Henry George en Edward Bellamy waren twee econmen die een basisinkomen voor iedereen bepleitten

Redactioneel van Grondvest

Grondvest Henry George . . . . . SDN <=====> Bellamy . . . . . GB Institute

De EMU komt er en de euro zal kost wat kost ingevoerd worden


Grondvest Tweede kwartaal 1997


Van de redactie


    Met  Euro's en Uno's naar Eco's          (Wim Sweers)
    Waar is ons geld gebleven                (Gunter Hannich)

Uit nieuwsbrief basisinkomen:

    Basisinkomen, AOW en armoedebestrijding  (Saar Boerlage)
    Internet en de transactiebelasting       (Saar Boerlage)
    Basisinkomen: éérst principe en inning,
    dan pas vaststelling hoogte              (Paul E. Metz)
Van de redactie

De Eurotop Amsterdam is al weer achter rug. De EMU komt er en de euro zal kost wat kost ingevoerd worden. Onder druk van de 'Top van Onderop' is er enige aandacht gegeven aan het probleem van de werkloosheid, maar ook niet meer dan dat. Nog minder aandacht is er besteed aan de kwalijke gevolgen van een nog sterkere economische positie van Europa op de wereldmarkt: Nog meer productie ten koste van nog meer sociale en ecologische armoede. Is invoering van de euro een dure grap, die in het licht van de moderne ontwikkelingen een onbeduidende rol speelt? Of is zij misschien de katalysator die alternatieven tot ontwikkeling brengt voor sociaal en ecologisch herstel in Europa? In 'Met Euro's en Uno's naar Eco's' gaat Wim Sweers nog nader hierop in. Van Gunter Hannich is een artikel opgenomen 'Waar is ons geld gebleven'. Hierin wordt duidelijk op welke wijze ons geldsysteem cumulatie van rijkdom bij enkelen bewerkstelligt en grootscheepse sociale en ecologische armoede in de rest van de samenleving.

Uit de 'Nieuwsbrief' van de Vereniging voor het Basisinkomen zijn twee artikelen van Saar Boerlage overgenomen en 'n artikel van Paul Metz. Het eerste artikel van Saar Boerlage gaat over basisinkomen als een betaalbare armoedebestrijder en het tweede artikel is een pleidooi om ons huidige arbeid belastende fiscale systeem te vervangen door 'transactiebelasting' omdat in de aanstormende 'Internet-economie' het bestaande fiscale systeem buiten spel komt te staan.

Paul Metz (evenals Grondvest) pleitbezorger van het 'onvoorwaardelijk Basis-Inkomen, wil allereerst een politieke discussie over het principe en de inning en pas daarna besluitvorming over hoogte en wijze van invoering. In het volgende Grondvestnummer zal nader aandacht worden besteed aan een 'wereld-vraageconomie'. Hoe kunnen we de bestaande eindige en verspillende aanbodeconomie ombouwen tot een leven ondersteunende duurzame economie die tegemoet komt aan de behoeften van mens en natuur. Hoe komen we tot een eerlijke verdeling van de productiviteit van de aarde over de huidige en toekomstige generaties? Er worden vele hoopvolle initiatieven ontwikkeld, die helaas door de huidige machthebbers en beleidsmakers nog niet worden geaccepteerd. De wereld wordt wakker, maar de beleidsmakers willen niet gewekt worden!



Met Euro's naar Uno's en Eco's

door: Wim Sweers Wat kunnen de gevolgen zijn van het gebruik van een sterke 'homogene munt' in een groot 'niet homogeen' economisch gebied (het Europa van de EMU)? Naarmate het gebied waar de munt geldt groter is en het aantal regio's met verschillende kwaliteit van bedrijvigheid en welvaart talrijker, zal de geld en goederenstroom van de zwakke regio's naar de sterke regio's toenemen. Of met andere woorden, de rijkdom stroomt van de zwakke locatie naar de sterke locatie. De zwakke locaties zullen roepen om lokaal geld en bij de onmogelijkheid van het produceren ervan, zinnen op het ontwikkelen van geldloze lokale economische transactiesystemen die voork˘men dat lokale inspanningen niet wegstromen naar elders.

Hoe belangrijk lokaal geld is voor economisch zwakke locaties werd 'voor de oorlog' al aangetoond in de Oostenrijkse plaats Wörgl, waar het lokale geld zorgde voor een opbloei van de plaatselijke economie. Toen meer zwakke locaties het voorbeeld van Wörgl wilden volgen werd het experiment door de centrale bank en de landelijke overheid verboden omdat zij dachten door het lokale geld hun greep op de landelijke economie te zullen verliezen.

Dat lokaal geld helemaal geen bedreiging hoeft te zijn voor de landelijke munt en de landelijke overheid bewijst het al langer dan een eeuw bestaande lokale geld op het Engelse eiland Guernsey voor de Franse kust. Het lokale geld heeft het zeer arme eiland opgestuwd naar een welvarend eiland met een heel stabiele economie.

    Het Nederlandse piramidespel

Het gaat goed met de Nederlandse economie. Het Nederlandse economiemodel wordt aan de hele wereld ten voorbeeld gesteld. Gaat het ook goed met de Nederlanders? De financiële rendementen nemen toe. Economen en politici roepen dat de economie groeit en dat de werkgelegenheid (het aantal betaalde banen) toeneemt . Maar de arbeidsparticipatie neemt niet toe. Het werkloosheidscijfer blijft hetzelfde. Er wordt zo hard geroepen dat het goed gaat met de Nederlandse economie dat de argeloze burger zijn bescheiden en moeizaam gekweekte saldo van zijn spaarrekening gaat beleggen in Nederlandse aandelenfondsen . Zelfs het zojuist ontvangen vakantiegeld wordt snel in een Nederlands aandelenfonds gestort: "De koerswaarde zal immers in een jaar verdubbelen! Kun je in 1998 een echt royale vakantie houden!"

Er zullen waarschijnlijk geen rampen plaatsvinden zoals in Albanië. Maar het gejuich rond de Nederlandse economie en het gedrag van de kleine spaarders op de beurs heeft vele kenmerken van het vermaledijde piramidespel. De enkelen die al hadden belegd in Nederlandse aandelen voor dat de economische euforie begon hebben geluk. Wie later komt en zich heeft laten opjutten komt bedrogen uit en zal verzuchten: 'Waar is mijn geld gebleven? Gelukkig is er ook een tegenstroom in onze samenleving waar te nemen, die niet denkt in termen van financieel rendement en geldgroei. Maar in termen van welvaart en welzijn door wederzijdse dienstbaarheid: Zonder geld leven in welvaart!

Lokale handel en wandel brengt duurzaamheid dichterbij. Aktie Strohalm, de milieuclub die acties tegen milieuverarming koppelt aan acties tegen sociale armoede en de grote promotor is van Financiële Micro-Initiatieven (FMI's) in Nederland maakt in haar jongste kwartaalblad "Boven het Maaiveld" melding van de groei van de geldloze transactiesystemen: Barterkringen, Credit Unions, JAK banken en in het bijzonder LETS-systemen.

De LETS rijzen als paddestoelen uit de grond. In Nederland waren begin dit jaar reeds 65 systemen operationeel (producten en dienstenruil op consumentenniveau) Elders in Europa zijn veelal ruilkringen actief op producentenniveau, Credit Unions , maar ook JAK banken voor rentevrij sparen en lenen: van vitaal belang voor startende ondernemers. Met name de LETS-systemen zijn van groot belang in arme wijken van grote steden en in delen van het platteland. Zij brengen economisch en sociaal leven in de brouwerij en versterken het milieu. Voor 'Noppes' en 'Eco's'.



Uit de nieuwsbrief basisinkomen, nr. 19, maart 1997


door: Saar Boerlage

In talloze publicaties en op idem conferentie is het thema armoede tegenwoordig de hoofdschotel. Dat wek bij mij tevredenheid: er wordt nu tenminste over deze, voor een welvaartsstaat grote schande, gepraat. Maar ook ben ik tegelijkertijd woedend. Mijn kwaadheid betreft vooral drie aspecten:

  1. Armoede wordt gekoppeld aan niet actief zijn (achter de geraniums zitten) En daarmee wordt de 'schuld ' bij de slachtoffers gelegd en niet bij een overheidssysteem dat jaren op de uitkeringen heeft bezuinigd en dat tekort schiet als het gaat om eerlijke verdeling van betaald werk.

  2. Politici weigeren, uitgezonderd voor zover ik weet, de GroenLinksers, de achterstand die mensen met een minimumuitkering in een reeks van jaren hebben opgelopen, te niet te doen.

  3. armoedebestrijding moet passen in het paarse beleid.. Is er wellicht ook ter meerdere glorie van enige politici. Het is gericht op incidentele aanpassingen en niet op fundamentele wijzigingen in het systeem.

  4. Armoede en sociale activering.

Bij armoede denken ambtenaren, politici, maar ook de meeste woordvoerders uit de uitkeringssfeer niet aan 65 plussers of aan anderen die niet (meer) geschikt zijn om betaald werk te vinden. Het woord 'activering' staat centraal. Mensen moeten aan het (betaalde) werk geholpen worden, of scholing krijgen of (bij uitzondering en onder toezicht) vrijwilligers werk doen. Arbeidsbureaus en sociale diensten moeten deze sociale activering uitvoeren. Werk en scholing krijgen de nadruk. Daar worden miljarden guldens aan besteed. En als de sociale activering dan bij het inzetten van vrijwilligers belandt (meestal achteraan in boek of conferentieagenda), dan word ik zo mogelijk nog kwader, want dan blijken mensen taken toegeschoven te krijgen, zonder daar iets aan te kunnen verdienen. Veel waardering is voor de diverse vrijwilligsters en vrijwilligers, maar meer dan een vergoeding van f 5.- per dag kan er niet af.

Het idee, dat mensen in staat zijn zelf zinvol onbetaald werk te vinden en met behoud van de uitkering zo de eigen sociale activering zouden kunnen invullen wordt in sommige gemeenten geaccepteerd, maar voor de landelijke politiek is dit nog een station te ver. Zelfs Marcel van Dam wilde in het programma 'Het Lagerhuis' van 22 februari wel het debat aangaan over de vraag of vrouwen met kinderen tussen de 5 en 12 jaar verplicht zouden moeten blijven solliciteren, maar niet discussiëren over de meer principiële kanten aan de huidige sollicitatieplicht.

    5. 10% nu

Over de hoogte van de uitkeringen willen politici liever niet praten. Maar gelukkig gebeurt dat toch. Op menig congres mogen deelnemers stikkertjes plakken. En dan blijkt de hoogte van de uitkeringen, van de AOW, of van het bedrag dat studenten en kunstenaars krijgen, de meeste aandacht te hebben. Ik ga hier wat dieper in op de discussie over de AOW. Niet omdat anderen met een laag inkomen minder belangrijk zijn, maar omdat niet alles tegelijk aan de orde kan komen en de AOW (zie de eerdere AOW-stukken in de nieuwsbrieven van december 1993 en oktober 1995) met enige fantasie beschouwd kan worden als een basisinkomen voor 65 jarigen. In de ANBO (de grootste ouderenbond) wordt al enige tijd over het bedrag waarop een AOW-er aanspraak zou mogen maken gediscussieerd. Er zijn twee stromingen. De ene wil niet verder gaan dan 'maatwerk'. Dat houdt in, dat er verbeteringen worden voorgesteld ten aanzien van de bijzondere bijstand. Ook de extra vergoeding vanwege de hoge stookkosten hoort bij dit pakket. En er is uitgerekend, dat met name oudere alleenstaande vrouwen (met alleen een AOW-inkomen) in armoedige omstandigheden leven.

Het ANBO-hoofdbestuur (met een hoog paars gehalte) hoort tot deze stroming en bepleit bij de regering een maandelijkse toeslag voor deze vrouwen van 90 gulden. De andere stroming heeft uitgerekend wat de jaarlijkse ontkoppeling heeft veroorzaakt. Er is een achterstand van ruim 15% ontstaan. Men wil een welvaartsvaste AOW en verlangt een inhaalprocedure. Op het laatste ANBO-congres werd een motie aangenomen, waarin 15% verhoging geëist werd. Deze stroming heeft dus de meerderheid achter zich. Uit diverse publicaties kan men opmaken, dat de koopkracht achterstand van de mensen die uitsluitend op een AOW-inkomen zijn aangewezen nog meer dan de genoemde 15% is. Het hoofdbestuur van de ANBO gaat echter uit van 10% Ook in GroenLinks gaat men uit van 10%

Om pragmatische redenen zijn wij (ik ben lid van de Amsterdamse sociaal-economische commissie van de ANBO) nu voorlopig begonnen met een inhaalactie van 10%. En daarbij heb ik het dan alleen over de AOW, ook weer in de hoop, dat de andere minima in het kielzog kunnen worden meegenomen. De eerder gememoreerde woede zetten we dus om in 'sociale participatie', of beter gezegd: in actievoeren.

Is zo'n 10% AOW verhoging een onhaalbare eis? De AOW bedraagt zo'n 34 miljard gulden per jaar. Een verhoging van 10% 'kost dus' 3,4 miljard gulden. Deze 3,4 miljard zal niet opgebracht kunnen worden door het verhogen van de premies. Maar dat hoeft ook niet, want Kok en de zijnen hebben dit najaar beloofd om de hogere AOW-kosten te fiscaliseren. De 3,4 miljard komt dus uit de belastingpot (die vanwege belastingmeevallers goed gevuld is). Dit bedrag behoort geen probleem te zijn. Immers:

  • - we zijn beland in een periode waarbij per jaar belastingmeevallers optreden,

  • - de 3,4 miljard guldens wordt slechts voor een klein deel extra verstrekt en

  • - van het deel dat AOW-ers extra krijgen heeft de schatkist weer voordeel.

Op de laatste twee aspecten ga ik, hier nog even in, opdat jullie allemaal achter mijn actie '10 % nu' komen te staan. Bekend is, dat meeste 65 plussers een redelijk pensioen hebben. Dat geldt voor zo'n 3/4 van deze huishoudens. Een ander feit is, dat de meeste pensioenfondsen bij de pensioenvaststelling de AOW in de berekening opnemen. Van het verhogen van de AOW merken vele gepensioneerden dus 'niets'. Deze verhoging komt (als de overheid niet zou ingrijpen) dan ten goede aan de reserve van deze pensioenfondsen, of aan de huidige werknemers en werkgevers die dan minder premie opgelegd krijgen.

Naar schatting zal rond de 2,4 miljard gulden op deze wijze 'verdwijnen'. Het moet voor de rijksoverheid echter niet moeilijk zijn, om er voor te zorgen, dat dit bedrag via het aanscherpen van belastingen niet bij de pensioenfondsen terecht komt, maar terugvloeit naar de schatkist. Blijft over een aantal huishoudens met geen, of slechts een zeer bescheiden pensioen of behorend tot de groep met een pensioen waarbij de AOW niet meegerekend wordt. Deze AOW-ers hebben direct voordeel van de 10% verhoging. Naar schatting komt het er dus op neer dat 'slechts' een miljard gulden wordt uitgekeerd.

Maar, en hierbij kom ik bij de laatste stelling, de betreffende huishoudens zullen de extra AOW veelal hard nodig hebben En dus het bedrag uitgeven aan goederenaankoop of aan het betalen van diensten. Van deze miljard gulden vloeit zodoende weer een belangrijk deel terug naar de schatkist, hetzij vanwege belastingheffing (BTW bijvoorbeeld) hetzij vanwege de vermindering van het aantal werkzoekenden (in de zorgsector bijvoorbeeld). Ook zal er minder 'bijzondere bijstand' worden gevraagd en zal er in sommige gevallen sprake kunnen zijn van een lagere huursubsidie. Naar schatting zal dus het rijk bij 10% verhoging van de AOW slechts een bedrag tussen de 0,5 en 1 miljard gulden inleveren. En nu het rijk aanzienlijke belastingmeevallers heeft, is dit bedrag gemakkelijk op te brengen.

    6. Toekomstig Paars beleid

De door 'Paars' voor 1996 aangekondigde discussie over wijzigingen in het sociale zekerheidstelsel is op een handige manier afgeblazen. Het armoededebat functioneerde als afleiding. 'Paars' is kennelijk sterk verdeeld over het meest gewenste beleid ten aanzien van sociale zekerheid, het premie- en belastingstelsel en de werkgelegenheid. Maar op korte termijn (en vooral nu het economisch niet slecht gaat) heeft men weinig moeite om het eens te worden.

'Werk, werk en nog eens werk' is de slogan van 'Paars'. Zoals hierboven in punt 1 reeds werd aangegeven richt men zich op de bestrijding van de werkloosheid. Kok en de zijnen hebben bij de bezuinigingen, die men de laatste jaren doorvoerde, daarop voortdurend gewezen. Het beleid is er op gericht de kansen op betaald werk te vergroten. Daar is geld voor uitgetrokken. En, ja, wie daar geen gebruik van kan maken, die heeft het moeilijk......Melkert speelt zich aldus in de kijker met zijn 'Melkertbanen' en staatssecretaris Terpstra krijgt geen geld. Zij moet gehandicapten en ouderen 'nul' verkopen. Maar gelukkig voor haar, waren er de sportsuccessen.

'Paars' heeft zich uitgesproken voor het verminderen van het begrotingstekort naar maximaal 3%. Dat was trouwens ook vanwege de Europese plannen. Tevens is in het ergerakkoord afgesproken, dat de belastingen zouden worden verminderd. Daardoor was er bij het aantreden van dit kabinet geen geld beschikbaar voor het bestrijden van armoede. Nu het economisch beter gaat, is dat geld er wel. En, slim als 'Paars' is, wordt nu van de aanzienlijke belastingmeevallers twee miljard opzij gezet om de piek van de vergrijzing (die over 30 jaar verwacht wordt) op te vangen. Dit parkeren van geld in het zogenoemde schommelfonds wordt bij de berekeningen voor 'Europa' terecht beschouwd als een extra vermindering van de staatsschuld. Aan ouderen wordt het echter verkocht als een uitgave ten bate van de situatie van ouderen. Zo' n aanpak maakt me woedend; de armoede onder de oude-ren van nu, wordt niet aangepakt, maar de eventuele problemen in 2030 wel.

Soms hoor ik als weerwerk op de '10% nu' actie voor AOW-ers: ja maar dan moeten andere minima ook 10% verhoging krijgen. Mijn antwoord kunnen jullie raden: "Graag ja, want ook deze minima zitten vaak in een uitzichtloze armoede. En ook deze 10% verhoging is zeer wel te financieren. Het rijk geeft 11.4 miljard gulden uit aan 'bijstandsuitkeringen'. Een deel van de bovenstaande effecten, die bij de AOW-verhoging zouden optreden zijn ook hier te verwachten. Het is te berekenen dat deze 10% er toe leidt dat er weer tussen de 0,5 en 1 miljard gulden van het rijk (de belastingbetaler) gevraagd gaat worden". Dat is dus het probleem niet. Het probleem ligt elders.

De politici blijven hangen op 'pappen en nathouden' (zoals verwijzen naar de bijzondere bijstand) omdat bij een 10% verhoging van de uitkeringen "de afstand tussen minimumloners en uitkeringsgerechtigden te veel zou worden ingekrompen". Ik denk niet, dat daarmee ons sociale zekerheidstelsel wordt aangetast, maar velen denken dat (te weinig prikkels om werk te aanvaarden en/of een te grote afgunst van minimumloners, die immers hard voor de kost moeten werken) een dergelijk effect zal hebben. Op deze onjuiste veronderstellingen ga ik hier niet in, wel wil ik meedenken, of het echt noodzakelijk is, dat bij verhoging van de uitkering het verschil met datgene wat een minimumloner te besteden heeft, zo klein wordt. Ook neem ik de gedachte serieus, dat het verhogen van het minimumloon slecht is voor de Nederlandse concurrentiepositie en dus voor onze economie en voor de werkgelegenheid.

En daarmee ben ik dan terecht bij het basisinkomen. Het is al vaker gezegd: verhoog de huidige belastingvrije voet tot (pak weg) f.1000.- per maand. (Net als bovenstaande 10% eis, is deze f 1000.- uiteraard ook geen eindstation) Door iedereen die een inkomen heeft boven de f 1000.- deze belastingaftrek te gunnen (en iedereen die minder verdient een negatieve inkomstenbelasting te verstrekken tot maximaal f.1000.-), gaat automatisch het besteedbare inkomen van een minimumloner omhoog, omdat er over ongeveer de helft van het inkomen geen belasting wordt geheven. Het hogere bestedingsniveau is echter niet schadelijk voor de werkgelegenheid, omdat de werkgever geen extra kosten krijgt.

Dit voorstel is al (zij het meestal niet voor f. 1000.- per maand en soms ook gekoppeld aan speciale voorwaarden) door verschillende organisaties voorgesteld. In 1996 waren dat GroenLinks en de FNV. Er is al tamelijk veel rekenwerk verricht. En de conclusies zijn steeds: Financieel is een dergelijk voorstel haalbaar.

    7. Conclusie.

Verhoog het bedrag dat minima en AOW'ers krijgen met 10%. En voer een vorm van basisinkomen in van f. 1000.- per maand. Deze negatieve inkomstenbelasting maakt dat ook de minimumloner er op vooruit gaat (zonder dat het bedrijfsleven schade ondervindt). Een bijkomend zeer belangrijk voordeel van deze negatieve inkomstenbelasting is, dat het aantal mensen, dat via de sociale dienst en dergelijke een uitkering moet vragen sterk vermindert. Immers: wie samenwoont krijgt f. 2000.- per maand (en kan dus veelal leven zonder bijstand).

Van de alleenstaanden zullen velen sterk gemotiveerd worden om ook los te komen van de uitkeringsinstanties. Het zal lang niet iedereen lukken, maar een deel van hen zal een deeltijdbaan kunnen vinden. Als er dan bovendien in de regeling betreffende de negatieve inkomstenbelasting een glijdende schaal voor alleenwonenden en laag betaalden wordt ingevoerd, wordt het zeer lonend om betaald werk te zoeken. Kortom, praktisch is niets in te brengen tegen bovengeschetste maatregelen en tegen een principiële discussie. Er zijn bovendien flink wat aanzetten vanuit uitkeringsgerechtigden, AOW'ers, studenten, gehandicapten- en kunstenaarsorganisaties in bovenstaande richting. Met elkaar moeten we 'Paars' wat meer in onze richting kunnen laten denken.



Internet en de transactiebelasting

door: Saar Boerlage, naar dr. H. Vording

Het volgende artikel van dr. H. Vording werd ontleend aan het weekblad fiscaal recht (1997/6229, 23 januari 1997).

Hoewel het basisinkomen ten eerste gaat om het principe en daarna om de invulling en financiering, leek het mij toch interessant onze leden van dit alternatief op de hoogte te brengen.

    Internet: een belastingparadijs voor iedereen?

De fiscale gevolgen van een Internet-economie beginnen ook in Nederland merkbaar te worden nadat er in de Verenigde Staten onrust was ontstaan rond postorderactiviteiten via Internet, die de opbrengsten van de lokale sales taxes bedreigen. De moeilijkheid is dat ons hele fiscale stelsel niet meer werkt in een Internet-economie. Ons fiscale stelsel vooronderstelt dat geen belastingplichtige hier werkt, inkomen ontvangt en consumeert. Zulke mensen kun je makkelijk hoge en progressieve belastingen opleggen. Wij hebben een complex belastingstelsel en een hoge belastingdruk omdat de informatiebronnen die ons ter beschikking staan dat mogelijk maken.

In een ontwikkelde Internet-economie, waarin verleende diensten ook online kunnen worden afgerekend kun je diensten leveren aan een afnemer in Alaska, je daarvoor laten betalen op je Zwitserse bankrekening die je online kunt gebruiken om er een via Internet afgewikkelde cursus mee te betalen.

Het probleem is dat het inkomen niet langer meetbaar is. De fiscus zou dan ruime bevoegdheden moeten krijgen om de economische activiteiten van Nederlandse belastingplichtigen in de Internet-economie te volgen. Aangezien de fiscus Internet-communicatie eerst moet lezen om er de eventuele fiscale gevolgen van te kunnen beoordelen, bestaat individuele privacy dan alleen nog buiten Internet (een domein dat volgens de schrijver van het artikel tegen die tijd economisch oninteressant zal zijn).

Als de overheid alles van ons weet, kan hij ook goed (rechtvaardig en efficiënt) voor ons zorgen. Het belastingrecht kan dan onbeperkt worden ingezet voor de sturing van ons gedrag. De kans is groot dat de fiscus buiten Internet gesloten zal worden doordat vitale informatie altijd gecodeerd zal zijn. Het gevolg zal zijn dat de bestaande belastingen niet meer op een aanvaardbare wijze kunnen worden opgelegd. De belastingdruk zal met een internet-economie terechtkomen bij de kansarmen van de informatiemaatschappij: Degenen die (om welke reden dan ook) weinig economische activiteiten in Internet verrichten. De fiscus zal gemakkelijker informatie kunnen verwerven over het inkomen van de ambtenaar en de groenteman, onroerende zaken en auto's, maar de privé dienstensector en de beleggingsmarkt worden belastingparadijzen.

Het is echter denkbaar dat in een Internet-economie niet alleen de heffingsmogelijkheden maar ook de taken van de overheid sterk zullen afnemen. Een alternatief is belasting naar profijt, of contant afrekenen voor overheidsprestaties. En voor zover de overheid middelen nodig heeft om bijstandsuitkeringen te verstrekken en publieke infrastructuur in stand te houden, is het wellicht mogelijk om een belastingstelsel op te bouwen rond belasting op goederen, accijnzen, belasting op land en materieel bezit.

    Of een belastingtarief van 1% ?

Een Internet-economie schept ook nieuwe heffingsmogelijkheden, met name het belasten van alle betalingen. In het huidige belastingstelsel neemt het observeren van geldstromen een belangrijke plaats in. Maar een geldstroom moet eerst worden gekwalificeerd als, bijvoorbeeld, een beloning, een aflossing of een koopprijs voordat de fiscale gevolgen kunnen worden vastgesteld. In een internet-economie kan dat niet meer. Maar het is wel mogelijk om alle betalingen te treffen. Dit idee is eerder ontwikkeld door de Amerikaan Tobin en Feige. Tobin wilde er speculatieve beurstransacties mee treffen, Feige wilde het zwartgeldcircuit onmogelijk maken. In een Internet-economie is een brede toepassing denkbaar, met name wanneer contant geld uit de circulatie wordt genomen.

    Een belasting op alle transacties werkt eenvoudig.

Op alle (elektronische) geldstromen wordt een heffing ingehouden van 1%. Aangezien het aantal betalingen in een economie vele tientallen malen groter is dan het BNP, kan zo'n laaf heffingspercentage best volstaan om alle bestaande belastingen te vervangen. Uiteraard zullen primair de banken verantwoordelijk zijn voor de inhouding van de transactiebelasting; telkens wanneer een overboeking tussen rekeningen plaatsvindt moeten zij 1% inhouden. Zo'n transactiebelasting vereist dat er niet teveel contant geld in de economie circuleert. Bij een verbod op contant geld zit de moeilijkheid dus in de circulatie van elektronisch 'contant geld'.

Er lijken tot nu toe geen risico's te kleven aan de ontwikkeling van E-cash, omdat de ontvanger van dit elektronische geld zich altijd zal moeten melden bij de bank die het heeft uitgegeven. E-cash is een elektronische boodschap die de ontvanger B een claim geeft op bijvoorbeeld 1000 gulden op bank Y, die deze boodschap ter beschikking heeft gesteld aan rekeninghouder A. Ontvanger B zal zich altijd bij bank Y moeten melden om die 1000 gulden te incasseren. Over een transactie zal de bank 1% belasting inhouden op de aan A verstrekte E-cash en opnieuw 1% op de door B geclaimde E-cash. B kan de E-cash niet gebruiken om, met voorbijgaan van de bank, C te betalen.

De moeilijkheid is dat het bestaan van een belasting op elektronisch betalingsverkeer een goede reden is om betrouwbare elektronische betalingsvormen te ontwikkelen die kunnen circuleren zonder voortdurende verificatie bij de bank van uitgifte. Zou dat mogelijk blijken, dan blijft E-cash onbelast in de economie circuleren en zijn alleen overboekingen tussen bankrekeningen werkelijk belast. Het alternatief is om (her) gebruik van E-cash fiscaal onaantrekkelijk te maken door het heffingspercentage te laten oplopen met de circulatieduur.

Stel dat B zijn E-cash onmiddellijk na ontvangst bij bank Y aanbiedt. De bank constateert dat zij dit bedrag zojuist heeft uitgegeven en kan volstaan met het heffen van 1%. Komt het bedrag echter pas na uren, dagen of maanden weer te voorschijn dan heft de bank een tot 100% oplopend tarief. Zo'n transactiebelasting functioneert op een aantal punten beter dan ons huidige fiscale stelsel, en veel beter dan wat er van ons stelsel zou overblijven in een Internet-economie.

Een paar voorbeelden :

  1. Het zeer lage tarief dat bovendien onafhankelijk is van de aard van de activiteit die met de betaling samengaat, vervangt de hoge, soms prohibitieve heffingen op arbeid, besparingen, investeringen en consumptie die wij thans hanteren.

  2. De fiscus hoeft niets te weten van de individuele belastingplichtige; de transactiebelasting maakt geen enkele inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, is zeer eenvoudig en verleidt politici niet tot fiscale sturing.

  3. Grote grensoverschrijdende kapitaalstromen worden in beginsel effectief belast.

Nadelen :

Er is een zeer coöperatief internationaal fiscaal klimaat vereist. Als dat er niet is kan geen enkel land de transactiebelasting uitvoeren: Zijn burgers zouden een bank op de Bahama's kunnen kiezen. Komt die samenwerking tussen overheden wel tot stand dan kan er een belastingheffing ontstaan op grond van het nationaliteitsbeginsel waarbij elke staat bevoegdheid krijgt over alle bankrekeningen (waar ook ter wereld) van al zijn burgers.

Het antwoord op een belasting op geldgebruik zou natuurlijk ruilhandel kunnen zijn. In een Internet-economie ontstaan nieuwe mogelijkheden om vraag en aanbod bijeen te brengen, dat geldt niet alleen voor eenvoudige dagelijkse transacties. Wie onder het regime van een transactiebelasting een onderneming wil overnemen, moet natuurlijk iets beters kunnen verzinnen dan een miljard dollar betalen ( en dus 10 miljoen aan belasting). Dit risico van de vlucht naar een ruileconomie leidt ertoe dat de overheid gebonden is aan een zeer matig tarief.

Verdere informatie is te vinden op de homepage van de firma Digicash, http://www..digicash.com



Basis-inkomen: éérst principe en inning, dan pas vaststelling hoogte!

door Paul E. Metz

De publieke discussie over het basisinkomen BI wordt sterk beheerst door twijfels aan de rechtvaardiging en de uitvoerbaarheid. Elke rechtvaardiging wordt door velen ontkend, omdat "wie niet werkt zal ook niet eten" bij hen domineert. Sociale zorg is in die visie een noodzakelijk kwaad, een 'staats-charitas' maar zeker geen mensenrecht. Een rechtvaardigend principe voor het Onvoorwaardelijk(!!) BI is een eerste vereiste, voordat kan worden begonnen aan politieke besluitvorming over hoogte en wijze van invoering. De keuze is nog open: liefdadigheid, solidariteit of mensenrecht.

Als deze eerste stap is genomen, is het nog verleidelijker dan nu al om de discussie direct te richten op het herschikken van bestaande overheidsmiddelen in de richting van het OBI. Dat zal echter slechts leiden tot een niet optimale , 'halve' oplossing. Het is gewenst eerst of gelijktijdig te onderzoeken welke nu bestaande belastingen en subsidies ongewenste effecten hebben, die (mede) oorzaak zijn van de misstanden die het OBI moet bestrijden.. Bij de 'inningsdiscussie' als tweede stap komt ook bijvoorbeeld milieuheffing als bondgenoot voor het OBI in beeld.

De derde stap wordt dan de wijze van invoering, waarover al vrij veel is gepubliceerd. Daarbij is het nuttig te herinneren hoe alle vergelijkbare sociale- en milieunormen tot stand zijn gekomen: eerst op een beperkt terrein en een vrij laag niveau, waarover snel politiek overeenstemming kon worden bereikt.

Altijd zijn daarna het werkingsgebied en het niveau geleidelijk verhoogd in de richting van - en soms tot ver boven - de waarde die noodzakelijk werd geacht.

De vierde stap, vaststelling van de hoogte van het OBI, is daarmee uitgesteld tot het moment dat de discussie hierover de principiële aanvaarding niet meer blokkeert.

BEWAAR DE WAARDE VAN DE AARDE



Voor meer informatie:
Gasthuislaan 22
6883 JD Velp
Telefoon: 026-3610689