Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State


EuroStaete . . . Milieu . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . Schandpaal

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State


Afdeling Bestuursrechtspraak
Postbus 20919
2500 EA 's-Gravenhage
Telefoon (070) 4264426



                               Nos.    F03.98.0171, F03.98.0179,
                                       F03.98.0180, F03.98.0181,
                                       F03.98.0182, F03.98.0103 en
                                       F03.98.01$4,

                                       Datum uitspraak: 19 augustus 1998.


AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK


Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:


    A.M.L. van Rooij te St. Oedenrode (verzoeker)

    en

    gedeputeerde staten van Noord-Brabant (verweerders).


Bij zeven besluiten van 22 december 1997 hebben verweerders aan J.H. Laarakkers B.V., C.J. van den Noort en Zn. B.V., Milieu Service Boxtel B.V., Coppens Afvalverwerking B.V., Baetsen internationaal Transport B.V., Van Boekel Zeeland B.V. en Gebr. Dijkhoff B.V. voor een periode van vijf jaar krachtens de Provinciale Milieuverordening Noord?Brabant vergunningen verleend voor het gebruiken van een mobiele installatie buiten een inrichting voor het shredderen van hout, niet zijnde plantsoen? of tuinafval.

Tegen deze besluiten heeft verzoeker beroep ingesteld.

Daarnaast heeft verzoeker de Voorzitter gevraagd met betrekking tot de besluiten van verweerders van 22 december 1997 een voorlopige voorziening te treffen.

Tijdens de zitting op 21 april 1998 hebben verzoeker, In persoon, en verweerders, vertegenwoordigd door P.W.J.M. Corvers en J.J.A. Voesenek. hun standpunten nader toegelicht. Namens vergunninghouder Van Boekel Zeeland B.V. is het woord gevoerd door R.J.W. Willems.

In het verhandelde ter zitting heeft de Voorzitter aanleiding gezien de stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke ordening te vragen een deskundigenbericht als bedoeld in artikel 20.15 van de Wet milieubeheer uit te brengen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op dit deskundigenbericht te reageren. Zowel verzoeker als verweerders hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.

In rechte

In artikel 36, eerste lid, van de Wet op de Raad van State is, voorzover hier van belang, bepaald dat hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing is indien bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.

Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om, indien tegen een besluit beroep is ingesteld dan wel voorafgaand aan een mogelijk beroep bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening te treffen Indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen. dat vereist. Voorzover de daartoe uitgevoerde toetsing meebrengt dat het geding in de bodemprocedure wordt beoordeeld heeft het oordeel van de Voorzitter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend In die procedure.

Ingevolge artikel 4.3,3.26 van de Provinciale Milieuverordening Brabant, voor zover hier van belang, is het verboden buiten een inrichting zonder daartoe verleende vergunning van gedeputeerde staten een mobiele installatie voor het breken van steenachtig materiaal of hout, niet zijnde plantsoen? of tuinafval, te gebruiken.

De bij de bestreden besluiten verleende vergunningen hebben betrekking op het shredderen van hout, niet zijnde plantsoen? of tuinafval, buiten een Inrichting met behulp van een mobiele installatie. Verzoeker kan zich niet met de bestreden besluiten verenigen. Zijn bezwaren hebben betrekking op het aan de daarbij verleende vergunningen verbanden voorschrift 6.1.2, waarin is bepaald dat gewolmaniseerd hout en overig geïmpregneerd hout niet mag worden geshredderd, maar dient te worden afgevoerd naar een daartoe adequaat uitgeruste Wm-inrichting. Verzoeker is van mening dat dit voorschrift niet handhaafbaar is, aangezien gewolmaniseerd hout en overig geïmpregneerd hout volgens hem visueel niet te onderscheiden zijn van onbehandeld hout.

Verweerders zijn daarentegen van mening dat voorschrift 6.1.2 wel handhaafbaar Is, omdat het object, waarvan het te verwerken hout afkomstig is, zal kunnen worden beoordeeld in zijn oorspronkelijke bouwkundige staat of, indien selectieve sloop heeft plaatsgevonden, aan de hand van gesorteerde deelstromen die een onderlinge samenhang vertonen In kwaliteit en oorspronkelijke toepassing. Derhalve zal volgens hen naast visuele inspectie ook de aard van het toegepaste constructie?onderdeel Inzicht geven in de vraag of het te verwerken hout al dan niet verduurzaamd is. Daarnaast dient volgens verweerders ingevolge de Provinciale Milieuverordening Noord?Brabant het gebruik van een mobiele shredderinstallatie vooraf te worden gemeld aan het bevoegd gezag, Naar gelang het doel van het gebruik van de Installatie zijn ofwel verweerders, ofwel burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de Installatie wordt gebruikt bevoegd gezag. Vervolgens kan het bevoegd gezag afhankelijk van de uit die melding blijkende aard, omvang en karakter van het werk alsmede de samenstelling van de daarbij vrijkomende materialen ? eventueel na nader onderzoek ? nadere regels stellen, danwel het gebruik van de installatie verbieden.

Het standpunt van verweerders over de handhaafbaarheid van voorschrift 6,1.2 kan de Voorzitter niet overtuigen. Uit het door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak uitgebrachte deskundigenbericht is gebleken dat verduurzaamd hout niet visueel valt te onderscheiden van onbehandeld hout. Verder is de Voorzitter er vooralsnog niet van overtuigd dat de enkele wetenschap omtrent de wijze waarop het desbetreffende hout is toegepast, in alle gevallen voldoende zekerheid kan bieden met betrekking tot de vraag of het desbetreffende hout al dan niet Is verduurzaamd. Overigens is het de vraag of die wetenschap in alle gevallen aanwezig zal zijn, daar geenszins valt uit te sluiten dat hout op een dusdanige wijze wordt aangeboden dat de wijze van toepassing niet meer valt te achterhalen. De omstandigheid dat voorafgaand aan het gebruik van een mobiele installatie voor het shredderen van hout een melding dient te worden gedaan aan het bevoegde gezag, doet aan het vorenstaande niet af, nu dat gezag voor de beoordeling van een dergelijke melding afhankelijk is van door de vergunninghouder verschafte informatie.

Gezien het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht toe te wijzen en de bestreden besluiten bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.

Verzoeker heeft verzocht om verweerders te veroordelen in de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand. De Afdeling overweegt dienaangaande dat in artikel 1, aanhef en sub a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht uitsluitend betrekking kan hebben op de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. verzoeker heeft in dit geval aan Ecologisch Kennis Centrum B.V. (EKC) volmacht verleend en EKC gemachtigd tot afhandeling van het geschil. De Voorzitter laat in het midden of in het onderhavige geval sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De omstandigheid dat verzoeker in de aan EKC verleende machtiging spreekt over "beroepsmatige afhandeling" Is echter in leder geval niet doorslaggevend voor het oordeel over het karakter van het optreden van EKC.

De Voorzitter overweegt voorts dat EKC, gevestigd op het adres van verzoeker, blijkens de ondertekening van haar brief van 20 april 1998, bevattende de pleitnotitie, verzoeker als directeur heeft. Gelet hierop en op het feit van verzoekers persoonlijke optreden In dit geschil, in geen sprake van een vertegenwoordigingssituatie of een zich laten bijstaan als bedoeld in artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht. zodat in leder geval geen sprake is van door een derde verleende rechtsbijstand. Reeds hierom ziet de Voorzitter geen aanleiding om verweerders in deze kosten te veroordelen.

De Voorzitter acht wel termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht wat betreft de voor vergoeding in aanmerking komende reis? en verblijfkosten van verzoeker.


Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak

  • wijst de verzoeken toe;

  • treft de voorlopige voorziening dat de zeven besluiten van verweerders van 22 december 1997, waarbij aan J.H. Laarakkers B.V., C.J van den Noort en Zn. B.V., Milieu Service Boxtel B.V., Coppens Afvalverwerking B.V., Baetsen Internationaal Transport B.V., Van Boekel Zeeland B.V. en Gebr. Dijkhoff B.V. krachtens de Provinciale Milieuverordening Noord?Brabant vergunningen zijn verleend voor het gebruiken van mobiele installaties voor het shredderen van hout, niet zijnde plantsoen? of tuinafval, buiten een inrichting worden geschorst;

  • veroordeelt verweerders in de door verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte kosten tot een bedrag van f 87,05. Dit bedrag dient aan verzoeker te worden vergoed door de provincie Noord-Brabant;

  • gelast dat door de provincie Noord?Brabant aan verzoeker het door hen gestorte recht (f 210,??) wordt vergoed.

Aldus vastgesteld te Den Haag op 19 augustus 1998
door mr. J.H.B. Hulshof, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Havik, ambtenaar van Staat.



w.g. Hulshof                     w.g. Havik
Voorzitter                       ambtenaar van Staat


Uitgesproken in het openbaar, overeenkomstig artikel 8:78 van de
Algemene wet bestuursrecht,

                                 Voor eensluidend afschrift, 
                                 de secretaris van de Raad van State,
                                 voor deze












Nos. F03,99.0171, F03,98.0179, F03.98.0180, F03.98.0181,
	 F03.98.0182, F03.95.0183 en F03.98.0184/213?288.

Verzonden:

                                  VERZONDEN 26 AUG. 1998

Website-adres: http://www.sdnl.nl/uit-rs01.htm