Uitspraak Interprovinciale Klachtencommissie Jeugdzorg in Flevoland, Gelderland en Overijssel
Hop tegen voorziening voor pleegzorg van de Stichting Jeugdhulpverlening Flevoland.
Klacht 1: gegrond: De Stichting heeft geen interne klachtencommissie.
Citaat uit de uitspraak:
"Het moet de commissie van het hart dat zij het schokkend vindt dat zij een dergelijk oordeel ruim twee jaar na de inwerkingtreding van de klachtrechtbepalingen in de Wet op de Jeugdhulpverlening moet uitspreken."
Klacht 2: Is ook gegrond omdat de klacht niet binnen zes weken is behandeld is.
Aanbevelingen:
De commissie acht het aan te bevelen dat de voorziening voor pleegzorg van de Stichting Jeugdhulpverlening Flevoland mat de grootst mogelijke spoed een klachtregeling vaststelt en een klachtencommissie installeert overeenkomstig artikel 48 van de Wet op de Jeugdhulpverlening.
De commissie beveelt aan klachtregelingen bij aanvang van de relatie met de instelling te overhandigen aan mogelijke klagers, maar in ieder geval aan de jeugdige en/of ouders, voogd, stiefouder of pleegouders.
Aldus geoordeeld op 1 oktober 1999 door mevr. E.M. Brons, voorzitter, (tevens kinderrechter) en de heren drs. W.H.J. de Boer en W. Palmen, leden, in tegenwoordigheid van mevrouw J. Wiltjer-Lusseveld, secretaris.
Uitspraaknummer JHV'99-14,15 en 17
Kinderdieven | Wetteloze praktijken |
Andere tijden | Hoe wordt het raadsrapport geschreven? |
De zaak Admiraal/Vermaas | De zaak J. Zander |
De zaak Jansen/Vermeulen | De zaak J. Hop |