Voorwoord van de Internationale Vereniging De Bellamy in Nederland


Homepage Grondvest . . . . . SDN homepage . . . . Homepage Bellamy

BELLAMY STICHTING 

Rechtspersoon erkend door goedkeuring van de statuten bij Koninklijk Besluit 060866 nr. 150
Voorzitter is: W. Sweers, Gasthuislaan 22, 6883 JD Velp Tel. 026-3610689.
Penningmeester: W. Wolbrink sr., Old Ruitenborgh 68, 7556 NH, Hengelo, 074-2913554.

Girorekening 21005 ten name van de Bellamy Stichting, te Hengelo (O).
Ingeschreven bij de Kamer van Koophandel Veluwe en Twente nr. 40412623.
Postbanknummer: 21005 op naam van penningmeester van de Bellamy Stichting.

EEN NIEUWE MAATSCHAPPIJ

VERANTWOORDING     HOE SNEL DE WERELD VOORUIT GAAT.

LEVENSBESCHRIJVING    IN HET JAAR 2000    ECONOMISCHE GELIJKHEID    LINKS


INLEIDING.

HET BELLAMY STELSEL  Uittreksel  uit  de beide  werken  van Edward  Bellamy   "In  het,  jaar 2000"  en  "Gelijkheid  voor  allen. De oorspronkelijke titel van het meesterwerk van  de Amerikaan Edward Bellamy luidt  LOOKING  BACKWARD  en de Nederlandse vertaling  TERUGBLIK  UIT  HET  JAAR  2000.

En de oorspronkelijke titel van het tweede boek luidt  "EQUALITY".  En de Nederlandse vertaling  ECONOMISCHE  GELIJKHEID.

Juist in die boeken wordt beschreven, over die nieuwe Maatschappij die eens komen zal. Een nieuwe maatschappelijke grondslag, weinige beseffen dat slechts één grondslag de ware kan zijn. de natuurlijke die van BELLAMY ! Maar de mens zelf moet inzien dat het zoals het nu in, de maatschappij  gaat niet meer kan en wij er met z,n allen toch eens aan  moeten beginnen.

  Nu maakt een regering het uit, waar wij voor de flauwekul op mogen stemmen. Maar bij het BELLAMY-STELSEL maakt het VOLK HET ZELF UIT. Economische gelijkheid voor allen ! Elke andere grondslag is slechts kunstmatig en kan geen stand houden ! Een hele nieuwe maatschappij met een nieuw economisch stelsel is nodig, om alle mensen in het arbeidsproces op te nemen. Een doelmatige en onpartijdige economische administratie van alle welvaartsmiddelen.

   Zo een nieuwe economische orde, van BELLAMY, is in de eerste plaats een "merkwaardige" orde. Allen wat ook hun huidige maatschappelijke positie is, kunnen verzekerd zijn, er een plaats in te zullen vinden. Werk zal er zijn voor ons allen. Een menswaardig bestaan voor jongeren, zowel als voor de ouderen, zonder onderscheid. Dank zij onze machines en uitvindingen kunnen wij korter werken. Niemand ter wereld zal ons kunnen beletten, ons eigen maatschappelijk huis, onze samenleving, zo goed en aangenaam in te richten, als onze omstandigheden en inspanning het toelaten.

  Laten wij allen zonder onderscheid, of wij reeds in nood zijn of nog niet, of wij jong zijn of oud, rijk of arm, mee werken om het beeld van de nieuwe wereld, de nieuwe samenleving, het stelsel van BELLAMY, onder de mensen te brengen. Laat iedereen zich in gedachten voorstellen, hoe

zijn tegenwoordig vak of beroep, of mogelijk een reeds lang gekoesterde wens, die van een werkkring,  meer in overeenstemming met zijn eigen aanleg, te vervullen is, in groter verband, voor de gemeenschap, of voor de hele Natie. En laat hij dan zien, of zijn gezond verstand een beter, doelmatiger, maar vooral "menswaardiger" stelsel kan opbouwen dan dat van BELLAMY ! of hij een menswaardiger en opgewekter maatschappelijker beginsel kan uitdenken, dan het BELLAMY-beginsel van gelijke levenskansen voor allen !

   Wanorde groeit vanzelf. Maar Orde moet geschapen worden. Zij wacht op scheppers. Een er van kan u zijn als u wilt. Orde moet op een vast en betrouwbaar plan berusten : Het plan is daar !  Het BELLAMY-PLAN ! Wacht op uitvoering. Alleen kunt u het niet tot stand brengen. Ook niet met weinigen. Een heel volk is er voor nodig. Het Nederlandse Volk. Het land is er rijp voor ! De tijd is er rijp voor ! U lezer bent er rijp voor ! Na een grondige overdenking van het bovenstaande !  Zijn al uw vrienden er ook rijp voor ?  Weet u het nog niet ?  er is een gemakkelijke manier om dat te ontdekken ! laat hen op Internet lezen en vraag het hem dan. Het antwoord zal u verrassen !

  Dat kan u allemaal lezen en bestuderen in de boeken van EDWARD BELLAMY.  Als wij ons als Nederlands Volk verenigen in een  "BREDE NATIONALE VOLKSBEWEGING" , géén politieke partij, welke slechts verdeeldheid schept, dus een voorlichtingsorganisatie uit alle lagen van de bevolking die onze aandacht opeisen via kranten, tijdschriften, radio en vooral televisie en internet, dan is het heel goed mogelijk dat de ideeën van BELLAMY, spoedig wortel schieten.

   Een leek kan waarnemen dat dit economische stelsel op z,n laatste benen loopt, het kan de mens géén bestaan en zekerheid garanderen.  BELLAMY is "de oplossing" en een andere dan de traditionele n.l. eerst recessie, depressie, crisis, enorme sociale spanningen, gigantische werkloosheid, uitzichtloosheid, criminaliteit enz, enz. Vervolgens komen geruchten van oorlog steeds dichterbij en tenslotte de echte oorlog, Dit is het uitvloeisel van dit economische sijsteem. Deze oplossing moet voor eens en altijd stoppen. Mensen bedenkt toch allen eens goed. "In een wereld, die wordt geregeerd door het geld", daar is altijd armoede, narigheid, ellende, oorlog en geweld. 

 

Economische ongelijkheid. 

   Wie is economisch onafhankelijk ?  Wie kan in zijn eigen onderhoud voorzien ?  dat bestaat niet in een beschaafde samenleving. Naar mate de mensen en werkzaamheden beschaafder worden en daardoor de beroepsindelingen langzamerhand plaats vinden, wordt het ingewikkelder.  Iedereen, hoe onafhankelijk zijn beroep ook schijnt te zijn, is toch lid van een uitgebreide economische gemeenschap,  zo groot als het Volk, zo groot als de Mensheid. De noodzakelijkheid van onderlinge afhankelijkheid behoorde mee te brengen de waarborg en de verplichtingen van onderling hulpbetoon. Dat dit niet het geval was in uw tijd, was juist de grote wreedheid en tegenstrijdigheid van uw stelsel.

   Bij de economische ongelijkheid die de mensen treft, is de vrijheid, even goed als het leven, blootgesteld aan gevaren, die voortvloeien uit economische oorzaken en de noodzakelijke gevolgen van de ongelijke verdeling van de welvaart. Er kan geen sprake zijn van vrijheid, zolang de ongelijke verdeling van de rijkdommen en van de productie de oorzaak zijn, dat bijna allen voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van de wil van enkelen.

 

 Maatschappelijke wanorde.

   De verliezen, die voortvloeien uit het overlaten van de industrie aan onverantwoordelijke personen, zonder gemeenschappelijk verband of overeenstemming, waren vierledig.

Ten eerste het verlies, door verkeerde ondernemingen. Ten tweede, het verlies door onderlinge strijd van hen die de industrie en handel bedreven. Ten derde, het verlies door de periodieke verstoppingen en crisis, ten gevolge waarvan de arbeid soms moest stilstaan. Ten vierde, de voortdurende verkwisting van dood kapitaal en daardoor ongebruikte arbeid.

 Al deze vier grote lekken, al waren, al die andere lekken gestopt, dan zou dit al voldoende zijn om een volk in plaats van rijk arm te maken. Zo,n roofdierengalerij, een stelsel van menselijk arbeidsvermogen had men niet kunnen bedenken. Maar men moet zich herinneren, dat het stelsel nooit bedacht is geworden, maar eenvoudig een overblijfsel is uit onbeschaafde tijden, toen het ontbreken van maatschappelijke organisatie elke soort van samenwerking onmogelijk maakte.

   Al uw ellende kwam voort uit uw ongeschiktheid tot samenwerking, die een gevolg is van het individualisme, waarop uw gehele maatschappelijke stelsel beruste. Uit uw onbekwaamheid om in te zien, dat u tienmaal meer voordeel zou plukken van het elkaar helpen dan van elkaar bestrijden.

   Welke bezuinigingen uw tijdgenoten ook hadden mogen invoeren in het gebruik van goederen en hoe wonderbaarlijk ook de vooruitgang van de techniek zou zijn geworden, zij zouden zich nooit uit hun poel van ellende hebben kunnen bevrijden, zolang  zij bij dat stelsel bleven volharden. 

   In uw dagen bestond er geen algemeen beheer van kapitaal of van arbeid en van beide bleef een belangrijke hoeveelheid, zonder nut. De ledigheid van het dode kapitaal, als gevolg van de vrees van de bezitters, betekende de natuurlijke werkloosheid voor de arbeiders in overeenkomstige mate. Geef ons arbeid ! was de kreet van de werkelozen in bijna elk jaargetijde. In stille tijden groeide dit leger aan tot een schare zo groot en tot het uiterste gedreven, dat de regering er door in gevaar kwam. Waarom was het zo moeilijk de vrede te bewaren ? Door de ongelijkheid die overal bestond ! De strijd om het bestaan bij gebrek aan wijsheid, gevoed door afgunst, nijd, vrees, haat en andere slechte hartstochten.

 

Samenwerking.

   U heeft de grote besparing van arbeid bewonderd, verkregen door de volmaakte samenwerking tussen elk rad en elke hand. Zonder twijfel heeft u bedacht, hoeveel minder de zelfde personen zouden verdienen als zij verspreid waren geweest en iedere man op zich zelf had gestaan. Zou u het overdreven achten, te zeggen, dat de uiterste inspanning van de mensen ieder voor zichzelf werkende, hoe vriendschappelijk ook hun verhoudingen zouden zijn, niet alleen procentsgewijs maar vele malen zouden toenemen, als hun krachten voor één doel verenigd werden ?

   Samenwerking bevat het  "geheim"  van een doelmatig streven. Niet  vóór dat het  "denkbeeld"  van het eigen bezit op te stapelen plaats maakt voor het "denkbeeld" om de algemene voorraad te vergroten, dan kan samenwerking worden verkregen en het vergaren van rijkdom inderdaad beginnen.

 

Maatschappelijke organisatie.  

   De voornaamste "factor" in het kweken van welvaart is de maatschappelijke organisatie, het raderwerk van in elkaar grijpende oorzaken : produceren en ruilen, waardoor de beschaafde mensheid de producten  van elkanders werk tot voltooiing brengt. Zo worden het productie stelsel en het ruilverkeer van ieder land onderdelen van een organisatie, welk de behoeften van de wereld overziet.

   Deze maatschappelijke organisatie, dit raderwerk van onderlinge samenwerking, dat de opbrengst van ieders arbeid ontelbare malen vergroot, kan klaarblijkelijk aan niemand in het bijzonder toebehoren, maar aan allen te samen. Alleen de gemeenschap mag de erfenis van de vindingrijkheid en ontdekkingen aanvaarden, die door haar organisatie mogelijk werden. Zij is ook de enige, die er voor zorgen kan, dat van die erfenis het grootst mogelijke nut wordt getrokken. De maatschappelijke organisatie, met alles wat zij mogelijk maakt, is een ondeelbaar eigendom van ons allen                           

 

Het onpersoonlijk "geld". 

   De mechanische en industriële krachten, die door het "geld" van het winststelsel beperkt bleef, behoefden slechts vrij gemaakt te worden om de economische toestand van de mensheid als bij toverslag te verbeteren. Welke stoffelijke offers wij ook verplicht werden aan het "geld" van het winststelsel te brengen, wegen niet op tegen de offers van geleden onrecht, Heel veel tranen, onbereikbare idealen en in de kiem verstikte mogelijkheden, gedurende de lange jaren, dat het "geld" van het winststelsel door traditie, sleur en bekrompen inzicht werd gehandhaafd.

   De liefde tot het "geld" van het winststelsel dat was ook de drijfveer van alle wandaden, de groeiende bron van vergif, die door het hele stelsel van wetten, rechtbanken en politie nauwelijks belet kon worden en die uw hele beschaving  overstroomde. Toen wij de natie, de enige voogdes van al de schatten van de natie maakten en allen een ruim bestaan verzekerden,   door  aan de  ene  zijde het gebrek uit te roeien en aan de andere zijde de ophoping van rijkdom te voorkomen, hebben wij die bron dicht geworpen.

  

Het gemeenschappelijk "kapitaal". 

   Onze theorie over het kapitaal is simpel eenvoudig. Zij is gegrond op de wet, dat het zelfbehoud zich mag doen gelden in aller naam tegen ieder die het in gevaar brengt. Zij berust op een beginsel, dat een kind het even goed kan begrijpen als een wijsgeer. Namelijk het recht van allen op het leven en daar door ook op de maatschappij en die is zo ingericht, dat dit recht beschermd wordt.

  

Het persoonlijk  "verbruiksaandeel".

   Toen ontelbare van elkaar onafhankelijke personen de benodigdheden voor het leven en het levensgemak voortbrachten, was er een eindeloze ruil tussen de mensen nodig, om voor elkaar te krijgen wat men nodig had, deze ruil was de handel en het "geld", het was nog een onmisbaar hulpmiddel. Maar zodra de natie de enige producent en dus de centrale bron van alle goederen werd, was er geen ruil tussen de personen meer nodig om de levensbenodigdheden te verkrijgen. Alles werd verkrijgbaar van de centrale bron en nergens anders kon men iets ontvangen. Een stelsel van onmiddellijke distributie of beschikbaarstelling door nationale magazijnen, kwam in de plaats van de handel en hiervoor was geen geld" meer nodig.

   Hoe is die distributie ingericht ?

   Op de eenvoudige manier. Ieder staatsburger krijgt bij het begin van het jaar een gelijkwaardig aandeel op een girorekening gestort en in de kasboeken van de natie voor controle met zijn aandeel in de jaarlijkse productie van het volk. De mens krijgt een creditkaart, waarop hij in de openbare magazijnen, ( die vind men in elke gemeente, ) daar kunnen de mensen van alles krijgen wat ze verlangen. Deze regeling treedt in de plaats van alle koophandel tussen producenten en consumenten.

   Krachtens welk recht krijgt iedereen zijn deel ?  Wat is de grondslag van de toewijzing ? 

Zijn recht is menszijn. De grondslag van zijn aanspraak is het feit dat hij een mens is. Wij hebben niet alleen geen geld om lonen mee te betalen, maar wij hebben niets dat overeenkomt met uw begrip van loon. Iemands recht om aan de gemeenschappelijke tafel te zitten, berust op het feit, dat hij mens is en doet wat hij kan en niet op de hoeveelheid kracht en gezondheid, die hij toevallig bezit.

   Als iemand zijn jaarlijks aandeel niet opmaakt, zal het dan niet aangroeien ?  Dat wordt ook tot een zekere hoogte toegestaan, wanneer een buitengewone uitgave in het vooruitzicht is. Maar tenzij kennis van het tegendeel is bewezen, maar wordt aangenomen, dat die gene, die van zijn jaarlijks credit, niet ten volle gebruik maakt, er geen behoefte aan heeft, en het ongebruikt is dus overschot geworden, wordt gedaan bij het algemene overschot van de natie.

 Zo een stelsel kweekt wel geen spaarzaamheid bij de burgerij.

Daar dient het ook niet voor. De natie is rijk en verlangt niet, dat iemand zich het gebruik van iets goeds ontzeggen zal. In uw dagen waren de mensen verplicht geld en goederen te sparen voor het geval van een toekomstig gebrek en voor hun kinderen. Deze noodzakelijkheid maakte dat zuinigheid en deugd een werd. Maar niemand is nu langer bezorgd voor de dag van morgen, nog voor zichzelf, nog voor de kinderen. Want de gemeenschap, de natie, waarborgt het onderhoud, de opvoeding en het comfortabel bestaan van elke burger van de wieg tot het graf.

   Wij hebben de overtuiging, nu iedereen een vaste economische positie heeft, worden, allen daar door meester, over hun persoon en zij hun handelingen zelf volkomen kunnen bepalen naar eigen inzichten, geweten en aanleg.   

  

Het persoonlijk " erfrecht".

   Is het erfrecht nu afgeschaft ?

   Integendeel, daar is niets tegen gedaan. Het feit, dat de natie de enige kapitalist en landeigenaar is, beperkt het bezit van de mensen tot zijn jaarlijks credit en de persoonlijke of huishoudelijke voorwerpen, die hij zoals vroeger een lijfrente. Zijn andere bezittingen laat hij na, zoals hij verkiest. Het verbieden van erfenissen van persoonlijk bezit, teneinde grote ophoping van het geld te voorkomen, zou een overbodige voorzorg maatregel zijn. Ieder, persoonlijk, ziet toe, dat hij geen overlast op de halst haalt. De natie draagt zorg voor de onbeheerde boedels en dingen van waarde keren naar de magazijnen terug.

  

De persoonlijke "vrijheid". 

   Een recht dat aan ieder mens toekomt, is het recht op de vrijheid, dat Is te leven in een persoonlijke onafhankelijkheid van zijn medemensen, met geen andere verplichtingen dan de gewone maatschappelijke, die voor allen gelijk zijn.

   Er bestaat bij ons veel minder inbreuk op de persoonlijke vrijheid dan bij u, in uw tijd. Wij hebben, wel is waar, bij de Wet geregeld, dat iedereen de natie zal dienen, voor een bepaalde tijd van zijn leven, in plaats van de mensen de keus te laten zoals bij u, tussen werken, stelen en honger lijden. Met uitzondering van deze grondwettelijke bepaling, die in werkelijkheid niet anders is dan een vertolking van de natuurwet, berust ons stelsel nergens op wetgeving, maar is geheel vrijwillig, het redelijke gevolg van de menselijke natuur onder redelijke omstandigheden.

  

De persoonlijke "smaak".          

   Nog een ander bezwaar was gegrond op het vermoeden, dat het nieuwe stelsel op de een of andere wijze zou bewerken, dat de intieme betrekkingen tussen de mensen niet door persoonlijke smaak of geestelijke verwantschap,maar door de Wet zou worden geregeld. Veel woordvoerders wonden zich daar geweldig over op bij de gedachte aan zo een overheersende dwang. Maar zij vochten tegen een denkbeeldige vijand. In de oude maatschappij hoefden de mensen ook niet met elkaar om te gaan, alleen omdat zij het zelfde inkomen hadden en er was geen reden voor, dat daar in de nieuwe samenleving verandering in zou komen.

   Het nieuwe stelsel regelt alleen de economische organisatie en bemoeit zich verder niet met de maatschappelijke verhoudingen van de mensen onderling.  Als er geen gelegenheid is voor een particulier initiatief, hoe kan er dan een zekerheid bestaan, dat de aanvragen van minderheden, ( afwijken van de algemene behoeften, )  worden voldaan ? Een regeringsbesluit kan hun immers ten alle tijden de middelen ontnemen om hun persoonlijke smaak te bevredigen, enkel omdat de meerderheid hun smaak niet deelt Dat zou zeker overheersend zijn, en u kunt er van op aan, dat dit bij ons niet plaats vind, aan wie de vrijheid even dierbaar is als een gelijkheid en broederschap. Hoewel wij gelijkheid wensen, wij willen eenvormigheid vermijden om daarom zoveel mogelijk tegemoet te  komen aan het verschil in smaak en aanleg.

   Zelfs niet voor het beste doel zouden de mensen nu aan de regering  zo een macht verlenen, als in uw tijd gebruikt werd voor de verderfelijkste doeleinden. b.v  een oorlog.

 

De persoonlijke "beroepskeuze". 

   Welke Administratie kan zo goed zijn, dat zij uitmaakt, welk soort van bezigheid door elk mens van een groot Volk zal worden gedaan ?.

   Het Bestuur heeft hiermee niets te maken. Iedereen kiest zelf, in verband met zijn natuurlijke aanleg, terwijl vanzelfsprekend de uiterste moeite wordt besteed om te ontdekken, wat de aanleg werkelijk is. Het beginsel waarop ons stelsel berust is, dat iemand met natuurlijke gave, lichamelijk of geestelijk, bepaald wat hij kan verrichten tot het grootste nut van de gemeenschap en tot de hoogste voldoening van hem zelf. Terwijl de verplichting om iets te doen, niet ontweken kan worden, verlaten wij ons op de vrijwillige keuze, die enkel aan enige nodige bepalingen onderworpen is, om uit te maken welke soort van arbeid door ieder zal worden gedaan.

 

Het natuurlijke "gezinsverband".   

   Als de regeling onze welvaart meebracht, dat zij man en vrouw, ouders en kinderen, zouden scheiden, dan zou het hele stelsel niet lang gehandhaafd blijven. Het is één van de rechten van iedere burger, om een betrekking te krijgen in het district, waar hij woont, anders zouden banden van liefde en vriendschap, ruw verbroken worden. Het land is verdeeld in industriële districten, waarin bijna elk vak of bedrijf vertegenwoordigt is en elke kunst beoefend wordt. Meestal kan men dus het gekozen beroep uitoefenen, zonder genoodzaakt te zijn van vrienden of bloedverwanten te scheiden.

  

DE RECHTELIJKE MACHT.

Het recht. 

   Scholen voor rechtsgeleerden hebben wij niet  Het "recht " als een afzonderlijke wetenschap heeft afgedaan. De ingewikkelde kunstmatigheid van de oude orde, van zaken maken, daar was een heel stelsel van die haarklovende geleerdheid nodig om de wet te verklaren.

In de nieuwe staat zijn enkel enige van de eenvoudigste rechtsbegrippen in gebruik. Alles wat de verhouding van mensen tot elkaar betreft is onvergelijkelijk eenvoudiger nu dan vroeger. Onze rechters zijn eenvoudige mannen van rijpere leeftijd, ernstige, algemeen ontwikkelde, scherpzinnige lieden.

  

De Hoge Raad. 

   De President benoemt elk jaar de nodige rechters, die de vijf en veertigjarige leeftijd bereikt hebben en die dus van andere diensten ontheven zijn. Zij worden benoemd voor vijf jaar, zonder verkiesbaar te zijn. De leden van het hoogste gerechtshof, de Hoge Raad, die de Wachters van de Staatsregelingen zijn, worden gekozen uit de andere rechters. Als in de Raad een vacature komt, benoemen de leden ( van de lagere colleges, die in dat jaar aftreden, als hun laatste ambtelijke daad, van hun collega,s  die blijven, ) degene die zij het meest geschikt vinden.

  

DE VOLKSVERTEGENWOORDIGING.

De macht. 

   De grondstelling van de volksregering moet zijn,  dat "Macht" nooit onherroepelijk voor één uur mag worden toegekend, maar steeds weer hernomen kan worden door degenen, die de macht verleend hebben. De stem van een afgevaardigde kan alleen beslissen in één of andere belangrijke zaak.  Zolang zijn machtsgevers (de kiesgerechtigden) zijn macht ! niet vernietigen.

Niet alleen wordt hier door een verantwoordelijke Wetgeving in de hand gewerkt, maar de oorspronkelijke ontwerpen gaan in de regel meer van het Volk uit dan van de vertegenwoordigers. Het Volk regeert dus niet in naam, maar in werkelijkheid. Wij hebben dus in waarheid een democratische regeringsvorm. Ons persoonlijk belang is nu het belang van de gemeenschap.

 

De bevoegdheid. 

   Het is zeldzaam, dat het Congres, ( de Volksvertegenwoordiging, ) zelf wanneer het te samen komt, enige belangrijke nieuwe wetten te behandelen heeft en dan het heeft over slechts de bevoegdheid  aan het volgende Congres over te dragen, opdat niet iets overhaastig gedaan wordt. Wij hebben eigelijk nergens wetten voor te maken. De grondbeginselen, waarop onze samenleving is gevestigd, regelen voor altijd wrijvingen en misverstanden, die in uw dagen wetgeving vereisten. 

  

Het zinnebeeld. 

   Vroeger was de maatschappij een omgekeerde piramide. Al de lasten van de menselijke natuur dreigden deze voortdurend ondersteboven te gooien. Zij kon enkel overeind gehouden worden door een ingewikkeld stelsel van voortdurend vernieuwde richtlijnen in de vorm van wetten. Nu de samenleving rust op haar natuurlijke basis of grondslag  ( economische gelijkheid,) heeft zij evenmin kunstmatig ondersteuning nodig als de eeuwig durende bergen.

  

DE REGERING.

De taak. 

   Bijna de enige functie van de Regeringsadministratie is nu die van het verstandig beheren en besturen van de welvaartsmiddelen van het land. De meeste doeleinden, waarvoor regeringen vroeger bestonden, zijn vervallen. Wij hebben geen leger en vloot en geen militaire organisatie. Wij hebben geen diplomatieke of financiële departementen, geen belasting administratie. De enige eigenlijke gouvernementsfunctie, die nog overblijft, is het recht en het politiestelsel.

 

Het tweeledig werktuig.  

   Het Algemeen Bestuur of de Administratie is in waarheid, wat het vroeger in Amerika slechts in naam was : knecht en gereedschap. Een instrument, waardoor het Volk uiting geeft aan zijn wil. Het bestuur zelf heeft geen wil. De wil van het Volk wordt op twee wijze kenbaar gemaakt die zeer verschillend zijn.

   Ten eerste, gezamenlijk door de meerderheid (het Congres,) met het oog op het algemeen belang.

   Ten tweede persoonlijk, met het doel om eigen  belangen te behartigen.

Het Algemeen Bestuur is even goed afhankelijk van de wensen van de gemeenschap, als van die van ieder mens in het bijzonder. Het is de machtige vertegenwoordiger van allen,  ieders agent,  ieders boodschappenjongen,  niets is te hoog,  niets is te laag, alles doet het voor ons

 

Het zinnebeeld. 

   De windmolens zijn het zinnebeeld van het ideaal van een goed regeringsbeleid. De molen is het raderwerk van de Administratie. De wind, waardoor het gedreven wordt, de wil van het Volk. Het roer, dat de molen altijd naar de wind richt, hoe deze ook keert, stelt voor, hoe de Administratie te allen tijde verantwoording schuldig is aan elke wilsuiting van het Volk, hoe gering ook.

  

DE PRESIDENT.   

Hoofd van de Regering Administratie en Hoofd van het Arbeidsleger.

De verkiezing. 

   Uit de vorige hoofden van de tien grote Afdelingen van het Arbeidsleger   (vertegenwoordigers, de tien Hoofdtakken van nijverheid,)  die gelijkertijd voor verkiezing in aanmerking komen, wordt de President gekozen, bij stemming door alle mannen van de Natie, die niet aan het Arbeidsleger verbonden zijn.

  

De diensttijd.     

   De President is gewoonlijk niet ver beneden de vijftig jaar. Als hij wordt gekozen en hij blijft vijf jaar in functie en als een eervolle uitzondering op de regel, van ontslag met zijn vijfenveertigste jaar. Aan het eind van zijn diensttijd wordt een nationaal Congres bijeen geroepen om zijn verslag te horen, om het goed, of af te keuren. Als het rapport wordt goedgekeurd, wordt hij gewoonlijk door het Congres voor vijf jaren in de Internationale Raad benoemd. Het Congres ontvangt ook de rapporten van de hoofden van de tien Afdelingen, maar als het rapport wordt afgekeurd maakt hem dat onverkiesbaar tot President.

  

De loopbaan.   

   Het Hoofd van het arbeidsleger moet alle graden en rangen in het arbeidsleger doorlopen hebben, van gewoon werkman af. En hij laat ons zien hoe hij stijgt. Het is eenvoudig door de uitmuntendheid van zijn gedragsrapport als werker, dat iemand door de graden van de gewone

werker opklimt tot bedrijfsleider. Verder wordt hij bevorderd tot de rang van opzichter, door een aanstelling van hogerhand, door de uiterste beperkte keuze uit de kandidaten, van de beste lijsten. In het geval van een gilde, of bedrijfsorganisatie, wordt hij niet benoemd, maar gekozen door de ereleden van het betrokken gilde, dat wil zeggen, door hen, die hun tijd in het arbeidsleger hebben uitgediend en hun ontslag gekregen hebben. De hoofden van de tien grote Afdelingen of Hoofdtakken van nijverheid van het arbeidsleger worden weer gekozen uit de leiders van de gilden, die tot elke Afdeling behoren, bij stemming van de ereleden.

  

De kiesgerechtigden.   

   De methode om bestuurders te laten kiezen door de afgetreden leden van de gilden, is niets meer, dan de toepassing op een nationale schaal van het bestuursplan, in sommige Amerikaanse universiteiten is dit al zo. Geen enkele vroegere vorm van samenleving kon een kiezerscorps zo hebben gekweekt, zo bij uitnemendheid voor hun taak geschikt, zowel wat betreft volstrekte onpartijdigheid, kennis van de bijzondere eigenschappenen het verleden van kandidaten, bezorgdheid voor goede resultaten en volkomen afwezigheid van zelfzucht. Het vleien van de grote menigte en gekonkel wordt belet, door de voorwaarden van bevorderingen.

 

DE VRIJE BEROEPEN.  

   Natuurlijk zijn er verschillende letterkundige, artistieke, en weten schappelijke instellingen, waarvan de beroemdste personen  zeer in aanzien, lid zijn. De hoogste van alle huldebewijzen van het Volk,  ( hoger dan het Presidentschap, dat alleen gezond verstand en plichtsbetrachting vereist,)  is het rode lint, dat door de stem van het Volk verleend wordt aan grote schrijvers, kunstenaars, ingenieurs, dokters en uitvinders.

   De leden van de vrije beroepen hebben geen rang in het arbeidsleger. De leden van de technische beroepen, zoals ingenieurs en architecten, hebben een rang in de constructiegilden. En de leden van de vrije beroepen de doktoren en onderwijzers, de beoefenaars  van de schone kunsten  en letteren, die vrijstellingen van industriële dienst krijgen, behoren dus ook niet tot het arbeidsleger. Op grond hiervan hebben zijwel het recht om op de President te stemmen, maar zijn niet verkiesbaar tot zijn ambt. maar een van de voornaamste plichten  is wel het besturen van de discipline in het arbeidsleger, het is noodzakelijk dat de President alle rangen in het arbeidsleger doorlopen heeft, om zijn werk te verstaan.

   Dat spreekt vanzelf, maar als de dokters en onderwijzers niet genoeg van de industrie afweten om President te worden, dan kan een President evenmin genoeg van geneeskunde en onderwijs afweten om deze Departementen te besturen ? 

   Dat doet hij ook niet. Behalve in een algemene zin, dat hij verantwoordelijk is voor de naleving van de wetten door alle groepen van de bevolking, de President heeft niets te doen met de faculteiten van de geneeskunde en onderwijs. Deze worden beheerd door eigen bestuursorganen, waarin de President ambtshalve voorzitter is en een doorslaggevende stem heeft. Deze bestuursorganen hebben natuurlijk verantwoording aan het Congres. Zij worden gekozen door de ereleden van de gilden van geneeskunde en onderwijs, dat zijn de afgetreden dokters en onderwijzers van het land.  

  

HET ARBEIDSLEGER.

ALGEMEEN, De diensttijd. 

   De diensttijd in het arbeidsleger duurt vier en twintig jaar. Deze begint als de opvoeding afgelopen is, op één en twintigjarige leeftijd, en eindigt bij vijf en veertig jaar. Na het vijf en veertigste jaar van arbeid, blijft de burger nog beschikbaar voor bijzondere oproepingen in gevallen van plotselinge en grote toenemingen van vraag naar werkkrachten, totdat hij de leeftijd van vijf en vijftig jaar bereikt heeft. Maar zulke oproepen worden zelden, bijna nooit gedaan.

   De vijftiende Oktober is wat wij noemen de inlijvingsdag, om dat zij, die één en twintig  jaar oud geworden zijn, ingelijfd worden bij het arbeidsleger. Tegelijk worden zij, die na vier en twintig jaren diensttijd en de ouderdom van vijf en veertig jaren hebben bereikt, op eervolle wijze ontslagen. Het is de grote dag van het jaar bij ons, bij welke wij alle andere gebeurtenissen rekenen. Onze Olympiade, die jaarlijks is !

  

De industriële zinnebeelden.              

   Elke tak van nijverheid heeft zijn figuurlijk teken, dit teken, in de vorm van een insigne, zo klein dat u het nauwelijks zou zien als u dat niet wist, waar het gedragen werd, het is het enige wat de mensen van het arbeidsleger onderling onderscheidt, behalve in die gevallen, waar het algemeen belang een afzonderlijk uniform nodig heeft. Dit insigne is van dezelfde vorm voor alle rangen van de nijverheid, maar terwijl het insigne van de laagste tot de eerste rang van ijzer is, is dat van de tweede van zilver, en dat van de derde verguld.

 

HET INSPECTORAAT. 

   De rechterhand van de President als vertegenwoordiger van de Volks belangen in het Inspectoraat, een hoogst belangrijk orgaan van het stelsel. Bij dit orgaan komen alle klachten en mededelingen over gebreken van de goederen, brutaalheid of ongeschiktheid van beambte, of tekortkomingen in elke tak van de openbare dienst. Het Inspectoraat wacht evenwel niet op aanmerkingen. Niet alleen is het er steeds op uit, om elk gerucht van fouten in de dienst op te vangen en te onderzoeken, maar het is zijn taak om stelselmatig en voortdurend toezicht op elke tak van het arbeidsleger, op te sporen wat er verkeerds gebeurd, voor dat iemand anders het ontdekt.

 

DE TIEN GROTE AFDELINGEN.

De centrale inrichtingen. 

   Het hele gebied van de nationale productieve en constructieve nijverheid is verdeeld in tien grote Afdelingen, die elk een Hoofdtak van nijverheid of groepen van verwante Bedrijven vertegenwoordigen.

   Elk afzonderlijk bedrijf wordt op zijn beurt weer door een afzonderlijk Bureau vertegenwoordigd, dat een volledig overzicht heeft over de inrichtingen en de mensen onder zijn leiding, en zij vertegenwoordigen de productie en de middelen tot de verhogingen ervan.

De begrotingen van de Distributieafdelingen gaan na goedkeuring door de Administratie, als bestellingen naar de tien grote afdelingen,die hen verdelen voor de ondergeschikte Bureaus, welke de afzonderlijke Bedrijven vertegenwoordigen en deze zetten de mensen aan het werk.     

   De Hoofden van de tien grote Afdelingen of groepen van verwante Bedrijven van het Arbeidsleger hebben elk een, twaalf of twintigtal leiders van afzonderlijke Bedrijven onder zich. Deze tien hoofden worden gekozen uit de leiders van de gilden, die van elke Afdeling  gekozen worden bij stemming van de ereleden.

  

De productie.

   De administratie mag de productie van geen één artikel staken, zolang er vraag naar is. Stel dat de vraag zo sterk daalt, dat de fabricatie ervan uiterst kostbaar wordt. Dan wordt natuurlijk de prijs evenredig verhoogd, als de consument betalen wil, gaat de productie voort.

   Alle begrotingen hebben onmiddellijk betrekking op de werkelijke dingen zoals : het graan, het ijzer, het hout, de wol, de arbeid, waarvan in u dagen geld en credit misleidende symbolen waren. Uit de jaarlijkse productie wordt genomen de vereiste hoeveelheid voor het onderhoud

van het Volk, en de nodige arbeid om het verbruik aan te vullen wordt beschikbaar gesteld. Wat aan goederen en werkkrachten overblijft, kan veilig besteed worden aan verbeteringen. Als de oogsten slecht zijn, wordt de winst kleiner dan gewoonlijk, dat is alles. Behalve door zulke voorbijgaande gevolgen van natuurlijke oorzaken, zijn er geen schommelingen van de beursen meer. De stoffelijke welvaart van het Volk gaat onverstoorbaar voort, van geslacht tot geslacht, als een steeds breder en dieper wordende rivier.

  

De distributie. 

Een grotere bezuiniging dan alle samen, wordt verkregen door de inrichting van ons distributiestelsel. Het werk, dat vroeger verricht werd door de kooplieden,  handelaars,  winkeliers met de verschillende (bijvakken van ondergeschikt belang ) zoals van makelaars,  kleinhandelaars,  agenten,  reizigers en tussen personen van allerlei soort, en met een uitgebreid verlies aan arbeidsvermogen en overbodig vervoer en onophoudelijk gesol met artikelen. Wordt nu gedaan door één tiende van de mensen en zonder het onnodig draaien van een enkel rad. Onze statistici berekenen, dat een tiende gedeelte van de werkers, die in uw  tijd op deze wijze bezig gehouden werden en onttrokken aan productieve arbeid, nu voldoende is voor al de eisen van de verdeling. Nu weet u, waar wij onze grotere welvaart vandaan hebben.

  

Het ruilverkeer. 

   Een Volk voelt er in deze tijd niets meer voor om waren, in te voeren als deze in eigen land geproduceerd kunnen worden. Daardoor wordt de buitenlandse handel steeds meer beperkt en de lijst van de voortbrengselen, die men niet in eigen land kan produceren, steeds kleiner, naarmate de vooruitgang toeneemt en de mensen meer geheimen aan de natuur weten te ontfutselen. Het is niet alleen om economische redenen of uit achting voor zichzelf, dat verschillende Volken liever alles zelf voortbrengen wat zij kunnen, dan van buitenlandse productie afhankelijk te moeten zijn. Het is evenzeer om de opvoedende en opgewekte kracht, die van een veelzijdige industrieel stelsel uitgaat.

   Ons regeringsbeleid brengt mede, voor zover het van toepassing is op de industrie niet alleen het nationale economische stelsel te volmaken maar ook de verschillende takken van nijverheid in het land zo te verdelen, dat ieder belangrijk district binnen zijn grenzen weer een eigen industriële wereld in het klein vormt.

  

Internationale samenwerking. 

   Natuurlijk zien wij allen uit naar de eventuele vereniging van de wereld tot één Natie. Dat zou, zonder twijfel, de laatste vorm van samenleving zijn, en zeker economische voordelen hebben over het tegenwoordige federale stelsel van zelfstandigen naties. Intussen werkt ons stelsel bijna zo volkomen, dat wij aan ons nageslacht rustig de voltooiing van het plan kunnen overlaten.

 

DE GILDEN OF BEDRIJFSORGANISATIES. De leiding.

   De leiders van de gilden, onder welk onmiddellijk toezicht alle werkzaamheden van de betrokken gilden worden verricht, zijn Hoofden van de Nationale Bureaus, die hun Bedrijven in één van de tien grote Afdelingen vertegenwoordigen en zijn tegenover de Administratie verantwoordelijk voor de arbeid onder hun beheer. De leider van een gilde benoemt tot de rang onder hem. Maar hij zelf wordt niet benoemd, maar gekozen uit de opzichters, door stemming van de ereleden van het gilde.

 

De jonge werkers. 

   Alle jonge werkers bekleden gedurende de eerste drie jaren van hundienst de rang van gewone werklieden.( Niet dat na afloop van dit tijdvak gedurende zij beschikbaar zijn voor elke bezigheid op aanwijzing van hun meerderen,) iemand wordt toegelaten tot de keus van een eigen beroep. Deze drie jaren van strenge tucht gelden voor iedereen en onze jonge lieden zijn zeer blij om deze school te verlaten en over te gaan tot de betrekkelijke vrijheid van de bedrijfsarbeid. Indien iemand zo dom was geen keus te maken, zou hij eenvoudig, een gewoon werkman blijven.

Maar u begrijpt wel, dat komt niet dikwijls voor. De natuurlijke geschiktheid ontwikkelt zich echter bij sommige later dan anderen. Terwijl de keus van een beroep op het vier en twintigste jaar gedaan kan worden, blijft de gelegenheid openstaan tot het dertigste jaar. Eerst heeft men dus de rang van gewone werklieden, mannen die alles moeten doen, waartoe alle jonge werkers gedurende de eerste drie jaar bij behoren. Deze rang is een soort school en een strenge school

ook, waar de jongelieden leren gehoorzaamheid, onderwerpen aan eenhoger plichtsbesef. Terwijl de uiteenlopende soorten van arbeid, die door deze klassen wordt verricht, de stelselmatige indeling van de leden belet, die later worden toegepast, en er worden gedragslijsten van iedereen bijgehouden. De goeden ontvangen passende onderscheidingen, terwijl de nalatige op nieuw bij geschoold worden. Het is evenwel onze gewoonte niet, om de jeugdige zorgeloosheid of overmoed, hun verdere loopbaan te laten bederven maar allen die zonder ernstige moeilijkheden deze algemene klassen   doorlopen, zijn gelijk in hun keus voor de levenstaak, die zij wensen. Na die keus gedaan te hebben, beginnen zij hun werkkring als leerlingen.

 

De leerlingen. 

   De duur van de leerlingen verschilt natuurlijk in verschillende beroepen. Na afloop daarvan worden de leerlingen lid van hun bedrijf of gilde. Nu worden niet alleen de gedraglijsten van de leerlingen stipt bijgehouden en hun bijzondere ijver en bekwaamheid beloond door gepaste onderscheidingen, en op de resultaten van deze lijsten berust ook de plaats, die de leerlingen innemen als volwassen arbeiders.

 

De rangen in het arbeidsleger. 

   De inwendige organisatie van de verschillende technische en landbouwkundige takken van nijverheid verschillen natuurlijk naar gelang haar bijzondere voorwaarden en toestanden dit vereisen. Zij komen hierin overeen, dat alle werkers verdeeld zijn in eerste, tweede en derde klasse, naar mate van bekwaamheid. Deze klasse zijn nog dikwijls in onderklassen  verdeeld. Overeenkomstig zijn positie als leerling, wordt de jongeman een plaats aangewezen in één van de drie klassen. Natuurlijk slaan alleen jongelieden met een buitengewone bekwaamheid de beide, eerste klassen over. De meesten gaan in één van de twee klassen. Naarmate zij meer ondervinding krijgen, klimmen zij op met een regelmatige verhoging.

   Deze verhogingen vinden in elke tak van nijverheid plaats met tussenpozen, die overeenkomen met de duur van het leerlingstelsel bij die tak, zo dat de verdienste nooit lang, behoeft te wachten om te stijgen. Een van de voornaamste voordelen van een verhoging is het recht om te kunnen kiezen, welke van de verschillende takken of methoden in zijn bedrijf door de werker zal worden beoefend als zijn specialiteit.

   De laagste rang van de leiders van het arbeidsleger, die van voorman, wordt bekleed door hen, die gedurende twee jaren hun plaats hebben gehouden in de eerste afdeling van de eerste klasse. Als deze keus te ruim is, komt alleen de eerste groep van de afdeling in aanmerking. Niemand komt op deze wijze tot het leiding geven vóór zijn dertigste jaar. Nadat iemand leider wordt, hangt zijn rang niet meer af van de voortreffelijkheid van zijn eigen arbeid, maar van die, van zijn mensen.

   De weg van bevordering voor de meest verdienstelijken van het arbeidsleger loopt dus door drie klassen naar de leidersrang  en vandaar naar de hogere rangen.  

 

Doelmatigheid van het rangenstelsel.

   Natuurlijk zou zo een rangenstelsel als beschreven, onpraktisch geweest zijn in de kleine nijverheidsbedrijven van uw tijd. In sommige ervan werkten nauwelijks genoeg mensen om voor elke klas één persoon te leveren. U moet echter niet vergeten, dat onder de nationale organisatie van de arbeid, alle bedrijven uitgevoerd worden door grote scharen mensen. Vele van u winkels of boerderijen zijn nu met elkaar verenigd. Het is dan ook alleen dank zij de uitgebreide schaal, waarop elk bedrijf is georganiseerd met ermee de ingeschakelde inrichtingen in elk gedeelte van het land, dat wij in staat zijn door ruil en overplaatsingen iedereen vrijwel het werk te kunnen geven, dat hij het beste kan doen.

  

Bijzondere voorrechten.

Gelegen in de omstandigheid, dat de hoogste plaatsen in de samenleving slechts open staan voor de hoogste klasse mensen, en dat de industriële rang de enige gelegenheid biedt voor maatschappelijke onderscheiding voor de grote meerderheid die geen ambities heeft op de gebieden van de letterkunde, kunsten en wetenschappen, zijn er verschillende andere onderscheidingen, van mindere, maar wellicht even doeltreffende aard. Dit zijn de speciale voorrechten, en vrijstellingen van discipline die de betere klas werkers genieten. Deze voorrechten hebben, terwijl ze zo onschadelijk mogelijk voor de minder gelukkigen zijn, het resultaat dat iedereen de begeerlijke hogere rang kan bemachtigen.

 

Prijzen voor bijzondere diensten.

   Het is zelfs niet nodig, dat iemand tot een hogere rang bevorderd wordt, om tenminste enige voldoening van zijn eerzucht te ondervinden. Terwijl voor bevorderingen een algemene regel voor de werkers onmisbaar is, Erworden eervolle vermeldingen en verschillende soorten van prijzen toegekend voor verdiensten. Ook  voor bijzondere daden en op zichzelf staande verrichtingen in de verschillende takken van nijverheid. Er zijn vele kleinere onderscheidingen, niet alleen de klassen, maar ook in de onderklassen, die elk op zichzelf aansporend werk, in de groepen verrichten. De bedoeling  is, dat het geen enkele vorm van verdiensten is en daarom aan erkenning zal ontbreken.

 

De hogere drijfveren.

   U moet niet denken, omdat wij in ons stelsel vrij spel laten aan onderlinge reactie als een prikkel tot inspanning. Maar bij een hele groep mensen komt streven naar prestatie veel voor maar dat is niet goed, omdat daarvoor nijd in plaats van bewondering kan komen, in plaats van verdriet over de misslagen van anderen.

  Maar alle mensen, zelfs aan het einde van de twintigste eeuw, zijn niet van dit hoog gehalte en de prikkels tot inspanning moeten dus van een aard zijn, die rekening houdt met en  zich aanpast aan hun naturen.

   Voor hen is een voortdurende aansporing door middel van de scherpste wedijver nog onmisbaar. Zij, die deze kunstmatige aansporing nodig hebben, voelen het zelf het beste, door de voldoening, die zij er uit putten. Zij, die er bovenuit verheven zijn, hebben er geen behoefte aan.

 

DE VROUWEN.

   Zij leven onder hele andere regels en maken eerder er een bevriende macht van, dan een onderdeel van het mannenleger zou doen. Zij hebben een vrouwelijk Hoofd en leven onder uitsluitend, vrouwelijk bestuur. Dit Hoofd, zowel een hogere functionaris, worden gekozen door de vrouwen, die haar tijd hebben uitgediend, overeenkomstig de manier, waarop de hoofden van het mannelijk leger en de President worden benoemd. Het Hoofd van het vrouwelijke arbeidsleger heeft zitting in het Kabinet van de President en het recht van veto over maatregelen, betreffende de vrouwenarbeid, met beroep op het Congres.

   In geen geval mag een vrouw een beroep uitoefenen, dat niet volkomen strookt, zowel in aard als in de zwaarte van het werk, met haar geslacht. Bovendien zijn de werkuren voor vrouwen belangrijk korter dan voor mannen. Haar worden veel meer vakanties gegund en op de meest zorgvuldige wijze is gezorgd voor rusttijden wanneer dat nodig is.

   Sprekende over de rechtelijke macht, moest ik u gezegd hebben, dat wij ook vrouwelijke rechters hebben, die door het Hoofd van de vrouwen worden aangesteld. Gevallen, waarin beide partijen vrouwen zijn, worden door een vrouw beslist en als het een man en een vrouw samen betreft, moeten twee rechters van beide geslachten overeenstemming bereiken in hun uitspraak. Het gebrek van een dergelijke erkenning van de verschillende persoonlijkheden van de geslachten, was een van de talloze fouten van het oude maatschappelijke stelsel.

   Juist door het onderscheid van de seksen vrij spel te laten, in plaats van dat onderscheid te willen uitwissen, wat blijkbaar het doel was van de enige hervormers van uw tijd, wordt het genoegen, dat iedere sekse in zichzelf en de aantrekkelijkheid welke de ene voor de andere heeft, gelijkelijk verhoogd. In uw tijd bestond er geen werkkring voor vrouwen, uitgezonderd een onnatuurlijke concurrentie met de mannen. Wij hebben haar een wereld apart gegeven, met haar prikkels, haar eerzucht en haar loopbanen en ik verzeker u dat zij er zeer gelukkig mee zijn. Het schijnt ons toe, dat bij u de vrouwen meer dan enige andere bevolkingsgroep, de ergste slachtoffers van uw beschaving waren.

 

DE BEDIENDEN.

    Dat zijn de jonge mensen van de eerste jaren uit het arbeidsleger, dejongste werkers dus, die beschikbaar zijn voor alle soorten van arbeid, die geen bijzondere bekwaamheid vereisten. De omstandigheid dat zij huishoudelijke arbeid verrichten, is voor onze zienswijze onverschillig.

U moet nooit vergeten, dat er geen onderscheid wordt gemaakt in de waardigheid van enige bezigheid, die de Natie voorschrijft. Niemand beschouwd zich hier of wordt door andere beschouwd als de knecht van hem, die hij bedient. Hij is de knecht van de gemeenschap en van de Natie.

 

DE VRIJE BEROEPSKEUZE.

   De vraag of iemand hoofd dan wel handwerker zal zijn, laten wij geheel aan hemzelf over. Aan het eind van het tijdvak van drie jaar als gewoon arbeider, dat iedereen moet meemaken, kan hij kiezen, in overeenstemming met zijn natuurlijke smaak, of hij zich geschikt wil maken voor een kunst of wetenschap, of dat hij zich in de landbouw of in de technische vakken wil bekwamen. Als hij denkt, dat hij beter arbeid zal kunnen verrichten met zijn hersens dan met zijn spieren, dan vind hij alle gelegenheid om zijn roeping te onderzoeken en deze te volgen en

zo mogelijk, er zijn werkkring van te maken. De scholen voor technologie,  geneeskunde,  kunst,  muziek  of  toneel  en van de hogere scholen,  vrije wetenschappen dat is er altijd voor liefhebbers, zonder enige beperking.                             

Natuurlijk vergissen velen te goeder trouw in hun roepingen als zij inzien dat zij aan de eisen van de scholen niet kunnen voldoen, gaan zij heen en keren terug naar de één of andere tak van nijverheid. Niemand ziet er hen op aan, want men is er juist op gesteld, dat sluimerende krachten worden ontwikkeld, die men alleen in de praktijk kan onderzoeken.

 

DE ARBEIDSVOORWAARDEN.

   Het is ook de taak van het Bestuur om steeds de voorwaarden van alle beroepen gelijk te maken, zodat het alles even eerlijk wordt verdeeld voor de personen, die aanleg voor iets hebben. Dit wordt gedaan door de werkuren in de verschillende beroepen te laten afhangen van de moeilijkheid ervan. De lichtere beroepen, die onder aangename omstandigheden worden uitgeoefend, hebben op deze manier de meeste uren, terwijl een  onaangename taak als  bijv.  die van mijnwerker, zeer weinig uren heeft. Het beginsel is over het algemeen, dat het werk van geen enkel mens zwaarder behoort te zijn dan het werk van een ander. De werkers zijn zelf de rechters. Deze regel kent geen grenzen

 

DE ONAANTREKKELIJKE BEROEPEN.

   Het is ook een voortdurende studie van het Bestuur om de minder aangename beroepen aantrekkelijker te maken door grotere voordelen, zoals  bijv. door meer vrije tijd te geven. Mocht er een beroep zijn, dat niemand wil doen en waarvan het werk toch noodzakelijk is, dan wordt het om beurten gedaan.

   Neem  bijv.  het schoonmaken en repareren van de riolen. Als dat werk nog zo vuil was als in uw dagen, dan zou het om beurten gedaan moeten worden. Maar onze riolen zijn zo schoon als onze straten. Zij bevatten alleen  water, dat chemisch gezuiverd wordt en geheel reukloos is gemaakt. Dit is slecht een voorbeeld uit duizenden van alles wat er gedaan is om vuil of gevaarlijk werk te vermijden. De wereld zou niet aan die verandering gedacht hebben, zolang zij één klasse slaven bezat, aan wie zij deze onaangename plichten kon opdragen. Het gevolg van de maatschappelijke gelijkheid was, dat het ieders belang werd, zoveel mogelijk die onaangename plichten af te schaffen, daar zij om beurten vervuld moesten worden. Op deze wijzen zijn de chemische, geneeskundige en technische wetenschappen tot heil van de mensheid geworden.

 

HET OPVOEDINGSSTELSEL.

   Heel in het kort zijn er drie voorname grondslagen van ons opvoedingsstelsel. Ten eerste:  het recht van ieder mens op de opvoeding, die de Natie hem geven kan, in zijn eigen belang, om in zijn leven te kunnen genieten. Ten tweede:  het recht van zijn medeburgers om hem te doen onderwijzen als noodzakelijk voor het genot voor zijn gezelschap. En ten derde:  het recht van de ongeborenen op een verstandig en zedelijk ontwikkeld gevoel van het ouderpaar.

   Hoger onderwijs is nu even goedkoop als lager onderwijs, omdat alle leraren, evenals alle andere werkers, hetzelfde ontvangen. Wij hebben eenvoudig aan de leergang voor de gewone scholen, een half dozijn hogere klassen toegevoegd. Dit strekt de opvoeding uit tot het één en twintigste jaar en geeft aan de jeugd de kans tot algemene ontwikkeling in plaats van haar op veertienjarige of vijftienjarige jarige leeftijd met een onvoldoende geestelijke uitrusting op de wereld los te laten.

 

DE LETTERKUNDIGEN.

   Van letterkunde gesproken, hoe worden de boeken tegenwoordig uitgegeven  Doet de Natie dat ook ?  Maar hoe gebeurd dat ?  Geeft de regering zonder meer alles uit wat zij krijgt of oefent zij een soort censuur uit, door alleen datgene te laten drukken wat zij goed vindt ?

   Nog het een, nog het ander. De drukkerij afdeling oefent geen controle uit. Zij is verplicht alles te publiceren, wat haar wordt aangeboden, maar alleen als de schrijver zelf de kosten voor de eerste druk betaald. De kosten van het uitgeven van een gewoon boek kunnen gespaard worden op één jaar van het persoonlijk verbruiksaandeel, door zuinigheid en enige opoffering. Het boek, als het verschijnt, wordt te koop aangeboden door de Natie. De schrijver krijgt een zeker aandeel in de opbrengst ervan.

De prijs van ieder boek bestaat uit kosten van uitgave en een schrijvers aandeel. De schrijver stelt dit bedrag zo hoog als hij wil. Natuurlijk als hij het onredelijke verlangt, is het zijn eigen nadeel, want dan zal men het boek niet kopen. Het bedrag van wat hem uit de opbrengst toekomt, verhoogt zijn credit en hij wordt vrijgesteld van andere diensten, zolang  dit credit strekt om hem te onderhouden naar de maatstaf van het jaarlijks inkomen van een ingezetene.

   Als een boek een vrij gunstig onthaal vindt, krijgt hij op deze wijze een vrijstelling van verscheidende maanden, één jaar,  twee of drie jaar en als hij binnen die tijd nog een boek uitgeeft, wordt de vrijstelling van de dienst weer verlengd, zover als de opbrengst dat toelaat. Een schrijver van naam slaagt er in om van zijn pen te leven gedurende de gehele diensttijd en de graad van zijn bekwaamheid door de publieke opinie bepaald, is dus de maatstaf van de gelegenheid, die hem geschonken wordt om zijn krachten aan de letterkunde te wijden.

 

KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN.

   In de waardering van verdienste op de andere gebieden van oorspronkelijk talent, zoals  muziek,  kunst,  uitvindingen,  onderwerpen,  enz,  wordt een dergelijk beginsel gevolgd, ofschoon de bijzonderheden verschillen. In kunst b.v.  zoals ook in de letterkunde,is het Volk de enige rechter. Het "stemt" over toelating van beelden en schilderijen voor de openbare gebouwen en zijn gunstige uitspraak stelt de kunstenaar vrij van andere arbeid, om zich te kunnen wijden aan zijn roeping. Als zijn werk afzonderlijk verkocht wordt, heeft hij hetzelfde voordeel ervan als de schrijver van zijn boeken !  

   In al deze richtingen is de strekking van het stelsel hetzelfde : om alle beginners in de gelegenheid te stellen en zodra enig buitengewoon talent ontdekt is, het te verlossen van alle banden om het zijn vrije loop te laten. Vrijstelling van andere dienst is in zulke gevallen niet bedoeld als een geschenk of beloning, maar als het middel om meer en beter werk te krijgen.

 

VRIJE TIJD.

   Hoe verlangend iemand ook moge zijn naar vrije tijd voor studie of overpeinzing, hij kan zich slechts op twee manieren vrij maken. Hij moet of door letterkundige,  artistieke of wetenschappelijke arbeid de natie schadeloos stellen voor het verlies van zijn diensten,  of hij moet een voldoende aantal mensen krijgen, bereid tot zo een schadeloosstelling bij te dragen. Geen gezond mens kan zijn aandeel in de arbeid afschuiven en op kosten van andere leven, onverschillig  of hij zich met een mooie naam van geleerde siert of toegeeft eenvoudig lui te zijn.

   Maar toch is ons stelsel elastisch genoeg, om vrij spel  te laten aan elke aandrift van de menselijke natuur, die niet bedoeld andere te overheersen of te leven van de vruchten van andere arbeid. Behalve de vrijstelling door schadeloosstelling, bestaat er ook de vrijstelling door eigen opofferingen. Iedereen kan op zijn drie en dertigste jaar, als zijn diensttijd half verstreken is, eervol ontslag krijgen uit het arbeidsleger, op voorwaarde dat hij zich voor de rest van zijn leven tevreden stelt met de helft van het verbruiksaandeel, dat de andere leden ontvangen. Het is heel goed mogelijk om van dit bedrag te leven, ofschoon men afstand moet doen van weelde en mogelijk ook misschien van enige gemakken.

 

HET LEVENSDOEL.

 De arbeid, die wij moeten verrichten als ons aandeel is om allen een goed stoffelijk bestaan te hebben. Wij beschouwen de arbeid in ons arbeidsleger alleen als een  noodzakelijke plicht, die vervuld moet worden, voor dat wij ons geheel kunnen geven aan onze gevoelens, om eindelijk in een gelukkige staat te leven. Met één en twintig jaar oud beginnen wij te arbeiden in het arbeidsleger. En met vijf en veertig jaar, worden wij uit het arbeidsleger ontslagen. En dan zijn wij nog zo jong om nog "zoveel" voor ons zelf te doen.                                                                         

 

WILT U ER MEER VAN WETEN ?.

Lees en bestudeert de boeken van de Amerikaan EDWARD BELLAMY,

Links naar: 'Terugblik uit het jaar 2000" en 'Economische Gelijkheid" in het Nederlands en Engels zijn te vinden op de site van:

 

INTERNATIONALE VERENIGING BELLAMY.

Index van hoofstukken van het boek Looking Backward van Eduward Bellamy

Overzicht van informatie bij de Bellamy Stichting