GD gestuurd voor controle.

De heer Oudkerk: Maar aan het onderzoek van het AMC heeft u niet meegedaan?

Mevrouw Akayeboh: Nee.

De heer Oudkerk: Kent u zelf mensen in uw omgeving die wel van het onderzoek van het AMC wisten?

Mevrouw Akayeboh: Nee.

De heer Oudkerk: Er is niemand in uw eigen leefomgeving geweest die de ramp heeft meegemaakt en die door het AMC benaderd is?

Mevrouw Akayeboh: Nee.

De heer Oudkerk: Is er ooit een andere instantie geweest van dokters, behalve de GG&GD, die hulp heeft aangeboden naar aanleiding van de ramp?

Mevrouw Akayeboh: Wat voor hulp? Behandeling of geld?

De heer Oudkerk: Ik bedoel medische behandeling voor de slaapstoornissen of de andere klachten. Er is nooit spontaan hulp aangeboden?

Mevrouw Akayeboh: Ja, door het RIAGG. Daarna door de GG&GD.

De heer Oudkerk: Kort na de ramp in oktober 1992?

Mevrouw Akayeboh: Ja. Dat was kort na de gebeurtenis, omdat ik niet in slaap kon komen.

De heer Oudkerk: Kent u veel mensen in uw omgeving die op dit moment dezelfde klachten hebben als u?

Mevrouw Akayeboh: Ja, ik ken mensen die soortgelijke klachten ook uiten.

De heer Oudkerk: Waar moet ik dan aan denken? Tien of twintig mensen?

Mevrouw Akayeboh: Ik zou het niet precies kunnen zeggen, maar ik weet dat er Ghanezen zijn met soortgelijke klachten.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: mevrouw Akayeboh, ik wil met u praten over uw rechtspositie en over een aantal zaken in de Afrikaanse gemeenschap.

Toen u naar Nederland kwam, had u een visum maar nog geen verblijfsvergunning aangevraagd?

Mevrouw Akayeboh: Klopt.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Was u van plan in Nederland te blijven?

Mevrouw Akayeboh: Ik was van plan om hier te blijven.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Heeft u zich aangemeld, toen op het stadhuis na de Bijlmerramp bekend werd gemaakt, dat illegalen zich konden melden om zich te laten legaliseren? Hebt u dat gedaan?

Mevrouw Akayeboh: Ik heb ervan gehoord, maar mijn broer liet me niet gaan omdat hij bang was.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Waarom was uw broer bang?

Mevrouw Akayeboh: Hij was bang dat ik misschien zou worden teruggestuurd.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U geloofde dus niet wat de mensen van het stadhuis zeiden, dat het waar was en dat u niet bang hoefde te zijn?

Mevrouw Akayeboh: Dat klopt.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: En uw broer geloofde dat ook niet?

Mevrouw Akayeboh: Ik moest doen wat mijn broer mij zei. Die wilde niet dat ik dat zou doen.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Omdat hij bang was dat u uitgezet zou worden?

Mevrouw Akayeboh: Ja.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Weet u of ook andere mensen uit de Afrikaanse gemeenschap bang waren om zich te melden bij het stadhuis omdat zij bang waren uitgezet te worden?

Mevrouw Akayeboh: Ja. Ik heb wel eens van dat soort gevallen gehoord, maar ik kan niet zeggen wie.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Dat hoeft niet. U hebt toch op een gegeven moment een verblijfsvergunning aangevraagd. Waarom heeft u dat gedaan?

Mevrouw Akayeboh: Ik heb mij aangemeld, niet noodzakelijkerwijze voor de papieren, maar ik had problemen, ik was in de war en ik moest mij op den duur bij een instantie melden.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Toen u zich meldde, heeft men gezegd dat u zich kon aanmelden voor legalisering?

Mevrouw Akayeboh: Officieel heb ik mij niet aangemeld voor een verblijfsvergunning. Een kennis heeft mij geadviseerd mij toch te melden in het ziekenhuis. Dat heb ik gedaan.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Via het ziekenhuis bent u in de procedure gekomen om u aan te melden voor een verblijfsvergunning?

Mevrouw Akayeboh: Ja. Via het ziekenhuis ben ik in aanraking gekomen met een advocaat, die mij naar een instantie verwees.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Heeft de procedure om u gelegaliseerd te krijgen lang geduurd?

Mevrouw Akayeboh: Ja, omdat het ramp gebeurde in 1992 en ik mijn papieren in 1994 kreeg.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Dus bijna twee jaar?

Mevrouw Akayeboh: Ja.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U was bang om zich te melden bij de artsen omdat u misschien het land uit moest. U was bang om zich te legaliseren, maar weet u of nog andere mensen in de Afrikaanse gemeenschap zich niet meldden om dezelfde redenen?

Mevrouw Akayeboh: Jawel, ik ken een aantal mensen, Ghanezen.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: De mensen die in het hulpverleningstraject kwamen, kregen voorzieningen aangeboden, o.a. een woning. Is dat u ook aangeboden?

Mevrouw Akayeboh: Nee, ik kreeg geen woning, geen uitkering en geen geld.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Kwam het omdat u de wegen niet wist, of omdat u bang was omdat u toch nog illegaal was en de papieren nog niet geregeld waren?

Mevrouw Akayeboh: Ik was bang om mijn gezicht te laten zien.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Heeft u nu wel een woning en zijn uw zaken nu wel geregeld?

Mevrouw Akayeboh: Ja. Ik heb een woning en een uitkering.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Vanaf wanneer?

Mevrouw Akayeboh: Ik kreeg een woning in 1996 en ruim te voren kreeg ik een uitkering.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: De gemeente Amsterdam had vanaf het begin van de ramp mensen opgeroepen die illegaal waren om ze te helpen. Dat heeft bij u heel lang geduurd, omdat u bang was?

Mevrouw Akayeboh: Ik weet dat allemaal niet. Het heeft lang geduurd, voordat ik in aanraking kwam met een advocaat die dat allemaal in procedure bracht. Ik weet niet waarom het zo lang heeft geduurd.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: U woont in de Bijlmer. U kent de Ghanese en Afrikaanse gemeenschap goed. Woonden in Groeneveen en Kruitberg nog andere Afrikaanse of Ghanese mensen woonden?

Mevrouw Akayeboh: Dat kan ik niet zeggen. Ik was net in Nederland aangekomen. Het is best mogelijk.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Maar u bent nu al een aantal jaren in Nederland en in Bijlmer. Weet u of er in Ghanese of andere Afrikaanse gemeenschappen nog mensen worden gemist na de ramp?

Mevrouw Akayeboh: Ik heb zulke dingen gehoord, maar ik ken niemand persoonlijk.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: Wordt daarover in de Ghanese gemeenschap gesproken?

Mevrouw Akayeboh: Ja, dat heb ik van horen zeggen.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma: In de Ghanese gemeenschap zijn ze nog steeds op zoek naar die mensen?

Mevrouw Akayeboh: Ik zou niet kunnen zeggen, dat ze nog steeds op zoek zijn.

De voorzitter: mevrouw Akayeboh, vond u het moeilijk voor deze commissie te komen?

Mevrouw Akayeboh: Nee, ik vind het niet moeilijk.

De voorzitter: Bent u nog steeds bang?

Mevrouw Akayeboh: Nee.

De voorzitter: Als u eerder was geholpen door de doktoren, denkt u dat uw toekomst anders was dan nu?

Mevrouw Akayeboh: Nee, dat zou ik niet kunnen zeggen. Het is zo gebeurd en ik ben wat ik ben. Ik zou dat niet kunnen zeggen.

De voorzitter: Wat doet u nu de hele dag?

Mevrouw Akayeboh: Ik breng de dag met kennissen bezoeken of wandelen in het stadsdeel.

De voorzitter: Heeft u nu nog problemen, in verband met uw gezondheid maar ook met het leven in de Bijlmer?

Mevrouw Akayeboh: Ik heb nog steeds last van mijn ogen en met slapen. Ik woon niet meer in de Bijlmer. Ik woon in West. Ik ga niet meer naar de Bijlmer.

De voorzitter: U heeft geen problemen meer met huisvesting, maar uw gezondheid laat nog te wensen over?

Mevrouw Akayeboh: Nee, over het algemeen is er, sociaal gezien, niets aan de hand. Maar ik heb nog steeds last van nachtmerries.

De voorzitter: Hoe ziet uw toekomst in Nederland eruit?

Mevrouw Akayeboh: Mijn toekomst ziet er goed uit, omdat ik besloten heb iets voor mezelf op te bouwen. Ik zal iets gaan ondernemen. Maar ik ben wel door de GG&GD aangeraden om geen zware taken te ondernemen.

De voorzitter: mevrouw Akayeboh, wilt u nog iets tegen de commissie zeggen wat zij niet gevraagd heeft?

Mevrouw Akayeboh: Ik heb geprobeerd de waarheid te vertellen. De GG&GD heeft mij afgeraden om voor 100% te gaan werken, maar dat wil ik wel. Ik ben geadviseerd om geen zware taken te ondernemen.

De voorzitter: Ik dank u hartelijk voor uw komst en voor het beantwoorden van onze vragen.

10.15 uur

Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.


Commentaar van de dag door publicist Pierre Heijboer