Werkgroep De Zeeuw vanuit het perspectief van duurzaamheid: 'Naar een Aartse landbouw'


EuroStaete . . . EKC . . . Milieu . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . Milieudefensie

IMSA, 16 april 1998

Door: De 'Werkgroep De Zeeuw' is vernoemd naar haar voorzitter, Dick de Zeeuw. De andere leden van de werkgroep zijn Wolfgang Albrecht, Wouter Tims en Wouter van Dieren. Adviserende leden zijn Tjibbe Joustra, Paul de Jongh en Gerrit Meester, respectievelijk secretaris-generaal, directeur van de directie Natuurbeheer, en hoofd bureau Strategische Beleidsvorming van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

    aanleiding

In dit rapport presenteert de Werkgroep De Zeeuw een nieuwe visie op de landbouw vanuit het perspectief van duurzaamheid. Aanleiding voor de activiteiten van de Werkgroep was de onrust in de Nederlandse landbouwsector. De oorzaak van de problemen ligt volgens de Werkgroep in het feit dat er geen coherent en duurzaam model ten grondslag ligt aan het huidige landbouwbeleid. Een duidelijk gekozen richting daarentegen kan leiden tot stabilisering en toekomstzekerheid.

    werkwijze

De Werkgroep is het laatste jaar een aantal malen bijeen geweest. Steeds is op basis van door Wouter van Dieren geschreven teksten gediscussieerd over de aard van de gewenste veranderingen. Redactie van de teksten heeft plaatsgevonden binnen IMSA Amsterdam. De eindverantwoordelijkheid voor de tekst berust bij de Werkgroep.

    Samenvatting

In deze nota Naar een Aartse landbouw ontwikkelt de 'Werkgroep De Zeeuw' een nieuw perspectief voor het landbouwbeleid van de overheid. Alom bestaat het gevoel dat het huidige landbouwsysteem niet in orde is en niet meer vol.doet aan onze wensen. Met zijn boek 'Hoe God verdween uit Jorwerd' heeft Geert Mak dit gevoel van onbehagen onder woorden gebracht. De landbouw heeft materiële welvaart gebracht, maar de prijs die we daarvoor betalen is hoog. Het platteland - of wat ervan over is - is definitief van karakter veranderd en we vragen ons af wat dit heeft opgeleverd. De Werkgroep vindt dat een nieuw perspectief op de toekomst gewenst is.

De huidige landbouw ontbeert een coherent, op duurzaamheid gericht systeemmodel. Financieel noch ecologisch is de landbouw als systeem consequent of duurzaam. Maximalisatie van de productie op basis van een 'gechemiseerde techniek' is het doel. Het einde daarvan is echter in zicht, omdat de resulterende instabiliteiten te groot worden (gering consumentenvertrouwen, watertekort, klimaatsverandering, bestrijdingsmiddelen en antibiotica, hormoon- en salmonellakwesties, dierlijke monoculturen, epidemieën, conflicten om de groene ruimte en discutabele inkomenstoeslagen).

Ook in financiële zin ontbreekt de samenhang in het landbouwbeleid: wat hier wordt belast, wordt elders gesubsidieerd, en er bestaat onvoldoende inzicht in de vele manieren waarop stimulansen en remmingen elkaar in terugkoppelingen beïnvloeden. Per jaar wordt ongeveer 100 miljard gulden aan Europese subsidies uitgegeven, wat betekent dat er in ieder geval een groot 'machtsmiddel' beschikbaar is om sturing te organiseren. De vraag is: in welke richting of hoe?

    De belangrijkste voorstellen van de Werkgroep zijn:

De landbouw dient uit te gaan van een ecosysteembenadering die gebaseerd is op een omgekeerd verband tussen biologische diversiteit en biomassaproductie. De betekenis hiervan voor de landbouw is dat maximale productie door middel van monoculturen ten koste gaat van stabiliteit van het systeem, wat zich uit in gevoeligheid voor verstoringen (bacteriën, virussen, erosie, klimaat). Verantwoorde landbouw maakt een afweging tussen opbrengst en stabiliteit. Hij streeft naar optimale productie. Tegenover een lagere opbrengst staat meer biodiversiteit, een hogere kwaliteit van natuur en landschap en meer zekerheid voor toekomstige productie.

Het beleid moet uitgaan van het gegeven dat de (grondgebonden) landbouw onlosmakelijk verbonden is met de menselijke, economische en biologische condities van het platteland. Daarmee verschilt deze bedrijfstak fundamenteel van andere industrieën. De essentie is dat het landbouwbeleid rekening moet houden met het instandhouden van het menselijk kapitaal, het natuurlijk kapitaal, het sociaal kapitaal en het geproduceerd kapitaal. Een zo hoog mogelijke agrarische productie (geproduceerd kapitaal) gaat ten koste van de andere kapitaalvoorraden en dus ten koste van de productiestructuur van de toekomst. Uitgangspunt van een duurzame landbouw is evenwichtig (kapitaal-).voorraadbeheer.

De vrije markt is geen panacee voor de problemen in de landbouw. Alleen in het kader van een goed gereguleerd systeem kan vrije prijsvorming functioneren. Regelgeving is essentieel voor het instandhouden van de vier kapitalen. Een stabiele agrarische productie vertegenwoordigt voor de samenleving niet alleen economische waarde maar ook politieke waarde, gezondheidswaarde, natuurwaarde en sociale waarde. Wanneer de ongestructureerde krachten van de markt vrij spel hebben in deze waarden heeft dat onverwachte en ongewenste gevolgen voor de samenleving.

In het nieuwe perspectief op de landbouw vervult de grond een centrale betekenis. Grond is een kapitaalgoed bij uitstek. Het vormt de basis van de hierboven genoemde vier waarden. Om die reden moet de grond beter beschermd worden, naar analogie van de bescherming van arbeid sinds 1870. Aan het gebruik van grond moeten beperkende voorwaarden worden gesteld. Hiervoor is een index nodig die per grondgebonden sector van de landbouw aangeeft in welke mate deze bijdraagt aan de genoemde vier waarden. Daarmee ontstaat een beeld van de agrarische productiestructuur, ofwel het agrarisch millenniumkapitaal als nulmeting in het jaar 2000. Aan de hand van deze index kan een regulerend beleid worden uitgezet.

Grond als basisvoorwaarde van duurzaamheid mag geen markt- of speculatieobject zijn. Dit vergt een ander grondmarktbeleid. Grond heeft niet alleen waarde als productiefactor - die het dan aflegt tegen andere economische sectoren -, maar ook als bron van rust, natuur en landschap. Via een op duurzaamheid gericht grondmarktbeleid moeten de gezamenlijke groene activiteiten (van natuurbeheer tot alle vormen van grondgebonden landbouw) worden versterkt.

De groene sectoren zouden daarbij uitdrukkelijk als een continuüm moeten worden beschouwd: natuurbeheer is dan landbouw zonder productiedoelstelling (maar de natuurterreinen kunnen wel belangrijk zijn voor de genenvoorraad en voor de farmaceutische industrie); akkerbouw, tuinbouw en grondgebonden veehouderij zijn dan vormen van natuurbeheer met een productiedoelstelling; bosbouw is dan een vorm van natuurbeheer waarbij de productiedoelstelling een beetje meetelt. Tezamen zijn deze groene sectoren dan de grondbeheerders van het platteland, die dan ook tezamen de grote druk uit stedelijke ontwikkelingen moeten weerstaan.

Het maatschappelijke doel van de duurzame landbouw is het instandhouden en verbeteren van de vier kapitalen in relatie tot de genoemde vier waarden. In dit geheel kunnen landbouw, natuur en milieu samengaan, kan de grond tegen speculatie worden beschermd en kan één systeemmodel worden gehanteerd dat alle betrokkenen verenigt. Essentie is dat aan het grondgebruik randvoorwaarden worden gesteld en dat de geldstroom dient als stuurmiddel.

Dit levert voor de vier kapitalen vele mogelijke beleidsconsequenties op. Zo kan voor het natuurlijk kapitaal een Agro-Duurzaam-Index worden ingesteld: een systeem van inkomenstoeslagen dat per vierkante meter agrarische grond de relatie weergeeft tussen opgegeven maximalisering en nagestreefde optimalisering. Per sector kunnen varianten van deze index worden ontwikkeld.

Ten aanzien van het menselijk en het sociaal kapitaal zijn uiteenlopende financiële prikkels te bedenken op het vlak van agrarische opleidingen, werkgelegenheid, regionale productie en distributie, vernieuwingsgezindheid, zelfregulering en meer experimenten met gemengde bedrijven. Voorts moet de overheid een nieuwe visie vormen op de inrichting van het platteland en beleidsvoorspelbaarheid en regelrust nastreven. Landschapswinkels (analoog aan de Primafotowinkels) kunnen de afstand tussen ambtelijke regelingen en dagelijkse bedrijfsvoering overbruggen. Zo kan de boer gemakkelijk inzicht krijgen in en gebruik maken van het systeem van financiële regels.

Op het vlak van het geproduceerde kapitaal dienen financiële prikkels te ver voerende mechanisatie te ontmoedigen en menselijke arbeid en transportefficiëntie te stimuleren. Een indexering van de vier waarden in relatie tot de regio's en sectoren zou tot een betere afweging van ingrepen in de agrarische infrastructuur (landinrichting, grond- en oppervlaktewaterbeheer) moeten leiden.

De Werkgroep stelt voor om een nieuw agrarisch groen sociaal contract in te voeren: een contract tussen de overheid en de betrokken partijen (natuur, milieu, recreatie, landbouworganisaties, consumentenorganisaties) over de toekomst van het platteland. Het contract moet de spelregels van een duurzame landbouw en de verantwoordelijkheden van de betrokkenen voor langere tijd vastleggen.

Uitgangspunten kunnen zijn:

  • dat de bezitters van de grond beloond moeten worden voor het verschaffen en hand.haven van rust en natuur (in verschillende gradaties) en toegankelijkheid als belangrijke agrarische nevenproducten; dat de landbouw zorg draagt voor schone grond, schoon water en schone lucht en de oude milieuschuld afbouwt. De kosten worden zichtbaar in de prijzen van de producten;
  • dat subsidies voor het platteland worden omgezet in streekgebonden bijdragen, waardoor afhankelijkheid van overheidsregelgeving wordt verminderd;
  • dat de kwaliteit van de grond wordt beschermd (zoals arbeid in het huidige systeem) en dat 'schoon' en 'levend' hierin de kernbegrippen vormen;
  • dat er onderscheid wordt gemaakt tussen grondgebonden agrarische productie en productie die niet afhankelijk is van de grond - en die dus moet voldoen aan de eisen die aan de industrie worden gesteld.. Daarnaast moet het agrarisch groen sociaal contract de doelstellingen van de overheid en het nieuwe systeem van inkomensoverdrachten en fiscaliteiten bevatten.

De overgang naar een duurzame landbouw is een uitdaging voor Nederland, Europa en de gehele wereld. De koppositie die de Nederlandse landbouw in de afgelopen decennia heeft verkregen, is tot stand gekomen door leiderschap, ondernemingsgeest en sterke sociale traditie. Deze eigenschappen zijn ook nu weer nodig om het pad van een nieuwe landbouw in te slaan.

    Aanbevelingen

    Uitgangspunten

Baseer het beleid inzake een duurzame ontwikkeling van het platteland op een 'groene-grondbeginsel', wat inhoudt dat landbouw- en natuurgrond in beginsel die groene bestemming houden. Versterk met daarop gerichte instrumenten de sociale, economische en ecologische positie van het platteland, zowel in Nederland als in Europa en in mondiaal verband.

Beschouw de verschillende gebruiksvormen van de groene grond als een reeks die loopt van natuur met hoge biodiversiteit via bosbouw tot grondgebonden landbouw. Deze vormen zullen tezamen beleidsmatig en economisch sterk genoeg moeten zijn om de aantasting van het platteland tegen te gaan. Andere vormen van medegebruik zoals recreatie dienen de positie van de groene grond te versterken.

Zorg dat alle grondgebruikers en -bezitters verantwoordelijk zijn voor het schoon en levend houden van de grond. Een levende grond geeft - afhankelijk van het economisch gebruik - de grootst mogelijk kansen voor medegebruik door planten en dieren. Herijk de landbouw in Nederland, in Europa en in wereldverband, uitgaande van een verstandig beheer van de vier kapitaalvoorraden: het menselijk, het natuurlijk, het sociaal en het geproduceerd kapitaal. Een duurzame landbouw zal geen maxi.male productie maar een optimale productie moeten leveren. In Nederland dienen duurzame vormen van grondgebonden landbouw te blijven.

    Aanpak

Organiseer - te beginnen op landelijk niveau in Nederland - een breder dan gebruikelijke, doelgerichte samenwerking op basis van bovengenoemde uitgangspunten met de organisaties die de groene grond in Nederland beheren. Doel van de samenwerking moet zijn een sociaal contract over het duurzame beheer van de groene grond. Het is van belang dat aan zo'n sociaal contract de grondgebruikers en -bezitters, de landbouworganisaties, de organisaties in de hele productketen tot en met de consument, de maatschappelijke organisaties die belangen hebben op het platteland (natuur, milieu en recreatie) en de financiële instellingen kunnen meedoen, tezamen met de overheden.

Een landelijk sociaal contract voor duurzaam beheer van de groene grond kan zowel in de richting van de Europese Unie als in de richting van de regionale initiatieven in Nederland worden uitgebouwd. Bij dit laatste dient aangesloten te worden bij de vele initiatieven tot gebiedsgerichte samenwerking.

Het sociaal contract bevat de doelstellingen voor een duurzaam beleid voor het platteland. Die doelstellingen moeten de continuïteit van het beleid garanderen, zodat ondernemers en anderen die de groene grond beheren niet langer onzeker zijn over het overheidsbeleid.

Het sociaal contract dient de bijdragen te bevatten die de verschillende partijen aan het bereiken van de doelstellingen kunnen leveren. Voor de overheid gaat het daarbij om normstelling die gericht is op het schoon en levend houden van de groene grond, om financiële instrumenten die de maatschappelijke functies van de groene grond (rust, natuur) belonen en om instrumenten die de waarde van de groene grond ten opzichte van andere bestemmingen versterken. Voorts gaat het om gerichte stimulering van samenwerking, leerprocessen en experimenten.

Gebruik de vele organisaties op het platteland bij het ontwikkelen en doorvoeren van het sociaal contract: agrarische jongerenorganisaties, verenigingen van boeren, vrijwilligers.organisaties voor natuurbeheer, vrouwenorganisaties, kerken e.d. zijn de spil voor de noodzakelijke vernieuwingsprocessen. Markeer de start van het maken van een sociaal contract met een overheidsvisie die in het parlement wordt besproken.

    Doelen van een nieuw beleid

Richt het beleid op streefdoelen met een termijn van tien jaar:

  • verdubbeling van de werkgelegenheid in het groene-grondbeheer (duurzame grondgebonden landbouw, natuurbeheer en dergelijke);
  • halvering van de uitstoot van mest en ammoniak;
  • het drinkbaar maken van het grondwater, en later van het oppervlaktewater;
  • verdubbeling van de natuurlijke variatie van planten- en diersoorten op streekniveau.

Richt het beleid voorts op:

  • binnen vijf jaar voldoende experimenten in technische en economische zin ten behoeve van een duurzaam groen grondbeheer;
  • binnen twee jaar aanpassing van onderzoekprogramma's van de Wageningse instituten;
  • binnen twee jaar doorlichting en aanpassing van subsidieregels, zodat meer ruimte kan worden gegeven aan streekgebonden initiatieven;
  • binnen twee jaar eerste stappen naar aanpassing van het fiscaal stelsel ten behoeve van nieuwe sturingsvormen voor de maatschappelijke functies van de landbouw.

    Contouren van een nieuw beleid

Vervang het huidige stelsel van incidentele regelingen en sancties in het kader van het landbouw- en natuurbeleid door een stelsel van toeslagen die gekoppeld zijn aan de maatschappelijke functie van het beheer van de groene ruimte: gebruik al het beschikbare geld voor het instandhouden van het natuurlijk kapitaal, voor het instandhouden van natuur, schoon water, schone grond. De inzet van Nederland in de Europese Unie dient erop gericht te zijn een dergelijk omvorming op Europees niveau te bewerkstelligen. Dus niet pleiten voor vermindering van de subsidies voor het Europese platteland, maar voor een betere aanwending ervan ten behoeve van een duurzaam gebruik van de groene grond.

  1. Ga grondspeculatie tegen met wettelijke regelingen en fiscale instrumenten die de overdracht van grond bevoordelen als hierdoor het natuurlijk kapitaal wordt versterkt.
  2. Stimuleer met fiscale instrumenten het bezit van groene grond (natuur, landbouw, bos), afhankelijk van de mate waarin natuurlijke waarden voorkomen en planten en dieren de ruimte krijgen.
  3. Ontwikkel voor het landelijk en regionaal niveau ruimtelijk beleid vanuit het streven naar een duurzaam beheer van de groene grond: niet de groene grond als reservegrond voor al dan niet geplande verstedelijking, maar als kapitaalvoorraad die ook met ruimtelijke instrumenten beheerd moet worden. Pas de ruimtelijke inrichtingsinstrumenten daarop aan.
  4. Zorg ervoor dat de risico's voor de landbouwproductiesectoren, zoals veeziekten, wateroverlast, wildschade, etc. afgedekt worden zoals dat bij andere ondernemingen gebruikelijk is, namelijk via een stelsel van verzekeringen. Bouw de risico-afdekking via de overheid af.

De eisen die worden gesteld aan het schoon en levend houden van de grond, aan de afdekking van risico's en aan de kwaliteit van de producten zullen kostprijsverhogend ten opzichte van de huidige bulkproductie werken. Middelen om de inkomens van de boeren op peil te houden zijn, naast een beloning voor maatschappelijke functies als rust en natuur, het gericht voorlichten van consumenten, het bevorderen van streekeigen consumptie en daarop toegesneden distributiekanalen en het als overheid duidelijk kiezen voor producten uit een duurzame productie. Fiscale stimulering van duurzame productiewijzen en van de verticale integratie van productie.ketens kan een belangrijke impuls geven.

  • Integreer waar mogelijk landbouw en natuurbeheer, op bedrijfsniveau dan wel streekniveau. Natuurbeheer en landbouw vormen beide de 'ondergrond' voor recreatief medegebruik. Experimenteer daarom met verschillende vormen van betaling voor dit recreatieve medegebruik (bijvoorbeeld een landelijke strippenkaart voor toegang tot agrarische gronden).

  • Versterk de agrarische opleidingen in de richting van een duurzaam gebruik van de groene grond: naast praktische kennis is een nieuw theoretisch concept nodig, gebaseerd op duurzame ontwikkeling, het beheren van de kapitaalvoorraden, het samengaan van verschillende functies op het platteland, en de daarvoor in te zetten instrumenten en technieken.

  • Versterk de technologische ontwikkeling in de richting van nieuwe landbouwgewassen en -dieren die de agrobiodiversiteit versterken en de economische positie kunnen verbeteren. Versterk voorts de technologische ontwikkeling in de richting van verminderde afhankelijkheid van chemische inputs, energie en dieronvriendelijke productiemethoden.

  • Stimuleer streeksgewijs de opzet van landschapswinkels, waar de doelen van het groene grondbeheer worden geformuleerd tezamen met bewoners, waar arbeidsbemiddeling plaatsvindt voor natuurbeheer en landschapsonderhoud en waar het nieuwe stelsel van inkomensoverdrachten gekoppeld aan natuur- en milieuvriendelijke bedrijfsvoering wordt omgezet in adviezen, begeleiding en fiscale dienstverlening. De landschapswinkels kunnen een belangrijke rol spelen bij de uitwerking van gebiedscontracten en bij de begeleiding van landinrichting en beheerswijzigingen.

  • Zet, gebruik makend van de ervaringen met de melkquotering, quoteringssystemen in bij (dreigende) overproductie. Quoteringsrechten dienen in beginsel gekoppeld te zijn aan het eigendom en het gebruik van de grond.

  • Stel aan de niet grondgebonden landbouw dezelfde eisen als aan industriële ondernemingen wat betreft milieu, welzijn, arbeidsomstandigheden en ruimtelijke inpassing.

  • Stimuleer de toevoer van kapitaal van buiten het platteland door onder meer fiscale stimulering van groen beleggen (inclusief overgangsvormen naar duurzame landbouw en natuurontwikkeling), door vormen van mede-eigendom en medegebruik van het platte.land en door vormen van spaarsystemen (eco-smiles) voor producten uit de duurzame land.- en bosbouw.

    Meten is weten

Herijk de informatiestromen die nu de besluitvorming bij ondernemers, overheden en organisaties beïnvloeden. Zorg ervoor dat informatie over de vier kapitaalvoorraden bij elk besluit in beginsel beschikbaar is en zorg er tevens voor dat besluitvorming in die zin wordt verantwoord.

Een groene-grondindex bevat de informatie over het natuurlijk kapitaal dat de grond vertegenwoordigt. Milieukwaliteit en biodiversiteit zijn hierin de belangrijkste aspecten. Met een Agro-Duurzaam-Index wordt de mate van duurzaamheid van de agrarische productie beschreven. In de index worden opgenomen biodiversiteit, energie-efficiëntie grondstoffenefficiëntie, milieukwaliteit en ecologische voetafdruk.

Werkgroep De Zeeuw:
P/a Minervaplein 6 hs, 1077 TN Amsterdam, tel: 020-6764246, fax: 020-6757146
Voor verdere informatie:

IMSA Amsterdam
Van Eeghenstraat 77, 1071 EX Amsterdam, tel: 020-5787600, fax: 020-6622336,
e-mail: info@imsa.nl

Voor bestelling van het rapport:
F. 28,50 incl. portokosten naar SNS Bank, rek. nr. 635033771,
t.n.v. IMSA Amsterdam, o.v.v. 'rapport Aartse Landbouw'.