Henry George en Edward Bellamy waren twee econmen die een basisinkomen voor iedereen bepleitten

Grondwaarde van Allen en dus voor allen

Grondvest . . . SDN Henry George <=====> SDN . . . Bellamy . . . GB Institute

Lang voor er mensen waren bestond de aarde met al haar goede gaven

Member of the 'council of Georgist Organisation' - New York

GRONDVEST

Uit Grondvest 4e kw. '99

Grondwaarde van Allen en dus voor allen

Lang voor er mensen waren bestond de aarde met al haar goede gaven. Later gingen de mensen de aarde bevolken en ze maakten een goed gebruik van die natuurgaven.

Het gebruik van het verstand en het benutten van de aardse schatten en de natuurlijke groeikracht stelden ons in staat te overleven en het leven te veraangenamen. Daarnaast vond evenwel een ontwikkeling plaats waarbij de ene mens de andere ging overheersen. Dat heersen over anderen werd meestal veroorzaakt doordat de 'de kunnende' (de koning) de lopende zaken en het recht regelde.

Om hun aanzien te vergroten en hun macht te handhaven begonnen de diverse koningen elkaar te bestrijden. Zo'n strijd vond soms plaats met huurlingen. Als dan, na geleverde strijd, de legers ontbonden werden zetten de afgedankte strijders 'de krijg' voort op eigen gelegenheid. Om aan aldus ontstane wantoestanden een eind te maken werd, met financiële hulp van de bewoners, een staand leger opgericht. Liever dan te worden geplunderd en vermoord betaalde men een bijdrage in de kosten van een leger om orde en rust te handhaven. Dat was het begin van de belastingheffing.

    Belastingheffing is verouderd

Belastingheffing, evenals tolheffing, kan worden beschouwd als een instelling uit de middeleeuwen en zoals de gilden zijn ontbonden en de tolheffing is afgeschaft, dienen ook de belastingen opgeheven te worden. Uitvindingen en toenemende industrialisatie voerden de aardbewoners naar stedelijke gebieden. Arbeid, ook die van geslachten voor ons, uitvindingen en arbeidsdeling ballen zich samen in de waarde van de grond. Deze ontwikkeling is een natuurlijk proces, de stijgende liggingswaarde van percelen op gemeentelijk grondgebied. Het leven in grote concentraties gaat gepaard met grote gemeenschappelijke onkosten. Daartegenover staat een zeer groot gemeenschappelijk inkomen indien het gemeentelijk grondgebied verhuurd wordt aan de gebruikers.

Welnu, alle burgers van de gemeente hebben een stukje grond nodig zowel om te wonen als om te kunnen werken. De liggingswaarde van al die percelen wordt reeds nu door ons burgers tot stand gebracht en bekostigd. In de huur van onze woning is een bedrag begrepen voor de liggingswaarde, louter voor het benutten van dat plekje. Maar ook onze dagelijkse aankopen bevatten een bedrag voor de liggingswaarde van de zaak waar we onze aankopen verrichten, en bovendien voor de grondpercelen, waarop de producten (met al hun vaak samengestelde onderdelen) vervaardigd zijn.

    Consumenten betalen dubbel

Zowel in de huur als begrepen in de koopprijs van al onze bestedingen, betalen de burgers een enorm bedrag voor het privé benutten van het gemeentelijk grondgebied. Dat bedrag wordt voor een gemeente als Den Haag met 460.000 inwoners geschat op 1000 miljoen per jaar. Het is ruimschoots voldoende om alle huidige kosten van de gemeenschap te dekken. Maar tóch moeten we, omdat het niet door ons wordt geïncasseerd, belasting betalen en wel vrijwel een zelfde bedrag. U betaalt dus één keer te veel!

Om hierin verandering te brengen mag u niets verwachten van bestaande instellingen of van de overheid. U bent geheel aangewezen op uw medeburgers. Daarom moeten de burgers ongeacht hun politieke of religieuze overtuiging een eenheid vormen. Zij worden allen dubbel gepakt als belasting betalende consumenten. Wat is daaraan te doen? Tot ons geluk is het kadaster in staat ons kaarten te leveren waarop we voor elk plekje de jaarlijks af te dragen huurwaarde kunnen intekenen.

Die huurwaarde, die voor elke plek verschillend is, ontstaat spontaan in het maatschappelijk verkeer en mag niet autoritair of eigenmachtig worden vastgesteld of opgelegd. Bij het huren van een plek om te werken, b.v. om een winkel te exploiteren, wordt de op te brengen jaarhuur door de consumenten, de burgers betaald en door de winkelier aan de gemeente, aan de burgers, afgedragen. Bij huur van een plek om te wonen is het gebruiksrecht van de benodigde plek eveneens voor rekening van de burgers. Die burger is als zodanig zélf veroorzaker van de liggingswaarde en brengt via huur en aankopen zélf die liggingswaarde op.

    Belasting kan overbodig worden

Het enorme bedrag aan inkomsten voor de gemeente, voor de burgers, is ruim voldoende om de onkosten die een gemeenschap nu eenmaal met zich brengt, te dekken. Belasting betalen is daarmee dan overbodig geworden. Als eenmaal is vastgesteld en ingetekend in de kadastrale kaarten hoeveel per jaar moet worden afgedragen voor het grondgebruik, kan de ondernemer gaan afwegen wat voor zijn bedrijf en voor zijn klanten het beste is: belasting blijven betalen of grondrecht gaan afdragen.

Een groot voordeel is, dat er geen grond braak blijft liggen in afwachting van stijgende grondprijzen. Immers, als de liggingswaarde toeneemt komt dat tot uitdrukking in de stijgende huurwaarde, maar de handel in grond is dan uitgeschakeld. Zo kan ook iemand die krotten exploiteert die hoge huur voor de grond slechts afdragen als er een behoorlijke bebouwing is. Zo wordt de huisjesmelker uitgeschakeld!

Wat deze oplossing betekent voor de handel is bijna niet te geloven. Als de kosten van de gemeenschap worden opgebracht door de burgers en zij zich belastingbetaling kunnen besparen, zal een geweldige druk van het economisch leven worden afgewenteld. Daarom is het van belang dat ook alle middenstanders zich gaan verdiepen in de mogelijkheden om dan samen met anderen hun schouders te zetten onder de grote grond-omwenteling.

    Een andere weg

Wie de les van de geschiedenis begrepen heeft, weet waarop alle pogingen zijn stuk gelopen om een rechtvaardiger basis te scheppen voor de gemeenschap. Geen enkele organisatie die voor haar bestaan afhankelijk is van de overheid, zal aan die overheid een bindende rechtsorde kunnen opleggen. De vernieuwing van het maatschappelijk bestel zal moeten worden toevertrouwd aan een instelling die werkelijk gezag heeft, juist doordat ze niet door de overheid is opgericht en dan ook niet door de overheid gesubsidieerd mag worden.

De nieuwe rechtsorde is de zaak voor alle burgers, de consumenten. Het gaat om de mensen zelf en niet om de overheid. De mens bestaat niet dank zij de overheid, maar de overheid bestaat dank zij de mensen, de burgers. Geen mondiaal probleem kan worden opgelost als niet eerst de gemeentelijke door de eigen burgers zullen zijn opgelost. Met het overwinnen van gemeentelijke problemen is tevens de grondslag gelegd voor het oplossen van mondiale problemen.

Uit Grondvest 1e kw. 1980 Erfpacht, schipperen tussen ideaal en haalbaarheid door drs H.G. Schotman, wetenschappelijk medewerker afd. Bedrijfskunde, TH Eindhoven.

Blote eigendom van grond wordt al eeuwen zwaar bekritiseerd en toch is het nog steeds verreweg de meest voorkomende vorm van grondbezit. De ideaaltypische tegenpool is het collectief bezit en gebruik van grond. Op de schaal tussen deze twee extremen vinden we erfpacht, de vorm waarbij de grond collectief bezit 1) is, doch het gebruiksrecht individueel bezit vormt. De vraag die men kan stellen luidt dan ook: warm is de blote eigendom toch zo'n taai leven beschoren?

Hieronder zal ik mijn persoonlijke visie op die hardnekkigheid geven. Gaan we een eindje terug in de geschiedenis, dan zien we dat de Markenwet van 1886 bepaalde dat iedere gerechtigde in een marke (collectief grondbezit) de verdeling van de eronder ressorterende gronden kon vorderen. Dit had het (gewenste) gevolg dat de taaie resten van gemeenschappelijk grondbezit binnen korte tijd vrijwel volledig werden weggevaagd. Uit de Handelingen van de Staten Generaal 1881 - 1882 (bijlage nr.163, 7 mei 1882) lezen we het waarom van deze wijziging van de Markenwet.

Samengevat zegt de memorie van toelichting dat zowel de ontwikkeling van de landbouw (ontginning) als de vermeerdering van de algemene welvaart (grotere inspanning) verdeling van het gemeenschappelijk bezit noodzakelijk maakte. Het achterblijven van die verdeling overeenkomstig de toen vigerende Markenwet werd geweten aan de gezamenlijk te dragen proceskosten en de eveneens gezamenlijk te dragen kosten van de (verplichte) aanleg van wegen. Over de waardebepaling van grond werd - honderd jaar geleden - opgemerkt dat het noch wenselijk noch mogelijk was die in bijzonderheden te regelen en dat dit aan de rechter-commissaris moest worden overgelaten op basis van aard en ligging.

    Grondeigendom is macht

Blijkbaar was men tot de conclusie gekomen dat de emotionele binding van individuen en een "eigen" stukje grond leidde tot een zorgvuldig beheer daarvan en motiveerde om grotere verbeteringsinspanningen te leveren. Recente krantenberichten melden overigens dat collectief grondbezit in Tanzania en de Sovjet-Unie gepaard gaat met een gebrekkige motivatie om inspanningen te leveren.

Grondeigendom heeft een grote- en motiverende emotionele waarde: Cervantes verhaalt hoe Don Quichot de medewerking van Sancho Panza weet te verwerven door hem het beheer van landerijen in het vooruitzicht te stellen. John Steinbeck beschrijft in "Of Mice and Men" het dagdromen van seizoenwerkers en landlopers over "een eigen stukje grond". En, bovendien, als we niet ziende blind en horende doof willen zijn, moeten we constateren dat woningen die in eigendom zijn van de bewoners, aanmerkelijk zorgvuldiger worden beheerd dan indien een "ander" de eigenaar is. Waarom dan al die drukte over dat privé eigendom? Ik denk dat de machtspositie, die grondeigendom in feite met zich brengt en die tot grote materiële welvaartsverschillen aanleiding kan geven, botst met de dieperliggende gevoelens van rechtvaardigheid bij een (groeiend?) aantal mensen.

    Vrijheid niet nodeloos aantasten

Welbeschouwd is het toch te gek om los te lopen dat een aantal personen zich een hoog inkomen weet toe te eigenen door het eigendomsrecht op grond "uit te buiten". Hoe kunnen we nu de emotionele waarde van grond met de daaruit voortvloeiende zorgvuldige beheersing en inspanningsgeneigdheid handhaven, en tevens de nadelen van het privé bezit 1) elimineren? Collectief bezit blijkt alleen in Utopia gepaard te gaan met een zorgvuldig en rechtvaardig grondgebruik, de realiteit dwingt ons tot de conclusie dat niet alle individuen de kwalificatie wijs verdienen, zodat het ideaal voorshands onhaalbaar lijkt te zijn. Ik denk dat de oplossing gezocht moet worden in het verminderen van de uitbuitingsmogelijkheden door middel van juridische bepalingen (woningwet, wet RO, ontwerp wet stadsvernieuwing, enz.) én het afromen van de waardestijging 2) van grond ten behoeve van de gemeenschap door fiscale maatregelen 3). Het komt me voor dat slechts weinigen in het diepst van hun hart echt moeite zullen hebben met het wegbelasten 3) van de waardestijging van grond, mits dat maar geen schijnwinsten zijn en mits de vrijheid van grondgebruik niet nodeloos wordt aangetast.

    Geen doel maar middel!

Met een verstandig opgezet en omzichtig gehanteerd erfpachtstelsel kunnen beide vliegen in één klap worden geraakt, waarbij het omzichtig hanteren slaat op het niet meer dan strikt noodzakelijk hanteren van de privaatrechtelijke mogelijkheden van het erfpachtcontract. De weerstand tegen aantasting van het eigendomsrecht van grond kan mijns inziens worden verklaard door de angst die bij eigenaren leeft voor het nodeloos verminderen van de gebruiksmogelijkheden (aantasting van de vrijheid en dus van de emotionele waarde), angst voor het belasten van schijnwinsten en angst voor het verminderen van de zekerheid die ze nu aan "hun" grond menen te kunnen ontlenen.

Pragmatici zullen bedenkingen tegen collectivisering van grond omdat een zorgvuldig beheer daarmee niet blijkt te zijn gediend. Ik krijg de indruk dat de angst van grondeigenaren wordt gevoed door uitspraken van die wereldverbeteraars die collectivisering als doel in plaats van als middel voor een beter en rechtvaardiger grondgebruik beschouwen. Wélk probleem willen we trouwens oplossen en kan dat niet op een andere manier? Wellicht is redelijk overleg met wederzijds begrip een effectievere methode om tot een stap voor stap verbetering te komen.

Noten van de eindredacteur:

  1. lees eigendom i.p.v. bezit;
  2. niet slechts toekomstige waardestijgingen maar alle reeds gestegen waarde dient geresocialiseerd te worden;
  3. het fiscaal wegbelasten berust op de denkfout, dat het te belasten object (liggingswaarde) privé- eigendom zou mogen zijn (of blijven).


Uit Grondvest 2e kw.1980
Grondrecht voor iedereen

door Ir Jan J. Pot

De directeur van de sociale dienst in Rotterdam, mevrouw drs. C.L. Dales, bepleit in het Algemeen Dagblad van 1/4/'80:"een minimum loon voor iedereen" - of men nu werkt of niet. "De mensen die echt willen en ook kunnen werken gaan vanzelf aan de slag om er bij te verdienen als zij met die vaste basisuitkering niet tevreden zijn". "Je bent in één klap van alle controle af". Mevr. Dales vindt het maar gek dat een reusachtig aantal mensen - veertig duizend ! - van haar administratie een minimum "loon" krijgt, met het beding dat zij niet mogen werken - terwijl haar achthonderd ambtenaren vaak voor datzelfde inkomen een forse prestatie moeten leveren. Is dat maatschappelijk niet heel gek? Vraagt zij zich af. Voorts merkt zij op: "Het arbeidsloos inkomen is toch allang een maatschappelijk feit in Nederland, zoals bijvoorbeeld bij het afvloeien van mensen achter in de vijftig, bij de AOW, enz. (bv. WAO, kinderbijslag, bijstand)". Maar het past niet in onze systematiek van denken, waarin een uitkering iets volmaakt anders is dan inkomen uit loon". Er dient een taboe te worden doorbroken. Tot zover het A.D.

    Motivering

Het gevolg van ergernis over de gelegaliseerde rooftocht, genaamd 'belasting', was voor mij indertijd aanleiding om aandacht te schenken aan de gaven der natuur als erfdeel der mensheid - thans door mij geschat op een jaarlijks vergelijkbaar met het zogenaamde 'minimum loon' - te innen als 'grondrecht', dat is het gebruiksrecht voor het gebruik maken van grond (pacht, canon). De procedure is bekend en wordt reeds elders toegepast (Denemarken bv.) en wordt door de Stichting Grondvest voor Nederland bestudeerd.

Ik om dus met het liberale idee: "het product is van de maker", maar probeer de liberaal aan het verstand te brengen dat natuurgaven niet door mensenhanden gemaakt zijn, zodat olie gas en ook grond als consequentie van diezelfde liberale filosofie nimmer persoonlijk eigendom kunnen zijn. Onze wetgeving is in deze dus fout, met alle desastreuze maatschappelijke en economische gevolgen van dien. "Wie meer wil verdienen moet dat zelf weten zegt mw Dales maar het mag toch niet de bedoeling zijn hem dit weer af te pakken om aan anderen uit te delen!

    Grondrecht

Op deze grondslag heb ik geen moeilijkheden met de opmerking: "Het past niet in onze systematiek van denken, waarin een uitkering iets volmaakt anders is dan inkomen uit loon". "Een uitkering" staat er. In de betekenis van aalmoes, de bedeling, het geld van een ander. Genoodzaakt zijn om barmhartigheid aan te nemen, omdat…. ja, waarom ? Omdat onze maatschappij ontwricht is, zodanig, dat er voor velen "geen plaats" meer is. Die onbarmhartigheid tracht man op te vangen met barmhartigheid… zónder eerst de fout uit het systeem te halen !

Iemands grondrecht is echter heel iets anders. "De aarde en haar volheid is der mensenkinderen gegeven". Eén vijftien miljoenste van het Nederlandse deel hiervan is het aan een iedere toekomende deel, zijn 'grondrecht'. - Maar wáár is dit in Nederland gebleven, door welke machinaties is dat afgetapt en verloren gegaan? Ik wil mij een burger van mijn vaderland weten door mijn deel als geboorterecht op mijn giro te ontvangen. Dat is mijn GRONDRECHT, Dat is mijn deel van de gaven der natuur, van de aarde en haar volheid, waarzonder ik niet leven kan. En waar ik niemand mee lastig val of mee benadeel!

    Gevolgen

Het is nu eenmaal zo dat men eerst vraagt: hoe kan dat verwezenlijkt worden ? Behalve de aanduiding 'door grondrecht-inning door middel van het Somerssysteem met grondrechtkaarten', moge hier verwezen worden - behalve naar de literatuur - vooral naar de praktijkvoorbeelden elders. Hierboven werd echter slechts de aandacht gevraagd voor de gevolgen. Er werd gefantaseerd over wegvallen van controle, van profiteurs, van administratie (grondrecht kan per computer volautomatisch geïnd en uitgekeerd worden).

Belangrijker is echter dat het alleen al in Rotterdam aan 40.000 mensen niet langer verboden zal zijn om te werken. Welk een levensvreugde, welk een mensverheffing! De moraal wordt niet langer op de proef gesteld omdat er niets meer te ontduiken valt. Stel je eens voor dat elke Nederlander zijn grondrecht zou ontvangen waarmee zijn bestaan gewaarborgd is en waarmee hij de vrijheid verkrijgt om te werken……… het is onvoorstelbaar hoe er dan gewerkt zou worden! En let ook eens op de verhouding tussen werkgever en werknemer: geen enkele werknemer is meer 'afhankelijk' van een werkgever, en geen enkele werkgever heeft meer 'macht' over de werknemer!

Geen subsidies meer nodig voor de bodemloze put van een overbodig bedrijf "vanwege de werkgelegenheid" Hetgeen een verkapte werklozensteun genoemd zou kunnen worden. Het is aan de deskundigen te onderzoeken hoezeer de productie, en daarmee de welvaart kwantitatief, maar ook kwalitatief zou toenemen - een toename welke via dat grondrecht aan allen gelijkelijk ten goede komt!

Het allerbelangrijkste zal tenslotte zijn de uitgesproken verbetering van het morele klimaat, als gevolg van de gelijke verdeling van het grondrecht en het wegvallen van mogelijkheden van fraude en ontduiking.


Uit Grondvest 3e kw.1980
Waarde aan grond gehecht

door Siebe Sevenster

Heel gewoon is te zeggen: 'daar hecht ik waarde aan'. Dit kan materiële zaken betreffen maar ook beginselen en denkbeelden. Grond en waarde van grond zijn meetbaar. Veelal wordt aan het gebruiksrecht van grond grote waarde gehecht. Bijvoorbeeld om er een woning op te bouwen. Die grond moet dan liefst wel 'gunstig gelegen" zijn. Er is ook veel grond op de wereld waar niemand waarde aan toekent. Hieruit volgt, dat het niet zozeer de grond zelf is waaraan waarde kleeft, maar eerder aan de plek waar die grond gelegen is. Vandaar dat we spreken van "liggingswaarde". En het zijn mensen die deze waarde toekennen.

Vanuit de mensen gezien hechten zich verschillende waarden aan verschillende grondstukken. Ook komt het voor dat, ofschoon wel in gebruik, de betreffende grond voor dat doel geen extra waarde heeft. Wij spreken dan van een marginale toestand, een situatie op de grens van het mogelijke, zoals een boerenbedrijf op arme grond of een winkeltje aan de stadsrand. De werkers in zulke bedrijven kunnen doorwerken als hun beloning van dezelfde orde is als die van werkers elders. Omgekeerd verdienen werkers in gunstiger gesitueerde bedrijven in doorsnee niet meer dan werkers in de marge. Het marktmechanisme is hierbij doorslaggevend.

    Gelijkheid in het marginale

Toch is onder die omstandigheden de opbrengst van hun arbeid meer of minder hoog dan onder marginale omstandigheden. En die meerdere waarde vinden we terug in de waarde van de grondstukken. Die over allen te verdelen waarden geven aan de werkers en ondernemers onder zeer verschillende omstandigheden toch gelijke kansen voor zich en anderen in hun levensonderhoud te voorzien.

De waarde aan grond gehecht is op haar beurt gelijk aan de waarde van de meerdere productie, die tot stand kwam door de inspanning van arbeid en gespaarde arbeid, d.w.z. van kapitaal. Zo zien we dus: allen werken voor een marginale beloning, terwijl de waarde van het meerdere zich hecht aan de grond. Het functioneert even onontkoombaar als de zwaartekracht. De eerste kennismaking met dit verschijnsel kan weerzin wekken. Het is diep frustrerend, dat arbeid en kapitaal delen van de opbrengst van hun inspanning verliezen aan 'de dode grond'.

    Gelijkheid in het boven-marginale

De universele weg om deze sociale waarde aan werkers en spaarders ten goede te laten komen loopt via de samenleving, vertegenwoordigd door de overheid. Deze moet de aan de grond gehechte waarden innen ten bate van alle leden van de samenleving. Allen ontvangen dan een gelijk deel waardoor het evenwicht zich herstelt. Het onrecht in de bestaande economische orde is, dat dit evenwicht niet tot stand kan komen. Dit heeft ingrijpende gevolgen. Arbeid en kapitaal zijn niet in staat bóven de marge zelf terug te kopen. De consumptie is kleiner dan de productie. Economen noemen dit 'onderbesteding' of 'overproductie'. Dit veroorzaakt grote aantallen werkers zonder werk. Er is een sociale maatregel notie om die zeer scheve verhoudingen recht te trekken. De gemeenschap moet dit bewerkstelligen. Het is immers de gemeenschap die de grondwaarden doet ontstaan.

Dan is het ook de opdracht van de gemeenschap te bewerken, dat die waarden aan álle leden ten goede komen. 'Grondvest' spant zich in om steeds meer mensen bewust te maken van de betekenis van deze sociale grondslag.

Uit Grondvest 4e kw. 1980

    Eigendoms-begrip

door Ir. Jan J. Pot

De oorspronkelijke natuur was voor de primitieve mens ruim genoeg. Met het persoonlijke gebruiken van grond en natuurgaven stoorde men niemand en deed men niemand tekort. Het begrip 'persoonlijk eigendom' was bij hem niet van toepassing op grond. Indianen en andere oude volken spreken thans nog van 'Moeder Aarde' en wij spreken uit gewoonte, over ons 'Vaderland 'De ene mens is nu eenmaal sterker dan de andere en dit leidde tot machts- en gezagsverhoudingen. Men aanvaardde- doorgaans economisch daartoe gedwongen - de heerschappij van kasteelheren, graven, baronnen, koningen en keizers. En daarmee het heersen van zo'n heerschap over een gemeenschappelijk grondgebied. Zo ontstond zeggenschap over het grondgebied door het heersende staatshoofd, alsook door zijn gunstelingen die hij met grond bedeelde. Zo ongeveer moet het eigendomsbegrip over grond zijn ontstaan.

Het is begrijpelijk, dat met het toenemen van de bevolking deze gezagsverhoudingen tot wantoestanden leidden. Zo ontstond in de tijd van de latere filosofen, onder wie Kant en Locke, het idee dat de mensen die met medemensen samen moeten leven, eigenlijk geacht moeten een 'sociaal contract' te hebben gesloten. Wat de bescherming van de persoon betreft werd gesteld, dat het persoonlijk eigendom moest worden geëerbiedigd.

Daarmee ging het sociale contract voorbij aan het sociale karakter van grond zoals die van nature aan allen is gegeven. Dat sociale contract mag dan wel het gevolg zijn van een mooie gedachte, maar het bevestigt wel het antisociale karakter van grondeigendom. En daarmee werd het overgrote deel van de mensheid onterfd van haar levensnoodzakelijke 'Moeder Aarde' of haar 'Vaderland' en werd aan de verhouding tussen arm en rijk niets veranderd. Het was al mooi, dat beide groepen geacht werden 'gelijk te zijn' voor de wet.

    Afhankelijk

Door de bestaande eigendomsverhoudingen wettelijk te beschermen, werd tevens de macht (inclusief de wetgevende macht) van de (grond)bezittende klasse beschermd. Kant erkende niet-eigenaars niet als volwaardige burgers wegens hun 'afhankelijkheid' en kende hun geen stemrecht toe. Terwijl Kant de persoonlijke toe-eigening rechtvaardigde op de zogenaamde 'eerste inbezitneming', dachten Locke en vele anderen deze te moeten baseren op persoonlijke arbeid. 'Henry George, Blackstone, Jefferson, Lincoln, Tolstoi, Dove, Lock, Paine, Spencer, Carlyle, John Stuart Mill en anderen hielden staande, dat niemand natuurlijk recht heeft iets te bezitten, dat niet door zijn arbeid en zijn kapitaal is voortgebracht. Als dit waar is, kan niemand rechtmatig land bezitten.' (Grant in 'Henry George News' d.d. 06-50).

    De mens is van zichzelf

Prof. Dr. F. Schelten zegt het in 'Rechtsfilosofie en Rechtstheorie' ( 1977 - nr. 2) als volgt:

    'In den beginne heeft God de wereld gegeven aan alle mensen. Dit betekent: heel was van iedereen of van niemand. De vraag is , hoe uit die begin-toestand privé-eigendom kan ontstaan. Dit gebeurde door de arbeid. Elke mens is de onbetwiste eigenaar van zichzelf en van zijn eigen werkkracht. De dingen nu, waarin hij zijn eigen werkkracht investeert, worden daardoor 'de zijne': de arbeider legt als het ware zichzelf neer in het bewerkte materiaal.

    Datgene nu, waarin hij aldus zijn eigen werkkracht heeft geïnvesteerd, wordt daardoor aan de toestand van de oorspronkelijke gemeenschappelijkheid (of het nog aan niemand toebehoren) onttrokken en eigendom van de bewerker. Geen enkele inspanning van de anderen is daartoe vereist. Die toe-eigening is echter niet onbeperkt: enkel zulk een kwantiteit van goederen mag men in eigendom nemen, als men kan gebruiken vooraleer ze bederven. Ditzelfde beginsel past Locke ook toe op grondbezit. Door de bewerking van grondbezit. Door de bewerking van grond wordt deze tot eigendom en men kan zoveel grond als eigendom nemen als men kan bewerken. Niemand zal daardoor benadeeld worden, aangezien er grond genoeg voorhanden is.'

De mensen werden in die tijd desondanks geprogrammeerd met de gedachte: 'door de bewerking van de grond wordt deze tot eigendom'. De gedachtewereld van de settlers die in Amerika naar het Westen trokken was op dezelfde manier geprogrammeerd. Thans vinden wij dit denkpatroon terug bij de Arabieren en vele anderen als zij olie, die zij boven de grond halen, als hun 'eigendom' beschouwen. Volgens bovenstaand citaat begon Locke met te zeggen: heel de wereld was van iedereen of van niemand. Het loont de moeite er eerst eens over na te denken wat dit kan betekenen. 'Van iedereen' werd gezegd door de primitieven, de indianen bijvoorbeeld. 'Van niemand' wordt gezegd door de settlers en Arabieren omdat er geen notarieel eigendombewijs is, reden waarom ze het voor zich persoonlijk nemen.

Het eerste is een 'natuurlijke zaak', het tweede heeft geleid tot de menselijke wetgeving waarvan wij hierboven de kwalijke gevolgen aan de kaak stelden. In het eerste gaval: als iemand een stuk grond in handen wil hebben om zijn persoonlijke arbeid op aan te wenden, dan zal hij toch eerst toestemming 'van iedereen' moeten hebben, althans van hun overheid. En als de leden van de maatschappij die grond van waarde achten, zullen zij daarvoor een betaling vragen! Pas daarna is de grond of de olie en het met de daarop aangewende arbeid verkregen product, te verantwoorden als persoonlijk eigendom. Zoals Kant zei: ' om iets rechtmatig te mogen bewerken, moet het al het mijne zijn'.

    Grond en delfstoffen

Een aan de staat te betalen royalty voor een winningsvergunning voor delfstoffen zou een voorbeeld moeten zijn voor een aan de overheid te betalen pacht, canon of grondrecht voor het gebruik maken van grond in het algemeen. Zolang er in de oudheid een zodanige overvloed was dat de prijs van natuurgaven op nul gesteld kon worden, kan men 'persoonlijk eigendom' door 'eerste inbezitneming' begrijpen en billijken, maar zodra er schaarste - en daardoor prijsvorming - optreedt kan en mag dit niet meer opgaan.


Uit Grondvest 1e kw. 1989
Grondrecht en milieu

door Wim Sweers

In het traditionele economisch denken, waartegen de Georgisten al meer dan een eeuw te hoop lopen, is geen plaats voor 'onmisbare levensvoorwaarden voor allen'. Het milieu. Toch is juist dat milieu het geheel van voor allen onmisbare condities om in leven te blijven. Het traditionele economische denken heeft slechts aandacht voor de behoeften van het systeem, de behoeften van 'de macht' het hart van de economie! Levensvoorwaarden zijn geen nastrevenswaardige economische producten; Maar machtsvergroting, winstvergroting of rentevermenigvuldiging zijn dat wel.

Als de gemeenschap aan de economie vraagt om bescherming van levensvoorwaarden, van milieu wordt maar al te gauw gedacht: "milieumaatregelen kosten winst en werkgelegenheid". Maar ook " milieubestedingen leiden naar een slechts geringe, te verwaarlozen verhoging van economische groei" (uitspraak van oud-milieuminister Winsemius in Het Capitool van 15.1.89). Om enige milieuverbetering te krijgen is verhoging van de begroting van het milieuministerie van zestiende miljard naar vier miljard gulden noodzakelijk aldus het Nationaal Milieu Beleidsplan. Veel te duur zegt de Centraal Economische Commissie en de wijze van financiering deugt niet.

Ook moet het beleid in overleg met de vervuilers worden gevoerd, volgens de C.E.C. 'Dom' van de milieuminister om de Nederlandse Milieubedervers Bedervers niet te laten meedenken. Milieu-economie is een onontwarbare knoop waarin zowel verdedigers van het milieu als pleiters voor de economie verstrikt zijn geraak en waarin beide partijen elkaar de keel dichtknijpen. De wurgende greep zal pas dan loslaten als beide partijen gestikt zijn. Het gangbare economisch denken kan dit zelfdodingsproces niet keren. Het Georgistisch economisch denken heeft juist een tegenovergestelde tendens. Uit dat denken ontstaat een ander economisch systeem dat het milieu niet bedreigt maar er een samenwerking mee aangaat. Georgistische economie heeft niet de neiging zichzelf te vernietigen, maar heeft de neiging zichzelf te laten groeien van minder goed naar beter.

    Waarom ondoelmatig?

Het gangbare economisch denken dat leidt tot een zichzelf vernietigend economisch systeem gaat uit van drie gelijkwaardige productiefactoren: grond-kapitaal-arbeid en het maakt geen verschil of de productie in een kapitalistische, communistische of theocentrische maatschappij plaats vindt. Er wordt ten onrecht vanuit gegaan dat de inbreng van de drie productiefactoren gelijkwaardig is en het tot stand gekomen product daarom ook gelijkmatig over de drie factoren moet worden verdeeld, te weten:

  • pacht voor grond
  • rente (winst) voor kapitaal
  • loon voor arbeid
behelst een wet die zichzelf om zeep helpt. Beschouwen we de drie richtingen productieverdeling in de tijd, dan zien we dat de drie richtingen verdeling een ingebouwd mechanisme heeft dat de drie deelstromen reduceert tot één grote hoofdstroom, nl de stroom van niet-bezitter naar bezitter die een spanning veroorzaakt die eindigt met een gigantisch calamiteit.

    Belasting werkt averechts

Om dit zelfvernietigingsproces tegen te gaan heeft de samenleving een sociaal-fiscaal systeem ontworpen dat belastingen int om een corrigerende en sturende overheid te financieren en dat sociale premies int om buiten de boot vallende ondernemers en arbeiders voor armoede te behoeden en het beschikbare arbeidspotentieel niet te verliezen.

Echter dit sociaal fiscaal instituut heeft ook een zelfvernietigingstendens in zich. Het haalt nl. een deel van de productenstroom, die relatief gedaald is, bij de factor arbeid weg d.m.v. premieheffing bij werkgever en werknemer. Ook door belastingheffing bij de factor arbeid wordt de productendeelstroom naar arbeid nogmaals gereduceerd. Deze reductie voegt zich weer bij de hoofdstroom (richting bezitter). De totale productie is ongewijzigd gebleven maar de factor arbeid is verzwakt en de factoren grond en kapitaal zijn versterkt. Dat verschijnsel wordt heel eufemistisch verhoging van de arbeidsproductiviteit genoemd. Of verlaging van de arbeidsintensiviteit: met minder arbeid meer producten maken. De grond- en kapitaalsproductiviteit is afgenomen en de grond- (lees milieu) en kapitaalsintensiviteit is toegenomen: d.w.z. voor de productie van dezelfde hoeveelheid behoeften bevredigingsmiddelen wordt meer natuur en kapitaal aangewend. Arbeid wordt vervangen door kapitaal; automatiseren, fuseren, schaalvergroten, robotiseren. Er ontstaat massaproductie en overproductie met veelafval en, veel aanwending van de factor natuur 'het Gegeven' dat zonder prijs bij 'grond' aanwezig is.

Voor de robot is de onderneming geen sociale afdracht schuldig, geen sociale premies en geen loonbelasting. De moderne economie of het traditionele economisch denken en de daaruit voortgekomen economische systemen kapitalisme en communisme, inclusief de daarop losgelaten sociaal-fiscale bijsturingssystemen, zijn zelfvernietigend. Zij vernielen de fundamenten van het gebouw waarin de menselijke beschaving gehuisvest is: Natuur en Arbeid.

    Natuur- en arbeideconomie van George

Georgistische economie heeft in tegenstelling tot de gangbare economie in plaats van een zelfvernietiginstendens een organistische groeitendens. Dit vloeit voort uit een andere ethische onderbouwing van het eigendomsrecht. Rechtmatige eigendom heeft bij George een andere ontstaansgrond dan bij zijn gedreven tegenpolen Adam Smith, Karl Marx en Paus Leo XIII.

Het eigendomsrecht bij George berust op de arbeidstheorie (John Locke 1689) De aarde met haar natuurgaven was van de gemeenschap en hoort aan de gemeenschap gemeenschapseigendom dus, terwijl het individuele eigendomsrecht een uitvloeisel is van hetgeen door arbeid is tot stand gebracht, omdat ieder recht heeft op eigen lichaam en daarmee op hetgeen door dat eigen lichaam is geproduceerd. Op alle geproduceerde rijkdom (gemaakte producten) rust het rechtmatige particuliere eigendom.

Bij Marx is alle 'kapitaal' eigendom van de gemeenschap, omdat rijkdom geproduceerd wordt door de gemeenschap Bij het kapitalisme (Adam Smith) en het niet socialistische deel van de Christenheid (Paus LEO XIII) vindt de rechtmatigheid van de eigendom zijn begin bij occupatie, die vervolgens aangevuld en versterkt wordt door de arbeid van de occupant.

Het occupatierecht van het kapitalistisch christelijk denken (in tegenstelling tot socialistisch christelijk) vindt zijn oorsprong in de Justiniaanse rechtsregel "res nullius cedit primo occupanti": (wat van niemand is valt hem ten deel, die er het eerst beslag op legt). In het eigendomsdenken (verkrijgen van rijkdom) van George was alleen plaats voor de arbeidstheorie. Alle rijkdom wordt volgens deze theorie verkregen door:

  1. het bewerken van
  2. de Gegeven Natuur.

Het economisch denken van George kent derhalve slechts twee productiefactoren die in het productieproces een ongelijkwaardige rol spelen, t.w.:

  • de passieve natuur en
  • de actieve arbeid.

Arbeid is de veroorzaker van rijkdom. Arbeidsproducten zijn het onvervreemare recht van de arbeider. Hij mag bepalen wat met het product gebeurt. Hij kan het consumeren, sparen, overdragen, legateren en vererven, onverplicht. Geen overheid of gemeenschap is gerechtigd van het arbeids product iets weg te nemen. De gemeenschap en/of de overheid ( dit zijn twee verschillende fenomenen) kunnen/moeten aanspraak maken op datgene wat ze zelf produceren. Als de gemeenschap een stad bouwt, ontstaat er verhoging van de waarde van de plek waarop de stad gebouwd is. Die waardeverhoging is het arbeidsproduct of eigendom van de gemeenschap. Als de overheid spoorwegen aanlegt of bruggen bouwt, stijgt de waarde van alle plekken die met spoor of brug beter bereikbaar worden. Die waardestijging is dus van de overheid. Gemeenschap en overheid hebben dus hun eigen bron van inkomen nl. hun eigen arbeid. Als zij daarvan gebruik maken, behoeven zij geen rechtmatig verkregen eigendom (arbeidsproducten) van anderen aan te tasten. Alle directe belastingen zijn hiermee in de georgistische ethiek onetisch, oneconomisch (zelfvernietigend), maar ook milieuvernietigend, omdat zij kapitaalintensiverend werken.

    De onzalige occupatietheorie en het milieu

De eigendomsethiek die het denken bepaalt van zowel klassieke als moderne economen, inclusief de eigendomsethiek van de 'rechtse kerken' (George's tijdgenoot Paus LEO XIII in Rerum Novarum), is gebaseerd op de occupatietheorie, het in bezit nemen van 'grond' (land, ruimte, water, lucht, grondstoffen, en in het verlengde daarvan informatie en communicatie). Hierbij wordt verondersteld dat eigendom zijn beging vindt daar waar geen gemeenschap is en veel grond die van niemand is. Deze theorie is onecht, omdat daar waar grond geprivatiseerd werd (geoccupeerd, in bezit genomen) wel gemeenschap was, maar geen 'beschaving'; de gemeenschap werd (en wordt ook nu nog) zelfs verjaagd. De landkolonisatie, het verdrijven van de oorspronkelijke gemeenschap door particuliere kolonisten, gaat anno 1989 nog door. Sterker nog, de kolonisatie door individuen of collectiviteiten van individuen, het verdrijven van de gemeenschap, de oorspronkelijke eigenaar van de natuur gaat ongeremd verder. De natuur, grond, ruimte, water, lucht en grondstoffen, maar ook de producten van natuur en arbeid. Men denke vooral aan kapitaal, informatie en communicatie, komen in handen van steeds minder mensen. Een relatief steeds kleiner aantal individuen van nu wordt steeds rijker, terwijl de gemeenschapvan nu en…… van morgen, en de natuur van nu en….van morgen steeds armer wordt.

    Natuurbehoud vraagt omkering van economisch systeem

Het Georgisme gaat evenals het kapitalisme uit van de onschatbare waarde van de private eigendom voor het goed functioneren van economie en samenleving. Ook binnen het communisme, te beginnen in China en nu ook zichtbaar in de Sovjet Unie, is de waardering voor de privé eigendom weer in opmars. Het Gorbatsjovisme gaat private eigendom van geproduceerde kapitaalgoederen erkennen, zelfs kapitalistische investeerders toelaten. Zoals bij omkering van beeld en beeld de dimensie 'links-rechts' in zijn tegendeel verandert en de dimensie 'boven onder' gelijk blijft, zo blijft bij de omkering van de 'geldeconomie' in zijn tegendeel 'natuureconomie', de niet omkeerbare dimensie van de private eigendom als het hart van de economie recht overeind.

    De maatschappelijke betekenis van de omkering

Voor de Nederlandse samenleving is het van het allergrootste balans, dat de milieuverslechtering een halt wordt toegeroepen. Bovendien moet de werkgelegenheid worden verruimd en het vastgelopen systeem van sociale zekerheid door een beter worden vervangen. Voorts moeten de financieringsproblemen van de overheid worden opgelost en er moet een bijdrage worden geleverd aan de vermindering van de afstand tussen armoede en rijkdom in de wereld.

Voor een samenleving, die voor zulke grote problemen staat, is de omkering van het sociaal-fiscale systeem van levensbelang: heffingen bij de input van de productiehuishoudingen (verbruik en vervuiling van grond, grondstoffen, water en lucht) en bij de output van de consumptiehuishoudingen heffingen op bestedingen die milieuvijandig zijn, op bovenmatig energieverbruik en milieuonvriendelijke en giftige producten.

De Nederlandse overheid financiert in de nieuwe situatie na de omkering zichzelf, haalt geen arbeidsproducten weg bij anderen, maar verlangt beloning voor haar eigen arbeid. Dit loon is gelijk aan de waarde die haar besturende arbeid toevoegt aan de waarde van de grond, de ruimte, maar ook de toegevoegde waarde van informatie en communicatie. Die waardetoevoeging is gigantisch, dus de beloning is ook gigantisch, en overschrijdt verre die van de begroting van minister Ruding. Echter de totale waardestijging van het wereldstukje Nederland is niet alleen toe te schrijven aan overheidsactiviteiten, maar ook aan activiteiten van de gemeenschapsleden. Zaak voor de sturende overheid om dat deel van de waardeaanwas te besteden aan behoeften van de samenleving bijvoorbeeld aan een basisinkomen. De factor arbeid ontvangt het gehele product van haar eigen activiteit. Het is steeds de doelmatige bedrijvigheid die beloning ontvangt, alle activiteiten van mensen die bijdragen tot het welbevinden van zoveel mogelijk mensen.

Werkgevers en werknemers zijn geen onderscheiden partijen meer met strijdige belangen. Werkgevers en werknemers vormen samen één partij, de factor arbeid. Zodra voor grond betaald is, zijn de door arbeid verkregen producten het rechtmatig eigendom van arbeid. Kapitaal heeft zich losgemaakt van 'grond' en is niets anders dan opgespaarde producten van arbeid. Grond verricht geen arbeid en ontvangt derhalve geen loon. Door grond los te koppelen van kapitaal en grondwaardestijging te koppelen aan de samenleving, is grond voorzien van een automatische piloot die altijd vliegt op de koers van het maatschappelijk nut zonder de invloed van de wilsact van een speculerende occupant. De waardestijging van de grond wordt bepaald door de gebruiker(s) en niet door de eigenaar en adspirant eigenaar. 'Grond' wordt doelmatiger, zuiniger, ecologisch gebruikt. Economische recessie of depressie vinden nergens een aanvangspunt.

    De directe betekenis van de omkering voor het milieu

Het is zeer somber gesteld met de toestand van het milieu in de wereld en in het bijzonder met het Nederlandse milieu en de effecten die goedbedoelde milieumaatregelen hebben op het milieu als ze genomen worden binnen het bestaande economische regiem. In de 'omgekeerde' economie echter gaat de gedachte 'milieumaatregelen kosten winst en werkgelegenheid' niet meer op. Zij maakt daar plaats voor de geachte: 'arbeid produceert milieu'.

In de gangbare economie wordt door de Nederlandse overheid zestiende procent (door de EEG eentiende procent) van de begroting voor milieuverbetering ingezet, voornamelijk technologie en materiaal en enige arbeid, tijdens de productie en na de productie (schoonmaken). De ingezette zestiende procent is zelf ook weer vervuilend en materiaalverbruikend, zodat aan het eind van de inzet de netto milieuwinst als ze in een cijfer is uit te drukken, geen zestiende procent is maar zeshonderdste procent.

De 'omgekeerde economie' maakt zonder exclusieve politieke wilsact of overheidsdwang van de zestiende procent een 120 voudige inzet, NL. 72% van de rijksbegroting of absoluut 80 miljard gulden, het 20-voudige van het al zeer progressieve voor van vier miljard gulden van het milieuministerie, waarvan de C.E.C. zegt dat hiervoor nimmer een politieke wil te vinden is. Waar komt die 80 miljard vandaan? 80 miljard is de vergroting van de factor arbeid als geen belasting wordt geheven van arbeidsproducten; geen occupatie meer door de overheid van rechtmatig verkregen private eigendom (rechtmatig verkregen deel van de natuur).

De arbeidproductiviteit halveert en de kapitaalsproductiviteit verdubbelt. De kapitaalsintensieve massaproductie met verbruik van veel grondstof, met veel afval daalt omgekeerd evenredig aan de arbeidsinzet; dus verhoging factor arbeid = verbetering milieu. In dit licht gezien valt het meningsverschil over de besteding van de economische ruimte, tussen Lubbers (besteden aan milieuverbetering) en De Korte (gebruiken voor belastingvermindering) uit in het voordeel van De Korte, mits deze de belastingvermindering beperkt tot arbeidproducten.

    Omkering medicijn voor zieke landbouw

Verdubbeling van de factor arbeid in de landbouw met een ongunstige energie- en mineralenbalans en een kwantitatief te hoog productieniveau ombouwen tot een milieuvriendelijk landbouw met een gunstige energie- en mineralenbalans en een kwalitatief hoger en kwantitatief lager productieniveau, zonder quotering van de productie en zonder verlaging, zelfs met verhoging van de inkomsten van de boer. Verdubbeling van de factor arbeid is nodig om bijvoorbeeld van een gangbaar traditioneel landbouwbedrijf een milieuvriendelijk landbouwbedrijf te maken dat aan de hoogste milieu-eisen en productkwaliteitseisen voldoet.

    Grondrecht en technische innovatie

Het ontwikkelen van nieuwe technologieen en systemen, die nodig zijn voor een wereldomvattende duurzame economie, waarin plaats is voor alle aardbewoners, kost zo veel, dat het private ondernemingen binnen het huidige economisch systeem niet uitnodigt aan zoiets te beginnen. Dergelijke grootschalige besparingsinnovaties (voornamelijk in de sfeer van informatie en communicatie) kosten weinig materiaal, maar zeer veel arbeid en creativiteit.

De omvang van de menselijke arbeid en creativiteit, die betaald moet worden voordat er sprake is van een eerste product (winst) is zo groot, dat een beroep moet worden gedaan op subsidies van de overheid. Bijvoorbeeld Philips en Siemens starten een groot ontwikkelingsproject, het zogenaamde megabit-project. Totale kosten ongeveer 700 miljoen gulden. De arbeidskosten maken 70% uit van het totaal ofwel 490 miljoen. De overheid wil hierin participeren (ten behoeve van de werkgelegenheid) met een subsidie van 40% ofwel 280 miljoen. Binnen het huidige sociaal economische systeem kost het project voor de onderneming dus 700 - 280 = 420 miljoen gulden.

In ons 'omgekeerde' systeem wordt geen loonbelasting en geen sociale premie ingehouden en afgedragen en heeft iedere werker al een basisinkomen voordat hij aan het project begint te werken. Deze kosten die de onderneming dan niet hoeft te maken zijn te schatten op ongeveer 80% van de oorspronkelijk begrote 490 miljoen Zodat nog ongeveer 20% of ongeveer 100 miljoen te betalen loonkosten overblijven. Totale kosten van het project voor de onderneming 210 miljoen kapitaalkosten en 100 miljoen loonkosten = 310 miljoen in plaats van 420 miljoen in het huidige systeem.

Een voordeel voor de onderneming van 110 miljoen, terwijl de overheid 280 miljoen subsidie in de zak houdt - ofwel haar financieringsprobleem met 280 miljoen ziet verminderen! En zonder hiervoor politiek krachttoeren te verrichten. Georgistische economie voor de jaren negentig: stof voor politieke economen en econometristen om over na te denken.