Wet- & regelgeving
Nederlandse Orde van Advocaten
Opmerkingen:
Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten;
Overwegende,
Gelet op de artikelen 26 en 28 van de Advocatenwet;
De regelgeving inzake 'no cure no pay' en 'quota pars litis'- thans neergelegd in gedragsregel 25, tweede en derde lid- beschermt met name de belangen van de justitiabele waar het betreft de partijdigheid, de integriteit en de onafhankelijkheid van de advocaat, alsmede het voorkomen van excessief declareren. De Algemene Raad acht handhaving van de 'no cure no pay' regel noodzakelijk voor de bescherming van deze belangen van de justitiabele. Bedoelde gedragsregel is daarmee van cruciale betekenis voor de behoorlijke uitoefening van de praktijk.
In verband met het besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) d.d. 21 februari 2002(1), kort volgend op het arrest van het Europese Hof van Justitie in de NOvA-case d.d. 19 februari 2002(2), dienen bepaalde gedragsregels met voortvarendheid te worden opgenomen in een verordening. Het betreft gedragsregels die zien op de relatie tussen de advocaat en diens cliënt.
De NMa overwoog dat er een redelijk vermoeden bestaat dat het in gedragsregel 25, tweede en derde lid(3), neergelegde verbod op declareren op basis van no cure no pay en quota pars litis voor letselschade-advocaten in strijd is met artikel 6 Mededingingswet(4). De NMa heeft in zijn besluit ook overwogen dat handhaving van de onderhavige gedragsregel niet in strijd is met de Mededingingswet, indien deze bij verordening zou worden vastgesteld. In dat geval is artikel 16 Mededingingswet(5) van toepassing, nu een verordening door de Kroon kan worden vernietigd en bij die toets -naar in de toelichting op het nieuwe artikel 28 Advocatenwet uitdrukkelijk is geformuleerd(6)- mede bezien wordt of de verordening verder gaat dan strikt noodzakelijk is om het gewenste doel te bereiken en of deze de marktwerking niet onnodig beperkt.
Tegen het besluit heeft de Orde een bezwaarschrift ingediend.
Het Europese Hof van Justitie besliste in de NOvA-case dat regelingen, die zijn vastgesteld door een instelling als de Nederlandse Orde van Advocaten zijn toegestaan, niettegenstaande de daaruit voortvloeiende mededingingsbeperkende gevolgen, mits deze noodzakelijk zijn voor de goede uitoefening van het beroep van advocaat, zoals dit is georganiseerd in de betrokken lidstaat.
Door het besluit van de NMa is binnen en buiten de advocatuur onzekerheid ontstaan over de geldigheid van het verbod op no cure no pay en quota pars litis. Om buiten elke twijfel te stellen dat dit verbod gehandhaafd dient te blijven, is de Algemene Raad van oordeel dat de vigerende tekst van gedragsregel 25, tweede en derde lid - met spoed - letterlijk moet worden opgenomen in een Verordening op de Praktijkuitoefening.
De Algemene Raad beoogt op generlei wijze inbreuk te maken op de door het Hof van Discipline naar aanleiding van het verbod op no cure no pay en quota pars litis gedane uitspraken van 10 november 1997(7) respectievelijk 9 februari 1998(8).
Naar het oordeel van de Algemene Raad bestaat er dan ook geen wezenlijk bezwaar tegen een afspraak waarbij de verhoging van een lager tarief in geval van het bereiken van een positief gevolg wordt gerelateerd aan een percentage van de waarde van dat positieve gevolg, mits dat lagere tarief maar kostendekkend is en voorziet in een bescheiden salaris voor de advocaat.
De in deze gedragsregel vervatte norm is immers door het Hof daarmee niet aangetast.
Bij de interpretatie van deze verordening dienen de hierboven aangehaalde beslissingen van het Hof van Discipline dan ook in acht te worden genomen.
Noten
"Het College van Afgevaardigden kan zelf beoordelen welke concrete verordeningen moeten worden vastgesteld in het belang van de goede uitoefening van de praktijk. De vrijheid van het College is echter niet onbeperkt. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheid zal het College steeds het algemeen belang als referentiekader dienen te nemen. Bovendien mogen verordeningen niet verder gaan dan strikt noodzakelijk is om het gewenste doel te bereiken en mogen zij de marktwerking niet onnodig beperken."
----------------------------------
De Nederlandse Orde van Advocaten
Verordening op de praktijkuitoefening
Verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning)(1)
(1) Verordening van 26 juni 2002, Stcrt. 2002, 125, Adv.bl. 2002, blz. 609, inw.tr. 2 juli 2002 (besluit AR 1 juli 2002), Stcrt. 4 juli 2002, 125, gerectificeerd Stcrt. 9 juli 2002, 128.
Gezien het ontwerp van de Algemene Raad met bijbehorende toelichting;
Gelet op het advies van de Overlegcommissie Gedragsregels;
Stelt de navolgende verordening vast:
Artikel 1
In deze verordening wordt verstaan onder advocaat: de in Nederland ingeschreven advocaat, de procureur daaronder begrepen, zoals bedoeld in de Advocatenwet.
Artikel 2
Artikel 3
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de Praktijkuitoefening (onderdeel Resultaatgerelateerde Beloning)". Zij treedt in werking op een door de Algemene Raad nader te bepalen tijdstip.
Nota van Toelichting
Goede regelgeving, consequent toezicht op de naleving daarvan en adequate sancties voor de advocaat, die deze overtreedt, zijn enkele pijlers van de advocatuur in onze rechtsstaat. Regelgeving moet controleerbaar zijn en afdwingbaar.
Wet- & Regelgeving - Verordening op de praktijkuitoefening
Het staat de advocaat niet vrij overeen te komen, dat slechts bij het behalen van een bepaald gevolg salaris in rekening wordt gebracht.
Gedragsregel 25, derde lid, luidt als volgt:
De advocaat mag niet overeenkomen, dat het salaris een evenredig deel zal bedragen van de waarde van het door zijn bijstand te bereiken gevolg, behoudens wanneer dit geschiedt met inachtneming van een binnen de advocatuur gebruikelijk en aanvaard incassotarief.
Artikel 6, eerste lid, geldt niet voor overeenkomsten, besluiten en gedragingen als bedoeld in dat artikel die ingevolge het bepaalde bij of krachtens enige andere wet zijn onderworpen aan goedkeuring of door en bestuursorgaan onverbindend verklaard, verboden of vernietigd kunnen worden, dan wel op grond van enige wettelijke verplichting tot stand zijn gekomen.
Neuhuyskade 94
Postbus 30851
2500 GW Den Haag
Tel. 070 - 335 35 35
Fax 070 - 335 35 31
E-mail info@advocatenorde.nl
Terug naar de index
-
Internetadres:
http://www.sdnl.nl/procesmonopolie-nam.htm