De zilverkleurige opslagtanks van het bedrijf staan aan een slecht onderhouden asfaltweggetje ten zuiden van Amsterdam. Vloeibare frituurolie uit patat- en snackfabrieken wordt aangeleverd in verwarmde tankwagens, gestold vet van restaurants, snackbars en fastfoodketens arriveert in vaten van staal en plastic. Het vet wordt in het zwembad uit de vaten gesmolten. Dat werkt simpel: als het rooster vol ligt met vaten, drukt een werknemer op een knop en zakt het rooster naar beneden. Door de hitte smelt het vet en gaat naar boven, waar het wordt afgezogen. Ook vuil- en verfresten uit de vaten laten los. 'Dat levert inderdaad risico's op', zegt Simon Hoogerwerf van Noba. 'Maar we geven onze chauffeurs opdracht alleen vaten mee te nemen die niet vervuild zijn. Als ze het niet vertrouwen, nemen ze het niet mee.'
Tussen de vaten in het bassin drijven stukken plastic, een rubberslang en afgedankte werkhandschoenen. In de hoeken heeft zich een schuimende drab opgehoopt. Echt leuk vindt Hoogerwerf het niet om een rondleiding te geven over het terrein. Het zwembad mag niet worden gefotografeerd, etiketten van roestende vaten mogen niet worden gelezen en de grootste fabriekshal, waaruit een vette walm ontsnapt, mag slechts van een afstandje worden bewonderd. Noba-directeur Peter Bakker zegt zijn concurrenten geen inzicht te willen geven in zijn productiemethoden. Een wijsvinger zwaait door de lucht. 'Zo werkt het in deze branche. Ik kom zelf bij sommige concurrenten niet verder dan het hek.' Waarschijnlijk wordt Bakkers terughoudendheid ook veroorzaakt door de negatieve publiciteit van de afgelopen weken. De verwerking van gebruikt vet in veevoer ligt sinds het begin van de dioxineaffaire onder vuur. De Europese Commissie wil de vetrecycling aan banden leggen, bijvoorbeeld door een groot deel van de nu gebruikte vetten te verbieden.
Vetverwerkers verzetten zich fel tegen de dreigende maatregelen. Hoogerwerf van Noba stuurde eind vorige maand namens de sector een brief aan de voorzitter van het Permanent Comité Diervoeders in Brussel. Volgens Hoogerwerf is vooral frituurvet een prima grondstof voor veevoer en zou een verbod leiden tot een groot afvalprobleem. 'Bedrijven moeten toch ergens naartoe met hun vet. God weet waar het straks naartoe gaat als ze het gaan verbieden.' Maar uit een recent onderzoeksrapport blijkt dat de risico's van vetrecycling groter zijn dan de ondernemers willen doen geloven. Het Productschap Diervoeder, dat opdracht gaf voor het onderzoek, besloot de resultaten binnenskamers te houden. Een opmerkelijk besluit, gezien de gebeurtenissen van de laatste tijd.
Eind mei breekt in België de dioxinecrisis uit, kort voor de parlementsverkiezingen. Een vetsmelter blijkt motorolie door dierlijk vet voor veevoer te hebben gemengd, waardoor vlees besmet is geraakt met het kankerverwekkende dioxine. De media onthullen dat de ministers van Landbouw en Volksgezondheid het besmettingsgevaar wekenlang hebben verzwegen, in afwachting van nader onderzoek. De zaak leidt tot het vertrek van de twee bewindslieden en een verkiezingsnederlaag voor de Vlaamse socialisten en de christen-democratische CVP.
De affaire strekt zich al snel uit tot Nederland, want ook hier zou vlees besmet kunnen zijn. Het Productschap Diervoeder geeft het agrarisch adviesbureau Schouten uit Giessen opdracht de Nederlandse vetstromen in kaart te brengen en een snelle risico-inventarisatie te maken. Om het onderzoek te begeleiden, wordt een task force gevormd, die volledig bestaat uit ondernemers uit de vet- en veevoersector, plus twee vertegenwoordigers van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën. Kortom: de sector controleert zichzelf.
Het agrarisch adviesbureau staat voor een lastige klus. 'Het is in de vetbranche moeilijk om aan informatie te komen', zegt directeur Govert Schouten. 'Je moet het vertrouwen van de mensen winnen. Dat viel niet mee. De task force wilde eigenlijk al binnen twee weken resultaten, maar dat was echt niet mogelijk. Het heeft mij flink wat grijze haren bezorgd.'
De kritiek op de overheid groeit. De Tweede Kamer verwijt staatssecretaris Geke Faber van Landbouw laks en inadequaat te hebben gereageerd op signalen uit België. De VVD beschuldigt haar ervan 'willens en wetens' risico's te hebben genomen door de informatie over een mogelijke besmetting zo lang mogelijk binnen haar departement te houden. Faber komt er uiteindelijk met een berisping van af, omdat de coalitie een dag na het aantreden van het gerepareerde paarse kabinet en een dag voor de Europese verkiezingen geen nieuwe problemen wil.
De media publiceren ondertussen het ene gruwelverhaal na het andere. Nederland blijkt de draaischijf van de olie- en vethandel in Europa. Het is een wereldje van vrije jongens en snel geld. Ze opereren aan het begin van de voedselketen, maar worden vrijwel niet gecontroleerd en halen hun vet overal vandaan: uit tankwagens die worden schoongemaakt, uit afvoerputten van restaurants en naar verluidt zelfs uit de farmaceutische industrie en leerlooierijen. De sector is nauw verweven met de afvalbranche. Het is in Nederland al jaren verboden verschillende soorten chemisch afval te vermengen, om daarmee onder de maximaal toegestane normen te komen. De vethandel kent zo'n verbod niet. Verontreinigingen worden volop 'weggemengd', zoals dat in de branche heet.
De bom barst als NRC Handelsblad op zaterdag 19 juni een paginagroot stuk publiceert over de olie- en vethandel. Volgens NRC staat de dioxineaffaire niet op zichzelf. 'De affaire is symptomatisch voor de falende overheidscontrole van een wildwestsector met zijn ongecontroleerde importen uit Oost-Europa en zijn verwevenheid met andere afvalsectoren', schrijft de krant. 'Net als in België controleert de Nederlandse overheid de vetsmelters niet of nauwelijks.' De maandag na het NRC-artikel komt de task force in crisisberaad bijeen. De voorlopige conclusies van Schouten liegen er niet om: verschillende vetten die worden verwerkt in veevoer leveren een 'onacceptabel risico' op. Zo blijken onder meer resten te worden gebruikt die achterblijven in zeeschepen die oliën en vetten hebben vervoerd. Volgens Schouten kunnen deze restanten makkelijk vermengd raken met chemicaliën of andere stoffen die in hetzelfde schip zijn vervoerd. 'Niet geschikt voor verwerking in diervoeders', constateert hij in zijn rapport.
Andere vetbronnen krijgen hetzelfde predikaat. Om verstopping van het riool te voorkomen, vangen restaurants hun vet op in een zogenoemde 'vetput'. Maar omdat daar ook afvalwater en schoonmaakmiddelen doorheen stromen, is het opgevangen vet niet geschikt voor verwerking in veevoer, vindt Schouten. Er blijken ook geen normen te zijn voor het gehalte aan polyethyleen dat maximaal in vet voor mengvoer aanwezig mag zijn. Polyethyleen is een grondstof voor plastic. De stof komt in het vet terecht doordat vlees waarvan de houdbaarheidsdatum verstreken is, terugkomt uit supermarkten en wordt verwerkt zonder dat de plastic verpakking ervan af wordt gehaald. 'Tijdens het productieproces lost het polyethyleen op in de vetten', schrijft Schouten droogjes.
Zelfs de zwartgeblakerde frietjes en andere verkoolde etensresten die uit frituurvet worden gezeefd, worden opnieuw gebruikt. Sommige 'vetrecyclers' verwerken dit zogenoemde 'zeefsel', waarin kankerverwekkende stoffen zitten, in nat 'brijvoer' voor varkens. 'Varkens en kippen leven te kort om daar kanker van te krijgen', zegt Schouten. 'Maar het is nog onduidelijk wat het effect op de mens is.' Kankerverwekkende stoffen die in dieren terechtkomen, breken volgens hem vrij snel af. De ondernemers in de task force beseffen dat er iets moet gebeuren. Het Productschap Diervoeder besluit dat vanaf 24 juni geen vet meer mag worden gebruikt dat overblijft na huishoudelijk frituren of na het schoonmaken van tankwagens of afvoerputten. De verordening zegt niets over de andere risico's waarvoor Schouten waarschuwt: zeeschepen, polyethyleen, zeefresten, enzovoort. Directeur Jan Kienhuis van het productschap schrijft in zijn toelichting dat het vet uit afvoerputten slechts uit voorzorg wordt verboden. Er is volgens hem 'geen enkele aanwijzing' dat dit soort vet daadwerkelijk wordt verwerkt. Een leugen, want Schouten heeft een paar dagen eerder juist gemeld dat dit putvet wel degelijk wordt gebruikt. Hij zal dat later bevestigen in zijn eindrapport.
Het productschap besluit Schoutens rapport geheim te houden. 'Nee, dat ziet u verkeerd', reageert woordvoerder Ronald Hiel van het Productschap Margarine, Vetten en Oliën. 'Het rapport is niet geheim. We brengen het alleen niet naar buiten omdat we geen onnodige onrust willen veroorzaken.' Pas na een dag lang aandringen en een reeks telefoontjes naar bestuurders van het Productschap Diervoeder ontvangt FEM/DeWeek een kopie van het rapport. Hiel is lid van de task force. Hij benadrukt dat TNO Voeding in Zeist inmiddels opdracht heeft gekregen voor een vervolgonderzoek. TNO moet eind augustus met adviezen komen voor de aanpak van de problemen in de vetrecycling. Hiel: 'Het rapport van Schouten is in drie weken tijd opgesteld. De inventarisatie van de vetstromen is uitstekend, maar de risicoanalyse is onvoldoende. Sommige dingen worden als 'levensgevaarlijk' bestempeld, zonder dat dit wetenschappelijk wordt onderbouwd.' Hiel krijgt bijval van zijn collega Johan den Hartog van het Productschap Diervoeder. Die zegt niet te zijn geschrokken van het rapport. 'Wat is schrikken? Nee, veel dingen waren al bekend. Ik zou het rapport liever niet hebben afgegeven, want het is naar mijn mening nog niet af. Maar u hebt het in handen gekregen, dus er is geen reden meer om het achter te houden.'
Den Hartog wijst op de second opinion van TNO die bij het rapport is gevoegd. Daarin staat dat de risico-inventarisatie van Schouten inderdaad onvoldoende 'zichtbaar' is onderbouwd. Maar er staat ook: 'Een aantal gevaren is onderbelicht of wordt niet genoemd.'
Zou het productschap er niet beter aan hebben gedaan toch een ruimer verbod op te leggen, al was het maar uit voorzorg? Den Hartog: 'Wij hebben in overleg met de ondernemers in de sector een aantal vetstromen afgesneden. Van de andere stromen hebben we gezegd: daar hebben we voldoende zicht op.' Volgens Hiel kon in de task force 'geen consensus' worden bereikt over een ruimer verbod. Schouten bevestigt dat. Over de vetresten uit schepen bijvoorbeeld ontstond 'een hele discussie'. Schouten: 'Het is afhankelijk van wie je spreekt. De één schetst een waar rampscenario, de ander zegt: wij gaan daar heel voorzichtig mee om.'
Schouten doet zijn verhaal in zijn kantoor op een industrieterrein in de buurt van Giessen, niet ver van Gorinchem. Een rustige man met stekeltjeshaar, enigszins geschrokken van de plotselinge aandacht voor zijn rapport. Maar hij onderschrijft de conclusies nog steeds.
'Het putvet was een makkelijke beslissing', vertelt hij. 'Iedereen was het erover eens: dat is veel te gevaarlijk, met dat afvalwater dat er langs stroomt. Het scheelde dat het om een relatief klein vetstroompje gaat. Ook over het frituurvet uit huishoudens waren ze het snel eens. Er is geen enkel zicht op waar dat precies vandaan komt en wat er allemaal in zit.' Over andere risicovolle vetbronnen, zoals de zeeschepen, ontstond discussie. 'Je wilt geen verbod afkondigen waardoor je de hele sector onderuithaalt.'
Schouten geeft toe dat de risico-inschattingen in het rapport voor een deel nattevingerwerk zijn. 'TNO moet het nu kwantificeren.' Bladerend door het stuk benadrukt hij dat hij niet met zekerheid heeft kunnen vaststellen dat vet uit de farmaceutische industrie wordt verwerkt in veevoer. 'Maar het is op de markt. Dus hoe gaat dat? Verschillende ondernemers vertellen je dat het wordt verwerkt, maar dat ze het zelf nooit zouden accepteren. Ik heb geen harde bewijzen dat het in Nederlands veevoer terechtkomt. Misschien wordt het wel geëxporteerd.' 'Mijn ervaring is: zodra vernietigen of storten van afval duur wordt, moet je er rekening mee houden dat het naar veevoer gaat. De vraag is: welk afval mag je nog verwerken en welk afval niet? De sector moet nu grenzen trekken.'
Schouten zegt wel te begrijpen dat het productschap zijn rapport uit de openbaarheid probeerde te houden. 'Ze willen niet dat de overheid in paniek een volledig verbod op het recyclen van vet afkondigt. Daarom laten ze TNO nu een kwaliteitsplan opstellen. Het probleem is dat je aan de hand van dit stuk een doemscenario kunt schetsen. Terwijl het productschap mij juist onderzoek heeft laten doen om de onrust te dempen.' Met een glimlachje: 'Dan is het natuurlijk niet hun bedoeling dat ze vervolgens met de resultaten van zo'n studie om de oren worden geslagen.'
Terug naar de zoekopdracht
De dioxineaffaire leidde in België tot het vertrek van twee ministers, omdat zij de mogelijke besmetting van vee en vlees wekenlang hadden verzwegen. Nu blijkt ook in Nederland een recente risico-inventarisatie in de doofpot te zijn gestopt. Volgens dit rapport worden in veevoer vetten verwerkt die daarvoor ongeschikt zijn. Dit zou onacceptabele gevaren opleveren voor de volksgezondheid. De fabriekshal van vetrecyclingbedrijf Noba bevat geen hoogstaande technologie. Het is er warm, het stinkt en alles voelt vettig aan. In het midden staat een groot 'zwembad' met warme vloeibare olie. Twintig vaten lijken op de donkerbruine smurrie te drijven, maar liggen in werkelijkheid op een rooster dat zich net onder de oppervlakte bevindt. Noba smelt en zeeft oud frituurvet om het te mengen met andere vetten en te verkopen aan veevoerfabrikanten.
Arjen van der Ziel
Met medewerking van Johannes van Bentum
Terug naar het archief
Stichting Sociale Databank Nederland
E-mailadres: sdn@planet.nl
Site adres:
http://www.sdnl.nl/vet-pigs.htm