Drs. N.C. Burhove Jaspers was hoofdsamensteller van het IRM-rapport m.b.t. de bijbanen van juristen in Nederland

Open brief van drs. Burhoven Jaspers aan Minister-president Kok

IRM . . Juristen . . EU Grondwet <==> SDN . . Klokkenluider . . N.C. Burhoven

Het optreden van de minister van Justitie, verdient kwalificatie van onbehoorlijk bestuur

drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA


AANGETEKEND

AAN:

    De Minister-president

    De heer W. Kok
    Binnenhof 20, 2513 AA Den Haag
    Postbus 20001, 2500 EA Den Haag

BETREFT: de minister van Justitie

    
    
    

    Wassenaar, 23 januari 1998

    Zeer geachte heer Kok,

Hierbij wend ik mij tot u vanwege optreden van de minister van Justitie, dat naar mijn mening kwalificaties zoals onbehoorlijk bestuur verdient.

Bijgaand treft u aan een nog gesloten enveloppe die een brief d.d. 13 september 1997 bevat die ik aan de Minister van Justitie stuurde en wel aangetekend (met bevestiging van ontvangst) naar haar huisadres. Na ongeveer een maand ontving ik de brief van de PTT retour; de minister had die brief niet in ontvangst genomen. Ook voeg ik bij een kopie van de brief die zich in die nog gesloten enveloppe bevindt. Verder verwijs ik naar de ingesloten kopie van mijn brief d.d. 18 januari 1998 aan de Nationale Ombudsman en de daarbij gevoegde bijlagen.

De bewuste brief van 13 september 1997 stuurde ik, alhoewel ongebruikelijk, naar het huisadres van de minister, en wel omdat ervaring had aangetoond dat brieven over kwalijk en laakbaar optreden van de Procureur-generaal van het Gerechtshof te Den Haag de minister op het ministerie niet bereikten. Deze worden kennelijk onderschept en op het niveau van de PG afgedaan met botte, ontwijkende, weigerachtige briefjes op eigen titel, d.w.z. niet door/namens de minister. Ondanks schriftelijk aandringen mijnerzijds heeft men geweigerd enig antwoord te sturen formeel namens de minister zoals dat behoort. Hieruit moge blijken dat men op het niveau van het College van Procureurs-generaal kennelijk niet alleen de formele autoriteit van de minister de facto niet respecteert, maar dat men bovendien meent een serieus probleem betreffende de Procureur-generaal van het Hof te Den Haag op het eigen niveau te kunnen afstoppen, de eigen positie misbruikend.

Het simpele feit dat de Minister een aan haar gestuurde aangetekende brief niet in ontvangst wil nemen, is mijns inziens een voorbeeld van onbehoorlijk gedrag. Bovendien suggereert het dat de minister van Justitie zelf van een bepaalde criminele aangelegenheid geen weet wenst te hebben, met als gevolg dat de onderliggende schandalige kwestie onder het kleed blijft liggen.

Het betreft het met alle middelen 'wegdenken' en 'onderschoffelen' van in harde feiten vaststaand bancair optreden in valse hoedanigheid, c.q. verduistering door mijn ex-echtgenote, gerechtsauditeur fiscale zaken van de Hoge Raad; en wel voor een transactie van circa fl 150.000 van mijn Zwitserse rekening op vrijdag 13 juni 1986. Stelselmatige protectie in deze frauduleuze aangelegenheid heeft een procedure van boedelscheiding veroorzaakt waarmee in de loop van meer dan 11 jaar mijn bestaan materieel en anderszins verregaand verwoest is.

In het kader van een procedure ex artikel 12 Wet op de Strafvordering betreffende haar frauduleuze optreden, heeft de Procureur-generaal van het Gerechtshof te Den Haag essentieel bewijsmateriaal dat hem ter beschikking stond aan de raadsheren van het Gerechtshof onthouden !! Ook werd onder de verantwoordelijkheid van de Procureur-generaal van het Hof te Den Haag de afhandeling van de bewuste klacht ex art 12 W. Sv. betreffende crimineel optreden van een gerechtsauditeur fiscale zaken van de Hoge Raad eerst jaren getraineerd; ook toen de huidige minister die functie van PG bekleedde. Men is zelfs zover gegaan mij niet door de Griffie te laten oproepen voor de cruciale zitting van de strafunit van het Hof te Den Haag, hetgeen volkomen in strijd is met het dwingende voorschrift van art. 12d1 van de wet op de Strafvordering.

T.a.v. een beklag (ex art 14a Wet op de Rechterlijke Organisatie) over de raadsheren van die kamer van het Hof te Den Haag heeft de Procureur-generaal bij de Hoge Raad het hoofd afgewend; de juriste in kwestie was hem als gerechtsauditeur bij dezelfde Hoge Raad persoonlijk bekend. Ik meen - en ik kan dat met exact feitenmateriaal aantonen voor een ieder die bereid is oordeel te baseren op feiten - dat het gaat om systematisch 'schoonwassen' en protegeren van een juriste/gerechtsauditeur van de Hoge Raad met alle middelen. Gesproken kan worden van misbruik van de bevoegdheden van de minister van Justitie, aangezien de Griffie en de Procureur-generaal van het Gerechtshof beiden formeel geheel vallen onder de verantwoordelijkheid van die minister. De handtekeningvervalsende fiscaaljuriste schijnt nu te werken op het ministerie van Financiën.

Over dat optreden van de minister van Justitie - meer specifiek van de Griffie en van de Procureur-generaal van het Hof te Den Haag - heb ik een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman, maar tot mijn verbijstering elimineerde deze meteen al aan het begin van de klachtbehandeling juist de meest essentiële en sensitieve punten van mijn klacht, terwijl volgens de wet op de Nationale Ombudsman, volgens de bedoeling van de wetgever en volgens de brochure van het bureau van de Nationale Ombudsman, het optreden van de Griffie en de Procureur-generaal van het Hof wel degelijk vallen binnen de grenzen van zijn werkterrein. Daar komt bovenop dat de Nat. Ombudsman eigener beweging het conform de wet op de Nat. Ombudsman formuleren en publiceren van een oordeel over het optreden van de minister van Justitie uit de weg gegaan is. In mijn ervaring blijkt er sprake te zijn van een zelfprotegerend systeem, met als gevolg dat het recht het onderspit delft en uitermate bedenkelijke zaken mogelijk blijken te zijn in het Nederlandse rechtssysteem.

Het lijkt mij dat ik als burger van dit land moet kunnen verwachten dat mogelijkheden die de wet mij biedt, in dit geval een klacht ex artikel 12 Wet op de Strafvordering, naar behoren en conform de wet worden gerealiseerd. Dat lijkt mij een recht van ieder van ons als individueel burger. Maar de werkelijkheid blijkt volslagen anders. Nederland blijkt voor mij geen rechtsstaat te zijn; de belangen van een gerechtsauditeur van de Hoge Raad blijken onvoorwaardelijk voorrang te krijgen. Wellicht ten overvloede merk ik dan ook op dat het optreden van de minister van Justitie in deze naar mijn mening in strijd is met artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

Hierbij neem ik de vrijheid er bij u als Minister-president met klem op aan te dringen dat deze grove wantoestand op basis van de werkelijkheid der feiten zorgvuldig en tot op de bodem wordt uitgezocht. Uw directe betrokkenheid daarbij lijkt mij essentieel. Natuurlijk sta ik tot uw beschikking voor verdere toelichting indien u dat noodzakelijk zou achten.

Een spoedige reactie van uw zijde zou ik erg op prijs stellen.

Hoogachtend,

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA


Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 070 5118922
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar

Bijlagen:

Tweede brief aan Minister-president W. Kok
Integriteit Rechterlijke Macht
Criminaliteit Overheid Onderschat zegt Prof. Van den Heuvel (collusie)