Zienswijze naar aanleiding van de brief van 1 augustus 2000 verzonden brief,
waarbij GS het voornemen tot gedogen van proeven bij Demkolec B.V. kenbaar maakte


EuroStaete . . EKC . . Klokkenluiders <===> SDN . . Wolmanzouten . . English

    Aantekenen.

    Gedeputeerde Staten van Limburg,
    Postbus 5700,
    6202 MA Maastricht.

    Sint Oedenrode, 20 augustus 2000

    Tevens, excl. bijlagen, verstuurd per fax 043 - 3618099 op 20 augustus 2000.

    Ons kenmerk: SBL/Gd/20080/zw.


    Betreft: Stichting tot behoud leefmilieu Buggenum, Haelen, Horn, Nunhem en naaste omgeving, Holstraat 17, 6082 BA Buggenum met 15 gemachtigden.

    • J. Hoebers, Haelenerweg 9, 6082 AA Buggenum.
    • J. Rulkens, Dorpsstraat 94, 6082 AR Buggenum.
    • P. Topeeters, Neel Doffstraat 18, 6082 AE Buggenum.
    • H. Slabbers, Galgenberg 35, 6082 AZ Buggenum.
    • L.G.G.M. Mom, Bergstraat 13, 6082 AJ Buggenum.
    • H.P.J. Vissers, Holstraat 6, 6082 BC Buggenum.
    • A.M. Schreuder, Thorbeckestraat 24, 6042 CR Roermond.
    • J. Schuermans, Roermondseweg 92, 6081 NW Haelen.
    • C.J. Schreuder, Eikendreef 23, 6081 EA Haelen.
    • C.J.M. Wijers, Poelakkerweg 3, 6082 NC Buggenum.
    • H.J.J. Sleutels, Holstraat 9, 6082 BA Buggenum.

    Zienswijze naar aanleiding van uw op 8 augustus 2000 verzonden brief van 1 augustus 2000, kenmerk 2000/33298. waarbij u uw voornemen tot het gedogen van proeven bij Demkolec B.V. kenbaar heeft gemaakt.


    Geacht College,

    Namens opgemelde stichting en personen, hierna te noemen: cliënten laat ondergetekende u met betrekking tot uw voornemen tot het gedogen van proeven bij Demkolec B.V. de volgende zienswijze toekomen:

      Zienswijze 1.

    Gedogen is enkel en alleen mogelijk onder de strikte voorwaarde dat binnen afzienbare tijd legalisatie plaatsvindt. Legalisatie is pas mogelijk nadat alle hiermee samenhangende aangespannen procedures zijn doorlopen. Het betreft de volgende procedures:

    • ons beroepschrift van 20 april 2000, kenmerk: SBL/Ro/20040/B, nader gemotiveerd bij brief van 6 juni 2000 tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan "Omleiding Maascentrale" van de gemeente Haelen (RvS nummer: 200001519/1/G1I). Bijbehorend verzoek om voorlopige voorziening van 20 april 2000, kenmerk: SBL/Ro/20040/VV, nader gemotiveerd bij brief van 9 mei 2000, (RvS nummer: 200001519/2/G2I).
    • ons beroepschrift van 3 mei 2000, kenmerk: SBL/Gh/03050/B, nader gemotiveerd bij brief van 12 juni 2000 tegen de vaststelling van hogere grenswaarden als bedoeld in de artikelen 65, 66 en 67 van de Wet geluidhinder ten behoeve van 39 woningen (RvS, nummer: 200002174/1/G6I). Bijbehorend verzoek om voorlopige voorziening van 3 mei 2000, kenmerk: SBL/Gh/03050/VV, nader gemotiveerd bij brief van 12 juni 2000 (RvS, nummer: 200002174/2/G6I).
    • ons beroepschrift van 20 juli 2000, kenmerk: SBL/provL/20070/B, tegen uw weigering om te beschikken op onze aanvraag van 18 december 1999, kenmerk SBL/provL/18129/av. (RvS nummer: 200003496/2/G6I). Bijbehorend verzoek om voorlopige voorziening van 20 juli 2000, kenmerk: SBL/provL/20070/VV (RvS nummer: 200003496/1/G6I)
      Bij uitspraak 200003496/1 van 18 augustus 2000 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de voorlopige voorziening getroffen dat u binnen 2 weken na 18 augustus 2000 moet beslissen op ons verzoek van 18 december 1999. Tegen een afwijzende beschikking zal bezwaar worden aangetekend en de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om voorlopige voorziening worden verzocht.
    • ons beroepschrift van 29 juli 2000, kenmerk: SBL/provL/29070/B, tegen uw besluit van 20 juni 2000 op grond van de artikelen 29, 37 en 39 van de Wet bodembescherming (RvS nummer: 200003617/2/G6I). Bijbehorend verzoek om voorlopige voorziening van 29 juli 2000, kenmerk: SBL/provL/29070/VV, (RvS, nummer: 200003617/1/G6I).

    Gezien de inhoud van bovengenoemde aangespannen procedures ziet het er niet naar uit dat de komende 2 à 3 jaar legalisatie mogelijk is. Voor het doen van de in geding zijnde proeven moet Demkolec B.V. investeringskosten maken, waardoor er in opgemelde reeds aangespannen procedures door u "kapitaalvernietiging" als nieuw juridische argument ingebracht zou kunnen worden. Wij verzoeken u dat niet te doen en ondergetekende dat schriftelijk te bevestigen.

      Zienswijze 2.

    In uw voornemen noemt u gedroogde kippenmest, RWZI-slib, GFT-afval, papierslib, etc, secundaire brandstoffen. Met deze redenering bestaat er geen brandbaar afval en geen brandbaar gevaarlijk afval meer. De wetgever denkt daar echter anders over. RWZI-slib, papierslib, kippenmest, e.d. bevatten hoge concentraties zware metalen. Zware metalen kun je niet verbranden of vergassen. Dit betekent dat bij verbranding (vergassing) van RWZI-slib, papierslib, kippenmest e.d. een gedeelte van deze zware metalen, waaronder zwarte lijststoffen, via de schoorsteen over de mensen, voeding en oppervlaktewater in de verre omgeving rondom de Demkolec worden uitgespreid. Voor het op deze manier vanuit de schoorsteen lozen van giftige stoffen (zwarte lijststoffen) via de lucht direct, dan wel indirect, in ons oppervlaktewater, is ingevolge richtlijn 76/464/EEG een Wvo-vergunning vereist.

    Het Europese Hof van Justitie heeft bij arrest van 29 september 1999 in de zaak C-231/97, in een geschil tussen A.M.L. van Rooij en het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel, als zodanig uitgesproken. Demkolec beschikt niet over een dergelijke Wvo-vergunning en heeft voor het doen van de in geding zijnde proeven ook geen gedoogbeschikking aangevraagd bij het dagelijks bestuur van het Zuiveringschap Limburg. Het overige gedeelte van de zware metalen, waaronder zwarte lijststoffen, blijft achter in het vliegas. Dit uiterst gevaarlijk afval wordt met uw instemming toegevoegd als grondstof aan de cement van o.a. de ENCI en wordt vervolgens via huizen en andere bouwwerken diffuus verspreidt. Hiermee handelt u in strijd met de richtlijnen 75/442/EEG, 91/156/EEG en 91/689/EEG. Voor jurisprudentie verwijzen wij u naar het arrest van 15 juni 2000 in de gevoegde zaken C-418/97 en C-419/97, en het arrest van 22 juni 2000 in de zaak C-318/98 van het Europese Hof van Justitie.

      Zienswijze 3.

    In uw voornemen noemt u gedroogde kippenmest, RWZI-slib, GFT-afval, papierslib, etc., secundaire brandstoffen. Dit is volstrekt onjuist. Ingevolge de richtlijnen 75/442/EEG, 91/156/EEG en 91/689/EEG, betreffen dit, afhankelijk van de concentraties van bepaalde soorten stoffen, òf afvalstoffen, òf gevaarlijke afvalstoffen. Voor jurisprudentie verwijzen wij u naar het arrest van 15 juni 2000 in de gevoegde zaken C-418/97 en C-419/97 en het arrest van 22 juni 2000 in de zaak C-318/98 van het Europese Hof van Justitie.

      Zienswijze 4.

    In uw voornemen schrijft u dat de resultaten van de proeven mede kunnen worden gebruikt ter onderbouwing van een MER. Hiermee geeft u toe dat betreffende activiteiten MER-plichtig zijn. In uw eerdere besluit van 25 januari 2000, kenmerk: 2000/2576M, tot gedeeltelijke goedkeuring van het bestemmingsplan "Omleiding Maascentrale" van de gemeente Haelen, heeft u beslist dat deze activiteiten niet MER-plichtig zijn. Met het in geding zijnde voornemen bent u daarop teruggekomen. Middels toezending van een afschrift van deze zienswijze zullen wij hierover de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in zaaknummer: 200001519/2/G6I informeren, zodat die dat mede kan betrekken in zijn beslissing op ons verzoek om voorlopige voorziening van 20 april 2000, nader aangevuld bij brief van 9 mei 2000.

      Zienswijze 5.

    In uw voornemen schrijft u dat de bestaande emissies naar de lucht evenals de bestaande geluidsbelasting van de installaties ten gevolge van de proeven niet toenemen. Hiermee geeft u aan dat de proeven reeds (deels) zijn uitgevoerd en dat u op de hoogte bent van de daaruit voortkomende emissies en geluidsbelasting. Dit verklaart het aantal storingen dat thans door omwonenden is geconstateerd en de affakkelinstallatie die als gevolg van die storingen voortdurend in werking is; juist na het moment dat er een grondige revisie van de installatie recent achter de rug is. In geval u deze zienswijze afwijst raadt ondergetekende cliënten aan om hiervan aangifte te doen bij de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Roermond, waarbij een afschrift van dit schrijven wordt overlegd.

      Zienswijze 6.

    In uw voornemen schrijft u dat de directie van Demkolec recent tot de slotsom is gekomen dat overleving van haar centrale onmogelijk is binnen de traditionele stroommarkt. Daarmee geeft u aan dat de Demkolec vanuit concurrentieoverwegingen niet meer in staat is om dure kolen als brandstof te kopen. Dit verklaart de in geding zijnde proeven met afval en gevaarlijk afval onder de noemer van "brandstof" en "biomassa".

    Op deze manier:

    • krijgt Demkolec met het toeleveren van "brandstof" geld bij.
    • krijgt Demkolec met de verbranding van "biomassa" grote bedragen aan milieusubsidie.
    • raakt het Zuiveringschap Limburg op een goedkope manier van haar gevaarlijk afval (RWZI-slib) af.
    • kunt u middels vergunningverlening aan de ENCI regelen dat de Demkolec haar uiterst gevaarlijk afval (vliegas) als grondstof kan verkopen voor verwerking in de cement.

    Deze proeven bevestigen een enorme belangenverstrengeling waarnaar hoognodig een strafrechtelijk onderzoek en zelfs een parlementaire enquête dient te worden ingesteld. Ondergetekende raadt om die reden cliënten aan om hiervan aangifte te doen bij de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket te Roermond, waarbij een afschrift van dit schrijven wordt overlegd. Tevens raden wij cliënten aan om de Tweede Kamer der Staten Generaal te verzoeken om hiernaar een parlementaire enquête te starten. Ondergetekende kan de Tweede Kamerleden daarbij van alle benodigde onderliggende informatie voorzien.

      Zienswijze 7.

    Op de in geding zijnde Demkolec elektriciteitscentrale zijn heden een 2-tal milieuvergunningen van kracht, te weten:

    • de bij besluit van 3 april 1990, nummer Bs 54976, verleende milieuvergunning.
    • de bij besluit van 23 november 1999, kenmerk: CC 4877, verleende milieuvergunning.

    Aan deze twee van kracht zijnde milieuvergunningen zijn bindende voorschriften verbonden. Met het afgeven van een gedoogbeschikking voor het doen van proeven dwingt u Demkolec B.V. tot het overtreden van een aantal van deze bindende voorschriften. Dit houdt in, dat alvorens u de verzochte gedoogbeschikking kunt afgeven, door Demkolec B.V. eerst een verzoek om intrekking van bovengenoemde vergunningen bij u zal moeten worden ingediend.

      Zienswijze 8.

    Voor het transporteren en verwerken van gedroogde kippenmest, RWZI-slib, papierslib, spaanders van geïmpregneerd hout, e.d. zijn niet gebouwgebonden (transport) installaties vereist. Dergelijke installaties zijn bouwwerken van een zodanige omvang dat daarvoor bouwvergunningen zijn vereist. Demkolec B.V. beschikt niet over dergelijke bouwvergunningen en heeft voor het gebruik van die bouwwerken ook geen gedoogbeschikkingen aangevraagd bij burgemeester en wethouders van de gemeente Haelen. Hierbij merken wij op dat het vigerende gemeentelijke bestemmingsplan ter plaatse dergelijke bouwwerken niet toestaat.

      Zienswijze 9.

    In uw voornemen schrijft u dat deze vergassingstechnologie in beginsel bij uitstek geschikt is om op een zeer weinig milieubelastende wijze duurzame stroom op te wekken en dat aldus wordt bijgedragen aan de volgende doelstellingen van het overheidsbeleid:

    • reductie van emissies van fossiel CO2
    • opwekking van duurzame energie
    • hoogwaardig gebruik van rest- en afvalstoffen (zie ook ladder van Lansink).
    • vermindering van het gebruik van schaarse grondstoffen.

    Met deze redenering slaat u de plank goed mis, hetgeen u kunt lezen onder onze zienswijze 1 t/m 8. Deze bekrompen denkwijze is intussen al lang achterhaald. Ook het CDA zit met genoemde ladder van Lansink erg in haar maag. Het CDA bevestigt dat zij toentertijd te bekrompen naar het milieu hebben gekeken maar willen dat tot op heden, vanwege gezichtsverlies, nog niet in het openbaar toegeven. Dit omdat deze Ladder van Lansink juist de oorzaak is van een algehele diffuse vergiftiging van Nederland met onder andere de kankerverwekkende stoffen arseenzuur, chroomtrioxide, PAK's, pentachloorfenol, trichloorfenol.

      Zienswijze 10.

    Recent heeft Stichting DEP (Duurzame Energieproductie Pluimveehouderij) ondergetekende kenbaar gemaakt dat zij het verbranden (vergassen) van gedroogd kippenmest, op gronden zoals staat verwoord in bovengenoemde zienswijze 1 t/m 9, niet meer zien zitten. Het doen van de in geding zijnde proeven is daarmee een gepasseerd station geworden. Ondergetekende verzoekt u daarom hierover advies in te winnen bij Stichting DEP. Een afschrift van deze zienswijze hebben wij heden verstuurd aan Stichting DEP.

      Zienswijze 11.

    De KEMA beschikt over een goede naam als het gaat om het opzetten en auditen van gecertificeerde milieuzorgsystemen overeenkomstig de ISO 14001 en de EMAS. Het positieve advies van de KEMA, waarbij de voorgestelde proeven worden gedoogd, heeft ondergetekende dan ook uitermate verbaasd. Om die reden heeft ondergetekende hierover reeds contact gehad met de KEMA. Wij achten de kans groot dat de KEMA, na het lezen van bovengenoemde zienswijze 1 t/m 10, terugkomt op haar advies en het met ondergetekende eens zal zijn dat op basis van die gronden deze proeven niet mogen worden gedoogd. Wij verzoeken u daarom de KEMA te laten buigen over bovengenoemde zienswijze 1 t/m 10, en te vragen om op basis daarvan een nieuw advies uit te brengen. Tevens verzoeken wij u dit nieuwe KEMA-advies te voegen achter uw besluit.

    Wij richten aan u het nadrukkelijke verzoek om bovengenoemd 11-tal zienswijze volledig te betrekken in uw besluitvorming en op basis daarvan af te zien van de verzochte gedoogbeschikking voor het doen van proeven bij Demkolec B.V.

    Mocht u desondanks voor de aangevraagde proeven toch nog een gedoogbeschikking afgeven dan handelt u daarbij zeer nadrukkelijke in strijd met de richtlijnen 75/442/EEG, 91/156/EEG, 91/689/EEG en 76/464/EEG en de hierop betrekking hebbende arresten van het Europese Hof van Justitie van 15 juni 2000 in de gevoegde zaken C-418/97 en C-419/97, van 22 juni 2000 in zaak C-318/98 en van 29 september 1999 in zaak C-231/97.

    Het Europese Hof van Justitie heeft bij arrest van 4 juli 2000 in zaak C-387/97 voor het eerst een dwangsom opgelegd aan een lidstaat (Griekenland) wegens het niet nakomen van een arrest van het Hof. In betreffend arrest heeft de commissie de lidstaat veroordeelt tot een dwangsom van 20.000 euro, te betalen voor elke dag die in gebreke blijft met de uitvoering van de noodzakelijke maatregelen om aan het genoemde arrest te voldoen, te rekenen vanaf de datum van uitspraak van dit arrest tot aan de uitvoering van het genoemde arrest.

    Bij het afgeven van de verzochte gedoogbeschikking voor het doen van proeven handelt u in strijd met:

    • het arrest van 15 juni 2000 in gevoegde Zaken C-418/97 en C-419/97, van 15 juni 2000.
    • het arrest van 22 juni 2000 in zaak C-318/98 van 22 juni 2000.
    • het arrest van 29 september 1999 in zaak C-231/97. van het Europese Hof van Justitie.

    In dat geval zullen cliënten u verzoeken tot betaling van een dwangsom van 20.000 euro per dag voor het niet nakomen van elk van bovengenoemd arresten vanaf het tijdstip waarop u de verzochte gedoogbeschikking hebt afgegeven. Daarbij zal een afschrift van dit schrijven worden overlegd. De volmachten van opgemelde cliënten vindt u bijgevoegd (19 pagina's). De machtigingen van C.J.M. Wijers en H.J.J. Sleutels worden later toegestuurd.


      Hoogachtend,

      ing.A.M.L. van Rooij, veiligheids- en milieudeskundige Ecologisch Kennis Centrum BV
      Voor deze

      Ing. A.M.L. van Rooij,
      directeur.


    Bijlage: 22 pagina's volgen

      Websiteadres: http://www.sdnl.nl/ekc/ekc-gs54.htm.