WERKGROEP IMPLEMENTATIE TIJDSGEEST

BURGERBEWEGING VOOR DIRECTE DEMOCRATIE

 

WIT is een burgerbeweging, die in Februari 1995 werd opgericht met als doel, de invoering op alle Belgische bestuursniveau's van de directe democratie. Directe democratie is een vorm van democratie, die de momenteel bestaande, zuiver vertegenwoordigende democratie, uitbreidt met rechtstreeks beslissingsrecht door de burgers.

WIT wil met alle wettige actiemiddelen deze broodnodige verdieping van de democratie helpen bereiken.

WIT is geen politieke partij. Een politieke partij is een organisatie, die standpunten inneemt over alle mogelijke maatschappelijke thema's (meestal vanuit een bepaald wereldbeschouwelijk uitgangspunt) en streeft naar verwerving van politieke macht om die standpunten te verwerkelijken. WIT neemt geen standpunten in over het geheel van de maatschappelijke thema's en wil evenmin politieke macht veroveren. Het uitgangspunt van WIT is dat politieke macht niet moet worden veroverd door organisaties, maar moet worden overgedragen aan de burgers. De mensen zijn soevereine wezens die in democratisch overleg moeten kunnen besluiten hoe maatschappelijke vraagstukken kunnen worden opgelost. Momenteel bestaat in ons land geen middel om dit democratisch overleg en deze directe democratische besluitvorming te realiseren. Deze middelen moeten worden ingevoerd.

Leden van WIT hebben twee Witte Comité's voor directe democratie opgericht (een Franstalig en een Nederlandstalig). Deze comité's hebben een petitie gelanceerd.

Momenteel is een alliantie rond de petitie in opbouw. Volgende verenigingen steunen de petitie: Agalev/ Beweging van Mensen van Goede Wil/ Beweging voor Sociale Vernieuwing/ Centrum voor Politieke Vernieuwing / Charta '91/ Comité Blanc pour la démocratie directe / Comité Kim en Ken/ Demo / Ecolo/ ID21/ PNPb/ Socialistische Partij/ SoLiDe/ Triangel / Vivant/ Vlaamse Liberalen en Democraten/ Volksunie/ Wit & auto-partij/ WIT voor directe democratie / Wit Comité WITLOF/


Volgens een recente opiniepeiling (Knack, 7 oktober 1998) vinden vier Vlamingen op vijf, dat referenda bindend moeten zijn. Maar de politici van de 'meerderheid' zien dat anders. Zij vinden dat referendums niet bindend mogen zijn, en zij menen zelfs dat de voorwaarden om tot een niet-bindende volksraadpleging te komen nog verzwaard moeten worden. Dat is althans de inhoud van het wetsvoorstel dat door de partijen van het Langendries-overleg is gelanceerd, en dat nu door de Kamer wordt gesluisd.

Het wetsvoorstel, dat langs Vlaamse kant door de kamerleden Willems (CVP) en Vanvelthoven (SP) werd ingediend, verandert de bestaande wet over het gemeentelijk referendum op enkele punten. Het eerste dat opvalt is, dat de drempel om te komen tot een referendum wordt opgetrokken van 10% der kiesgerechtigden, tot 10% van de inwoners. Door het meetellen van kinderen, buitenlanders enz. zal de handtekeningdrempel met ongeveer 25% worden verhoogd. In gemeenten met minder dan 25.000 inwoners moet zelfs 20% van de inwoners het verzoek tot volksraadpleging tekenen. Voor een gemeente als Boechout, waar recent een referendum plaatsvond, komt dit neer op een drempelverhoging van zowat 250%.

Deze bittere pil wordt verguld met enkele 'verbeteringen', waarvan we er twee vermelden.

Vooreerst zou de nieuwe wet de volksraadpleging afdwingbaar maken. Indien de (verhoogde) handtekeningdrempel wordt gehaald, moet de volksraadpleging in elk geval moeten plaatsvinden. De betekenis van deze (vanzelfsprekende) 'verbetering' wordt echter volledig teniet gedaan door het feit, dat de uitslag van de volksstemming volkomen vrijblijvend blijft. Politici kunnen de uitspraak van het volk volgens de nieuwe wet nog altijd naast zich neer leggen. Het referendum te Boechout heeft bewezen, dat politieke machthebbers dat ook daadwerkelijk durven doen, indien ze de wettelijke ruimte krijgen.

Een andere 'verbetering' betreft de verlaging van de teldrempel van 40% der kiesgerechtigden, tot 10% of 20% van het aantal inwoners. Volgens de wet van 10 april 1995 worden de stemmen zelfs niet geteld, indien minder dan 40% van de kiesgerechtigden deelnemen. Deze bepaling werd bijvoorbeeld uitgevoerd bij de volksraadplegingen in Genk en Begijnendijk. Belangrijker dan de verlaging is echter het feit, dat het principe van de teldrempel überhaupt gehandhaafd blijft. Deze absurde praktijk, die buiten België vrijwel nergens voorkomt, ontneemt aan de kiezer zelfs zijn meest elementaire recht: het recht om überhaupt te vernemen, wat de uitslag van de stemming was. Het bewust handhaven van het teldrempel-systeem dient als een achteruitgang te worden beschouwd, ook al is de drempel zelf verlaagd.

Volgens ons heeft de wet Willems-Vanvelthoven vooral een ideologisch doel. Het is een feit dat het referendum bij de bevolking aan populariteit wint. Zo is volgens de reeds geciteerde Knack-enquête 71% van de Vlamingen voorstander van directe democratie op Vlaams en Belgisch niveau. Partijen met ruime toegang tot de macht, willen die macht echter doorgaans niet delen met de burgers. Buitenlandse ervaring wijst uit dat het verzet van machtspartijen tegen directe volksbeslissing twee stadia doorloopt.

In een eerste stadium wordt directe democratie eenvoudig doodgezwegen. Machthebbers proberen te voorkomen dat de mogelijkheid tot direct-democratische besluitvorming in het publieke bewustzijn doordringt. Indien dit niet goed meer kan, neemt het verzet tegen het direct-democratische ideaal een nieuwe vorm aan. Politieke machthebbers gaan dan verklaren dat ze de invoering van het referendum 'in principe' wel zien zitten; maar tegelijk propageren ze onwerkbare en tandeloze vormen van dit democratisch instrument. Dit gaat gepaard met een subtiel ideologisch offensief : men suggereert dat de bevolking eigenlijk toch vrij onbetrouwbaar en onbekwaam is, en dat voogdij door een moreel en intellectueel superieure politieke elite bijgevolg noodzakelijk blijft.

De Belgische politici blijken uitzonderlijk inventief in het bedenken van onwerkbare, en dus ontmoedigende vormen van directe besluitvorming. Het consultatief referendum bijvoorbeeld, komt op wereldschaal slechts zelden voor. Dat is ook begrijpelijk, want het valt moeilijk te zien hoe de mogelijkheid tot frontale negatie van de direct uitgesproken volkswil als 'democratisch' kan worden bestempeld. Maar de Langendries-politici zien blijkbaar het consultatief referendum als dé vorm bij uitstek van directe democratie. Ook de reeds vermelde teldrempel wordt door de politici van de meerderheid blijkbaar als een inherent onderdeel van direct-democratische besluitvorming beschouwd, terwijl elders op onze planeet deze praktijk een volstrekte rariteit is. En de genoemde handtekeningdrempel van 20%, die door de nieuwe wet Willems-Vanvelthoven wordt ingevoerd, moet ongeveer een planetair record zijn. Het is duidelijk dat de Langendries-politici speculeren op de relatieve onwetendheid van de bevolking, en het verlangen naar meer democratie pogen te ontmoedigen door volksinitiatieven te laten verzanden in procedureslagen, politieke manoeuvres en disputen rond uitzonderingsbepalingen.

In Gent is momenteel zo'n poging tot verzanding aan de gang. Een groep onafhankelijke Gentenaars had 18.000 handtekeningen verzameld rond de vraag: "Dient het gemeentebestuur er voor te zorgen dat er in Gent gratis openbaar vervoer komt zoals in Hasselt?". Deze vraag wordt door minister Leo Peeters afgewezen, zogenaamd omdat de wet referenda over begrotingsaangelegenheden uitsluit. Ook toen de groep de vraag herformuleerde als: "Dient het gemeentebestuur de nodige initiatieven te nemen om in Gent tot een betere openbare vervoersituatie te komen zoals in Hasselt?" bleef de minister dwarsliggen. Met andere woorden: de politieke klasse blijft aan de burgers het recht ontzeggen om zelf te bepalen waarvoor hun belastingsgeld moet dienen. Maar om de pil te vergulden wordt dan 'het licht op groen gezet' voor een alternatief referendum, met andere vragen dan die naar gratis openbaar vervoer, vragen waarvoor de burgers helemaal niet hebben getekend. Het vervolg laat zich raden. Het van bovenaf opgelegd ersatz- referendum zal weinig kiezers aantrekken, waarop de politieke klasse dan zal kunnen reageren met de opmerking dat de burgers niet geïnteresseerd zijn in directe besluitvorming.

De politieke klasse speelt met vuur, door zo blijvend en hardnekkig het verlangen naar authentieke democratie te negeren. Het wordt hoge tijd om Langendries te begraven. Laat de politici - en ze zijn in alle partijen te vinden - die het volk daadwerkelijk aan het woord willen laten, de handen ineen slaan om die ene, fundamentele politieke hervorming door te voeren die door de grote meerderheid van ons volk wordt gewenst: de invoering van het beslissend referendum , op alle bestuursniveaus.



ACTIE SNEEUWBAL!

Op 6 mei 1998 hebben drie in het parlement vertegenwoordigde partijen ( VLD, Agalev en de Volksunie) samen met een aantal andere partijen en verenigingen (BSV, CPV, Charta 91, DEMO, ID21, PNPb, STeM, Triangel, Vivant, Wit&Autopartij), de lancering aangekondigd van een nationale handtekening-actie. Het is de bedoeling om in een eerste fase 10.000 handtekening te verzamelen onder de vraag voor de invoering van het beslissend referendum op volksinitiatief. Deze vraag met de 10.000 handtekeningen zal dan worden voorgelegd aan het parlement.

In een tweede fase wordt naar 200.000 handtekeningen gestreefd.

Wordt sneeuwman of sneeuwvrouw! Sneeuwmannen en sneeuwvrouwen fungeren als plaatselijke ankerpunten voor de actie. Verzamel handtekeningen, en sneeuw daardoor politici onder met blijken van de volkswil. Iedere nieuwe handtekening is weer een vlok meer!



DIRECTE DEMOCRATIE: VEEL GESTELDE VRAGEN

 

1. GRONDBEGINSELEN

* Wat is directe democratie?

Directe democratie is een vorm van politieke besluitvorming, waarbij de kiezers rechtstreeks over een aangelegenheid kunnen beslissen, telkens wanneer zij dit wensen. In een vertegenwoordigende democratie kunnen de kiezers niet direct beslissen. Ze kunnen alleen via de verkiezingen een mandaat geven aan een klein aantal politici, die dan de beslissingen nemen. Directe democratie is dus een uitbreiding van de vertegenwoordigende democratie.Het parlement blijft in een directe democratie bestaan. Maar wanneer het parlement een beslissing neemt die tegen de wil van de kiezers ingaat, kunnen de kiezers in een direct-democratisch systeem hiertegen reageren. Tevens kan iedere burger een wetgevend initiatief lanceren.

* Is er iets mis met de vertegenwoordigende democratie?

Er is niets mis met het systeem van de vertegenwoordigende democratie, zolang de meerderheid van de kiezers zich tevreden toont over dit systeem.

* Waarom en wanneer moet directe democratie worden ingevoerd?

Directe democratie moet worden ingevoerd wanneer de meerderheid van de kiezers dit wenst. Indien dit niet gebeurt is sprake van bevoogding van de kiezers door de machthebbers.

* Wil een meerderheid van de kiezers directe democratie?

Opiniepeilingen wijzen uit dat in vele landen een ruime meerderheid van de kiezers directe democratie wil.

- in een Gallup-opiniepeiling van 1987, werd de volgende vraag gesteld aan burgers van de USA: "Tegenstanders van referenda en afzettingsprocedures ('recall') zeggen dat de mensen niet in staat zijn om een weloverwogen stem uit te brengen en dat we de verkozenen moeten vertrouwen voor de publieke besluitvorming. Voorstanders van referenda en afzettingsprocedures zeggen dat kiezers wel degelijk in staat zijn om gefundeerd te stemmen, en dat ze meer inspraak moeten hebben in bestuurszaken. Wat is uw mening: moeten we rekenen op de verkozenen om alle publieke besluiten te nemen, of moeten kiezers over bepaalde aangelegenheden direct kunnen beslissen?" Resultaat: 76% meende, dat kiezers directe beslissingsbevoegdheid moeten krijgen; 18% vond, dat we de verkozenen moeten betrouwen; 6% had geen mening.

- in Duitsland toonde een opiniepeiling uit 1995 aan, dat een meerderheid van 71% (in de westelijke deelstaten) tot 79% (oostelijke deelstaten) directe democratie wenste, tegenover een minderheid van 27%/21% die meende dat de besluitvorming het exclusieve terrein der verkozenen moest zijn. De exacte vraag luidde: "Moeten in onze samenleving de burgers direct betrokken worden bij de belangrijke politieke beslissingen of moeten de verkozenen daarvoor verantwoordelijk zijn?" (zie: G.Habermann : 'Demokratiereform. Anstoesse zu einer ordnungspolitischen Diskussion' Bonn: Schriftenreihe des Unternehmersinstitutes UNI, Mainzer Strasse 238, 53179 Bonn).

- in België toonde een opiniepeiling aan dat een absolute meerderheid voor directe democratie voorhnden is (51% pro, 21% contra; La Libre Belgique 29/4/92). Een recenter onderzoek (Le Soir 30/3/1996) toonde aan dat 67% van de bevolking (versus 15% tegenstanders) een referendum wenste over het Europees Verdrag (Maastricht II).

In Het Nieuwsblad van 27 april 1998 verscheen onder de titel 'Zes op tien Vlamingen voor euro-referendum' het resultaat van een Dimarso-peiling. De vraag luidde, of een referendum over de verdere eenmaking van Europa wenselijk was. Hier zijn de resultaten:

Nederlandstaligen

Franstaligen

Totaal

positief

59.6

56.8

58.4

neutraal

24.0

23.9

23.9

negatief

16.4

19.3

17.7

- Begin 1997 toonde een internationale opiniepeiling aan dat er in alle onderzochte landen een absolute meerderheid bestaat voor het houden van een referendum over de EMU:

Groot-Brittannië

Frankrijk

Duitsland

Italië

Nederland

Ja

76%

66%

79%

52%

56%

Nee

15%

33%

16%

42%

36%

Weet niet; zou niet gaan stemmen

9%

1%

5%

6%

20%

Bronnen: voor de vier eerste landen: L'Espresso 16-1-97,p.24; of The Daily Telegraph, Le Figaro en Das Handelsblatt. van dezelfde tijd. De vraag luidde: "Vindt U dat uw land een referendum moet organiseren over de EMU?". Voor Nederland komen de gegevens uit NRC Handelsblad, 28-2-1997. De vraag luidde: "Vindt U dat er een referendum moet komen over de vraag, of de Euro er moet komen?".

* Kan een regime, waar de meerderheid van de kiezers directe democratie wensen, maar de directe democratie wordt tegengehouden door politici en politieke partijen, democratisch worden genoemd?

Natuurlijk niet. Democratie betekent, dat 'het volk heerst'. Indien het volk rechtstreeks beslissingsrecht wenst, en dit rechtstreeks beslissingsrecht niet krijgt, heerst het volk niet.

* Kunnen landen als de USA, Duitsland of België in het licht van het voorgaande als democratieën worden beschouwd?

Blijkbaar niet.

2. TECHNISCHE ASPECTEN

* Hoe kan directe democratie in de praktijk worden gerealiseerd?

Het belangrijkste instrument is het referendum op burgerinitiatief of volksinitiatief. Wanneer een aantal mensen een nieuwe wet willen invoeren, of een oude wet willen veranderen, moeten ze een minimum aantal handtekeningen verzamelen ter ondersteuning van hun voorstel. In België zouden dat bijvoorbeeld 200.000 handtekeningen kunnen zijn op het federaal niveau.

Indien deze handtekeningen zijn verzameld, moet er een burgerstemming komen. Indien de meerderheid van de kiezers het voorstel aanvaarden, wordt de nieuwe wet ingevoerd. In het andere geval is het voorstel verworpen.

WIT stelt voor om in deze procedure nog een tussenstap in te lassen. Indien het initiatief een kleiner aantal handtekeningen (bv.10.000 of 20.000 handtekeningen op federaal niveau) heeft verzameld, gaat het voorstel eerst naar het parlement. Het parlement is dan verplicht om het voorstel te behandelen en te aanvaarden of te verwerpen. De argumentatie die het parlement daarbij ontwikkelt kan een belangrijke bijdrage betekenen tot de maatschappelijke beeldvorming rond het voorstel. Indien het parlement het voorstel aanvaardt, heeft het burgerinitiatief natuurlijk zijn doel bereikt. Indien het parlement het voorstel verwerpt, en het burgerinitiatief is niet overtuigd door de argumentatie van het parlement, dan kan het verdergaan tot de drempel van 200.000 handtekeningen.

* Bestaan er andere instrumenten?

Het burgerinitiatief is de hoeksteen van de directe democratie. Zonder mogelijkheid tot burgerinitiatief is er geen directe democratie in enige reële zin. Er bestaan echter belangrijke aanvullende instrumenten, zoals de afzettingsprocedure en het referendum van rechtswege.

* Wat is een afzettingsprocedure?

Een afzettingsprocedure laat de kiezers toe, om bepaalde overheidsambtenaren, rechters of verkozenen, die het publieke vertrouwen hebben verloren, uit hun ambt te ontzetten. In Zwitserland bestaat dit systeem, al wordt het instrument zelden gebruikt. Het bestaat ook in een aantal Amerikaanse deelstaten, op verschillende lagere bestuursniveau's. Een afzettingsprocedure moet eveneens met een handtekeningcollectie worden begonnen, waarbij de drempel voldoende hoog moet zijn.

* Wat is een referendum van rechtswege?

Een referendum is een rechtstreekse stemming door de burgers over een bepaald voorstel, waarbij het initiatief echter niet van de burgers uitgaat. In een aantal gevallen, zoals bijvoorbeeld in het geval van een grondwetswijziging of bij het sluiten van een internationaal verdrag dat soevereiniteitsafstand impliceert, zouden de burgers zich automatisch moeten kunnen uitspreken. In Zwitserland en in verschillende Amerikaanse deelstaten worden grondwetswijzigingen automatisch aan een referendum onderworpen.

* Moeten burgerinitiatieven en referenda aan deelnemingsquora worden onderworpen?

Neen. Burgers die niet aan een verkiezing deelnemen, worden geacht een mandaat te geven aan hun medeburgers die wel een stem uitbrengen. Een quorum lokt perverse gevolgen uit. Veronderstel dat een deelnamequorum van 40% geldt. Onder de burgers is 60% voorstander van het voorstel, en 40% is tegenstander. Ongeveer 60% van de bevolking wil deelnemen aan de stemming. De minderheid kan dan een boycot lanceren, zodat enkel 36% van de kiezers stemt en het voorstel struikelt over het quorum. Deelname-quorums worden nooit gebruikt voor de verkiezing van de volksvertegenwoordiging, gemeenteraden enz., en er is geen enkele reden om van deze regel af te wijken bij initiatieven of referenda. In Zwitzerland of californië worden geen drempels gebruikt.

* Moet het voorstel van een burgerinitiatief gecontrolleerd worden door een hooggerechtshof?

In de USA wordt een burgervoorstel door een gerechtshof gecontrolleerd op zijn verenigbaarheid met de grondwet, vooral op het vlak van mensenrechten en burgerlijke vrijheden. In Zwitserland doet men dit niet. WIT stelt voor om deze controle in te bouwen bij de invoering van de directe democratie in België. Het is ook van belang om bepaalde vormvereisten te stellen, zoals bijvoorbeeld de eis, dat één stemming niet over twee losstaande onderwerpen mag handelen.

* Waar bestaat directe democratie?

Zwitserland is het enige grotere land waar op nationaal niveau een vorm van directe democratie bestaat. In de USA bestaat directe democratie op lagere bestuursniveau's in een aantal deelstaten, maar er bestaat in dit land geen enkele vorm van directe democratie op federaal niveau. Elders bestaan hoogstens zeer beperkte vormen van directe democratie (in Italië kan bv. over bepaalde onderwerpen een correctief referendum plaatsvinden; in Duitsland bestaat een zeer beperkte vorm van directe democratie in sommige deelstaten).

* Hoe staat het met elektronische stemming?

Elektronische stemming levert een aantal problemen op, alhoewel technische oplossingen werden voorgesteld (zie links). Elektronische stemming kan deelname van minderbegoeden ontmoedigen. Het kan ook leiden tot 'instant voting', zonder dar een goed publiek debat, of een degelijke maatschappelijke beeldvorming heeft plaatsgehad. In wezen heeft de vraag naar eletronische stemming, tele-voting enz. niets te maken met de kern van directe democratie (parlementaire verkiezingen zouden bv. ook via televoting kunnen gebeuren). Essentieel voor een goede werking van directe democratie is, dat voldoende burgers het vraagstuk voldoende wezenlijk vinden om een burgerstemming te laten plaatsvinden (dit moet blijken uit de handtekening-verzameling) en dat vervolgens een goede beeldvorming optreedt. De rol die elektronische comunicatiemedia hierbij kunnen spelen, kan wellicht zelf via burgerstemmingen worden bepaald.

3. BEZWAREN TEGEN DIRECTE DEMOCRATIE

* De meeste kiezers zijn onbekwaam om te stemmen over publieke aangelegenheden. Ze begrijpen de ingewikkelde materies niet.

Het onbekwaamheidsargument heeft een lange, en dubieuze voorgeschiedenis. Het werd vroeger gebruikt om het algemeen enkelvoudig stemrecht tegen te houden, dat door de arbeidersbeweging werd opgeëist. Het werd gebruikt tegen de zwarten in de USA en Zuid-Afrika, en tegen de vrouwen. Wanneer die groepen het stemrecht eindelijk veroverden, bleek het onbekwaamheidsargument waardeloos, en werd het snel vergeten. In Zwitserland kan men hetzelfde zeggen over directe democratie. Niemand in Zwitserland beweert, dat de bevolking te dom is om direct te beslissen wanneer zij dat wil.

Het onbekwaamheisargument kan niet selectief gebruikt worden tegen directe democratie; het is in wezen een argument tegen de democratie als dusdanig. Wanneer mensen wijs genoeg zijn om onderscheid te kunnen maken tussen goede en slechte volksvertegenwoordigers, moeten ze ook in staat zijn om over belangrijke aangelegenheden rechtstreeks te beslissen. Immers, indien kiezers niet bekwaam zijn om goede van slechte oplossingen te onderscheiden, kunnen ze a fortiori ook geen personen kiezen die bekwaam zijn om goede oplossingen te vinden; voor die laatste keuze moet je immers niet alleen wel degelijk goede van slechte oplossingen kunnen onderscheiden, je moet bovendien ook nog de bekwaamheid (in verstandelijk en moreel opzicht) van de kandidaat kunnen evalueren.

Bovendien vooronderstelt het onbekwaamheidsargument reeds dat er een elite bestaat, die de bekwaamheid én de bevoegdheid heeft om over de bekwaamheid van het volk te oordelen, en die het recht heeft om in functie van dit oordeel het volk meer of minder democratische rechten toe te kennen. Deze vooronderstellingen zijn reeds anti-democratisch, want die zogenaamde elite heeft geen mandaat om een oordeel te vellen en om te beslissen op welke manier het volk moet stemmen.Zelfs indien de burgers de systematische neiging zouden vertonen om gevaarlijke of twijfelachtige beslissingen te nemen, zou het volstrekt onduidelijk zijn op welke grond hen het recht op directe besluitvorming kan worden geweigerd, indien zij zelf zo'n directe besluitvorming wensen.

Maar de burgers vertonen helemaal geen neiging tot gevaarlijke of twijfelachtige besluitnames. Uit Thomas E.Cronin 'Direct democracy. The politics of initiative, referendum, and recall' Twentieth Century Fund 1989 (dit boek refereert naar Amerikaanse toestanden): "Vroege tegenstanders van directe democratie beweerden dat hierdoor een stroom van ongezonde en radicale wetten zou tot stand komen, maar dat gebeurde slechts zelden. In sommige deelstaten wordt beweerd dat conservatieven het burgerinitiatief en referendum gebruiken om progressieve wetgeving te dwarsbomen. Maar de voorspelde demoagogische dreiging werd niet bewaarheid. Progressieve en conservatieve maatregelen lijken het in ongeveer gelijke mate te halen, afhankelijk van verschuivingen in de publieke opinie en van het meer of minder verregaand karakter van de voorstellen.

Kiezers lijken behoedzaam om te springen met extremistische of radikale maatregelen, zowel van links als van rechts (p.85). Kiezers die aan rechtstreekse besluitvorming deelnemen doen dat nog met meer verantwoordelijkheidszin en intelligentie dan we redelijkerwijs mogen verwachten. Kiezers maken rationele keuzes in het stemhokje; ze kunnen de kosten en baten herkennen en de diverse effecten van de geboden alternatieven" (p.89). Bovendien mogen we niet vergeten dat verkozenen net zo goed de bal kunnen misslaan (zoals bijvoorbeeld blijkt uit de ontspoorde Belgische staatsschuld, die uitsluitend langs parlementaire weg tot stand kwam): "De critici van de directe democratie presenteren ons een mythisch beeld van de verkozene: die is zeer intelligent, buitengewoon goed geïnformeerd, rationeel en deugdzaam en wijs; even competent als een universiteitsprofessor of een bedrijfsleider. Diezelfde critici zien het volk als onbetrouwbaar gepeupel. Toch wordt datzelfde gepeupel geacht om de verkozenen aan te duiden.

Hoe zouden zij tussen goede en slechte kandidaten kunnen onderscheiden indien zij niet in staat zijn om goede van slechte wetten te onderscheiden? (p.87). Het Hooggerechtshof heeft, omwille van hun ongrondwettelijk karakter , minstens 1000 wetten verworpen die door wetgevende, representatieve organen werden goedgekeurd. Daaruit blijkt dat die wetgevers niet allemaal even wijs, rationeel en deugdzaam waren" (p.89)

* Directe democratie opent de deur voor demagogie en manipulatie. Het burgerinitiatief wordt misbruikt door drukkingsgroepen en de economisch machtigen om besluiten genomen door de verkozen organen te omzeilen.

Ook hier moeten we een vergelijking maken met de praktijk van de huidige vertegenwoordigende democratie, niet met één of andere ideale, abstracte situatie. Het is belangrijk om steeds weer op dit punt de nadruk te leggen, omdat tegenstanders van directe democratie gewoonlijk veel strengere maatstaven hanteren voor directe democratie dan voor het zuiver vertegenwoordigende systeem.

Kijk naar de praktijk van de huidige parlementsverkiezingen. De campagnes zijn duur, en worden gevoerd via commerciële bureaus. Wat de kandidaten zeggen wordt bepaald via electorale strategieën: ze zeggen niet wat ze menen, ze spreken hun voornemens niet uit; ze doen uitspraken die geacht worden kiezers aan te trekken. Kort gezegd: ze misleiden de kiezers. Ze kunnen dit ongestraft doen, omdat de kiezers na de verkiezingen, wanneer ze plots met allerhande onverwachte maatregelen worden geconfronteerd, geen mogelijkheid tot reactie meer hebben.

De nazi's grepen de macht via parlementaire weg. Dit voorbeeld is belangrijk, omdat in de progressieve wetgeving van de Weimar-republiek elementen van directe democratie aanwezig waren (omwille van een hoge deelname-drempel werkte het systeem echter nauwelijks). Het politieke leven in het Duitsland van die tijd werd echter volledig door politieke partijen gedomineerd en in de 14 jaren dat de Weimar-republiek duurde (1919-1933) kwamen slechts twee burgerinitiatieven tot stand. Er ontwikkelde zich geen authentieke democratische cultuur. Toch blijft het een feit dat Hitler geen absolute meerderheid had bij de bevolking, wel echter in het abdicerende parlement. Paradoxaal genoeg werd na de tweede wereldoorlog de directe democratie in Duitsland opgegeven, en kwam met verwijzing naar de nazi-periode op federaal niveau een puur representatief systeem tot stand.

In Zwitserland is het herhaaldelijk gebeurd dat de bevolking een beslissing neemt die diametraal ingaat tegen de unanieme wens van parlement, regering, en het hele economische establishment. Een goed voorbeeld is de integratie van Zwitserland in de Europese Economische Ruimte (6 december 1992). Hoewel de burgers werden gebombardeerd met pro-EER propaganda, werd de integratie met ruime meerderheid verworpen. Het lidmaatschap van de Verenigde Naties werd in vergelijkbare omstandigheden afgewezen (16 maart 1986). Op 1 december 1996 verwierpen de Zwitsers een wet, die door het parlement reeds was goedgekeurd en die door de regering en het economisch establishment werd verdedigd, die in naam van '..de verbetering van het concurrentievermogen der Zwitserse ondernemingen' de wettelijke beperkingen op zondags- en nachtwerk wou afschaffen. "De Zwitserse ervaring toont aan dat zelfs wanneer alle mogelijke drukkingsgroepen en de politieke elite dezelfde doelstelling nastreven, ze lang niet altijd hun zin krijgen" (Bohnet en Frey, 1994: 'Direct-democratic rules: the role of discussion' Kyklos 47, 341-354). In een puur representatief systeem krijgt eenzelfde coalitie altijd haar zin.

Tenslotte is het interessant om te noteren dat geen doodstraf bestaat in Zwitserland (de invoering van de doodstraf is een van de gedoodverfde voorbeelden van de nefaste effecten, die directe democratie zou veroorzaken).

* Directe democratie betekent een gevaar voor minderheden.

Opnieuw: dezelfde maatstaven moeten gebruikt worden voor directe en vertegenwoordigende democratie. Vertegenwoordigende democratie brengt vaak discriminatie van minderheden voort. In ons land is het onderwijs een goed voorbeeld. Twee grote netten verdelen onderling de macht, en kleinere onderwijstypes worden wettelijk benadeeld en uitgesloten. De Steinerscholen moeten proces na proces voeren, onlangs in verband met de eindtermen, om te bekomen waar de scholen van de meerderheidsgroepen vanzelfsprekend beroep op kunnen doen (bv. het gebouwenfonds). De eindtermen, die in december 1996 door het Arbitragehof werden vernietigd ondermeer omdat ze de rechten van minderheden als de Steinerscholen miskenden, werden langs puur representatieve weg door het Vlaams parlement goedgekeurd. Na het besluit van het Arbitragehof bleken een heleboel CVP-parlementsleden, die nochtans mee het eindtermen-decreet hadden goedgekeurd, blij met het arrest van het Arbitragehof, en eisten zij dat ook het katholiek onderwijs een verminderde eindtermen-last zou opgelegd krijgen. Dit bewijst dat de parlementsleden helemaal niet 'wijs' of 'naar geweten' hebben gestemd. De waarheid is, dat heel wat CVP-parlementsleden de eindtermen hebben goedgekeurd onder druk van hun partijhoofdkwartier.

Er zijn geen aanwijzingen dat directe democratie tot versterkte discriminatie van minderheden kan leiden. In 1978 werd een burgerinitiatief, dat scholen wou toelaten om leraren op grond van homosexualiteit te ontslaan, door de kiezer afgewezen. In Utah werd een burgerinitiatief door de kiezer afgewezen, dat beoogde om verspreiding van 'obsceen' materiaal via kabeltelevisie aan banden te leggen. De uitslag was verrassend, omdat in Utah de mormonen driekwart van de bevolking uitmaken. Hoewel mormoon, verwierpen de kiezers toch het voorstel omdat dit laatste zou meebrengen, dat de overheid zich in toegenomen mate met de individuele leefsfeer zou bemoeien.

* Kiezers maken altijd keuzes in functie van hun eigenbelang.

Kiezers kunnen beslissingen nemen vanuit het standpunt van het collectief belang, zelfs indien zij hiervoor persoonlijk zullen moeten betalen. "Twee recente voorbeelden illustreren dit punt. In maart 1993, stemden de Zwitserse kiezers over een toename van de brandstoftaks. Hoewel vrijwel elke kiezer door dit voorstel financieel zou worden geraakt, werd het voorstel goedgekeurd. In juni 1993 moesten de Zwitsers beslissen over een burgrvoorstel, dat beoogde om de aankoop van nieuwe militaire vliegtuigen voor het jaar 2000 te verbieden. Indien aanvaard, zou dit voorstel de overheidsbegroting serieus hebben verlicht. Het voorstel werd echter verworpen" (Bohnet en Frey,1994).

Ook op dit punt moet directe democratie met de praktijk van de vertegenwoordigende democratie worden vergeleken. In een puur representatief systeem als het Belgische worden de meeste besluiten ver van de openbaarheid genomen, niet in functie van het openbaar belang, maar in functie van belangen- en drukkingsgroepen die efficiënt achter de coulissen weten te werken. Een goede beschrijving van deze verborgen mechanismen vindt men in: Dewachter, W. 1992 "Besluitvorming in politiek België" Leuven:Acco.

4.IETS OVER DE BELGISCHE SITUATIE

* Bestaat directe democratie in België?

Directe democratie is in België volledig onbestaand. Er bestaan geen burgerinitiatieven, geen referenda en geen directe afzettingsprocedures (recall).

In 1995 werd het zogenaamde 'gemeentelijk referendum' ingevoerd. Dit is echter een karikatuur van wat een echt referendum of burgerinitiatief zou moeten zijn. De belangrijkste elementen van de wet van 10 april 1995 (Belgisch Staatsblad 21/4/95) zijn:

- het initiatief moet een hoog aantal handtekeningen verzamelen (10%, versus 2% in Zwitserland). Indien deze handtekeningen verzameld zijn, bekomt het burgerinitiatief het recht om bij de gemeenteraad 'te mogen bedelen' om een referendum. De gemeenteraad kan het referendum weigeren.

- indien het 'referendum' toch plaats vindt, moet een deelname-quorum van 40% gehaald worden. Indien dit quorum niet wordt gehaald, worden de stemmen zelfs niet geteld.

- over gemeentebelastingen of gemeentebegroting mag geen referendum worden gehouden

- het referendum is 'consultatief'. Zelfs indien een grote meerderheid van kiezers het burgervoorstel steunt, kan de gemeenteraad dit kiesresultaat toch naast zich neerleggen.

Een goede bespreking van deze schandelijke wet is te vinden in: Tulkens,F. "La consultation populaire communale. Commentaires et réflexions sur la loi du 10 avril 1995" Journal des Tribunaux, 18-11-1995, 729-733. Tulkens conclusie luidt: "Au lieu de réduire le fossé qui séparerait tant le citoyen du politique, n'a-t-on pas, une fois de plus, tenu le peuple en état de minorité prolongée en organisant une procédure de consultation tout en indiquant à l'avance qu'en aucun cas, le pouvoir politique ne s'sestimera lié par l'avis ainsi exprimé".

Het consultatief referendum is op principieel niveau een stap achteruit ten opzichte van het puur representatief systeem. In een representatieve democratie erkent men tenminste nog in principe, dat de wetten hun autoriteit ontlenen aan de soevereine volkswil. Men belet echter, dat deze volkswil zich direct uitspreekt, en voert een fictief 'onweerlegbaar vermoeden' in, dat stelt dat het parlement de volkswil uitdrukt. Bij het consultatieve referendum laat men toe dat de rechtstreeks uitgesproken volkswil frontaal wordt genegeerd.

In het voorjaar van 1997 kwam de 'werkgroep Langendries', waarin bijna uitsluitend de meerderheidspartijen zitting hadden, tot een reeks voorstellen die een uitbreiding van het systeem der consultatieve referenda behelzen:

- een herziening van grondwetsartikel 41 zou de gemeenten ertoe verplichten om een consultatief referendum in te voeren, indien 10% van de bevolking daarom vraagt (20% in kleinere gemeenten). De deelname-drempel wordt van 40% tot 25% verlaagd. Op regionaal niveau komt er een soortgelijk - consultatief - referendum. Op federaal niveau blijft het systeem zuiver representatief.

- een herziening van grondwetsartikel 57 voert een uitbreiding van het petitierecht in. Wanneer 100.000 burgers erom vragen, komt er een parlementair debat over het voorgelegde voorstel. Natuurlijk blijft zo'n petitie volledig vrijblijvend, en bovendien zijn zelfs hier een heleboel onderwerpen (fiscale en budgettaire materies, internationale verdragen...) taboe.

De voorstellen van de werkgroep Langendries zijn een ideologische aanval vanwege de politieke klasse op het begrip van de volkssoevereiniteit. Zij beogen de invoering van een maatschappelijk systeem, waarin aanvaard wordt dat een kleine elite frontaal de volkswil mag negeren bij de totstandkoming van wetten.

* Welke politieke partijen zijn voorstanders van directe democratie?

In Vlaanderen zijn twee traditionele partijen officieel voorstander van directe democratie: de VLD en Agalev. In de praktijk is de inzet voor een verdieping van de democratie bij deze partijen vaak ver te zoeken, maar er zijn wel bepaalde parlementairen en andere leden van deze partijen die zich serieus hebben ingezet. De partijen van de 'meerderheid' (die echter in termen van aantal kiezers een minderheid vertegenwoordigen) zijn tegen, of minstens geen voorstander. Toch vindt men ook in deze partijen tegenwoordig voorstanders van directe democratie. In de werkgroep Langendries (voor NPC) hebben SP-ers een voorstel voor de invoering van directe democratie op tafel gelegd, maar deze poging mislukte. In de Senaat overleggen leden van de VLD, CVP, Agalev en VU over hetzelfde onderwerp. De VU is officieel geen voorstander van directe democratie, maar ook hier valt een gunstige evolutie waar te nemen. Het Vlaams Blok heeft zich uitgesproken ten gunste van directe democratie.

* Wat bepaalt de grondwet inzake directe democratie?

De huidige grondwet laat geen directe democratie toe; er is dus een grondwetswijziging nodig. Voor de invoering van het bindend referendum op federaal niveau moet artikel 36 van de grondwet gewijzigd worden. Artikel 41 moet aangepast worden voor het provinciaal en gemeentelijk niveau en er is ook een wijziging van artikel 195 nodig, om toe te laten dat via een burgerreferendum de grondwet wordt gewijzigd. Deze artikelen zijn momenteel voor herziening vatbaar. In de groep van 'zaal F', waar vooral politici van de oppositie bijeenkwamen, lagen enkele voorstellen tot grondwetsherziening ter tafel, die de invoering van directe democratie in België tenminste mogelijk zouden maken. Maar zelfs de politieke wil om de deur te openen, ontbreekt bij de meerderheidspartijen (vooral bij de CVP).

Er is een goed voorstel van Pierre Jonckheer, Eddy Boutmans en José Daras: "Révision du titre III de la Constitution en vue d'insérer à l'article 34 des dispositions nouvelles relatives au référendum en matière d'approbation de traités internationaux et de lois réalisant des transferts de souverainité". Deze auteurs schreven ook een"proposition de loi organisant le référendum d'initiative populaire ou parlementaire en matière d'approbation de traités internationaux ou de lois réalisant des transferts de souverainité".

* Is directe democratie verenigbaar met de bijzondere, bipolaire structuur van België? Zie bv. het plebisciet over de terugkeer van Leopold III.

Het zogenaamd 'referendum' over de terugkeer van koning Leopold III (2 maart 1952) was geen echt referendum. Het had enkel consultatieve waarde, en verschillende politieke formaties hadden verschillende interpretatie-regels geformuleerd (de socialistische partij eiste een 66% meerderheid om de terugkeer van de koning te aanvaarden; de liberalen hanteerden een complexe 70%/55%- regel; de koning zelf eiste een 55% meerderheid...). Nadat een meerderheid zich had uitgesproken voor terugkeer van de koning, werd die laatste toch tot ontslag gedwongen. Eigenlijk illustreert de hele geschiedenis de ontoereikendheid van een puur representatief systeem. Pas nadat de politieke elite via dit systeem de toestand compleet had laten vastlopen, werd als noodmiddel op een slecht gereguleerd en vrijblijvend plebisciet beroep gedaan.

Het is mogelijk (maar ver van bewezen) dat België niet zal kunnen leven met een authentieke, directe democratie. Indien Vlaanderen en Frantalig België systematisch anders gaan stemmen over belangrijke zaken, kan dit tot een breuk leiden. Maar dit scenario zou niet bewijzen dat directe democratie onwerkzaam is, maar enkel dat België niet gewenst is door zijn burgers, en dus geen bestaansreden heeft. In Zwitserland gebeurt het vaak dat de verschillende taalgroepen uiteenlopend stemmen, maar die uitkomsten bedreigen geenszins de samenhang van dat land. Zo leverde de stemming over de integratie van Zwitserland in de EER een pro-meerderheid op in Franstalig Zwitserland, maar een meerderheid van tegenstanders in Duitstalig Zwitserland. Dit was geen reden voor de eersten om de Zwitserse staat in vraag te stellen.

* Is er een verband tussen de enorme publieke schuld in België, en het totaal gebrek aan directe democratie?

Het zou kunnen. Uit opiniepeilingen in Duitsland en de USA is gebleken, dat er bij de kiezer een sterke en blijvende voorkeur bestaat voor evenwichtige begrotingen, en een verzet tegen het opbouwen van publieke schuld (zie: von Weizsaecker, R.K. 1992 'Staatsverschuldigung und Demokratie' Kuklos 45, 51-67). Openbare schuld wordt opgebouwd door de politieke elite; zij kopen er onrechtstreeks stemmen mee, versterken door hun uitgavenpolitiek hun machtspositie en kunnen uiteindelijk toch niet verantwoordelijk worden gesteld voor de catastrofale gevolgen op langere termijn. In de ogen van de huidige politieke elite zijn de burgers wel goed genoeg om de rekeningen te betalen; mee beslissen over de totstandkoming van de budgetten mag de bevolking niet.

* Wat zijn de gesprekken in zaal F? Hoe staat het momenteel met die gesprekken?

Zaal F is een kleine ruimte in de senaat, waar vertegenwoordigers van de drie oppositiepartijen (VLD, Volksunie, Agalev) samenkwamen om een serie hernieuwingsvoorstellen te bespreken. In het begin namen ook enkele CVP-ers deel aan de besprekingen, maar dat is afgelopen.

De werkgroep in de senaat , met leden van de VLD, CVP (haakten later af), Agalev en VU, heeft een aantal voorstellen uitgewerkt, die inmiddels door de voordragers zijn ondertekend. Daarbij moet echter worden opgemerkt, dat niet alle deelnemende partijen alle voorstellen ondertekenden. Zo is Agalev geen voorstander van de directe verkizing van de burgemeester, zoals voorgesteld door de VLD.

De voorstellen zijn de volgende:

1. Een wetsvoorstel dat de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester wil invoeren

2. Een wetsvoorstel met het oog op de afschaffing van de opkomstplicht op provinciaal en gemeentelijk niveau

3. Een wetsvoorstel met het oog op het neutraliseren van de lijststem

4. Een wetsvoorstel met het oog op het afschaffen van de opkomstplicht bij de verkiezingen voor het Vlaamse Parlement en de Waalse Gewestraad

5. Een wetsvoorstel met het oog op de neutralisering van de lijststem en het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers bij de verkiezingen voor het Vlaamse Parlement en de Waalse Gewestraad.

6. Een wetsvoorstel tot wijziging van grondwetsartikel 17, met het oog op de invoering van het referendum op het niveau van de gewesten

7. Een wetsvoorstel tot herziening van artikel 36 van de Grondwet, met het oog op de invoering van een beslissend referendum op federaal niveau.

8. Een wetsvoorstel tot herziening van artikel 41 van de Grondwet, met het oog op de invoering van een beslissend referendum op gemeentelijk en provinciaal niveau.

9. Een voorstel van 'verklaring tot herziening van artikel 195' van de Grondwet. Dit grondwetsartikel is momenteel niet voor herziening vatbaar. Artikel 195 van de Grondwet verleent aan de koning, de kamer van volksvertegenwoordigers en de senaat de bevoegdheid om onder bepaalde voorwaarden de grondwet te wijzigen. Het is de bedoeling om ook aan de burgers initiatiefrecht tot grondwetsherziening te verlenen. Dit kan pas tijdens de volgende legislatuur, indien tijdens deze legislatuur de 'verklaring tot herziening' wordt goedgekeurd.

10. Een wetsvoorstel om de sancties op het niet-opdagen aan het kiesbureau af te schaffen. Op nationaal niveau kan de opkomstplicht momenteel niet afgeschaft worden, omdat de bewuste grondwetsartikelen nu niet voor herziening vatbaar zijn. Door de afschaffing van de sancties zou de facto de stemplicht tot stemrecht herleid worden.

Het zijn natuurlijk de voorstellen 6, 7, 8 en 9 die essentieel zijn. Deze voorstellen vullen nog niet in, hoe het burgerinitiatief er precies zal uitzien; zij scheppen enkel de mogelijkheid, dat een wetgevend burgerinitiatief überhaupt mogelijk wordt. In die zin zijn deze voorstellen onvoorwaardelijk toe te juichen. Het is daarbij essentieel, dat ook en vooral op het federale niveau het burgerinitiatief wordt ingevoerd. Met name bij de CVP schijnt daar bij heel wat jonge en oude 'krokodillen' weerstand tegen te bestaan. Men moet echter beseffen, dat de directe democratie niet een beetje kan ingevoerd worden. Wanneer de bevolking wel beslissingsmogelijkheden krijgt op regionaal of gemeentelijk niveau, zal nog schrijnender dan nu de onmacht zichtbaar worden op het federale niveau. Een contrast tussen een meer democratisch Vlaams niveau en een meer autoritair Belgisch niveau is zonder meer springstof voor het land; het valt te hopen dat de politici dit tijdig inzien. Men kan niet het paternalisme laten varen op regionaal niveau, en tegelijk op federaal niveau de bevoogding handhaven. Zo'n handelswijze kan alleen maar betekenen, dat bepaalde machtscentra de meest cruciale beslissingen toch uit handen van het volk wil houden; en de mensen zullen dit in alle klaarte doorzien.

In De Standaard van van 6 september 1997 geeft VLD-voorzitter Guy Verhofstadt een overzicht van de recente stand van zaken:

"We zitten nu in Zaal 31 van de Kamer, want daar krijgen we kouwe plat met frieten. In Zaal F kregen we alleen broodjes. Sinds ik opnieuw VLD-voorzitter ben, hebben we nog twee keer vergaderd. Wilfried Bervoets (= politiek secretaris van Agalev) leidt die gesprekken. Onze eerste bekommernis is nu onze uitgewerkte wetsvoorstellen snel op de parlementaire agenda te krijgen. Daarbij horen de afschaffing van de stemplicht, de invoering van bindende referenda, de rechtstreekse verkiezing van burgemeesters. We zijn ook klaar met een decumulregeling".

De actie SNEEUWBAL situeert zich in het verlengde van de gesprekken in zaal F.

Wat is de werkgroep Langendries?

De commissie Langendries is een groep die werd opgericht door kamervoorzitter Langendries, en waar de meerderheidspartijen samen met de Franstalige liberalen samen kwamen om in het kader van de nieuwe politieke cultuur wetsvoorstellen uit te werken.

Kort voor de zomer 97werden de voorstellen bekend. De commissie Langendries voorziet twee grondwetswijzigingen, die zogenaamd de burger nieuwe inspraakmogelijkheden moeten geven.

Een eerste herziening (art.57) betreft het petitierecht. Om een parlementair debat te bekomen, moet een volkspetitie door honderdduizend mensen worden getekend. Een heleboel cruciale onderwerpen worden echter uitgesloten: fiscale en budgettaire materies, taalgebruik, internationale verdragen, organisatie en competentie van de instellingen. Bovendien garandeert een petitie op zich natuurlijk niet, dat het parlement de volkswil ook daadwerkelijk zal volgen. De hoge handtekeningdrempel en principiële vrijblijvendheid garanderen, dat dit systeem weinig gebruikt zal worden.

De tweede grondwetsherziening (art.41) verplicht de gemeente tot het inrichten van een consultatieve volksraadpleging indien 10% van de bevolking dit vraagt (20% voor kleine gemeentes). Alle inwoners ouder dan 16 kunnen aan de stemming deelnemen. De stemmen worden enkel geteld indien 25% der kiesgerechtigden meestemt. De werkgroep Langendries wil ook een soort consultatief referendum invoeren op regionaal niveau, onder ongeveer dezelfde voorwaarden die gelden voor het gemeentelijk referendum. De regionale referenda moeten op burgerinitiatief tot stand komen. Op federaal niveau komt er geen referendum.

Zijn de voorstellen van de commissie Langendries een stap vooruit in de richting van meer democratie?

De voorstellen van de commissie Langendries helpen de democratie in België niet vooruit, en vormen zelfs een substantiële achteruitgang ten opzichte van het huidige, puur representatieve systeem. Zij voeren immers de opvatting in, dat de politieke elite expliciet de volkswil mag negeren, en zij ontzeggen expliciet aan de bevolking het recht op soevereiniteit.

Het huidige, zuiver representatieve systeem kent deze frontale negatie van de volkswil niet. Onze grondwet wordt zodanig geïnterpreteerd, dat enkel de verkozenen, en niet de kiezers, de wil van de natie uitdrukken. Men gaat uit van het 'onweerlegbaar vermoeden' (Alen), dat de wil van de volksvertegenwoordiging ook de wil van het volk is. Dit is natuurlijk in hoge mate een fictie. De meerderheid van de burgers gelooft helemaal niet, dat het parlement overal en altijd de wil van het volk uitdrukt, en gedetailleerde studies over de "Besluitvorming in politiek België" (Dewachter, Acco 1992) tonen aan, dat dit wantrouwen van de bevolking volkomen terecht is. Maar het huidige systeem heeft tenminste nog één verdienste: het laat geen rechtstreekse confrontatie toe tussen de parlementaire besluiten en de volkswil, omdat de volkswil nooit direct uitgesproken wordt. Hoewel het volk de facto zijn wil niet direct kan uitspreken, wordt toch erkend dat de volkswil de eigenlijke legitimatie van de politieke macht vormt, al gebeurt dit via de fictie van het 'onweerlegbaar vermoeden'.

Via het systeem van 'consultatieve referenda' wordt deze fictie verlaten. Er wordt nu openlijk een systeem ingevoerd, waar bij directe confrontaties tussen de volkswil en de wil van de politieke klasse, deze laatste de overhand behoudt. In feite komt het systeem van de consultatieve referenda neer op de invoering van een nieuwsoortige feodaliteit, waar aan de politieke aristocratie expliciet meer gewicht wordt gegeven dan aan het volk.

 



Artikels:

De l'usage de la démocratie directe en Suisse (Le Monde Diplomatique 9/1996)

Partijstandpunten:

De Volksunie heeft op haar congres van 22-23 november 1997 ( onder de titel: "Laat de democratie nooit meer zwijgen") een pro-referendum standpunt ingenomen. Dit standpunt wordt echter ontsierd door twee ernstige beperkingen:

- de VU eist een deelname-quorum van 40%

- de VU wil geen referendums over onderwerpen, waarbinnen het representatief orgaan tijdens dezelfde legislatuur reeds een besluit heeft genomen. Het Belfort-referendum bijvoorbeeld, zou volgens de VU-resoluties onmogelijk zijn.

VLD : Het officiële standpunt van de Vlaamse Liberalen en Democraten (zie onder 'Burgerdemocratie') luidt: "..de stem van de burger moet zich rechtstreeks kunnen laten horen door grondwettelijk in te stellen referenda die bindend zijn en door hoorzittingen". Volgens de burgerkrant (feb.98) willen de Vlaamse liberalen echter een serie belangrijke beperkingen invoeren: een deelnamequorum van 25%, uitsluiting van een aantal belangrijke onderwerpen (bv. het Koningshuis) en een uniforme handtekeningdrempel van 10% (vergelijk Zwitserland: 2% voor het federaal niveau; München: 3% voor een grootstad).

Op het congres van 24-26 april 1998 heeft de VLD zich uitgesproken voor de invoering van het bindend referendum op alle bestuursniveaus en over alle aangelegenheden. De inhoudelijke beperkingen waarvan sprake was in de burgerkrant van februari 1998, werden dus verlaten.

Wel hield de VLD op dit congres vast aan een deelnamequorum van 25%. Dit quorum moet volgens de VLD zelfs 50% bedragen, indien het referendum grondwettelijk vastgelegde rechten en plichten betreft.

Agalev heeft zich op het congres van 25 april 1998 uitgesproken voor de invoering van het bindend referendum op alle bestuursniveaus en over alle aangelegenheden. Als enige beperkingen aanvaardt Agalev:

- er moet een bepaald aantal handtekeningen verzameld worden

- de vraagstelling moet behoren tot de bevoegdheid van het betrokken niveau

- het doel van het volksinitiatief mag niet strijdig zijn met de Universele Verklaring en het Europees Verdrag van de rechten van de mens.

Met dit standpunt nemen de Groenen een speerpuntpositie in binnen het Vlaamse politieke landschap.

Oude situatie:

De 'politieke raad' van Agalev heeft zich op 5 maart 1997 beraden over het referendum (op initiatief van senator Boutmans). De tekst die als basis diende bij dat gesprek heeft de volgende aanhef:

"Hoewel Agalev sinds mensenheugenis stelt voor referendums te zijn en ofschoon het veertienpuntenplan uitdrukkelijk samenwerking over de invoering van referenda voorstelt, is er eigenlijk nooit een uitgewerkt standpunt opgesteld over deze kwestie. Het partijbestuur besloot dan ook enige tijd geleden de kwestie aan de politieke raad voor te leggen".

Volgt dan een standpunt, weliswaar niet tot in alle details uitgewerkt, over hoe Agalev de invoering van referendums ziet. De belangrijkste punten zijn de volgende:

1. Agalev stelt voor: referendums op ieder bestuursniveau, waar een verkozen vergadering is. Dus: gemeente, provincie, gewest, federatie.

2. Een referendum is maar mogelijk, als het niveau bevoegd is om over de vraag een beslissing te nemen.

3. Referendums gaan over beslissingen die tot de bevoegdheid van de verkozen raad behoren; niet over uitvoeringsbeslissingen en zeker niet over individuele beslissingen (vergunningen e.d.).

4. De vraag moet met ja of neen te beantwoorden zijn. Maar het kan ook een complexe vraag zijn ('gaat u akkoord met het volgende wetsvoorstel...)

5. De uitslag van het referendum is bindend, als tenminste de helft van de kiezers deelgenomen heeft (we gaan uit van kiesrecht, niet kiesplicht; in een kiesplichtsysteem zou er normaal altijd een geldige uitslag moeten zijn). Adviserende referenda zijn geen versterking van de democratie, maar een fopspeen.

6. Het initiatief tot de volksstemming kan ofwel uitgaan van een in de wet (of grondwet) omschreven aantal burgers, ofwel van de verkozen vergadering zelf.

Het referendum is verplicht als 3% van de bevolking het steunt (dat is federaal dus ca. 200.000 handtekeningen, Vlaams ca. 120.000; in een gemeente van 50.000 kiesgerechtigde burgers: 1.500). Voor federale referenda wordt vereist dat het minimumpercentage in beide (in de drie?) landsgedeelten wordt behaald.

7. Vooraleer de volksstemming gehouden wordt, wordt het advies van een rechtscollege gevraagd over de (grond)wettigheid van de voorgestelde wet of vraag.

8. Dezelfde meerderheidsvereisten worden vereist als voor een 'parlementaire' wet (decreet). Dus: als het referendum gaat over de materie van een gewone wet, dan is er geen gekwalificeerde meerderheid vereist; als het gaat om wijziging van een wet die met tweederde meerderheid moet worden goedgekeurd, dan is die ook vereist voor de volksstemming.

9. Er kunnen tussenstappen worden ingebouwd. Als een groep burgers (bijvoorbeeld 10% van het getal dat nodig is om een referendum af te dwingen) het vraagt, moet de verkozen vergadering een voorstel in het openbaar bespreken (mits inachtneming van bevoegdheidsvereisten enz.). De inititiatiefnemer heeft dan spreekrecht. Bij verwerping van het voorstel kan de initiatiefnemende groep dan overgaan tot de volgende fase.

De politieke raad besliste om de invoering van het beslissend referendum te verdedigen, en alle voorstellen te steunen, die zo dicht mogelijk bij bovenstaande beginselen blijven.

Socialistische Partij:

De socialistische partij heeft zich op haar laatste congres uitgesproken ten gunste van het de invoering van het bindend burgerreferendum, behalve voor het federale niveau. De socialistische partij vraagt de opkomstplicht.

De socialistische partij heeft in die zin ook een voorstel van decreet ingediend voor de invoering van het referendum op het Vlaamse niveau. De handtekeningdrempel wordt in dit voorstel op 3% geplaatst.

Oud standpunt:

In De Standaard (27/2/1997) verscheen het volgende bericht:

"De SP'ers die lid zijn van de werkgroep 'referendum' van de overleggroep Langendries pleiten voor een bindend referendum met opkomstplicht. Indien tien procent van de geregistreerde kiezers een referendum wil, moet de overheid er een organiseren, vinden ze. Met dat voorstel trokken Peter De Ridder, Dirk Van Der Maelen en Eric Pinoie, respectievelijk Vlaams parlementslid, kamerlid en senator naar de werkgroep."

Het standpunt van deze SP'ers wordt echter geenszins door de hele SP gedeeld. Toch is er een belangrijke groep voorstanders. De SP'ers die voorstander zijn van het beslissend referendum op volksinitiatief koppelen dit aan het behoud van de opkomstplicht.

Het 'politiek contract' dat de SP in haar congres van mei 98 wil behandelen, vermeldt inzake het referendum het volgende:

"Het referendum laat toe om tussen de verkiezingen door rond specifieke punten de bevolking te raadplegen. Het is op die manier een correctie op het representatief stelsel, al blijft dat laatste dominant.

Op federaal niveau is het instrument van het referendum zeer moeilijk hanteerbaar. De essentie van een referendum is dat de meerderheid beslist. In een federaal stelsel wordt dit meerderheidsstelsel op bijzondere manier toegepast en aangevuld met bijkomende meerderheden in de deelentiteiten. Dergelijke nuances zijn bij een referendum niet houdbaar.

Op gewestelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau geldt dit niet. Op deze drie niveaus moet een referendum mogelijk zijn als 20% van de bevolking het vraagt. Het resultaat van het referendum moet bindend zijn als 40% van de bevolking eraan deelneemt, en raadgevend als minder mensen komen opdagen.

Referenda moeten zorgvuldig voorbereid worden. Daarom moet een Hoge Raad van de Referenda het referendum helpen voorbereiden en ook onwettelijke of discriminerende vraagstellingen kunnen weren".

Op deze voorstellen werden enkele amendementen ingediend.

Het socialistische voorstel bevat drie cruciale zwaktes:

- De handtekeningdrempel van 20% is absurd hoog, zeker voor grote steden of voor provinciaal en gewestelijk niveau. In het buitenland komt zo'n drempelhoogte vrijwel nergens voor, en ze is niet verenigbaar met een normaal gebruik van het referendum op volksinitiatief.

- Het deelnamequorum van 40% is geëigend voor het uitlokken van boycot-acties, en is in strijd met het mandateringsprincipe bij rechtstreekse volksbesluitvorming

- De uitsluiting van het federaal niveau is onaanvaardbaar. Ook de argumentatie is absurd. Als in een federale staat als Zwitserland het referendum mogelijk is, waarom dan niet in België? In Zwitserland wordt op federaal niveau het systeem van de dubbele meerderheid gehanteerd: een meerderheid van de individuen én van de kantons is vereist. Indien een staat niet volledig democratisch kan bestuurd worden en geen volledige volksoevereiniteit kan verdragen, heeft hij geen bestaansrecht.

Het standpunt van de CVP.

Er is ons geen officieel CVP-standpunt bekend. Bij partijprominenten ontmoet men het grootste voorbehoud. In het 'Rapport van Politieke Vernieuwing' dat op 27 november 1997 door TriAngel en CPV werd voorgesteld, stelt voorzitter Marc Van Peel:

"Het consultatief referendum kan op alle niveaus. Het bindend karakter is uitgesloten aangezien dat een uitholling zou betekenen van het representatief stelsel".

Dat is natuurlijk geen echt argument, maar een petitio principii. Het representatief stelsel is per definitie het systeem van indirecte besluitvorming. Het wordt dus per definitie 'uitgehold' door de invoering van het bindend referendum. Om een echt argument te hebben zou je moeten aantonen, dat deze 'uitholling' nadelig is.

In hetzelfde rapport spreken de CVP-jongeren ,b ij monde van Raf

 

 

HET STANDPUNT VAN DE DUITSE SOCIALISTEN

In het 'Grundsatzprogramm' van de SPD staat het volgende:

"Parlementaire democratie vermindert en vervangt de verantwoordelijkheid van de burgers niet. Daarom willen wij het medezeggingsschap van de burgers uitbreiden en het petitierecht een meer effectieve vorm geven. Binnen wettelijk vastgelegde grenzen moeten volksinitiatieven en volksbeslissingen op gemeentelijk, regionaal en federaal niveau de parlementaire besluitvorming aanvullen. De beperkingen die wettelijk zijn opgelegd aan de machtsuitoefening door de meerderheid gelden ook voor de directe zeggingschap door de burgers".

 

(verdere standpunten in voorbereiding)

 


Citaat van de maand (december 1997)

"Dat de bevolking niet geïnteresseerd zou zijn in politiek, is nonsens. Alle dagen blijkt dat heel veel mensen vinden dat aspecten van onze samenleving anders moeten georganiseerd zijn en dat ze zich daarvoor willen inzetten.

Ze slagen er geregeld in de professionele politici thema's op te dringen, zoals de werking van het gerecht bijvoorbeeld.

Ze slagen daarin omdat ze de structuren kunnen voorbijlopen. Ze kunnen op straat komen; verenigingen, bewegingen en pressiegroepen vormen. Maar dat is een moeizame weg; een die niet altijd lukt en die moeilijk lang vol te houden is. De witte beweging kan daarover meespreken.

De bestaande politieke structuren worden niet graag voorbijgelopen. Ze pogen de kracht van die actieve burgers te kanaliseren en in zich op te nemen. Via het referendum bijvoorbeeld. Burgers kunnen dat instrument gebruiken, zoals in Gent succesvol gebeurde."

Guy Tegenbos, De Standaard 15 december 1997)


 

Citaat van de maand (november 1997)

"Vandaag vellen wij een hard oordeel: noch België, noch Vlaanderen is een parlementaire democratie"

Uit de voorstellen van de congrescommissie voor het komende VU-congres, 29 oktober 1997, hoofdstuk 4.


Citaat van de maand (oktober 1997):

"Wie bang is van een racistische meerderheid, moet het racisme aanpakken, niet de meerderheid"

Uit de brochure "Het referendum: mythe of mogelijkheid" anoniem en zonder datum, uitgegeven door het Belgisch Ministerie van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt, met een voorwoord door toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback.

Uit dezelfde brochure:

"Ongeveer alle opmerkingen die tegen het referendum worden geuit, behouden ook hun belang tegen een representatief stelsel".

"Minstens theoretisch kan de kiezer binnen (het representatief) systeem nog veel minder nuances leggen dan bij een referendum".

"Het referendum moet beslissend en verplichtend zijn. Alleen als het participatieproces sowieso tot reële inspraak leidt is het mogelijk om andere dan 'beroepsinsprekers' warm te maken. Het is bovendien volkomen inconsequent om het referendum als democratische verwezenlijking te bejubelen maar daar niet de consequenties uit te trekken".

"Het initiatief tot het referendum moet (...) steeds bij de bevolking liggen. Daar zonder is het referendum, minstens potentieel, een plebisciet, en een plebisciet heeft met participatie niets meer te maken".

Deze teneur van deze brochure bewijst, dat de SP aanvankelijk verder wou gaan inzake het bindend referendum en bijgevolg moet afgeremd zijn door de coalitiepartner, de CVP.


Citaat van de maand (september 1997):

"Dat we in een democratie leven is een illusie. We leven in een particratie".

(Marc Verwilghen, VLD-kamerlid, De Standaard Magazine 29 augustus 1997)

Spreekt zich uit in dezelfde zin:

"De parlementaire democratie is niet meer, de burger is monddood gemaakt"

(Herman Lauwers, VU, in 'De Toekomst', 2e jaargang, nummer 8, sept.97)

Idem dito:

" Als ik zou blijven zitten waar ik nu zit, in het Belgisch parlement, dan zou ik pas het gevoel hebben dat ik belastingsgeld verkwist (...)In het parlement zat ik soms op mijn bank te sterven. Ik had doorlopend het gevoel van: het enige wat ik hier kan doen is op mijn knopje drukken, en zelfs dat is in de meeste gevallen voorgeprogrammeerd (...) Ik had kunnen blijven zitten; ik had mijn parlementaire wedde kunnen blijven opstrijken. Geen kunst: te gelegener tijd op het juiste knopje drukken, en bij de volgende verkiezingen zouden ze mij wel weer de eerte plaats op de lijst Gent-Eeklo geven. En ik zou waarschijnlijk meer dan genoeg stemmen kunnen sprokkelen voor een gegarandeerde nieuwe legislatuur in het parlement... Maar ondertussen zou ik zoveel beslissingen moeten nemen of moeten toedekken waar ik niet achtersta, maar waar ik wel mee verantwoordelijk voor zou zijn (...) Als een regeringscrisis in de lucht hangt zouden de meeste parlementsleden werkelijk alles doen om de partij en haar leiders te behagen. De partij en haar nevenorganisaties bepalen namelijk of ze nog een plaats krijgen op de lijst, en zo ja, welke plaats. Dan is de drang naar zelfbehoud zo groot"

(Johan Van Hecke, CVP, Humo 9 sept.1997)

 


WIT voor directe democratie, Beeldhouwersstraat 38, 2000 Antwerpen

e-mail: WIT@ping.be

 

de WIT- homepage is gelinkt aan de homepage van Jos Verhulst