Pleitnotitie m.b.t. de bijstook van biomassa in de Willem-Alexander Centrale in Buggenum


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

Henry George (1839-1897): De Aarde behoort toe aan alle levende wezens

't Achterom 9a
5491 XD
Sint Oedenrode
Tel. 0413-490387
Fax. 0413-490386

    Aantekenen
    Tevens verstuurd per fax 043 - 3618099 op 16 januari 2001

    Gedeputeerde Staten van Limburg,
    Postbus 5700,
    6202 MA Maastricht.

    Sint Oedenrode, 16 januari 2001.

    Ons kenmerk: SBL/Gd/16011/bd.

    Betreft:

    • Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving, Holstraat 17, 6082 BA Buggenum met 15 gemachtigden.
    • J. Hoebers, Haelenerweg 9, 6082 AA Buggenum.
    • J. Rulkens, Dorpsstraat 94, 6082 AR Buggenum.
    • P. Topeeters, Neel Doffstraat 18, 6082 AE Buggenum.
    • H. Slabbers, Galgenberg 35, 6082 AZ Buggenum.
    • L.G.G.M. Mom, Bergstraat 13, 6082 AJ Buggenum.
    • H.P.J. Vissers, Holstraat 6, 6082 BC Buggenum.
    • A.M. Schreuder, Thorbeckestraat 24, 6042 CR Roermond.
    • J. Schuermans, Roermondseweg 92, 6081 NW Haelen.
    • L.C.M. Roost, Holstraat 7, 6082 BA Buggenum.
    • D.I. Sleutels, Akker 35, 6093 EK Heythuysen.

  • Bedenkingen tegen uw tot en met 17 januari 2001 ter inzage liggende ontwerpbesluit van 18 december 2000, kenmerk CD 7468 inzake ons verzoek om intrekking van de aan het Maascentrale complex te Buggenum, gemeente Haelen, verleende milieuvergunning.
  • Tevens verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.


    Geacht College,

    Namens opgemelde stichting en personen, hierna te noemen: cliënten, laat ondergetekende u tegen opgemeld ontwerpbesluit de volgende bedenkingen toekomen:

    Bedenking 1.

    Onze eerder bij brief van 20 november 2000, kenmerk: SBL/Gd/20110/zw, ingediende zienswijze. Wij verzoeken u nogmaals kennis te nemen van de inhoud en die inhoud hier als geheel herhaald en ingelast te beschouwen.

    Bedenking 2.

    In het in geding zijnde ontwerpbesluit schrijft u letterlijk het volgende: Binnen het Maascentraleterrein zijn geen locaties aan te wijzen waarop meerdere milieuvergunningen rusten. Wel is het zo dat de vergunningen van EPZ middels privaatrechtelijke overeenkomsten gedeeltelijk zijn overgegaan naar Demkolec B.V. Artikel 8:20 lid 1, van de Wet milieubeheer laat deze mogelijkheid toe.

    Deze overweging kunt u nooit staande houden en wel op grond van de volgende motivering: De rechtspersoon N.V. Elektriciteits Productiemaatschappij Zuid Nederland (EPZ) bestaat niet meer.

    Artikel 8:20 lid 1 van de Wet milieubeheer bepaalt dat een verleende vergunning geldt voor degene die de inrichting drijft. Het gaat daarbij om de feitelijke exploitant van de inrichting. De vergunninghouder kan zowel een natuurlijke persoon zijn als een rechtspersoon. Een vergunning heeft zakelijke werking. Zij blijft rusten op de inrichting. Daarin zijn in beginsel ook de rechtsopvolgers van degene aan wie de vergunning is verleend vergunninghouder. Ook zonder rechtsopvolging is het mogelijk dat de persoon aan wie de vergunning is verleend een ander is dan de vergunninghouder. Tussen de dergelijke personen bestaat dan een privaatrechtelijke relatie (bijvoorbeeld een huur- of een bruikleenovereenkomst). Deze constructie komt vaak voor bij de benzinemaatschappijen waarbij de oliemaatschappij de vergunning aanvraagt. De benzinepomphouder is als exploitant van de inrichting dan vergunninghouder.

    Omdat de houder van de vergunning er voor zorg moet dragen dat aan gestelde voorschriften wordt voldaan, zal hij ook degene zijn aan wie een handhavingsbeschikking is gericht. Overigens moet hij het dan ook in zijn macht hebben een einde te maken aan de overtreding van het milieurecht. Dit in zijn macht hebben houdt in dat de exploitant van de inrichting naar publiekrecht in staat is om een einde te maken aan de overtreding (zie Vz. ABRvS 18 april 1997, nr. F03.97.0499 voor een voorbeeld waarin hem dat niet mogelijk werd gemaakt) en dat hij ook feitelijk de overtreding kan stoppen.

    Nu EPZ niet meer als rechtspersoon bestaat is EPZ niet meer in staat om het overtreden van de vergunningvoorschriften door Demkolec B.V. te laten stoppen.

    Bedenking 3.

    In het in geding zijnde ontwerpbesluit schrijft u letterlijk het volgende: In het onderhavige geval wordt echter wel gebruik gemaakt van de vergunningen van de Maascentrale (door rechtverkrijgende). Zo maakt Demkolec B.V. gebruik van (de vergunningen van de Maascentrale voor) onder andere de havenactiviteiten, de kolenopslag, het koelwatersysteem en de vliegasberging.

    Deze overweging is alleen juist als tussen EPZ en Demkolec B.V. een privaatrechtelijke relatie (bijvoorbeeld een huur- of een bruikleenovereenkomst) bestaat. Het is onmogelijk dat heden zo'n privaatrechtelijke relatie bestaat gezien het feit dat EPZ niet meer bestaat als rechtspersoon. Mocht u desondanks toch nog beschikken over hierop betrekking hebbende rechtsgeldige overeenkomsten dan verzoeken wij u ons daarvan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur binnen 14 dagen na heden een afschrift te laten toekomen. Behoudens toezending van de hierboven verzochte informatie, binnen 14 dagen na heden, gaan wij ervan uit dat Demkolec B.V. niet over een dergelijke privaatrechtelijke overeenkomst beschikt.

    Bedenking 4.

    In het in geding zijnde ontwerpbesluit schrijft u dat de Maascentrale in de jaren zestig is opgericht en in bedrijf is genomen overeenkomstig de destijds verleende milieuvergunning. Hiermee is vast komen te staan dat deze vergunning van voor 1 januari 1998 is. Voor 1 januari 1998 stond met zoveel woorden in het tweede lid van artikel 8:20 van de Wet milieubeheer dat de vergunning voor afvalverwijderingsinrichtingen alleen gold voor degene aan wie zij was verleend. Omdat het bij de Demkolec B.V. vrijkomende vliegas een afvalstof is, en Demkolec B.V. dit vliegas bergt op het Maascentrale complex, betekent dat EPZ een afvalverwerkingsinrichting was en de milieuvergunning alleen gold voor EPZ.

    Bedenking 5.

    In artikel 8:22 is de zogenaamde actualiseringsplicht opgenomen. Dit houdt in dat het bevoegd gezag regelmatig moet nagaan of de bestaande vergunningvoorschriften nog toereikend zijn, gelet op de stand der techniek en de toestand van het milieu, en zonodig moet overgaan tot aanscherping van de vergunning. Het oogmerk van deze bepaling is dat ook na verloop van vele jaren de vergunning nog een zo groot mogelijke bescherming aan het milieu geeft, dat redelijkerwijs kan worden gevergd.

    Met betrekking tot deze aan EPZ verleende milieuvergunning heeft u al bijna 4 jaar lang verzuimd uitvoering te geven aan deze actualiseringsplicht. Met het in geding zijnde Ontwerpbesluit geeft u aan deze actualiseringsplicht nog geruime tijd te willen negeren. Artikel 8:22 van de Wet milieubeheer en onderliggende Europese richtlijn 84/360/EEG staan een dergelijk handelen van het bevoegde gezag niet toe.

    Uit de inhoud van bovengenoemd 5-tal bedenkingen kan niet anders worden geconcludeerd dan dat u met het nemen van het in geding zijnde Ontwerpbesluit uw bevoegdheid hebt misbruikt. U maakt zich hierbij dan ook zeer nadrukkelijk schuldig aan een détournement de pouvoir zoals staat verwoord in artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Het overtreden van dit wetsartikel betreft een politieke doodzonde.

    Op grond van bovengenoemd 5-tal bedenkingen kan het in geding zijnde Ontwerpbesluit nooit in stand blijven.


      Hoogachtend,

      ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige Ecologisch Kennis Centrum BV
      Voor deze

      Ing. A.M.L. van Rooij,
      directeur.


    Websiteadres: www.sdnl.nl/ekc-gs62.htm Bijlage: Dit schrijven bevat een 17-tal bijlagen, bestaande uit 27 pagina's.


Disclaimer