De Bundesbank als sociale instelling

Geldpolitiek . . Kamerzetel 151 . . Klokkenluiders <===> SDN . . Crisisdebat

Wat het geldsysteem al niet vermag

Door R.M. Brockhus

FORUM

Huizen, 23 december 1996

    De Volkskrant
    Postbus 1002
    1000 BA Amsterdam

Dirk-Jan van Baar schrijft in de Volkskrant van 23 december een loftuiting op het strakke monetaire beleid van de Bundesbank in Duitsland. Hij schildert inktzwarte omstandigheden in Turkije, welk land gebukt gaat onder een inflatiepercentage van wel 80 procent per jaar. Terecht waarschuwt hij voor een hoge inflatie, maar hemelt m.i. ten onrechte het beleid van de Bundesbank op. De lage inflatie in Duitsland heeft op sociaal gebied evengoed een hoge prijs, die door de mensen met de laagste inkomens - eventueel zonder werk - wordt betaald.

Niet alleen in Turkije profiteert de elite van het - in dit geval inflatoire - monetaire beleid, maar ook in Duitsland. De manier waarop geprofiteerd wordt is evenwel een andere. Net als in Nederland groeit in Duitsland het financieel spaarvermogen tot exorbitante proporties uit. In ons land staan op spaarrekeningen nu al meer dan duizend miljard gulden te boek - ofwel ruim twee maal het nationaal inkomen - nog los van de overige bezittingen in activa en aandelen. Daarnaast groeide het beurskapitaal van de institutionele beleggers in ons land in een jaar tijd met 90 miljard gulden (de Volkskrant van 5 december). Dat is 47 procent van de huidige binnenlandse liquiditeitsmassa van 188 miljard gulden. De inflatie in Nederland en Duitsland wordt kennelijk omgeleid naar een andere vorm van monetaire expansie dan in Turkije.

Of de Bundesbank door Dirk-Jan van Baar dus te bestempelen is als een soort sociale instelling bestrijd ik, hoewel ik weet dat de besparingen van de gewone burger in Duitsland, en in het kielzog daarvan in Nederland, het meest gebaat zijn bij een zo laag mogelijke inflatie. Het is puur geluk voor de kleine burger wanneer zijn financiële belangen sporen met die van de elite. Waar dat niet het geval is, zal de kleine man net als in Turkije gewoon het gelag betalen. Dat is overduidelijk te zien nu overal in Europa bezuinigd wordt op werkgelegenheid in de collectieve sector, op de gezondheidszorg, op het onderwijs, en noem maar op. Dat is een vorm van inflatiebestrijding die in individuele gevallen net zo hard, of zelfs harder aankomt dan bij de hyperinflatie in landen als Turkije. Inflatie treft iedereen min of meer in gelijke mate, bij de bezuinigingspolitiek van de Europese regeringen wordt de reflatierekening - want dat is het - neergelegd bij bepaalde groepen in de maatschappij. De sociale structuur barst daarbij successievelijk uit zijn voegen.

De vraag blijft open wat beter is, bestedingsdwang bij hyperinflatie, of werkloosheid door EMU-reflatie. Mijn antwoord zou zijn: een constante, beleidsmatig aangekondigde inflatie van minimaal vijf en maximaal zeven procent per jaar. Iedereen die aan deze zachte inflatie wenst te ontkomen kan dat doen door te investeren in productiemiddelen of andere beleggingsobjecten. Het geld moet rollen. Rollen tussen alle burgers en bedrijven; en dat gebeurt nu te weinig in landen als Nederland en Duitsland.

    R.M. Brockhus
    Westkade 227
    1273 RJ Huizen

terug naar commentaar

Het artikel van Dirk-Jan van Baar in de Volkskrant van 23 december

Dirk-Jan van Baar

DE BUNDESBANK ALS SOCIALE INSTELLING

OMHOOG de lonen, omlaag de prijzen! Deze strijdkreet - de CPN gebruikte hem in de jaren zeventig - heeft mij altijd sympathiek in de oren geklonken. Natuurlijk is dit pure demagogie. Maar met de doelstelling - meer koopkracht voor de mensen in het land - is niks mis. De geschiedenis, voor Marx het hoogste gerecht, heeft echter uitgewezen dat het kapitalisme superieur is aan het socialisme. Op de markt is de gulden een daalder waard. Daarom ben ik vóór een harde munt.

Wie wil weten wat een zwakke munt aanricht, moet eens in Turkije gaan kijken. Dat land kampt jaarlijks met inflatiepercentages van minstens 80 procent. In augustus 1992 kreeg men voor één gulden 4300 Turkse lira's. In november 1996 waren dat er 60.000(!). Het Turkse zakenleven heeft van deze geldontwaarding nog de minste last. Daar wordt in dollars en D-marken gerekend. Het privé-vermogen van oud-premier Tansu Çiller, nu minister van Buitenlandse Zaken, wordt geschat op 45 miljoen dollar. Tegen haar loopt een onderzoek wegens corruptie, dat ze steeds weet op te houden. Haar man, een bankier, verkeert meestal in Amerika.

Een elite die zich niet bekommert om de eigen munt is een ramp voor de bevolking. zij wordt in die - goedkope - munt betaald. Voor mensen met een 'vast' inkomen worden dat er weliswaar steeds meer, maar het waardeverlies gaat nog sneller. Dat holt spaartegoeden uit, leidt tot hoge rentes, en dwingt tot riskante beleggingen (in tweedehands auto's en flats die vaak niet worden afgebouwd). Een zwakke munt zorgt voor bestedingsdwang, want het is verstandig om je geld meteen weer uit te geven. Voor een stormachtig groeiend land met een jonge bevolking kan dat nog net. Voor vergrijsde en volgroeide verzorgingsstaten is het dodelijk.

Turkije Is Europa niet. Maar ook de Europese Unie heeft haar fraudes en een toenemend byzantijnse bestuurscultuur. Turkije laat zien hoe inflatie gewone burgers treft, terwijl de elites geen centje pijn lijden. Een zwakke munt schept niet alleen een eldorado voor particuliere banken en geldwisselaars, zij bevordert ook corruptie en inefficiënt bestuur.

Verder is bestedingsdwang in strijd met de consumentenvrijheid. Wie zijn geld naar eigen inzicht kan besteden is pas werkelijk vrij. Het bezit van een harde munt maakt het mogelijk van onmiddellijke aankopen af te zien en - bijvoorbeeld - ook eens niet te werken. Juist de verwende West-Europese consument, die goede sociale arrangementen vanzelfsprekend vindt, heeft belang bij een harde munt. Geen wonder dat de Duitse bevolking weinig zin heeft op commando van Europees gezinde politieke elite de D-mark op te geven. Het Duitse model berust op een sterke centrale bank, die prijsstabiliteit vooropstelt.

De politieke onafhankelijkheid van de Bundesbank is in de wet vastgelegd, en dat is in een 'sociale markteconomie', met zijn overdaad aan politieke bemoeienis, even belangrijk als een onafhankelijke rechtspraak. De koopkracht van de Duitse burger wordt niet door de politiek gewaarborgd, maar door de Bundesbank. Dat maakt de Bundesbank niet alleen tot een financiële, maar ook tot een sociale instelling.

Voor Nederland, dat eenzelfde monetaire koers volgt als Duitsland, is het van belang dat het model van de Bundesbank aan de rest van Europa wordt opgelegd. Het vorige week in Dublin afgesloten 'stabiliteitspact', waarin extreem strenge financiële voorwaarden worden gesteld om tot de EMU te mogen toetreden, lijkt dus de juiste weg. Financiële degelijkheid laat zich echter niet per verdrag opdringen. Dat riekt naar een Duits dictaat, en het ontbreekt Brussel aan voldoende machtsmiddelen (een Europese Politieke Unie is er niet). Landen zullen zelf van de noodzaak tot een politiek onafhankelijke centrale bank overtuigd moeten zijn en hun nationale begrotingen uit eigen beweging moeten saneren. Een Europese Bank, die zulke politiek gevoelige richtlijnen vanuit Frankfurt uitvaardigt, komt onvermijdelijk in opspraak.

Een centrale bank kan alleen politiek onafhankelijk zijn als daarover binnenlandse consensus bestaat. Dat is in Duitsland en Nederland het geval, maar niet in de rest van Europa. Daar ziet men de Europese Bank als een technocratische constructie onder Duitse regie. En terecht, want de rest zal zich moeten aanpassen. Daarom is de Europese Bank al bij voorbaat al gepolitiseerd. Frankrijk heeft er tijdens alle strubbelingen rond het 'stabiliteitspact' geen geheim van gemaakt dat het Duitse monetaire dictaat te willen breken. De Fransen Willen een 'eerlijke' munt, en hebben weinig affiniteit met het 'harde' Duitse streven naar prijsstabiliteit.

Dat is hun goed recht. Maar nog dan het gesjoemel met de EMU-criteria, bedreigt dit fundamentele meningsverschil tussen Duitsers en Fransen de houdbaarheid van de muntunie en de sociale vrede in Europa. In dit - historisch materialistische - gevecht bestaat geen compromis (de euro zal altijd 'zachter' zijn dan de D-mark). In deze nationale klassenstrijd sta ik als één man achter de Bundesbank, de laatste waarborg vóór de harde gulden tegen onze weke europolitici. Als het om de centen gaat, kun je niet dogmatisch genoeg zijn.

terug naar commentaar