Arbeid is de slaaf van het geldsysteem. Maar wat is geld in werkelijkheid ?!

Waar is ons Geld gebleven?

Geldpolitiek . . Kamerzetel 151 . . Klokkenluiders <===> SDN . . Crisisdebat

Tegen alle beloften in stijgt de belasting- en premiedruk tot het oneindige

Doorkoppeling naar de site van DER DRITTE WEG van juni 1997.


Vertaling: R.M. Brockhus


uit de spreekbeurten van Gunter Hannich, Deel V

Iedere dag hoor je van nieuwe bezuinigingen: de sociale zekerheid moet worden gekort, werkloosheidsuitkeringen beperkt, de ziekenfondspremies door "massieve ingrepen" gesaneerd worden. Daarnaast worden pensioenen en lonen verlaagd. Tegen alle beloften in stijgt de belasting- en premiedruk tot het oneindige. Ten aanzien van de vermindering van de beschikbare gelden voor de huishoudens van werknemers kan de vraag gesteld worden:

Waar is ons geld gebleven?

(Vermogensverdeling in Duitsland)

Omdat geld niet eenvoudigweg verdwijnt in het niets, moeten hogere belastingen, premies en kosten, danwel lagere pensioenen en lonen aan de ene kant, leiden tot grotere vermogens bij bepaalde personen en instellingen aan de andere kant. Dat wil zeggen, dat er een herverdelingsmechanisme moet bestaan wat de meeste mensen armer maakt, en kleine groepen steeds rijker laat worden. Het resultaat van deze herverdeling weert zich in de verdeling van het financiële vermogen over de bevolking. Reeds in het jaar 1968 had volgens een studie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Duitsland 1,7% van de bevolking de beschikking over 70% van het Duitse productievermogen.

    Hoe wikkelt zich deze herverdeling concreet af?

Hiervoor bestuderen we het beste de ontwikkeling van de totaal aan schulden, danwel het totale financiële vermogen in Duitsland. (Afb. 1) In deze totaalschuld zitten de schulden van de overheid, van ondernemingen en van particuliere huishoudens. Ondertussen kunnen de renteverplichtingen over die schulden niet meer betaald worden, zodat nieuwe kredieten moeten worden opgenomen om die renteverplichtingen te kunnen voldoen. Daarbij ontstaat een rente op rente-effect, wat wil zeggen, dat de zich ophopende rente-opbrengsten het volgende jaar eveneens met rente belast worden. Sinds 1960 groeiden de totale schuldenberg elk jaar met 10 procent, wat betekent dat deze schuldenberg zich elke 7 jaar verdubbelt.

Opvallend is ook dat schulden en financieel vermogen met precies hetzelfde bedrag groeien, omdat de toenemende schuld van de overheid, van het bedrijfsleven en van particuliere huishoudens een even zo grote toename van het vermogen voor de rijke minderheid in Duitsland betekent. De door de brede lagen van de bevolking afgedragen rente over de schulden van de overheid, van het bedrijfsleven en particuliere huishoudens, komt terecht bij de groeiende financiële tegoeden, wat elk volgend jaar tot weer hogere rentelasten leidt.

Omdat het hier gaat om een toename door rente-op-rente, vergroot zich de discrepantie tussen schulden en financieel vermogen steeds verder - de kloof tussen arm en rijk wordt steeds sneller groter! Dat is duidelijk te herkennen door de toename van de financiële vermogens en de schulden tussen 1990 en 1995 te vergelijken met die uit voorafgaande jaren. In de jaren van economische groei in de jaren zestig en zeventig, kon de rentelast nog door de groei van de economie gecompenseerd worden, vandaag echter blijft de economische groei achter bij de groei van de rentelasten, waardoor op andere terreinen "bespaard" moet worden.

    Waarom kan de totaalschuld niet verminderd worden?

Om geld dat voor de reële economie nodig is beschikbaar te krijgen, moet de schuldtoename vanzelfsprekend toenemen, om kapitaal door de steeds rijker wordende minderheid in de geldcirculatie terug te laten brengen. Zou de totale schuldenberg verkleind worden, dan zou dat tot een scherp dalende rente leiden, omdat het niveau van de rente wordt bepaald door de vraag naar en het aanbod van krediet. Wordt er minder krediet opgenomen, dan daalt de rente; die bij een daling van de totaalschuld zelfs zou dalen naar 0 procent. Maar omdat in ons geldsysteem het geld nooit zonder rente wordt aangeboden, zou dat leiden tot deflatie, ofwel een terugtrekking van het geld uit de reële economie. Het gevolg daarvan zou zijn: massawerkloosheid, verarming van de bevolking, honger en burgeroorlog.


Op grond van deze aspecten is de totale schuld sinds het ontstaan van de Bondsrepubliek nog nooit verminderd. Wanneer de ondernemingen zich niet voldoende in de schuld steken, moet de overheid ingrijpen en de snel groeiende financiële vermogens als krediet opnemen.


    Hoe is de verdeling van het nationaal product tussen arbeid en kapitaal?

Dit wordt vooral duidelijk bij de ontwikkeling van de lonen en salarissen in vergelijking tot de inkomens van de financiële vermogens. (Afb 2) Terwijl het geldvermogen exponentieel groeit, dalen de nettolonen sinds enige jaren. Ook het verschil tussen bruto- en nettoloon wordt steeds groter, omdat de belastingen en de sociale premies voor de werkenden steeds zwaarder worden. De in de grafiek te onderkennen stijging van de lonen en salarissen tussen 1990 en 1991 heeft slechts betrekking op de herijking van de statistiek voor Duitsland als geheel, na de eenwording.

Hoezeer deze ontwikkeling een eigen leven is gaan leiden wordt aangetoond door het feit, dat de groei van de nieuwe financiële vermogens voor het overgrote deel voortkomt uit de herbelegde rente-opbrengsten. In 1995 groeiden de particuliere vermogens met ongeveer 240 miljard D-mark, de rente-opbrengsten maakten daarvan voor 220 miljard deel uit, zodat voor 90 procent deze groei voortkwam uit rente-opbrengsten.

Terwijl de modale werknemer spaargeld opbouwt uit zijn arbeidsinkomen, ontspruit bij een minderheid van de bevolking het spaarvermogen uit rente-opbrengsten, want de jaarlijks uitgekeerde rente die door de eigenaars niet meer geconsumeerd kan worden, moet opnieuw herbelegd worden! Op die wijze wordt de rijkdom niet meer door hard werken verdiend, maar door prestatieloze vermogensvorming vergroot. De verschuiving van geld van arbeid naar bezit wordt ook duidelijk door het beschikbare inkomen voor huishoudens. (Afb.. 3)

Sinds 1970 is een constante afname van het aandeel van de nettolonen in het beschikbare nationale inkomen vast te stellen. Tegelijkertijd stijgt in bijna gelijke mate de winst uit financieel vermogen en ondernemingen. Jammer genoeg wordt in de statistiek geen onderscheid gemaakt tussen inkomen uit financieel vermogen (prestatieloos) en ondernemersactiviteiten (loon voor de ondernemingsgewijze productie)

    Waarheen leidt deze ontwikkeling?

De verschuiving van het geldkapitaal van de brede lagen van de bevolking naar de weinige kapitaalbezitters zal, met de berekening van rente-op-rente steeds verder versnellen. De schuld van de overheid, van het bedrijfsleven en van de particuliere huishoudens moet daardoor evenredig toenemen, wat opnieuw tot drastische verhoging van de rentelasten zal voeren. Om de rentelasten van de overheid te kunnen betalen zullen de afdrachten aan belastingen in nauwelijks voorstelbare mate moeten stijgen. Om met loonsverlagingen de rentabiliteit van het kapitaal in de economie te behouden, zal de armoedegrens snel bereikt zijn.

Tegelijkertijd kunnen sociale uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen, pensioenen en de meeste overheidssubsidies niet meer op het huidige niveau worden gehandhaafd. Tenslotte zal deze ontwikkeling in een steeds sneller groeiende verarming uitmonden. Hoewel voor elke werkende de gevolgen van de vermogensverschuiving merkbaar zijn, is de kennis daarover - waar het geld blijft - slechts spaarzaam aanwezig. En daar moet verandering in komen.