Georgisme, de grondpolitiek en duurzaamheid en sociale gerechtigheid


Grondvest Europese Grondwet . . . . . SDN Homepage . . . . Edward Bellamy

Henry George: Vooruitgang en armoede

INLEIDING.

Nederland zij groot in alles, waarin een klein volk groot kan zijn.

Wijlen Koningin Emma.

Als ik bezig ben met het schrijven van deze brochure, dan zijn Zeeuws-Vlaanderen, en delen van Brabant en Limburg bevrijd. Zeer zwaar zijn deze landstreken door het oorlogsgeweld getroffen; eens bloeiende steden en dorpen zijn tot puinhopen geworden; talloos is het aantal slachtoffers en dat van de verminkten. Wij ijzen bij de gedachte aan het lijden van onze landgenoten in het Noorden en durven nauwelijks denken aan de verschrikkingen, die de oorlog daar nog brengen kan. Maar straks zal Holland weer vrij zijn en dan zal ook ons volk zijn krachten gaan wijden aan de wederopbouw.

Vol zorg vragen wij: Wat zal de toekomst aan ons volk, aan Europa brengen? Zal onze beschaving, of wat wij zo noemden, zich kunnen handhaven of zal zij ondergaan, zoals zoveel beschavingen in de grijze oudheid, die door innerlijke verzwakking geen weerstand kan bieden aan van buiten uit aanvallende barbaren ?

Maar er zijn nu geen barbaren meer, zult u antwoorden.
Ik zeg u; er leven wredere barbaren dan die de rijken van de Foeniciërs, van de Romeinen, van de Inca's en zoveel andere ten val brachten. Ze leven om en bij u; ze zijn gekweekt in de achterbuurten van de grote steden en op de armoedige streken van het platteland. Het zijn de miljoenen en miljoenen verworpenen en onterfden, uitgestotenen van de rijke dis des levens, die toch allen rijkelijk zou kunnen voeden en laven. Deze ongetelde miljoenen, met steeds groter moeite in toom gehouden door politie, justitie en kerken, vormen een dodelijk gevaar voor onze welvaart, voor onze beschaving, voor onze levens, zelfs en die onzer kinderen. Zij zijn bezield met een dodelijke haat tegen allen, die in materiële welstand leven of die geestelijk of zelfs moreel uitsteken.

Wij allen zien in, dat de tijden zeer ernstig zijn. En wie in deze tijden wat te zeggen heeft, dat voor ons volk van nut kan zijn, die mag niet zwijgen.

Welnu, ik heb u iets te zeggen. Het is door velen vóór mij gezegd, beter en duidelijker dan ik het zal kunnen. Toch zal het voor verreweg de meeste lezers iets nieuws zijn. En waar geen beter mij voorgaat, daar zal ik trachten U duidelijk te maken, dat er een maatschappijinrichting mogelijk is, die de persoonlijke vrijheid ongerept laat en het gevaar voor dictatuur uitbant en waarin voor allen arbeid en een welvarend bestaan verzekerd zijn en het gevaar voor revoluties en misschien zelfs voor oorlogen zal zijn bezworen. Ik begrijp al zo'n beetje, wat u nu van mij denkt en ik neem u dat niet kwalijk.

Ik vraag u maar één ding: schort uw oordeel op tot u dit geschrift ge-lezen hebt. Gaat u dan met uw eigen verstand te rade en stoort u eens niet aan de „knappe" economen, die het immers op de vitale punten oneens zijn en nog minder aan de „bekwame" staatslieden, die allen met elkaar de boel in 't honderd hebben gestuurd, zodat we thans radeloos neerzitten op de puinhopen van een verwoest Europa met de dreiging van totale ondergang in de naaste toekomst.

Laten wij even heel in 't kort voor ons eigen landje de balans opmaken. In West-Zeeuws-Vlaanderen liggen de eertijds bloeiende dorpen geheel of grotendeels in puin. Veel plaatsen in Brabant en Limburg zijn eveneens verwoest; hoe zal het in het nu nog bezette gebied gaan ? Onze prachtige havens Rotterdam en Amsterdam zijn verwoest en in geen jaren te herstellen. Onze majestueuze rivierovergangen kapot. Een groot deel van ons land onder water en bedorven. Ons volk tot op het hemd uitgeplunderd en vrijwel beroofd van al zijn materieel bezit. Veel prachtig vee weggevoerd, onze bodem door jarenlange roofbouw uitgeput, ons transportwezen ontwricht, onze schepen, spoorwagons, lo-comotieven, auto's, weggeroofd, vernield of versleten. Terwijl de openbare schulden met meer dan 20 miljarden zijn gestegen en meer dan verviervoudigd. Voorjaar, ons volk en zijn toekomstige regeringen staan voor opgaven, die welhaast bovenmenselijk zijn. Is het wonder, dat ons volk roept om een sterke regering; dat het vrijwel rijp is voor de dictatuur? Want de dictaturen worden geboren uit de economische nood van de massa. Niemand brengt vrijwillig zijn persoonlijke vrijheid ten offer; slechts in de hoogste nood biedt hij die aan in de hoop, dat zij hem althans een boterham zal verschaffen.

Zonder de economische verwarring, gevolg van de wereldcrisis, zou een Hitler geen schijn van kans hebben gehad. En zonder die crisis had men in ons land nimmer dat verwarrend complex van maatregelen gekregen dat onder de naam van „ordening" of „geleide economie" werd opgediend, dat tot de meest krankzinnige toestanden leidde en onverbiddelijk door steeds verder doorgevoerde staatsbemoeiing moest voe-ren tot staatsabsolutisme. Dat mensen als Colijn en zijn mederegeerders tot al dergelijke maatregelen hun toevlucht moesten nemen, bewijst wel, hoe wanhopig ons land er vóór 1940 al voorstond.

Nu roept men om een sterke regering. Tijdens de bezettingstijd las ik diverse illegale blaadjes; velen pleitten voor een versterking van de regeermacht en verzwakking van de macht van het parlement, dus van de volksinvloed. Uit particuliere gesprekken bleek mij, dat zeer velen dat standpunt delen. Ik zal de laatste zijn, om te ontkennen, dat wij voorlopig inderdaad een sterke regering nodig hebben. Onze oude afgetakelde, slappe, enkel politieke democratie kan niet de geweldige problemen oplossen, die thans op ons aanstormen. Er moet nu doortastend en boven alles snel worden gehandeld en God geve, dat er in ons land mannen en vrouwen zullen worden gevonden, die de kracht en nog meer de moed zullen hebben, om onvervaard in te grijpen.

Maar daarnaast moet iets anders gebeuren. Door verstandige of liever rechtvaardige economische maatregelen moeten we de grond leggen voor een werkelijke democratie, niet enkel een politieke, maar bovenal een economische democratie. Als u dit geschriftje met aandacht leest, zult u begrijpen, dat enkel de politieke democratie op den duur onhoudbaar is en moet leiden tot dictatuur, revoluties en oorlogen.

De dictatuur, of deze dan „rechts" moge zijn, of „links", d.w.z. fascistisch of communistisch, is een ramp voor de zelfbewuste mens. Zij steunt op terreur van een almachtige geheime politie en bedreigt de besten met gevangenis en concentratiekamp. Zij ontneemt de mens de vrijheid, om zijn werkkracht in eigen belang aan te wenden en daarmee zijn grootste vreugde. Zij geeft aanleiding tot machtsmisbruik, willekeur en corruptie, niet gecorrigeerd door een vrije pers, die er niet meer zal zijn. Zij ontneemt het kind aan de ouders en richt het af tot willig, werktuig van een kleine, maar almachtige heerserskliek. Zij schept de voorwaarden voor een geperfectioneerd militarisme, door van de mannen willoze machines te maken en vormt daardoor een voortdurende bedreiging van de vrede, Zij schept een uitgebreide staf van goed betaalde handlangers, en hoe moeilijk het is, van haar bevrijd te raken, ziet men aan het thans zieltogende Duitsland, dat zelfs in zijn doodsstrijd niet meer de kracht kan vinden, zich van zijn beulen te ontdoen.

U zult met mij eens zijn, dat ons van nature vrijheidlievend volk te goed is, om in slavernij onder te gaan. Welnu, helpt dan mee, om ons volk te redden. Het gevaar is nimmer zo dreigend geweest en alleen een bliksemsnel ingrijpen, kan misschien uitkomst brengen. Zet uw kleine belangetjes op zij en helpt mee, om de idee, in dit geschriftje vervat, tot werkelijkheid te maken. Tot u wend ik mij, ondergrondse strijders, die uw leven hebt gewaagd voor de bevrijding van ons land ; tot allen, die in de bange jaren, die achter ons liggen, moedig en sterk zijn gebleven. Als ik u kan overtuigen, helpt dan mee, zoveel gij kunt. Verspreidt deze brochure onder uw familieleden, vrienden en kennissen en vormt in alle steden en dorpen groepen, om de reddende gedachte te verbreiden. Er is een werk te doen, dat u geen persoonlijk voordeel zal opleveren noch politieke invloed, maar dat tot heil zal strekken van het thans levende geslacht en van hen die na ons komen.

Ten slotte acht ik het gewenst, u er op voor te bereiden, dat ik u met een weinig economie moet lastig vallen. De economische wetenschap staat in een slechte reuk; men noemt haar wel the Dismal Science, (de naargeestige wetenschap). Waarschijnlijk mede een gevolg van het feit, dat officiële beoefenaren elkaar geregeld tegenspreken en elkaar in de haren vliegen, terwijl de praktische resultaten bestaan in een verwoeste wereld, miljoenen doden en honderdduizenden verminkten. En toch is de economie hoogst belangrijk, want zij beheerst geheel het materiële leven van de mens, zijn voeding, kleding, huisvesting en daardoor ook zijn geestelijk welzijn.

Maar de beoefenaren moeten de moed hebben, de resultaten van hun onderzoek eerlijk bloot te leggen en de staatslieden zouden de praktische toepassing moeten doorvoeren. Beiden zouden evenwel in botsing komen met de belangen van de werkelijke machthebbers in deze wereld en daar kunnen ze niet tegen op. Als u dit boekje verder leest, dan zult u daarin bewijzen vinden van wat ik boven beweerde. Teneinde u het lezen van dit geschriftje wat gemakkelijker te maken, wil ik u de economische betekenis van enkele woorden meedelen. Met GROND bedoelen wij alle natuurgaven, dus ook water, lucht en delfstoffen.

RIJKDOM omvat alle goederen, die door toepassing van arbeid op grond tot stand komen of door arbeid aan de grond onttrokken. Geld is dus in economische zin geen rijkdom; geld is ruilmiddel en vertegenwoordigt rijkdom. Een deel van de rijkdom wordt aangewend om nieuwe rijkdom tot stand te brengen: machines, werktuigen, transportmateriaal, goederen in voorraad. Men noemt dit deel van de rijkdom KAPITAAL. Geld is dus geen kapitaal, evenmin als grond; wel is bijvoorbeeld kunstmest in de grond als kapitaal te beschouwen. Ik hoop, geachte lezer of lezeres, dat ik u niet aan het schrikken heb gemaakt. Het zal u heus meevallen En nu gaan we aan ons onderwerp beginnen.

Axel, Oct. 1945.

DE SCHRlJVER. Naschrift bij de inleiding :

Deze brochure heeft een jaar op een drukker moeten wachten. Door allerlei omstandigheden is de uitgave vertraagd. Ik moet daardoor nog enkele opmerkingen maken. Sedert ik dit artikel schreef, is er veel zeer belangrijks gebeurd. Ik noem hier in de eerste plaats de uitvinding van de atoombom en voorts de overwinning van Labour in Engeland.

De atoombom vormt een bedreiging voor de hele beschaafde wereld, zo verschrikkelijk, dat het niet in woorden is uit te drukken. Thans is haar formule nog het geheim van Amerikaanse en Engelse geleerden, maar hoe lang zal dat het geval blijven? Men kan er van verzekerd zijn, dat thans reeds, mogelijk in geheime laboratoria haar samenstelling wordt nagespeurd met de mogelijkheid, dat een in wanhoop gedompeld volk, de kans krijgt, haar ontzettende kracht te ontketenen. Er zal dan in het verborgen en met de grootste nauwkeurigheid een aanslag worden voorbereid die in enkele uren kan leiden tot de vrijwel totale vernietiging van het aangevallen land. Er is maar één mogelijkheid, om de wereld te redden, en deze is, dat er in alle landen rechtvaardige economische verhoudingen worden geschapen. Hoe dat geschieden kan, dat leert u dit boekje. Een andere mogelijkheid is er niet.

U denkt, dat de ontreddering en verwildering van vandaag een gevolg zijn van de oorlog, die achter ons ligt. Die mening is onjuist. De toestanden van het heden zijn te wijten aan de grondoorzaak, die wij in de volgende bladzijden blootleggen. De oorlog mede is daarvan een gevolg, een fase in de achterwaartse ontwikkelingsgang. Misschien mogen wij haar als een laatste waarschuwing beschouwen. Ik vrees, helaas, dat die waarschuwing niet is verstaan. Want geen enkele partij, geen enkel blad geeft ook maar een schijn van een oplossing voor de maatschappelijke nood. Het davert van mooie woorden, als „sociale gerechtigheid", „economische democratie" „vrijheid", „waarheid", „rechtvaardigheid" enz., enz., maar dat alles beperkt zich tot fraaie leuzen, die, daar zij elke duidelijke economische grondslag missen, niet anders dan volkomen zinledige frasen zijn. Ja, nog sterker, als men aanbiedt om de wondplek in ons maatschappelijk leven aan te tonen en het eenvoudige maar zegenrijke en afdoende geneesmiddel aan de hand te doen, dan weigert men dat; dan is er „geen plaats en ruimte".

Daarom lezer, aan u de taak, om, dit boekje bekend te doen worden. U kunt helpen, door bijv. in uw omgeving een boekhandelaar te zoeken, die het voor het raam wil leggen en door te vragen aan uw vrienden of familieleden in andere plaatsen, om hetzelfde te doen. Wie mee wil helpen, om de idee, die mij tot schrijven bracht, het geestelijk eigendom van ons volk te doen worden, die schrijve mij; ik zal hem of haar de adressen geven van de gelijkgezinden in zijn of haar omgeving. Zo kunnen wij een band vormen. Ik schreef dit artikel niet uit politieke eerzucht: die is mij volkomen vreemd. En weet dat goed: politiek voordeel is voor ons Georgisten, niet weggelegd, wel miskenning en grote teleurstellingen. Zeg toch niet: Wat kan ik nu alleen beginnen? Laat niemand zich inbeelden," zegt Henry -George, „dat hij geen invloed kan uitoefenen. Wie hij of zij is, of waar hij ook geplaatst is, de man die denkt wordt een licht en een kracht. Ieder, die vervuld wordt met een edel denkbeeld, ontsteekt zich een toorts, waardoor andere toortsen kunnen ontstoken worden." Geen mens, voeg ik hierbij, die waarlijk mens wil zijn, mag zich onttrekken aan de verantwoordelijkheid, die hij tegenover zijn medemensen draagt....

De overwinning van Labour is voor de naaste toekomst van heel Europa van groot belang. Attlee, de leider van Labour, kent de betekenis van het vraagstuk, in dit boekje behandeld. Indien hij het voor Engeland oplost, dan zal hij daarmee de democratie in West-Europa redden of eigenlijk pas grondvesten. Want wat wij „democratie" noemen, is een paskwil.

De heer Attlee begint helaas aan het verkeerde end. Hij gaat banken nationaliseren en wil mijnen en grote ondernemingen eveneens aan de staat brengen. Attlee moet weten, dat dit fout is; het zal waarschijnlijk zijn onder invloed van de kiezersmassa's en de vakverbonden, dat hij tot dergelijke maatregelen overgaat. De heer Attlee moet begrijpen, dat nationalisatie van banken en mijnen niet meer nodig zal zijn, als de maatregel is doorgevoerd, zoals in dit boekje bepleit. Banken zullen dan tot volkomen onschadelijke en zelfs heel nuttige instellingen worden vereenvoudigd, en vermoedelijk in coöperatief verband, als thans bijv. de Raiffeisenbanken, hun diensten aan de belanghebbenden bewijzen en de kolenvelden zullen automatisch staatsbezit worden, terwijl de mijnarbeider zich dan de meest gunstige arbeidsvoorwaarden kan bedingen.

die in enkele uren kan leiden tot de vrijwel totale vernietiging van het aangevallen land. Er is maar één mogelijkheid, om de wereld te redden, en deze is, dat er in alle landen rechtvaardige economische verhoudingen worden geschapen. Hoe dat geschieden kan, dat leert u dit boekje. Een andere mogelijkheid is er niet. U denkt, dat de ontreddering en verwildering van vandaag een gevolg zijn van de oorlog, die achter ons ligt. Die mening is onjuist. De toestanden van het heden zijn te wijten aan de grondoorzaak, die wij in de volgende bladzijden blootleggen. De oorlog mede is daarvan een gevolg, een fase in de achterwaartse ontwikkelingsgang. Misschien mogen wij haar als een laatste waarschuwing beschouwen.

Ik vrees, helaas, dat die waarschuwing niet is verstaan. Want geen enkele partij, geen enkel blad geeft ook maar een schijn van een oplossing voor de maatschappelijke nood. Het davert van mooie woorden, als „sociale gerechtigheid", „economische democratie" „vrijheid", „waarheid", „rechtvaardigheid" enz., enz., maar dat alles beperkt zich tot fraaie leuzen, die, daar zij elke duidelijke economische grondslag missen, niet anders dan volkomen zinledige frasen zijn. Ja, nog sterker, als men aanbiedt om de wondplek in ons maatschappelijk leven aan te tonen en het eenvoudige maar zegenrijke en afdoende geneesmiddel aan de hand te doen, dan weigert men dat; dan is er „geen plaats en ruimte".

Daarom lezer, aan u de taak, om, dit boekje bekend te doen worden. U kunt helpen, door bijv. in uw omgeving een boekhandelaar te zoeken, die het voor het raam wil leggen en door te vragen aan uw vrienden of familieleden in andere plaatsen, om hetzelfde te doen. Wie mee wil helpen, om de idee, die mij tot schrijven bracht, het geestelijk eigendom van ons volk te doen worden, die schrijve mij; ik zal hem of haar de adressen geven van de gelijkgezinden in zijn of haar omgeving. Zo kunnen wij een band vormen. Ik schreef dit artikel niet uit politieke eerzucht: die is mij volkomen vreemd. En weet dat goed: politiek voordeel is voor ons Georgisten, niet weggelegd, wel miskenning en grote teleurstellingen. Zeg toch niet: Wat kan ik nu alleen beginnen? Laat niemand zich inbeelden," zegt Henry -George, „dat hij geen invloed kan uitoefenen. Wie hij of zij is, of waar hij ook geplaatst is, de man die denkt wordt een licht en een kracht. Ieder, die vervuld wordt met een edel denkbeeld, ontsteekt zich een toorts, waardoor andere toortsen kunnen ontstoken worden." Geen mens, voeg ik hierbij, die waarlijk mens wil zijn, mag zich onttrekken aan de verantwoordelijkheid, die hij tegenover zijn medemensen draagt....

De overwinning van Labour is voor de naaste toekomst van heel Europa van groot belang. Attlee, de leider van Labour, kent de betekenis van het vraagstuk, in dit boekje behandeld. Indien hij het voor Engeland oplost, dan zal hij daarmee de democratie in West-Europa redden of eigenlijk pas grondvesten. Want wat wij „democratie" noemen, is een paskwil.

De heer Attlee begint helaas aan het verkeerde end. Hij gaat banken nationaliseren en wil mijnen en grote ondernemingen eveneens aan de staat brengen. Attlee moet weten, dat dit fout is; het zal waarschijnlijk zijn onder invloed van de kiezersmassa's en de vakverbonden, dat hij tot dergelijke maatregelen overgaat. De heer Attlee moet begrijpen, dat nationalisatie van banken en mijnen niet meer nodig zal zijn, als de maatregel is doorgevoerd, zoals in dit boekje bepleit. Banken zullen dan tot volkomen onschadelijke en zelfs heel nuttige instellingen worden vereenvoudigd, en vermoedelijk in coöperatief verband, als thans bijv. de Raiffeisenbanken, hun diensten aan de belanghebbenden bewijzen en de kolenvelden zullen automatisch staatsbezit worden, terwijl de mijnarbeider zich dan de meest gunstige arbeidsvoorwaarden kan bedingen.

als Attlee niet slaagt, dit voor Engeland de chaos zal betekenen: burgeroorlog met als waarschijnlijk ge-volg: een rechtse dictatuur. Voor heel West-Europa zal het experiment, dat thans in Engeland plaats vindt, van beslissende betekenis zijn. Er is één weg, die leidt naar de vrijheid: moge Alleen de moed en de kracht vinden, haar te volgen. In verband met de uitvinding van de atoombom, zullen de eerstvolgende jaren beslissend zijn voor het behoud onzer beschaving, voor het redden van miljoenen mensenlevens en voor het voortbestaan der Westerse naties als vrije volken. Op u lezer, drukt een deel van de verantwoordelijkheid daarvoor.

Axel, Oct. 1945. DE SCHRIJVER.

Natuurlijk is het noodzakelijk, monopolistische bedrijven aan de staat te brengen, maar eerst moet de grondfout uit het maatschappelijk leven worden weggenomen. Welke die grondfout is, kunt u in de volgende bladzijden lezen en.... de heer Attlee kent haar. Zal het derde Labour-ministerie een soort reprise geven van het tweede, toen Mac Donald, Snowden en Thomas, dodelijk verschrikt door de chaos, die al spoedig ontketend was, vluchtten in een „Nationale" regering ? Of zal het nog erger worden en zal Engeland het toneel worden van een tweede „Volksfront" ? Of zullen de communistisch gezinde kiezers de Labour-regering drijven naar een politiek, van steeds verder doorgevoerde staatsbemoeiing, van de linkse dictatuur dus ?

Een vooraanstaand Engels blad wees er reeds op, dat als Attlee niet slaagt, dit voor Engeland de chaos zal betekenen : burgeroorlog met als waarschijnlijk gevolg : een rechtse dictatuur. Voor heel West-Europa zal het experiment, dat thans in Engeland plaats vindt, van beslissende betekenis zijn. Er is één weg, die leidt naar de vrijheid : moge Attlee de moed en de kracht vinden, haar te volgen. In verband met de uitvinding van de atoombom, zullen de eerstvolgende jaren beslissend zijn voor het behoud onzer beschaving, voor het redden van miljoenen mensenlevens en voor het voortbestaan der Westerse naties als vrije volken. Op u lezer, drukt een deel van de verantwoordelijkheid daarvoor.

Axel, Oct. 1945. DE SCHRIJVER.

I. ER MOET ERGENS EEN FOUT ZIJN. Dat we ten spijt van onze grote vooruitgang nog steeds armen onder ons tellen, d.w.z. mensen, die zonder eigen schuld verstoken zijn van een gezond en onbezorgd bestaan, is onze schuld en onze schande.

Henry George.

Hoe komt het, dat, ofschoon op vrijwel ieder gebied de rijkdom toeneemt, tegelijk de armoede steeds groter wordt ? Deze vraag heeft vele knappe koppen bezig gehouden, zonder dat ze een antwoord wisten te geven. Henry George, een Amerikaans econoom, was de eerste die beslist en duidelijk het antwoord gaf en die tevens het middel aan de hand deed tegen de vreselijke maatschappelijke kwaal: de armoede. Waar ter wereld de eerste, zij het meestal schuchtere stappen zijn gezet op de weg, door Henry George gewezen, daar waren de resultaten gunstig; in 't vervolg zal ik u. daarvan het een en ander vertellen.

Dat er iets fout is in de maatschappij, dat is zelfs de meest eenvoudige van geest duidelijk. Het bestaande en nog uit te breiden productieapparaat kan allen van het nodige en nog veel meer voorzien, zelfs ondanks het feit, dat door stakingen, uitsluitingen en regeringsmaatregelen de productie roekeloos wordt beperkt en er massa's nuttige goederen worden vernield en verspild. De behoeften van de afnemers zijn eveneens onbeperkt, maar het ontbreekt hun aan voldoende „koopkracht", om het geproduceerde te benutten. En zo spreekt de producent van overproductie en de consument van onderconsumptie. Het stagneert in de distributie en daardoor ontstaan de massawerkloosheid, de crises met al de gevolgen der laatste jaren. De kernfout in het maatschappelijk bestel aanwijzen en de maatregelen aangeven, om die fout weg te nemen, dat is de taak, die wij ons in dit boekje hebben gesteld.

Het zal ons blijken, dat de regeerders eigenlijk niets hebben te doen, dan aan de economische wetten vrij spel te laten en daarmee aan de morele wetten, die het maatschappelijke leven beheersen. God zelf heeft die wetten ingesteld; de mens is er van afgeweken en daarvoor zwaar gestraft. Als u verder leest, dan zult u begrijpen, dat de morele en economische wetten met elkander harmoniëren en elkander dekken en dat het verkrachten van beide niet ongestraft kan geschieden.


II. IETS UIT HET LEVEN VAN HENRY GEORGE.

Maatschappelijke hervorming wordt niet tot stand gebracht door drukte en geschreeuw; door verwijten en aanklachten; door het vormen van partijen of het maken van revoluties, maar door het opwekken van het denken en door het doordringen van ideeën. Vóórdat er een duidelijke gedachte is geboren, kan er geen juiste handeling bestaan; maar wanneer de duidelijke gedachte daar is, dan zal de juiste handeling volgen. Dat wat de massa onderdrukt, is alleen haar eigen onkunde, haar eigen kortzichtige zelfzucht. Henry George.

Henry George werd in 1839 te Philadelphia geboren. In zijn jeugd wees niets er op, dat hij een der meest beroemde mannen van zijn tijd zou worden. Nadat hij weinig meer dan gewoon lager onderwijs had genoten, begon op 16-jarigen leeftijd zijn zwerversleven als matroos vóór de mast. Later werd hij letterzetter, opnieuw matroos, winkelbediende, weger in een rijstfabriek en ten slotte nogmaals typograaf. Hij richtte met een vriend een krant op, die evenwel na korte tijd ter ziele ging. Hij had de moed niet verloren, want aan het meisje, dat hij lief had, vroeg hij : „Annie, ik heb nog één dollar; wil je met mij trouwen?" Annie, even dapper als haar verloofde, waagde de stap en heeft daarvan waarschijnlijk nimmer berouw gehad, hoewel er nog moeilijke jaren kwamen voor het jonge paar. Later, toen bleek, dat Henry George over schrijverstalenten beschikte, en hij in de redactie van een groot dagblad werd opgenomen, kwam er welstand in het gezin. In 1868 bracht Henry George een zakenbezoek aan New York. Later vertelde hij daarvan: „Jaren geleden kwam ik in deze stad en zag ik voor het eerst het schrijnend contrast tussen monsterachtige overdaad en onbeschrijfelijk gebrek. Hier deed ik een gelofte, om de oorzaak van en indien mogelijk ook de remedie te vinden tegen wat kleine kinderen tot zulk een lot veroordeelt." Henry George heeft zijn gelofte vervuld. In zijn voornaamste werk, Progress and Poverty legde hij de oorzaak der maatschappelijke ellende bloot en gaf hij het middel aan ter genezing. Zijn redenering is streng logisch en zuiver wetenschappelijk, maar waar de schrijver de vooruitzichten schildert voor het menselijk geslacht, daar geschiedt dat in de verheven en bezielde taal van de zieners en profeten. Het werd vertaald in alle beschaafde talen en vond overal enthousiaste lezers. Kort vóór de oorlog is in ons land een nieuwe bewerking verschenen onder de titel: Vooruitgang en Armoede, door den heer H. Kolthek te Groningen.1) Na het verschijnen van dit boek wijdde Henry George al zijn kracht, liefde en toewijding aan de verbreiding van de door hem gevonden waarheid. Hij werd in de Engels sprekende landen bekend als een van de beste redenaars van zijn tijd en won ook door zijn geschriften talloze aanhangers. Onbeschrijfelijk was de geestdrift, waarmee men hem in Engeland, Ierland en vooral Australië ontving. Na een reis om de wereld werd hij te New York als een koning ingehaald.

In 1897 werd hem voor de tweede maal een kandidatuur aangeboden voor het gouverneurschap van New York. Zijn artsen rieden hem, met het oog op zijn gezondheidstoestand, sterk af de kandidatuur te aanvaarden. Zij vreesden, dat de opwinding van de strijd te veel voor hem zou zijn. Henry George meende, ter wille van de goede zaak, niet te mogen weigeren. Toen trachtten de artsen zijn vrouw over te halen, hem van zijn voornemen af te doen zien.

Zij antwoordde: „Ik heb mijn echtgenoot nimmer afgehouden van wat hij denkt, dat zijn plicht is. Wil hij aan de campagne beginnen, dan zal ik hem sterken en aanmoedigen. Ik zal hem geven wat ik kan: mijn volle toewijding." Waarlijk, een vrouw de grote strijder waardig! Helaas, de artsen hadden gelijk gehad. Na de laatste meeting, in welke Henry George een grote menigte toesprak, trof hem een beroerte, die een einde maakte aan dit rijke en schone leven. De hele wereld deelde in dit verlies. Meer dan 200.000 mensen defileerden langs de baar. Aan de lijkdienst namen protestantse, joodse en R.K. geestelijken en zangkoren deel. Een onafzienbare schare vormde de rouwstoet.

Een eenvoudige steen dekt zijn graf; in metalen letters werd hierop het volgende citaat uit Progress and Poverty aangebracht: „De waarheid die ik getracht heb in het licht te stellen, zal niet gemakkelijk worden geaccepteerd. Ware dat zo, ze zou reeds lang aanvaard zijn geworden. In dat geval zou zij nimmer zijn verduisterd. Maar zij zal vrienden vinden die er voor willen strijden en lijden en, indien nodig, ervoor sterven. Dat is de kracht van de Waarheid".

1) Verkrijgbaar bij A. Sevenster te St. Anna Parochie (Friesland).

III. EEN KLEINE TERUGBLIK.

In 't verleden ligt het heden, In het nu, wat worden zal. Bilderdijk.

Ieder kind, dat ter wereld komt heeft een mond maar ook een paar handen. Later zal het die handen moeten gebruiken, om de behoeften van de mond, of liever van de maag; waartoe de mond toegang verleent, te bevredigen. Moeder natuur heeft de mens toegerust met de middelen, om in zijn levensonderhoud te voorzien, door te arbeiden. En om de goederen tot stand te brengen, die voor het onderhoud nodig zijn, heeft de mens grond nodig.

Grond plus arbeid brengen ALLES tot stand, wat de mens voor zijn materieel bestaan nodig heeft. Als men de mens de grond onthoudt, dan moet hij omkomen. Als de grond het eigendom is van enkele mensen, dan zijn deze in wezen ook eigenaar van hun van grond verstoken natuurgenoten en meesters van hun leven. En zo is de toestand in alle zogenaamde beschaafde landen en het gevolg daarvan is, dat duizenden in overdaad leven en miljoenen kinderen en volwassenen in gebrek. Het gevolg is ook, dat er periodiek economische crises optreden en dat de wanhopige massa herstel zoekt in oorlogen en revoluties.

Dat is de waarheid, door Henry George gevonden en door streng wetenschappelijke redenering bevestigd. Natuurlijk zult u dat maar niet voetstoots van mij aannemen, ik verlang dat ook niet. Ik verzoek u alleen maar, dit boekje aandachtig te lezen. Nu volgt een klein historisch overzicht, dat u de sociale verhoudingen van onze tijd leert begrijpen. Toen de Batavieren hier kwamen, konden zij allen voldoende grond in bezit nemen, om in hun onderhoud te voorzien. Slaven en vrouwen bewerkten de grond en de mannen gingen vissen of jagen. Alle grondbezitters waren vrije mensen.

Maar er kwamen nieuwe heersers, de Romeinen en later de Franken en Saksen. Deze lieten de oorspronkelijke bewoners schatting betalen in de vorm van huiden of vee of namen door wapengeweld de grond in bezit, zodat de overwonnenen horigen of lijfeigenen werden. De invallende Noormannen en het Leenstelsel vergrootten de macht der zgn. edelen, die op sterke burchten woonden, welke in tijden van nood aan de horigen beschutting boden. Veel vrijen konden hun grondbezit niet handhaven en stonden dat vrijwillig of gedwongen af aan de burchtheren of aan de Roomse Kerk. Zo werden de edelen en de geestelijken de machtigste „standen".

Na de Kruistochten vooral kwamen de steden tot opkomst. De handwerkersstand verwierf zich materiële welvaart. Vaak in bondgenootschap met de vorsten, die hun hulp nodig hadden in de strijd tegen de machtige edelen, wisten zij steeds nieuwe voorrechten te verkrijgen en hun positie te versterken. Er ontstond in de steden een fiere, economisch vrije burgerij, want vrijheid maakt de mens zelfbewust en geeft hem gevoel van eigenwaarde.

De grote Franse Revolutie bracht het eind van de strijd en daarmee de macht aan de „Derde Stand". Aan de lijfeigenschap werd een einde gemaakt. Hadden de stedelijke handarbeiders geweten, wat ze mede hadden ontketend, ze zouden zich nog wel tweemaal hebben bedacht. Want grote scharen van „vrije' arbeiders trokken naar de steden, en niets bezittend dan hun arbeidskracht boden ze die aan voor een hongerloon, waardoor ze ook het loon der stedelijke arbeiders naar dat peil drongen. Had de revolutie aan de vroegere lijfeigenen voldoende grond gegeven voor hun levensonderhoud, het ware heel anders gelopen. Maar het particulier grondbezit bleef gehandhaafd; de rijke „bourgeois" kochten de landgoederen van de verdreven edelen en het moderne lompenproletariaat was in het leven geroepen.

De 19e eeuw was de eeuw van de vooruitgang, gevolg van het uitvinden van de stoommachine. De productie ging met sprongen omhoog. En daarmee steeg ook de armoede. Want nu kwam het gulden tijdperk voor de geldmagnaten. De raderen der machines gonsden allerwegen, bediend door zwoegende werkslaven, die in afmattende arbeid juist genoeg konden verdienen, om met hun gezinnen het leven te houden. De fabrikanten verdienden schatten; vrouwen en kinderen werden even genadeloos geëxploiteerd als de mannen; het was niet zeldzaam als kinderen die op de schoolbanken thuis hoorden, 12 uur of langer moesten arbeiden in donkere, stinkende werkplaatsen, waarvan de inrichting spotte met alle begrip van hygiëne. Het was het tijdperk der grofste uitbuiting en deze kon alleen plaatsvinden, doordat de arbeider geen toegang had tot de grond. Daardoor had hij maar één keus: werken voor een hongerloon of sterven.

De „kapitalisten" zochten markten in de vreemde, want de arbeider kon niet in andere vorm terugkopen, wat hij produceerde. En daarmee steeg het gevaar voor oorlogen. In die tijd ontstond het socialisme, móést het ontstaan of eigenlijk herleven. De arbeider zag de vijand in het „kapitaal". De arbeider begreep niet, dat alleen daar het kapitaal als een vijandige macht kan optreden, waar het particulier grondbezit de arbeider tot loonslaaf maakt. Hadden de arbeiders dat begrepen, dan was hun strijd niet in het zand verlopen en had deze niet geleid tot revoluties, dictaturen en oorlogen. Doordat het Marxisme niet den eigenlijken vijand heeft gekend, is het de brug geworden, die leidde naar de dictatuur.


IV. DE ECONOMISCHE LOONWET.

De "ijzeren loonwet", die het loon beperkt tot het minimum, waarbij arbeiders nog willen leven en zich voortplanten, is ontegenzeggelijk daaraan toe te schrijven, dat land, waarvan allen moeten leven, tot privaateigendom van enkelen is gemaakt.

Henry George.

Nu moet ik u lastig vallen met een beetje economie; ik zal trachten u duidelijk te maken, wat loon is. Over de loonkwestie is veel getheoretiseerd. Het is de grote verdienste van Henry George, dat hij wetenschappelijk juist heeft aangetoond, wat loon is. De tegenwoordige economen nemen thans vrijwel algemeen zijn stelling als juist aan. Als een boer een stuk land bewerkt, dan is de arbeidsopbrengst, na aftrek van de pacht en de uitgaven voor mest en van de kosten voor slijtage zijner gereedschappen en werktuigen zijn loon. Ook de eigen boer, die dus geen pacht betaalt, mag deze niet bij het loon rekenen; dat zal u duidelijk worden, als ik later over de pacht spreek.

Wat voor de boer geldt, geldt in wezen voor iedere arbeider of ondernemer. Ieder arbeider helpt in een of andere vorm aan de productie, en dat deel wat na aftrek van de onderhoudskosten en de pacht overblijft, is zijn loon. Want ook de industriearbeider brengt zijn aandeel in de pacht op. Ik zal u niet vermoeien met vroegere theorieën over loon; het bestek van dit boekje laat het niet toe en die, theorieën zijn onhoudbaar gebleken.

Welnu, in onze maatschappij met zijn geperfectioneerde machines kan ieder arbeider gemakkelijk zoveel produceren, dat hij daar met zijn gezin overvloedig van kan leven en de productie kan vrijwel tot in het oneindige worden opgevoerd, terwijl trouwens ook de consumptiemogelijkheden onbeperkt zijn. Het is duidelijk, dat men het loon niet kan uitkeren in de vorm van de geproduceerde rijkdom (goederen), daarom doet men dat in geld. Ook de boer verkoopt het grootste deel van zijn oogst, om voor het ontvangen geld nuttige en noodzakelijke dingen in te ruilen, die door andere arbeiders zijn vervaardigd. Geld is dus 'niet anders dan een hulpmiddel om de uitruiling van goederen te vergemakkelijken. Geld is geen rijkdom, maar vertegenwoordigt rijkdom. In deze maatschappij is geld machtsmiddel; geldbezit maakt dat men van andermans arbeid profiteert, zonder zelf aan de productie deel te nemen. Maar dat komt omdat onze huidige maatschappij ongezond is; De macht van het geld is uitvloeisel, van de kernfout,

1. Dat de grond, de enige productiebron, het eigendom van particulieren. Ook dat zal u bij het verder lezen duidelijk worden. Elke arbeidsbeloning behoort te bestaan in de waarde van het geproduceerde, na aftrek van de noodzakelijke onkosten. Ziedaar de economische Loonwet, door Henry George, de van huis uit ongeletterde matroos, gevonden die nu door de officiële wetenschap wordt aanvaard. Ziedaar eveneens de morele wet: ieder arbeider, van hoog tot laag, de volle waarde van zijn arbeid. Zelfs Jezus verklaarde: De arbeider is zijn loon waard.

De economische Loonwet is de kern van de volledige theorie van Henry George. Nietwaar, als ieder arbeider in loon ontving de volle waarde van wat door hem geproduceerd wordt, dan zou hij die volle waarde andere vorm terug kunnen kopen. Neem aan, dat een arbeider per jaar een miljoen eters produceert, dan kan men hem zijn loon niet in eters uitkeren. Men doet dat in geld en voor dat geld kan hij kopen, wat andere arbeiders tot stand helpen brengen. In een gezonde maatschappij zullen wij allen arbeiders zijn en tegelijk consumenten. Wat wij produceren, kunnen wij dan in andere vorm terugkopen

En er zal dus evenwicht zijn tussen de productie en de consumptie. Van werkloosheid zal dan geen sprake meer zijn evenmin als van crises in het bedrijfsleven. Vinden wij nieuwe machines uit, en voeren wij de productie op, dan voeren wij tevens het loon op, in die zin dat dit meer rijkdom vertegenwoordigt, zodat Jij voor ons loon in geld meer goederen kunnen kopen. Het evenwicht wordt niet verstoord. Als de arbeiders langer werken, dan stijgt hun loon in evenredigheid net hun productie, waardoor zij meer goederen kunnen kopen. Maar in een Georgistische staat, waarin geen productievernietiging plaatsvindt door stakingen, uitsluitingen en andere oorzaken, zal men, voor zover het mechanische werk betreft, met zeer weinig uren per dag kunnen volstaan.

Het is eigenaardig, dat zelfs Marx erkent, dat de uitbuiting van den arbeider slechts mogelijk is, wanneer de arbeider van de grond verdreven wordt. Dubbel jammer is het, dat Marx niet heeft voortgebouwd op zijn eigen grondstelling, want daardoor heeft de sociaaldemocratie gefaald.

U zult zeggen: Niet iedereen bewerkt grond; er zijn ook geestelijke werkers en kunstenaars. Wie zal de waarde van hun arbeid vaststellen ? Natuurlijk bewerkt niet iedereen direct de grond, naar bijna allen indirect. Arbeiders in de fabrieken bewerken stoffen en materialen, aan de grond ontleend, en geestelijke arbeiders, onderwijzers, leraren, kantoormensen en andere bevorderen mede de productie, hetzij door de daarvoor noodzakelijke kennis aan te brengen, hetzij, door aan de goederenruil mede te werken. Hun loon zal worden vastgesteld door de onbelemmerde wet van vraag en aanbod, in verband met allerlei persoonlijke hoedanigheden als geschiktheid, ijver en kennis. Ik weet, dat sommige lezers schrikken, als ik spreek over de onbelemmerde wet van vraag en aanbod.

De idee van de liberalen, de vrije concurrentie, heeft immers volkomen gefaald. Beste vrienden, de vrije concurrentie heeft nog nooit bestaan, ook niet onder het liberale regiem. Ik heb boven al aangetoond, in welke dwangpositie de arbeider verkeerde. Geloof mij: liberalisme is goed, maar het moet consequent worden toegepast. Prof. Oppenheimer zegt: het liberalisme heeft één fout gemaakt; het wilde de monopolies afschaffen, maar heeft het grondmonopolie laten bestaan; aan die fout is het te gronde gegaan. Als de arbeider eenmaal economisch vrij is, dan hoeft hij de vrije concurrentie niet te vrezen; integendeel, deze zal automatisch zijn loon tot aan de economische grens opvoeren en even automatisch de goederenproductie in overeenstemming te brengen met de vraag daarnaar. U hoeft mij niet te geloven; u kunt desgewenst de bevestiging van wat ik boven beweer, bij Marx vinden.

Als eenmaal de grote onrechtvaardigheid uit het economisch leven is weggenomen, dan kunnen de duizend en één kunstmatige regelingen, door de mensen uitgedacht, verdwijnen en dan zullen wij als vanzelf weer aan de economische wetten leren gehoorzamen. Wij hebben al duidelijk gemaakt, dat de arbeider door de dwangpositie, waarin hij verkeert, lang niet de volle waarde van het door hem geproduceerde in de vorm van loon ontvangt. Door die dwangpositie moet hij afstaan, wat door andere mensen in de vorm van dividend of interest als arbeidloos inkomen wordt geïnd.

Maar bovendien worden er nog zware kortingen op het loon toegepast en wel in de vorm van directe en vooral indirecte belastingen. In het volgende hoofdstukje zeg ik daar iets van. Maar eerst moet ik u een ongedacht getuigenis geven van de genialiteit van Henry George en een, zij het ongewild compliment aan zijn wetenschappelijk inzicht. Ziehier een citaat uit : „De wereld in Stormgetij" van Dr. Jan v. d. Tempel, pag. 158: „Geslachten lang is de loonfondstheorie, in fijn gesponnen vertogen met savante deftigheid voorgedragen door officiële vertegenwoordigers der economische wetenschap, om als een verlegen leerstuk van allerbedenkelijkst allooi te worden prijsgegeven, zodra de maatschappelijke en sociale ontwikkeling deze barrière onhoudbaar had gemaakt."

Dr. J. v. d. Tempel vertelt niet en weet waarschijnlijk niet, dat de nieuwe loontheorie aan het genie van Henry George is ontsproten, van een man, die het leven inging als ongeletterd matroos, maar wiens warme hart en kloeke geest nieuwe banen opende voor het maatschappelijk leven en nieuwe hoop schonk aan een wereld, die tot het zwartste pessimisme is vervallen. Had hij het geweten, mogelijk ware hij een strijder geworden voor de Georgistische idee.

Minister was hij dan niet geworden; politieke eer ware hem ontgaan, maar hij was ook niet gedwongen geweest aan maatregelen mede te werken, door hem zelf veroordeeld 1). Hij zou iets wezenlijks betekend hebben voor de arme lijdende mensheid, al was het nog zo weinig. Want een zaaier ging uit om te zaaien en een deel van het zaad viel in vruchtbare aarde....

V. DE BELASTINGEN.

Produceren wordt met straf bedreigd. Wij behandelen de man die rijkdom voortbrengt en de welvaart vermeerdert, als of hij iets strafbaars heeft gedaan. Wanneer een huis of een stoomboot of een fabriek is gebouwd, dan komt de belastinggaarder om de mensen er voor te doen boeten, dat zij zo iets gedaan hebben.

Henry George.

Elke arbeider, van hoog tot laag, betaalt velerlei belastingen, indirecte en directe en ook de ondernemer betaalt zeer zware belastingen, die op het loon der arbeiders moeten worden verhaald. Immers, de ondernemer kan die belastingen niet uit zijn hoed toveren, als wijlen Bosco. Hij moet die afnemen van de arbeidsbeloning, ook van zijn eigen.

Zonder die belastingen zou hij veel meer winst maken en zijn arbeiders hoger loon kunnen uitkeren. Verlaging der belastingen maakt het leven „goedkoper" en doet de vraag naar goederen stijgen. Stelt u alleen maar eens voor, hoeveel auto's er meer op de weg zouden komen, als de belastingen daarop vervielen. En zo gaat het met alle dingen.

Nu is het natuurlijk waar, dat voor een deel van het belastinggeld nuttige arbeid wordt verricht, die aan andere groepen van arbeiders werk en brood geeft. Maar een zeer groot deel dient voor de rente van onze openbare schulden en vele dier schulden zijn aangegaan in oorlogs- of mobilisatietijd en dienen voor on- of antiproductieve doeleinden. En dan maakt het zich steeds uitbreidend belastingapparaat een heel leger van ambtenaren nodig, die niet alleen in directe zin geen productieve arbeid verrichten, maar die door bureaucratische bemoeiingen maar al te vaak een vlotte productie en distributie belemmeren, al doen ze dat niet opzettelijk. In de laatste jaren heeft zich door de crisiswetgeving het leger der ambtenaren onrustbarend uitgebreid, en vraagt iedere ondernemer, die op een of andere wijze met de crisiswetten te maken heeft, wat hij daarvan denkt. En al de ambtenaarssalarissen moeten uit de belastingen worden betaald.

Het is duidelijk, dat verreweg de meeste belastingen de productie en ruiling van goederen belemmeren, en daardoor de werkloosheid in de hand werken. De belastingen drukken direct en indirect het loon Vele belastingen, vooral de indirecte, werken veel sterker prijsopdrijvend, dan het percentage van de belasting bedraagt, omdat de winkelier reeds bij het aanschaffen der goederen de belasting moet betalen en zich voor risico moet dekken. Toen er nog speelkaartenbelasting bestond (50 cent per spel), kostte zo'n spel minstens 1 gulden; na afschaffing van die belasting, die meer aan inning kostte, dan zij opbracht, daalde de prijs voor een goed spel op 10 cent. Veel goederen zijn in de loop van de tijd “wegbelast", benevens de werkplaatsen, waar ze vervaardigd werden.

Iedereen ziet, behoor tenminste te zien, de antisociale tendens van de belastingen, vooral van de indirecte. Hoeveel opstanden, zijn er geweest en oorlogen gevoerd tengevolge van de belastingen! Toen Alva in ons land een omzetbelasting invoerde van 10 percent (de „tiende penning") toen gebeurde wat galg en rad niet hadden kunnen teweegbrengen; het volk kwam in opstand. En nu betalen wij 30 of 40 of nog meer procenten, maar wij zijn te veel gedegenereerd geworden, om ons nog te verzetten. Het grappige is, dat de „democratische" afgevaardigden in onze vertegenwoordigende lichamen voor hun kiezers vrijwel niets anders weten te doen dan de belastingen ' opdrijven. Zij, en jammer genoeg, de akker- en fabrieksslaven begrijpen niet dat daardoor hun arbeid nog meer belast en de koopkracht van hun loon verminderd wordt en dat door belastingen, ambtenarij en bureaucratie steeds meer arbeiders worden gestort in de donkere afgrond van de werkloosheid.

In een Georgistische staat wordt geen belasting geheven, dan misschien alleen voor productieve doeleinden, die de gemeenschap beter en voordeliger kan nastreven, dan de particulier, bijv. de wegenbelasting. In een Georgistische staat zal het aantal ambtenaren tot een zeer laag minimum worden teruggebracht. In een Georgistische staat zullen alle mensen bezitters zijn, hoewel geen „kapitalisten". Hun vertegenwoordigers in de openbare lichamen zullen zuinig met de algemene middelen moeten omspringen, want niemand, die iets bezit wenst dat anderen dat verspillen. Het rijk der demagogen zal dan uit zijn. Ik kom straks nog op het vraagstuk van de belastingen terug en zal u dan vertellen, hoe er in een Georgistische maatschappij geen belastingen geheven worden en er toch openbare middelen zijn. Lach me nog niet uit. De oplossing is doodeenvoudig. Aan 't eind van dit boekje mag u mij hartelijk uitlachen, als u er dan nog lust toe gevoelt.

VI. DE PACHT.

Door land tot privaateigendom te maken, door enkele personen het recht te geven, om zich dit fonds toe te eigenen, wat de natuur blijkbaar bestemde voor het gebruik van allen, werpen wij het brood van de kinderen voor de honden van de hebzucht en de begeerlijkheid. Wij scheppen een oorspronkelijke ongelijkheid, die in iedere richting andere neigingen tot ongelijkheid doet geboren worden en uit dit goddeloze misbruik van de goede gaven van de Schepper, komen in het eigen hart van onze beschaving die gruwelijke en monsterachtige toestanden voort, die tekenen zijn van maatschappelijke verrotting.

Henry George.

Als een boer een stuk land gebruikt, dat niet zijn eigendom is, dan betaalt hij daarvan alle jaren huur of pacht. Als een ondernemer een fabriek laat bouwen in of dichtbij een grote stad, of waar dan ook, dan moet hij daarvoor grond kopen. Die grond is in of bij een grote stad zeer duur. Misschien kost één bunder (ha.) wel honderdduizend gulden. De jaarlijkse rente van de koopsom is dan ongeveer vierduizend gulden en die moet ieder jaar door de fabriek worden opgebracht 1), alvorens de fabrikant iets voor zich zelf verdient. Die f 4.000 is ook pacht en de arbeiders moeten die gezamenlijk opbrengen 1), immers dat geld moet uit de arbeidsopbrengst worden betaald. Voor bouwland zowel als voor grond, waarop men gebouwen sticht, wordt pacht betaald.

Over de wetenschappelijke betekenis van de pacht of grondrente zijn de economen het vrijwel eens. Laat ik het zo stellen:

    A. gebruikt een stuk zeer onvruchtbare grond; met veel inspanning wint hij daarop net zo veel, dat hij juist leven kan.
    A. betaalt geen pacht, want als die er af moest, dan zou hij niet meer kunnen leven.
    B. bebouwt een stuk goede kleigrond; met evenveel inspanning als A. aan den dag legt, verdient B. op zijn grond per jaar f 1000.— meer. De jaarlijkse pacht voor B. is die f 1000. Als hij die duizend gulden per jaar aan de grondeigenaar betaalt, dan is hij er even goed (of slecht) aan toe, als A. Die pacht is dus een geschenk van de natuur.

Terloops merk ik op, dat u hier een andere verklaring vindt voor de economische loonwet. Het loon wordt voor den niets bezittende nooit hoger, dan de opbrengst bedraagt van de slechtste, maar nog in gebruik zijnde grond. Dat is het basisloon, ook voor de industriearbeider. Ik ga door. C. bewerkt ook een stuk grond, vlak bij een grote stad gelegen. Hij kan gemakkelijk zijn producten afzetten en legt zich toe op fijnere gewassen als groenten en fruit. Met evenveel inspanning als A. en B. verdient hij per jaar f 2000 meer dan A. De jaarlijkse pacht van C.'s grond bedraagt nu die f 2000.

In het centrum van de stad ligt een stuk grond, waarop men een warenhuis heeft gebouwd. De jaarlijkse pacht voor die grond is vele malen hoger dan die van de grond van B. en C., hoewel op die grond niets groeit. Zijn B., C. en de warenhuisondernemer tevens eigenaar van de grond, dan innen zij zelf de pacht. En hoe staat het nu met de prijzen van de grond ? De grond, door A. bewerkt, brengt geen pacht op en is dus niets waard. Misschien heeft die een minimale speculatieve grondwaarde, omdat verwacht kan worden, dat in de toekomst ook die grond pacht zal kunnen opbrengen. 1) Dit is niet helemaal juist. De pachtwaarde is voor een groot deel al geschapen door vroegere geslachten, door het leggen van wegen, spoorwegen, het graven van kanalen, enz.

Neemt men aan, dat de grondrente ongeveer 4 percent is van de koopwaarde, dan zal de grond van E. f 25000 waard zijn, die van C. f 50000 en de grond in het centrum van de stad honderdduizenden. Want de koopprijs van de grond is gekapitaliseerde pacht. In crisistijden, wanneer veel geld geen belegging kan vinden, neemt de grondeigenaar met minder dan 4 percent genoegen, zodat in zulke tijden alles goedkoper wordt, maar de grond dikwijls nog duurder.

Men kan nu de economische pachtwet, die aan Ricardo wordt toegeschreven, verstaan: Pacht is de meeropbrengst van grond, tengevolge van verschil in vruchtbaarheid en meer of minder gunstige ligging. De economische Pachtwet is dus als het ware een natuurwet; afwenteling van de pacht is niet mogelijk. Men houdt dat goed in het oog. Als de pacht door middel van grondbelasting wordt overgeheveld naar de openbare kassen, dan kan die „belasting" niet op de pachter worden verhaald. Ook daaromtrent zijn alle economen het eens. En als de pacht van alle grond voor het grootste deel naar de staatskas wordt geleid, dan kunnen wij alle belastingen afschaffen. Deze oplossing zal in alle opzichten zegenrijk zijn en rechtvaardig. We komen daar later op terug.

VII. DE INTEREST.

Door het land en niet den persoon tot eigendom te maken, worden veel zorg, toezicht en kosten bespaard en ofschoon niet iedere slaaf een bijzondere meester heeft, toch eigent zich de ene klasse de verdiensten van de andere klasse toe, even goed als vroeger.

Henry George.

Ook over de interest of geldrente is al veel getheoretiseerd en gepolemiseerd. De rente heeft heftige bestrijders gehad, bijvoorbeeld de Roomse kerk en de Koran. Calvijn daarentegen heeft de interest verdedigd en de econoom Böhm Bawerk heeft haar met zijn zgn. Tijdwet proberen te rechtvaardigen. Ons interesseren die beschouwingen niet; voor ons is alleen van belang, welke invloed de interest of geldrente heeft op het sociale en economisch leven.

Het gebeurt vaak, dat een ondernemer geld nodig heeft. Hij moet bijvoorbeeld een nieuwe fabriek installeren. Het zal enige tijd duren, voor de onderneming winst afwerpt. Hij moet arbeidsloon uitkeren en hoewel zijn bezit in evenredigheid daarmee in waarde toeneemt — een bevestiging van de Loontheorie van Henry George — gaat er tijd overheen, voor zijn nieuw verworven bezit — (kapitaal) — vruchten voor hem afwerpt. Hij moet dus geld lenen.

De geldschieter loopt een grotere of kleinere risico en vraagt dus voor het gebruik van zijn geld een zekere vergoeding. Tot zover is de zaak volkomen in orde. Wie betaalt nu de interest ? De interest moet uiteindelijk worden betaald uit arbeid. Geld is immers niets anders, dan een vervangingsmiddel voor goederen en goederen komen alleen tot stand uit grond plus arbeid met behulp van kapitaal (Machines, enz.). Interest wordt dus voortgebracht door arbeid en betekent dientengevolge een belasting van de arbeid. Was interest enkel risicopremie, dan was deze volkomen rechtvaardig. Maar de interest is meestal veel hoger.

Als men ziet, dat de aandelen van een Philipsfabriek, als gevolg van een monopolistische positie, stijgen tot 900 percent, dan volgt daaruit, dat de aandeelhouders een onmatig dividend ontvangen en als bovendien de gebouwen en machines in korte jaren, lang voor ze versleten zijn, zijn afbetaald (afgeschreven), dan blijkt daaruit dat er roof op de arbeid is gepleegd. Het is duidelijk dat indien de hoge winsten der Philipsfabrieken, na afschrijving en betaling van een matige rente aan de aandeelhouders, als hogere lonen aan de arbeiders waren uitgekeerd, dat de gevolgen daarvan dan voor de gemeenschap zegenrijk zouden zijn geweest. Maar, vraagt u, waarom laten die arbeiders zich dan zo klakkeloos uitbuiten? Een sociaaldemocraat antwoordde mij op die vraag : Omdat het kapitaal niet produceert om de behoeften te bevredigen, maar om winst te maken.

U voelt aan dat dit antwoord een dooddoener en geen antwoord op de vraag is, althans niets verklaart. Ik, heb u vroeger al het antwoord gegeven; ik zal het u nogmaals geven, aan de hand van Henry George, van professor Oppenheimer en zelfs van Karl Marx. De „vrije" arbeider, zoals Marx hem noemt, moet zich laten uitbuiten, omdat hem de toegang tot de enige productiebron, de grond, is ontzegd, op straffe van de hongerdood te sterven. En daardoor komt het, dat uit de arbeider, van hoog tot laag, zulke hoge dividenden kunnen worden geperst en dat er rente wordt gekweekt boven de risicopremie.

VIII DE STRIJD DER SOCIAAL-DEMOCRATEN

Wat wij ook in andere richting doen, zolang wij weigeren het gelijk recht van allen op de grondstoffen der natuur te erkennen, zolang zal niets baten, om de onnatuurlijke ongelijkheid in de verdeling van de rijkdom te verhelpen, die zoveel rampen en gevaren met zich brengt. Henry George.

De socialisten hebben begrepen, dat de interest de grote vijand is van de arbeider. Ik bedoel de werkelijke socialisten, uit de tijd van Domela, Marx en Troelstra, niet de „socialisten" van voor de oorlog, die via „revisionisme", „socialisatie" waren afgezakt tot „ordeningen" en „geleide economie", waarmee hun impotentie op politiek gebied wel zeer duidelijk aan het licht trad. Marx had zeer goed begrepen hoe het kwam dat uit de arbeider interest kon worden geperst. De arbeider, verdreven van de grond, moet zich laten uitbuiten door en ten bate van de kapitalist. Marx kende de wortel van het kwaad, maar zocht de genezing niet in het wegnemen van de oorzaak ervan.

Marx redeneerde aldus: Arbeiders van alle landen, verenigt u. Gij hebt de macht van, het getal en als gij eensgezind zijt, dan kunt gij het hele raderwerk der industrie stop zetten. Leert uw macht kennen en gebruiken en dan zult gij eens gezamenlijk de productiemiddelen overnemen en daarmee de socialistische staat grondvesten.

Enkel de communisten zijn consequente Marxisten gebleven; zij streven doelbewust naar het in bezit nemen van de grond en de productiemiddelen door de staat en aanvaarden al de gevolgen daarvan, op welke wij in de inleiding wezen. Zij aanvaarden de linkse dictatuur. Omdat zij een principieel standpunt hebben en weten wat zij willen, zullen zij ten slotte hun doel bereiken, tenzij op betere wijze de oorzaak van het maatschappelijk kwaad wordt weggenomen.

De socialistische beweging in ons land was verworden tot een loonstrijd en meer en meer onder invloed geraakt van de vakorganisatie. De loonstrijd heeft voor bepaalde groepen van arbeiders maatschappelijke verbetering gebracht, maar dat ging ten koste van andere groepen, vooral de landarbeiders. Deze kunnen nu eenmaal door organisatie niet hun loon opvoeren, want dit kan nooit hoger worden, dan de waarde van wat een valide arbeider op de slechtste nog in gebruik zijnde grond kan produceren. Verbetering van het lot van sommigen dreef anderen naar de werkloosheid. In de zgn. beschutte bedrijven had organisatie het meeste succes, bijv. het boekdrukkersbedrijf, door een onderlinge regeling van prijzen en lonen.

Maar door de crisis gingen de voordelen grotendeels verloren, doordat financieel zwakke broeders uittraden of de overeenkomst ontdoken. Bovendien ging veel, werk weg, doordat men in het buitenland liet drukken of van cyclostiles e.d. gebruik maakte. Natuurlijk moest hierdoor de werkloosheid toenemen. In grote steden wisten de arbeiders in de gemeentelijke bedrijven door politieke invloed hun lonen aardig op te voeren, bijv. de trambestuurders en conducteurs. Evenwel, men veranderde de tweeman- in éénmanswagens en dreef zo weer velen naar de „steun". Ook de Middenstand bekneld als zij zich voelde tussen hamer en aambeeld, vroeg om maatregelen.

De Vestigingswetten hadden de bedoeling, de concurrentie zoveel mogelijk uit te schakelen en de bestaande bedrijven monopolistisch te maken. Het gevolg is, dat werklozen met enig geldbezit niet in staat zijn, een bedrijfje te beginnen; zij moeten het luguber leger der getekenden vergroten. Waar door vak- of politieke actie het loon wordt opgevoerd boven het peil van vraag en aanbod, daar volgt rationalisatie en de levende arbeider wordt vervangen door de dode machine.

Eigenlijk waren het, na de invoering van het algemeen kiesrecht de bezitloze volksmassa's, die in ons land regeerden. De heren Colijn c.s. konden alleen aan de regering blijven, door steeds weer concessies te doen aan die kiezersmassa, wetende, dat deze anders naar de uiterst linkse partijen zou overlopen, en ook wetende, dat hun politiek noodlottig was. Zij wisten, dat zodra deze massa door middel zijner rechtstreekse vertegenwoordigers aan de regering zou komen, de chaos zou zijn ontketend. Zij trachtten dammetjes op te werpen tegen de opzettende vloedgolf van de revolutie en gaven telkens weer terrein prijs, in de ijdele hoop, dat eens het economisch getij zou keren. Wat gebeurt er als de volksmassa door zijn directe vertegenwoordigers aan de regering komt? Spanje, Italië, Duitsland, Frankrijk en zelfs Engeland hebben het ons geleerd.

De „volksregering" moet zijn in verkiezingstijd gegeven beloften waar maken: hogere lonen, staatspensioen, beter onderwijs, verhoging van talloze dingen. Omdat al die beloften economisch niet verantwoord waren, loopt de boel in 't honderd. De prijzen vliegen omhoog ; er dreigt of komt inflatie. De arbeiders zijn er nog slechter aan toe dan vroeger. Ze worden roerig; gaan staken, bezetten, onder invloed van communistische agitators, de fabrieken, leggen het transport lam. De „volksregering" durft niet in te grijpen tegen de eigen kiezers. Er dreigt of komt hongersnood. Dit alles verwekt felle reacties, niet het minst onder de arbeidersvrouwen!

Profeten staan op als Mussolini en Hitler en met groot tamtam en onder een groots opgezette propaganda wordt aan de radeloze massa een hemel op aarde beloofd. Die het niet geloven willen, worden met knuppelslagen of wonderolie murw gemaakt en wat er nog van de vrijheid over was, gaat verloren. Hoe aan het lot te ontkomen, dat in de naaste toekomst dreigt, dat nu al in Frankrijk en België het hoofd opsteekt en in andere landen?

Er zijn twee middelen.

Het eerste is dit: Ontneemt aan de bezitloze massa het kiesrecht, maar wees dan ook consequent en leert aan de loonslaven geen lezen en schrijven. Dat is de dictatuur. Het andere middel: Maakt alle mensen tot bezitters. Ze zullen een democratie stichten, die niet is gedoemd, onder te gaan. Ze zullen geen demagogen tot vertegenwoordigers kiezen, maar degelijke medeburgers, die getoond hebben op eigen terrein iets te presteren. Voor alles zullen ze eisen een zuinig beheer der algemene middelen, want iemand, die zich door eigen vlijt en inspanning bezit heeft verworven wenst dat niet door anderen verspild te zien. Dat is het middel van de Georgisten.

In het volgende hoofdstuk kunt u lezen, hoe dat te verwezenlijken is. De strijd van de principiële socialisten gaat tegen de interest, ruimer gezegd, tegen het arbeidloos inkomen. Het onteigenen van grond en kapitaal door de staat is geen doel, maar middel. Arbeidloos inkomen is inderdaad de vloek der maatschappij. Het bestaat, doordat men de arbeider van een deel van de vruchten van zijn arbeid berooft. Het veroorzaakt de steeds sneller opeenvolgende crises in het economisch leven en verwekt spanningen, die leiden tot revoluties en oorlogen. De kapitalisten met hun overmaat van geld, waarvoor zij geen belegging kunnen vinden en hun overschotten aan goederen, die binnenlands geen afnemers hebben, zoeken elders markten en zie daar het imperialisme is geboren met zijn eeuwige oorlogsdreiging. Het arbeidloos inkomen belemmert aldus de vrije ontplooiing der economische wetten; het dankt zijn bestaan aan het gruwelijkst onrecht dat zich naar alle kanten op vreselijke wijze wreekt.

Het doel der eerste socialisten was zuiver en goed; het middel faalde en moest falen. In het volgende hoofdstuk zullen wij het juiste middel tegen het arbeidloos inkomen aan de hand doen. Misleidend daarentegen was de leus van de sociaaldemocraten: Arbeid tegen kapitaal. Immers, kapitaal is niet anders dan het hulpmiddel, dat ons in staat stelt, door arbeid uit grond een overvloed van rijkdom (nuttige goederen) te scheppen. Als een arbeider vecht tegen kapitaal, dan is hij als een timmerman, die zijn gereedschappen vernielt en zijn schaafbank aan gruizelementen slaat. Arbeid is de vader, kapitaal de moeder van de productie. In een gezonde samenleving zullen ze harmonisch samenwerken en ons, materieel gesproken, een gelukkig en overvloedig bestaan waarborgen.

Ik zal niet veel meer zeggen over de strijd der socialisten ; de praktijk heeft duidelijker gesproken dan ik het kan. In vele landen hebben de socialisten hun kans gehad en overal hebben zij een chaos verwekt. Gelukkig, dat vooral in de Engelssprekende landen honderdduizenden socialisten het Georgisme hebben aanvaard, ook de Deense socialisten hebben dat gedaan en zelfs al een eerste stap gezet op de weg, door de Georgisten gewezen. De Hollandse sociaaldemocraten hebben altijd sterk gestaan onder invloed der Duitse theoretici; misschien is dat de oorzaak waardoor zij zo moeilijk voor een eenvoudige en praktische oplossing te vinden zijn.

Tot slot van dit hoofdstuk wil ik eens zeggen, hoe een vooraanstaand sociaaldemocraat over de „ordening" denkt. Ik geef u een citaat van niemand minder dan onze vroegere minister Dr. J. v.d. Tempel. Hij spreekt over: „bescherming, versterkte bescherming, hoge rechten, invoerverboden, prijstoeslagen, steun aan de landbouw en andere bedrijfstakken, contingentering, clearing, enz." als „ziekteverschijnselen" en zegt dan: „De toepassing van deze middelen breidde zich in de periode '31—'37 op schrikbarende wijze uit over de ganse wereld en vergiftigde de wereldeconomie". (Dr. J. v.d. Tempel: De wereld in stormgetij, pag. 299).

En aan die „vergiftiging" deden de socialisten en de „christelijke" en „liberale" staatslieden dapper mee. Maar, geachte lezer, is het niet vreselijk dat onze staatslieden en politici in hun radeloosheid middelen toepassen, waarvan ze zelf weten, dat ze noodlottig zijn ?


IX. DE UITWEG.

Voor ieder sociaal kwaad moet een geneesmiddel zijn, maar dat geneesmiddel kan in niets, anders bestaan dan in het uitroeien van de kwaal.

Henry George.

Als in een land iedere bewoner voldoende goede grond tot zijn beschikking heeft, dan is er geen pacht. Breidt de bevolking zich uit, dan moet ook minder vruchtbare grond in gebruik worden genomen en dan ontstaat de pachtwaarde. Hoe meer mensen er komen, hoe ingewikkelder de samenleving wordt, hoe groter de gezamenlijke pachtwaarde. Ieder kanaal, dat gegraven, ieder huis, iedere fabriek, die gebouwd worden, iedere weg, die wordt aangelegd, verhogen de pacht, ja, ieder kind, dat geboren wordt. Pacht is dus een uitvloeisel van de activiteit van de gehele gemeenschap en die pacht wordt door een betrekkelijk klein aantal mensen geïnd. Dat is het grote maatschappelijk onrecht, dat naar alle kanten ander onrecht veroorzaakt en dat aansprakelijk is voor armoede, werkloosheid, revoluties en dictatuur.

Willen wij de maatschappij gezond maken, dan moet het onrecht ongedaan worden gemaakt, op straffe van ondergang van onze beschaving en terugval tot de barbaarsheid. Het ziekteproces is vrijwel in het eindstadium, gevolg van de fenomenale ontwikkeling van de productiemiddelen, want hoe groter de vooruitgang, hoe groter de armoede. Zie daar de verschrikkelijke waarheid, door Henry George gevonden. Alleen een bliksemsnel ingrijpen kan ons nog redden. Het geneesmiddel is eenvoudig en ligt voor de hand.

Leg een „belasting" op de waarde van de blote grond, voert die geleidelijk op tot dicht bij de pachtwaarde en de genezing zal van meet af aan met verbluffende snelheid intreden. Armoede zal plaats maken voor algemene welvaart; de toegang tot de grond zal voor ieder vrij zijn en de verslaafde mens van heden zal het zelfbewuste en fiere krijgen dat de vrije burger kenmerkt, de mens, die in zich Gods adem weet en niemand, die er zelfs aan zou denken, hem zijn vrijheid te ontnemen.

Grondwaardebelasting — die géén belasting is — kan niet worden afgewenteld. Het gevolg van een grondwaardebelasting, opgevoerd tot dicht aan de pachtwaarde zal zijn, dat de koopprijs van de grond tot een minimaal bedrag zal dalen en dat ieder, die, waarvoor dan ook, grond moet gebruiken, deze voor dat minimale bedrag zal kunnen kopen. Zie daar wat wij er mee bedoelen, als wij zeggen, dat de toegang tot de grond vrij zal zijn. Het totale bedrag der grondwaardebelasting zal, in ieder geval op den duur, ruimschoots voldoende zijn, om alle belastingen op arbeid te doen verdwijnen.

Als er geen geld meer kan worden belegd in grond, dan moet de geldrente dalen; op den duur zal de duivel interest volledig worden uitgedreven en de geldrente dalen tot op de risicopremie, welke door de bekende socioloog Prof. Oppenheimer op minder dan 1/2 % wordt geschat. Een zeer snelle aflossing vaan de openbare schulden zal dan mogelijk zijn, temeer doordat door geleidelijke afschaffing van de belastingen de „koopkracht" van het publiek geweldig zal stijgen, wat een sterke vraag naar goederen en een grote arbeidsopleving ten gevolge zal hebben.

Aan het misdadig speculeren in grond, door het vasthouden van terreinen, welke in de toekomst grote waarde zullen krijgen, zal al heel gauw een eind komen, vooral wanneer de staat het recht heeft, die terreinen voor de door de eigenaar aangegeven waarde te naasten. De huurprijs van de huizen in de steden zal daardoor snel dalen. In Denemarken had men dat goed begrepen en nu al in de praktijk ervaren. Dat de Loonwet van Henry George de sleutel vormt tot het probleem, erkent zelfs Dr. J. v.d. Tempel in het door ons al eerder geciteerde boek: De Wereld in Stormgetij. Op pag. 375 schrijft hij : „Het probleem van het verzwakken van de conjunctuurbeweging is in de grond het probleem van het verzekeren van een aanhoudend gelijkmatiger en evenwichtiger verloop van voortbrenging en verbruik, of beter van aanbod en koopkrachtige vraag op de verschillende terreinen van het economisch leven."

Helaas, de diepe oorzaak van het niet functioneren van de Loonwet kent de heer v.d. Tempel niet. Als wij zijn boek verder lezen, dan blijkt ons, dat hij met het probleem totaal verlegen is.De droom der socialisten zal aldus in een Georgistische maatschappij verwezenlijkt worden: de arbeid zal vrij zijn, vrij van de belastingen, vrij van interest, vrij ook van alle bureaucratische bemoeiing en van grensversperringen. De volkeren zullen elkaar leren kennen en waarderen en goederen en culturele waarden uitwisselen en het wantrouwen tussen de volkeren, de grote oorzaak van oorlogen, zal verdwijnen.

De vrije arbeid zal worden verwezenlijkt in een zuiver liberale staat, met volledige vrije concurrentie. En de levenskansen zullen voor allen gelijk zijn. Ieder arbeider zal die plaats kunnen innemen, die hem volgens aanleg, neiging en geschiktheid toekomt. Het werken zal tot een vreugde en een zegen worden. En ieder mens zal dan „arbeider" zijn in het ononderbroken productieproces, want niemand zal meer door het innen van de grondpacht of interest kunnen parasiteren op de arbeid van anderen.

Voor wie niet kùnnen werken, ouden van dagen en gebrekkigen, zal op onbekrompen wijze worden gezorgd. En wie niet willen werken, die zouden moeten verhongeren, volgens het woord van Salomo. Maar die zullen er niet zijn. Ieder weet dan, dat de volle waarde van zijn arbeid hem zelf zal toevallen. Of iemand voor eigen rekening werkt of in „loondienst", zal geen verschil maken, omdat de „knecht" even vrij zal zijn, als de „baas" en het contract tussen beiden in volle vrijheid zal worden aangegaan. In plaats van knechtschap zal er dan samenwerking zijn en niet alleen Arbeid en Kapitaal zullen broederlijk samenwerken, maar ook de ondernemer met zijn personeel.

Er worden mensen geboren, die kunnen leiden, maar ook mensen die leiding behoeven, en dat zal zo blijven. Het „personeel" zal evenzeer gebaat zijn bij de uitkomst van het bedrijf als de ondernemer en vanzelf zullen er heel andere verhoudingen ontstaan. Lezer en lezeres, wat ik daar neerschrijf, is geen utopie. Ik ben geen idealistisch dromer, maar een nuchter denkend, praktisch realist. Wat ik u schilderde, is de natuurlijke, de normale toestand; wat u thans gadeslaat, is een verwording. Deze maatschappij als normaal aanvaarden, zou het zelfde betekenen, als pest, cholera of melaatsheid als normaal aanvaarden voor het menselijk lichaam of waanzin voor de geest.


X. BEZWAREN EN VRAGEN.

De dwaas zegt in zijn hart: daar is geen God. Maar hoe zullen wij den man noemen, die ons vertelt, dat God ons beveelt met zulk een wereld vrede te hebben.

Henry George.

Ik zou nu op enkele van uw bezwaren willen ingaan en uw vragen trachten te beantwoorden. „Er is geen grond genoeg". Mijn beste mijnheer, wat beweert u daar ! Een boer kan op 20 ha. leven (in de Georgistische staat, die vrij is van belastingen en geldrente op veel minder), maar er kunnen ook op één ha. 10 gezinnen leven, als men de grond aanwendt voor fijne groenten, door middel van warenhuizen, verwarming, elektriciteit. Ons land is speciaal geschikt voor productie van veredelde gewassen en we kunnen ze ruilen met andere landen voor granen en andere voedingsmiddelen. Vergeet niet, dat in 'n Georgistische staat de productie, het transport en dus ruiling van goederen ontzaglijk goedkoop zijn. De wetenschappelijke vindingen stellen ons in staat, om in plaats van één wel twee of meer oogsten per jaar van de grond te halen.

„Er zijn te veel mensen". Maar mevrouwtje, lees eens het bovenstaande. En bedenk nu eens even, dat wij zelfs in ons „overbevolkte" Nederland de laatste jaren weinig anders deden, dan de vruchtbaarheid der milde natuur breidelen.

Het vee werd gedwongen tot Malthusianisme, waarvan u waarschijnlijk aanhangster is en nog werden duizenden koeien ingeblikt en wist men geen raad met het vlees, hoewel honderdduizenden hongerden. Onze fijnste groenten gingen naar de mesthoop en onze heerlijke boter voor een paar dubbeltjes naar Engeland. Neen, mevrouwtje, hoe meer mensen, hoe meer welvaart, want hoe fijner arbeidsverdeling. In een Georgistische staat zou u met gerustheid een zestal baby's ter wereld kunnen brengen en 't zou zonde zijn, dat zoveel bekoorlijkheid en vitaliteit, als in u verenigd zijn, voor het nageslacht verloren gingen. Maar er is wel iets anders.

Tegenwoordig wordt er dikwijls het lustigst op los gefokt door de minderwaardigste elementen. En de slecht gevoede, slecht opgevoede en slecht onderwezen massa levert het materiaal, dat straks het gemakkelijkst de slavernij van de dictatuur aanvaardt. In een gezonde maatschappij zal er een gezonde voortplanting zijn en dan zal er een verstandige beperking komen in die zin, dat niet meer met veel te korte tussenpozen het ene kind na het andere ter wereld zal worden gebracht, maar dat men de moeder voldoende tijd zal gunnen om opnieuw haar heilige taak te vervullen en gezonde levenskrachtige kinderen te baren. Als straks het „werk vinden" even gemakkelijk zal zijn als het ademhalen, welk gezond ouderpaar zal dan de weelde willen ontberen, van gezonde kinderen, opgroeiende aan hun haard !

„God moet uitkomst geven".

Foei, dominee! Heeft God niet de aarde gezegend met overvloedige vruchtbaarheid, die de mogelijkheid biedt, haar opbrengst tot in het oneindige te vermeerderen? Wilt u God aansprakelijk stellen voor de fouten en misdaden van de mensen, die Zijn gaven roekeloos vernielen? God heeft de voorwaarden geschapen voor ons aller leven, maar hij heeft ook wat aan de mens overgelaten, n.l. Zijn goede gaven, verstandig te benutten. Zie daar blijkbaar de opgave, die God ons heeft gesteld en laten wij, Zijn schepselen, ootmoedig onze taak vervullen. „Maar wat doet het er nu toe, of de belasting wordt opgebracht als grondwaardebelasting of in andere vorm ?"

Deze vraag werd mij gesteld op een vergadering, door iemand, die klaarblijkelijk niets van mijn betoog begrepen had. Zie hier mijn antwoord: Een Arabisch vorst legde belasting op de vijgenbomen, en het aantal vijgenbomen verminderde tot op de helft. Toen legde hij dezelfde belasting op de grond en het aantal vijgenbomen werd verdubbeld. Hef lijkt wel toverij, maar bij enig nadenken zult u begrijpen, dat het volkomen logisch is. Wij, in onze maatschappij belasten de vijgenbomen, d.w.z. het arbeidsproduct en wij straffen ieder die door meer vlijt of inspanning of helderder inzicht de productie vermeerdert. Begrijpt u het nu, lezer ?

Nogmaals, wat wij u schilderden is geen utopie, maar de werkelijkheid van morgen. Wij kunnen iedere dag de hervorming invoeren en naar alle kanten zullen de gevolgen zegenrijk zijn. Een heerlijk perspectief opent zich van ongekende mogelijkheden. In onze vreselijke maatschappij kunnen de verheven lessen van het Christendom niet tot vervulling komen' en de Godsdienst moet verworden tot letter- en vormendienst. Waar kan éénheid zijn, als de mensen elkaar als hongerige wolven beloeren? In een rechtvaardige en welvarende maatschappij zullen de kunsten en wetenschappen opbloeien, als nimmer de wereld heeft gekend en de arbeid zal voor ieder een vreugde zijn. In zo'n maatschappij zullen we ons gedragen als beschaafde mensen aan een welvoorziene dis, waar voor allen genoeg is en niet als een troep hongerige zwijnen aan de trog die schreeuwen en vechten om bij het voer te komen.

In de vrijheid, de kostelijkste gave, zullen de schoonste gedachten en beste eigenschappen tot ontwikkeling komen. "Zou het innen van bijv. viervijfde deel van de pachtwaarde door de Staat voldoende zijn, om alle belastingen te vervangen?"

Die vraag is voor onze tijd moeilijk te beantwoorden. Door de oorlogsomstandigheden zijn de belastingen in zeer sterke mate gestegen. Er zullen in ons land zeer ingrijpende financiële maatregelen moeten worden getroffen, alleen al om inflatie te voorkomen. We zullen dus enkele jaren moeten teruggaan en ook dan nog is het niet mogelijk, een afdoend antwoord te geven, omdat we daarvoor in ons land de noodzakelijke statistische gegevens missen. In Amerika is dat anders en daar kan de vraag hierboven toestemmend worden beantwoord. Maar we kunnen er wel iets van zeggen.

In 1935 brachten de belastingen in ons land in totaal 760 miljoen gulden op, dat is per hoofd der bevolking bijna 90 gulden. Vele grote steden hieven bovendien nog indirecte belastingen op water, elektriciteit, licht. De Groningers betaalden daaraan per hoofd en per jaar 19 gulden. We mogen dus voor het jaar 1934 de belasting voor iedere Nederlander, man, vrouw en kind stellen op ongeveer 110 gulden. En nu de pacht ?

De heer Sevenster berekende vóór de crisis de pacht voor de landbouwgemeente Het Bildt op ƒ 160 per hoofd der bevolking; de heer Tamminga kwam voor Baarderadeel, een gemeente met bijna uitsluitend veeteelt, op ƒ 162. Waarschijnlijk zullen die cijfers in 1935 wel wat lager zijn geweest, al hield de landbouwsteun ze op peil. Want de Nederlandse regering heeft altijd voor de grondeigenaren, mensen die als zodanig volgens Abraham Kuiper van geen maatschappelijk nut zijn, goed gezorgd.

Voorts vermoed ik, dat de heren Sevenster en Tamminga geen rekening hebben gehouden met de pacht van met huizen en andere gebouwen bebouwde terreinen en die voor de welvarende plaatsen in Het Bildt en elders nog al iets betekent. Ook de pacht van de gronden in de grote steden bedraagt vele tientallen miljoenen. Voor terreinen aan de Leidsestraat betaalde men per vierkante meter vijfhonderd gulden, d.i. voor een ha. 5 miljoen, wat naar 4 % rente een pacht opbrengt van twee honderd. duizend gulden. Als er 1000 mensen op die ha. wonen, dan betalen ze per hoofd en per jaar ƒ 200. In Londen en New York is de eigenaar van weinige vierkante meters grond in het Centrum der stad al schatrijk.

Wij wagen de veronderstelling, dat ook voor ons land de hierboven gestelde vraag met „ja" kan worden beantwoord. Op den duur, wanneer de openbare schulden zijn afgelost en een groot aantal ambtenaren aan productief werk zijn gezet en aan de bureaucratische rompslomp een einde zal zijn gemaakt, zal dat zeker het geval zijn. Bovendien zal er door het geleidelijk afschaffen der belastingen naar alle kanten arbeidsontplooiing komen en daardoor zullen de pachten weer stijgen. Ongetwijfeld zullen er op den duur grote overschotten zijn;

De Staat zou deze kunnen aanwenden voor het stichten van musea voor schone kunsten, voor de aanleg van prachtige parken bij de steden, voor natuurreservaten en alles, wat de volksgezondheid bevordert, de smaak veredelt en het beschavingspeil opvoert. Men mag ten slotte niet vergeten, dat grote werken als de aanleg van wegen, het graven van kanalen in een Georgistische maatschappij zichzelf betalen, doordat de aanliggende gronden in waarde stijgen en daarmee de pachtwaarde. In onze huidige zotte maatschappij zijn die voordelen voor de grondeigenaren. Ze behoeven er niet eens om te vragen.

„Waarom wilt u niet de hele pacht innen, in plaats van bijv. viervijfde deel ?"

Die vraag is spoedig beantwoord. Wij Georgisten wensen, dat de grond een kleine koopwaarde houdt. Wij achten het de beste toestand, dat de grondgebruiker tevens eigenaar is en met zijn grond kan doen wat hij wil: nalaten aan zijn kinderen, verdelen, verkopen, als hij dat beter vindt. Onder die omstandigheden heeft men de voorwaarden voor het beste gebruik van de grond. Wij willen dus niet, als de grondnationalisators, de grond van staatswege verpachten en nog minder staatsexploitatie. Het eerste zou aanleiding geven tot misbruik van het stembiljet; de grondgebruikers zouden n.l. proberen door politieke invloed verlaging van de pacht te krijgen. Het tweede is nog meer verwerpelijk, omdat dan de grondgebruiker geen persoonlijk belang heeft bij de uitkomsten van het bedrijf en hem de arbeidsvreugde zou worden ontroofd. Staatsexploitatie is een communistisch idee en zou alleen tot behoorlijke resultaten leiden onder streng toezicht en sterke dwang. Beide zijn ze de vrije mens onwaardig.


XI. EN WAT ZAL DE R.K. KERK DOEN ?

Zalig zijn zij, die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid.
Mattheüs V : 6.
Voorwaar zeg ik u: Voor zoveel gij dit aan een van deze mijn geringste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat aan Mij gedaan. Mattheüs XXV : 40.

De R.K. kerk is ongetwijfeld een der grootste grondbezitsters in ons land, misschien of waarschijnlijk zelfs de allergrootste. Door invoering van het Georgisme zou dus de kerk een groot deel van haar inkomsten moeten derven en een groot deel van haar wereldlijke macht inboeten. Ik weet en erken gaarne dat de Kerk daartegenover vele nuttige instellingen financiert.

Het zij mij vergund, over deze aangelegenheid het volgende op te merken: In het voorgaande is duidelijk aangetoond, dat het innen van de pacht door particulieren, hoewel wettelijk geoorloofd, moreel niet toelaatbaar is. De pacht wordt door de activiteit van de gehele gemeenschap tot stand gebracht en hoort rechtens aan de hele gemeenschap toe. Dat wij het onrechtmatige niet meer gevoelen komt alleen daarvandaan dat wij het bestaande als normaal hebben leren beschouwen, zoals men eens de slavenhandel als normaal beschouwde. Maar niettemin blijft het particulier innen van de pacht onrecht en miljoenen onschuldigen hebben voor dat begane onrecht geboet.

En op onrechtvaardig verkregen goed kan nimmer zegen rusten en allerminst mag een lichaam, dat zich op Goddelijke wetten beroept, op deze wijze profiteren. Bovendien blijft liefdadigheid, in welke vorm dan ook toegepast, een heel lelijk surrogaat voor het betrachten van rechtvaardigheid. Liefdadigheid vernedert de mens. Hoeveel „liefdadigheid" wordt er niet beoefend, die in wezen „aflaat" is en die dienen moet, om het geweten tot zwijgen te brengen of te sussen. Liefdadigheid betekent een aalmoes in een of andere vorm en men verwacht van het slachtoffer nog dankbaarheid bovendien.

Wil men de „naaste", als de Bijbel de medemens noemt, werkelijk helpen, dan moet men hem in staat stellen door nuttige arbeid in zijn onderhoud te voorzien, zodat hij voorzorgen kan treffen voor tijden van tegenslag of ziekte. In een Georgistische maatschappij zal dat kunnen en daarin zal niemand zijn medemens beledigen, door hem een aalmoes aan te bieden en hem te kwetsen in zijn eergevoel. Daarmee is niet gezegd, dat vrienden elkaar niet zullen helpen in tijden van nood, want vrije mensen weten, dat er een tijd kan komen, dat de hulp even gul en even spontaan zal worden vergolden.

Het betekent ook niet, dat de sterke de zwakke broeder niet moreel zal steunen, want wat in zuivere liefde wordt geboden, zal in oprechte dankbaarheid worden aanvaard. En juist op dit terrein zal er voor alle geestelijken, of ze rooms-katholiek of protestant zijn, een verheven arbeidsterrein openblijven en voor ieder mens, die daarvoor de gaven van hoofd en hart bezit. Maar de zgn. instellingen van liefdadigheid zullen uit onze samenleving moeten verdwijnen. Zij vormen met hun dikwijls vernederende en vrijheidbeperkende bepalingen een heel onsympathiek geneesmiddel tegen ziekteverschijnselen, die een gevolg zijn van ons maatschappelijk systeem.

Ik heb vroeger al verteld, dat de R.K.-kerk door de eeuwen heen, zich heeft gekeerd tegen de interest, die zij immoreel achtte. Inderdaad is een geldrente boven de risicopremie immoreel, wat diverse economen ook van haar mogen zeggen, want zij is een roof op arbeid en maakt het mogelijk te leven ten koste van de inspanning van anderen. Men behoeft om dat aan te tonen nog niet van woeker te spreken; trouwens niemand kan precies zeggen, waar een „billijke" rente ophoudt en de woeker begint.

De Kerk heeft met haar strijd tegen de interest geen succes gehad en die opgegeven, ja profiteert daarvan even gemoedelijk als andere gelukkigen, die geld op rente kunnen zetten. Waardoor heeft de Kerk in haar strijd tegen de interest gefaald ? Omdat zij nimmer de ware vijand heeft verkend, de vijand, die wij in dit boekje duidelijk signaleerden en die grondmonopolie heet.

Welnu: de Fransman zegt: Qui veut la fin, veut les moyens, d.w.z. Wie het doel wil, moet de middelen willen gebruiken, die tot dat doel leiden. Wij hebben het middel aangegeven, het enige, dat er is, behalve het communisme. Als het de Kerk ernst is met haar strijd tegen de interest, dan moet zij met al de haar ten dienste staande middelen en de geweldige macht van haar organisatie het Georgisme bevorderen. Ik ben ten opzichte van de R.K. kerk enigszins uitvoerig geweest, omdat van haar houding in ons land veel, zo niet alles zal afhangen. Een der trouwste vrienden en ijverigste medewerkers van Henry George was een RK. geestelijke, Dr. Mc. Glynn. Om die reden werd hij in zijn ambt geschorst.

Toen alle pogingen van de R.K. hiërarchie om Mc. Glynn zijn strijd voor de Georgistische beginselen te doen beëindigen faalden, werd hij geëxcommuniceerd. Gelukkig kan ik hier bij vertellen, dat die excommunicatie later door Paus Leo XIII werd opgeheven. Misschien zal de R.K. kerk de dreiging van de tijd verstaan. Omtrent haar vooruitzichten in een communistische staat zal zij zich geen illusies maken; bij elke proletarische revolutie keert zich de volkswoede het eerst en het felst tegen de Kerk en haar dienaren. Nu al hebben duizenden Rooms-katholieken over de hele wereld zich aangesloten bij de Georgistische beweging. Een schoon voorbeeld gaf de vrouw van Henry George, die ook Rooms-katholiek was. Ik heb u daarvan verteld. Moge zij een voorbeeld zijn voor veel van haar R.K.-zusters en voor andere vrouwen !

Ik besluit dit hoofdstuk met het geven van een kort citaat uit een verslag, dat het R.K. Dagblad van Noord-Brabant gaf van een rede van Z.H. de Paus ter gelegenheid van het feit, dat 5 jaar geleden de wereldoorlog uitbrak. Zie hier, wat genoemd blad daar o.a. van zei : „Hij (n.l. de Paus) zei, dat het noodzakelijk is, bij een komende herordening een nieuwe sociale orde in het leven te roepen, opgebouwd op de grondrechten van de mens en in Christelijke geest". „De volken der aarde hebben het recht van de arbeid hunner staatslieden aan het einde van deze oorlog een duurzame vrede, waarachtige veiligheid en algemene welvaart te verwachten". Laten wij hopen, dat alle rooms-katholieken diep van de ernst van deze uitspraken doordrongen zijn.


XII. HET GEORGISME IN DE PRAKTIJK.

The proof of the pudding - is the eating. Engels spreekwoord. De waarheid, door Henry George gevonden, zal niet gemakkelijk aanvaard worden. Dat begreep onze grote voorganger; dat hebben wij, zijn volgelingen ervaren. Henry George zegt ergens: Als de natuurkundige wet der zwaartekracht in strijd was met de belangen der heersende klassen, dan ware zij nimmer erkend. De pers, en de wetenschappelijke voorlichters trachten, althans in ons land, het Georgisme dood te zwijgen of geven er een verkeerde voorstelling van. Ik zou daarvan frappante staaltjes kunnen vertellen; slechts enkele bladen maken een gunstige uitzondering. Misschien zal vrees voor de dreiging der toekomst de pers en zelfs de machthebbers tot een juistere houding brengen.

Ondanks dat alles wint de idee van Henry George veld: in het jaar 1926 werd te Edinburgh het (derde) Wereldcongres der Georgistische beweging gehouden ; de 250 aanwezigen vertegenwoordigden 24 landen; ons land werd vertegenwoordigd door wijlen Ir. D. de Clercq, wiens naam bij alle Georgisten en zeer vele andere Nederlanders in eerbiedige nagedachtenis voortleeft. Voorzitter was de heer Charles Hennessy 0 Connor van New York.

Vooral in de Engelssprekende landen wint de idee veld en hier en daar is ze zelfs voort een deel in toepassing gebracht. De idee van Henry George, hoewel nooit voordien scherp geformuleerd, heeft geleefd, zolang er mensen op aarde leefden. In de Bijbel en oude Assyrische geschriften kan men lezen, dat de grond als gemeenschappelijk bezit werd beschouwd. In het Oosten vindt men hier en daar nog vrij zuiver Georgisme. In de Straits-Settlements is een gebied, waar de belastingheffing op vrijwel Georgistische wijze geschiedt en waar men stakingen, noch werkloosheid kent en dat door een Engelse minister een van de mooiste parels aan de kroon van Engeland werd genoemd.

In de late Middeleeuwen stichtte Akbar de Grote in het tegenwoordig Brits-Indië een machtig rijk, dat zijn bloei en grootheid dankte aan een Georgistische belastingheffing. En in onze dagen was daar het Zionistisch Palestina. De kranten hebben ons wel verteld van de grote en snelle opbloei van dit kleine rijk, maar zij hebben de oorzaken niet meegedeeld. Dit land was van het begin af aan hoofdzakelijk ingesteld op de idee van Henry George. De stichters verklaarden: Wij zullen de fouten der oude beschavingen vermijden; de grond zal niet het bezit van particulieren worden.

Terwijl de hele wereld gebukt ging onder de vloek der werkloosheid, kon dit land veel meer immigranten opnemen dan Engeland durfde toestaan, bevreesd voor de oppositie van de Arabieren. Terwijl onder dezelfde Arabieren, hoewel zij per hoofd gerekend over een veelvoud van de grond beschikten, die de Joden ten dienste stond, de grootste armoede heerste, een gevolg van het. grootgrondbezit. Zelfs de „wilde" Polynesiërs weten het beter, dan wij. Op Baratonga, een eiland in de Stille Zuidzee, dat onder Brits protectoraat staat, met ongeveer 30.000 inwoners, bestaat geen werkloosheid en geen armoede: de grond behoort aan de gemeenschap en wordt in huur aan ieder uitgegeven, die er op wil werken of bouwen. Verkoop aan Europeanen is — gelukkig voor de bevolking ! — niet toegestaan.

Naar aanleiding van het bovenstaande, maak ik een enkele opmerking. Men schuift ons wel in de schoenen, dat wij landnationalisators zijn of dat wij de grond willen socialiseren. Niets is minder waar. Wat misschien op Baratonga mogelijk is, zou hier niet goed zijn. Neen, de grond moet in het bezit blijven van de bewerker zelf; deze moet daarop ten volle heer en meester zijn, hem kunnen verkopen en aan zijn kinderen nalaten. Daardoor is het beste gebruik gewaarborgd en komen de verbeteringen aan de gebruiker ten goede. Deze betaalt enkel de pacht aan de gemeenschap in de vorm van grondwaardebelasting.

Op het bovengenoemde congres deelde een van de Australische afgevaardigden het volgende mee: „Vrienden in Europa en Amerika, doet toch uw voordeel met onze treurige ervaringen. Wij hebben de laatste dertig jaren alles beproefd, wat maar denkbaar is, om armoede en werkloosheid, slechte woningtoestanden naast overdaad en onderconsumptie te keren. 't Heeft niet mogen baten; het euvel was er en bleef ons vergezellen, totdat eindelijk de grondhervormers volgens Henry George hier en daar, in gemeente en provincie door volksstemmingen een zo goed mogelijk Single-Tax

1) programma doorgevoerd kregen. Als door een toverstaf aangeraakt, verminderden van stonde aan de te bestrijden euvelen : werkloosheid werd gaandeweg minder, ja, verdween in vele gevallen; de woningnood werd door de nu niet meer belemmerde bouw minder, de overvulling van de huizen verminderde met de bouw van nieuwe woningen, de laagbouw nam toe. Door meer werkgelegenheid en beter bezoldiging van de arbeid verminderde de armoede en de bedeling van jaar tot jaar."

Een ander spreker zei het volgende: „Wie de invloed van een Henry George belasting wil zien, behoeft slechts een vergelijking te maken tussen de beide grote steden Brisbane in Queensland (goede belasting) en Melbourne in Victoria (verkeerde belasting). Brisbane heft een vrij zuivere grondwaardebelasting met vrijdom dus van opstallen en verbeteringen; in Melbourne daarentegen op de opstallen en verbeteringen. Het gevolg is dat Melbourne krioelt van oude vervallen, onpraktische woningen, terwijl in Brisbane overal het oude, onpraktische is opgeruimd en door fraaie nieuwe gebouwen is vervangen. Juist, als door Henry George is voorspeld."

Ook in ons land is hier en daar, zij het dan niet zuiver het Georgisme in toepassing gebracht. De stad Kampen is eigenaresse van het Kampereiland en de daarop gestichte boerderijen, waarvan de pacht dus aan de stad ten goede komt. Lang is Kampen een geliefde woonplaats geweest van kleine renteniers en gepensioneerden, omdat er vroeger geen gemeentelijke belastingen werden geheven. Er zijn meerdere gemeenten in ons land, die veel grond bezitten en waar vroeger de belastingen zeer laag waren.

Ook de boerderijen in de Wieringermeer worden van Staatswege verpacht. Hier komen dus de voor-delen van het grondbezit aan de gemeenschap ten goede, al zouden wij Georgisten wensen, dat de boerderijen, na het vaststellen van de jaarlijkse cijns werden verkocht; de cijns zou dan periodiek moeten worden herzien. Hierdoor zouden ambtenarij en andere nadelen worden vermeden.

1) Single-tax = één belasting: een onjuiste benaming voor grondwaardebelasting, die geen belasting is.

Het is vrij zeker en ongetwijfeld rechtvaardig, dat de nederlaag van Duitsland ons land beslag legt op een strook Duits grondgebied langs onze Oostgrens, ter vergoeding van de door de Duitsers aan onze bodem en eigendommen aangerichte schade. Welnu, laat men voor dat gebied voor alle stukken grond de pachtwaarde door taxatie vastleggen; deze pacht zal jaarlijks aan het Rijk moeten worden betaald; de opstallen kan men verkopen of desnoods aan gedupeerden cadeau geven. Een groot aantal mensen zou geholpen zijn en veel geld zouden ze niet nodig hebben. Desnoods zou een goedkoop staatskrediet kunnen worden verstrekt voor de aanschaffing van kapitaal. De staat zou over een bron van inkomsten komen te beschikken, die zou kunnen worden beschouwd als een deel van de schadevergoeding, die wij met recht van Duitsland mogen eisen.

Natuurlijk zouden de bewoners van het geannexeerde gebied de gewone belastingen moeten betalen, totdat ook in ons gehele land het Georgisme wordt ingevoerd. In het kader van dit hoofdstuk past het iets te zeggen over de „beklemmingen" in Groningen. Op veel boerderijen en woonhuizen in de provincie Groningen rust een „beklemming", vermoedelijk de oorspronkelijke pacht of huur. Die beklemmingen behoren gewoonlijk aan particulieren.

De bezitter van een boerderij betaalt ieder jaar aan den „eigenaar" een be-paald bedrag, dat in sommige jaren, bij geboorte, huwelijk of overlijden in het gezin van de bezitter,verdubbeld wordt. In geval van verkoop van zo'n boerderij houdt de koper rekening met de beklemming. Bedraagt deze bijv. f 300, dan maakt dat de koopsom ongeveer 10.000 gulden lager. Wordt zo 'n plaats verpacht, dan betaalt de pachter dezelfde pacht als or een onbeklemde boerderij wordt betaald, hoewel verpachter de beklemming betaalt. In de praktijk blijkt dus, dat evenmin als zo 'n beklemming ook grondwaardebelasting op de pachter kan worden afgewenteld.

Wat de Georgisten wensen, dat is, dat op alle grond een „beklemming" wordt gelegd tot dicht aan de werkelijke pachtwaarde, maar dan ten bate van het rijk. Zo'n beklemming kan noch afgewenteld, noch ontdoken worden, wat met belastingen wel het geval is, bovendien is ze rechtvaardig, want de pacht wordt door de gemeenschap geschapen en komt dus aan de gemeenschap toe.

In een artikel in „Het Parool" van 7 April 1945 lees ik dat er in het „communistische" deel van China, dat 90 miljoen inwoners telt, een vrij zuiver Georgisme staat. Al vele jaren geleden las ik het „testament" van den groten Chinese hervormer Dr. Soen Sen en reeds toen wees ik er op in een blaadje, dat door mij geredigeerd werd, dat Soen Jat Sen heel wel van Henry George had geleerd. Hier volgt, wat Het Parool" schrijft : „In het communistische" China betalen de boeren een gemiddelde van 11 % van de oogst aan belasting, terwijl de fabrikanten belastingvrij zijn om de productie te stimuleren. Dit is ook het geheim waarom de niet-communistische meerderheid der bevolking absoluut de „nieuwe democratie steunt".

"Het Parool" voegt hier aan toe : „De leiders van Yenan, het centrum van de communisten, worden door reactionaire elementen in Tsjoenking en door de Japanners bandieten genoemd; het zijn echter mensen, geïnspireerd door hoge idealen. Zij zijn verheven boven een te enge partijleer en hebben een enthousiaste samenwerking bereikt van alle sociale lagen der bevolking." Het blad voegt er nog aan toe, dat in de strijd op leven of dood, die China nog voor kort voerde, het overgrote aandeel leverde „door samenwerking een goed bestuurde en enthousiaste bevolking" en dat het „communistische" leger de enige tegen-stander is (was) in China, die de Japanners ernstig moesten nemen en dat zij hun aandeel in de oorlogsproductie geheel vrijwillig op zich namen.

Als onze communisten eens bij China in de leer wilden gaan, dan zouden wij Georgisten hun de hand kunnen reiken. En als de N.V.B. het Georgisme mocht willen aanvaarden en daarvoor met grote kracht ijveren, dan zou zij tot een ware zegen voor ons volk worden. In „Je Maintiendrai" vond ik een prachtige beeldspraak. In de komende verkiezingsstrijd, zo schreef dit blad ongeveer, mag geen partij „winnen". Ze moeten zijn als de tunnelbouwers, die elk aan een eind beginnen en daardoor samen het machtige werk tot uitvoering brengen. Het Georgisme kan aan de communisten en aan de „vernieuwers" een nieuw en praktisch ideaal schenken : de welvaart en vrijheid van ons volk, gegrond op strikte rechtvaardigheid.


XIII. HEEFT HET GEORGISME IN DE NAASTE TOEKOMST KANS ?

Ik geloof, dat het begrip van plicht machtiger werkt voor sociale verbetering, dan het begrip van eigen belang; dat sympathie een sterker sociale kracht is dan zelfzucht. Want de mammon van het onrecht kan de zelfzucht altijd omkopen, — onbaatzuchtigheid kan hij niet omkopen.

Henry George.

Ik hoop en geloof, dat die vraag toestemmend mag worden beantwoord. Mijn hoop steunt op de Engelssprekende landen. Mocht Engeland het voorbeeld geven, dan moeten andere landen, die niet communistisch willen worden, volgen. Al sinds vele jaren hebben Labour en de Engelse liberale partij het Georgisme aanvaard. Lloyd George heeft getracht het te verwezenlijken; de bekende Labour-minister Snowden had reeds een begin gemaakt. De conservatieven hebben zijn werk later ongedaan gemaakt.

De gemeenteraad van Londen heeft herhaaldelijk bij de regering aangedrongen op de invoering van een Georgistische belastingheffing en honderden Engelse gemeentebesturen hebben die verzoeken gesteund. Reeds- vóór de oorlog is er in Engeland een boekje verschenen, dat de titel draagt : Why rents en rates are high. (Waarom huishuren en plaatselijke belastingen zo hoog zijn). In dat boekje wordt duidelijk aangetoond, dat het Engelse volk langzamerhand wordt verpletterd onder de druk der belastingen als gevolg van de particuliere grondeigendom. Maar het meest opmerkelijke is, dat dit boekje warm is aanbevolen door de leider der Engelse liberale partij, de leider van de Arbeiderspartij en een vooraan-staand parlementslid van de Conservatieve partij.

De leider der Engelse liberale partij, de heer Archibald Sinclair, schrijft in een voorwoord van het boekje: „Het is allang een schreeuwend onrecht dat de door de gemeenschap geschapen grondwaarde door particulieren in beslag wordt genomen." De leider der Arbeiderspartij, majoor Attlee, schrijft: „Het is gemakkelijk de personen te veroordelen, die buitengewoon profiteren van het brandschatten van de natie, maar door het volk zal het moeten worden veroordeeld, dat het dit toelaat. Elke dag betaalt het volk van dit land honderdduizenden ponden aan plaatselijke en Rijksbelastingen door het gebrek aan vooruitzien van elkaar opvolgende regeringen." Dit oordeel van majoor Attlee wordt onderschreven door Sir John J. Withers, parlementslid voor de contservatieve partij.

Wat de heer Attlee schreef, is volkomen juist. Ook wij veroordelen niet de grondeigenaren; wij veroordelen de opeenvolgende Nederlandse regeringen, die het grote onrecht hebben geduld en de roof hebben getolereerd en omdat ieder volk de regering heeft, die het verdient, betekent dit een veroordeling van het Nederlandse volk.

Ten slotte halen wij nog aan, wat de heer R. Stokes, eveneens parlementslid, over het boekje schrijft: „Wat biedt ons de maatschappij van vandaag ? In landen als Rusland, Japan, Italië en Duitsland zijn er enkelen, die een regering vormen en alle anderen moeten 'onvoorwaardelijk te gehoorzamen. Henry George, de schrijver van „Vooruitgang en Armoede", voorzag een andere samenleving en wees het middel aan om haar te bereiken; een maatschappij, waarin ieder welvaart geniet en kan zitten onder zijn eigen wijnstok en vijgenboom, met niemand, die hem kwelt of bedreigt.

Een maatschappij waaruit tegelijk met het gebrek ook de misdaad en zonde verdwijnen; waar de mensen hun leven niet enkel behoeven te wijden aan de strijd om het bestaan, ook niet zullen wijden aan het verzamelen van schatten, welke zij niet kunnen meenemen uit deze wereld, — maar waarin talent meer zal worden geëerd dan rijkdom en karakter meer dan talent; een samenleving, waarin ieder gelegenheid zal hebben zijn lichaam, zijn geest en zijn ziel te ontwikkelen.

Indien de juiste weg wordt bewandeld, zal het meest volmaakte gebed: „Uw wil geschiede op aarde gelijk in de hemel", ophouden een automatische frase te zijn zonder werkelijke betekenis, zoals het dat onder de invloed van het ontaarde Christendom is geworden". Geachte lezer, mocht ik niet met recht zeggen, dat er hoop is op een betere toekomst? Zijn de woorden, die u boven las, niet als een blijde boodschap aan de duizenden die wanhopig neerzitten op de puinhopen van hun welvaart en die radeloos de toekomst tegemoet blikken? Zijn ze niet als een lichtstraal in de donkere nacht? En gevoelt ge het niet als uw plicht, de blijde boodschap, in dit boekje vervat, aan velen te brengen ?


XIV. HET GEORGISME EN HET COMMUNISME.

Om te beletten, dat een regering bedorven en tiranniek wordt, moeten haar indeling en haar regeringswijze zo eenvoudig mogelijk zijn; haar werkkring moet beperkt zijn tot hetgeen nodig is, om de algemene welvaart te bevorderen; haar daden moeten openlijk onder de ogen van het volk en zoveel mogelijk onder directe inwerking van het volk worden uitgevoerd.

Henry George.

Men noemt ons wel eens socialisten en wij hebben tegen die benaming geen bezwaar; alleen moet mij de opmerking van het hart, dat het woord socialisme de laatste jaren schromelijk wordt misbruikt evenals het woord christelijk, dat maar al te vaak wordt en werd gebezigd voor het streven naar materieel voordeel of als dekmantel voor allerlei ongerechtigheid. Het ware christendom is zuiver en rein evenals het ware socialisme.

En als wij Georgisten er niet voor schromen, dat men ons een soort socialisten noemt, dan is dat, omdat wij vóór alles de sociale gerechtigheid nastreven en geloven aan de liefde tussen de mensen, welke ook het christendom leert. Liefde is het hoogste beginsel, maar zij kan slechts daar bestaan, waar rechtvaardigheid haar grondslag is. Als eenmaal de gelijkgerechtigdheid op de levensbronnen voor allen bestaat, dan zal er broederlijke samenwerking komen tussen de mensen. Dan zal het zuivere christendom opbloeien, dat in deze maatschappij is verworden tot letter- en vormendienst.

Men werpt ons wel tegen, dat wij hetzelfde willen als de communisten, n.l. het arbeidloos inkomen doen verdwijnen. Dat is inderdaad juist; arbeidloos inkomen is maatschappelijk onrecht. Maar daarom willen we nog niet hetzelfde, wat de communisten willen. De communisten willen met geweld door revolutie de maatschappij veranderen. Wij willen dat geleidelijk doen, zodat de maatschappij zich kan aanpassen, zonder schokken.

In een communistische maatschappij zal de regeermacht in handen zijn van een dictatoriaal bewind; in een georgistische maatschappij zal de macht in handen blijven van het volk zelf, dat zelf zijn regeerders of liever bestuurders zal kiezen. Er zal dan een, werkelijke democratie komen. De communistische maatschappij zal alleen in stand kunnen blijven door een vrijwel almachtige politie en justitie met behulp van gevangenissen en concentratiekampen.

In een Georgistische maatschappij kunnen wij de politie en justitie sterk inkrimpen en een groot aantal rechtsgeleerden aan nuttiger arbeid zetten en de gevangenissen afbreken. Gevangenissen zijn een schandvlek op onze „beschaving". Als ieder mens gemakkelijk op eerlijke wijze zijn onderhoud kan winnen, wie zou dan nog het goed van een ander zich toe-eigenen? Minstens 90 procent der delicten zijn vergrijpen tegen de eigendom in een of andere vorm. Erfelijke misdadigers zullen we als zieken behandelen, wat ze ook werkelijk zijn. Die in zwakheid valt, die zullen we liefdevol opheffen.

In een communistische staat heeft de arbeider geen belang bij de uitkomst van zijn arbeid en zijn prestatie zal zich richten naar die van de traagste, tenzij men de middelen aanwendt, die men op slaven toepaste : knuppel en zweep. In een Georgistische staat kan ieder in volle vrijheid die arbeid kiezen, die met zijn geaardheid strookt; hij kan zijn beste eigenschappen tot ontplooiing brengen en, indien hij daarvoor de geschiktheid bezit, de meest eervolle posten bereiken. Ik zou zo door kunnen gaan, maar het is voldoende. Alleen dit nog: In een georgistische staat bestaat de grootst mogelijke persoonlijke vrijheid en dat is het rijkste bezit voor ieder mens en de voorwaarde voor de ontplooiing van de schoonste gaven, die God hem geschonken heeft.


XV. DE GEORGIST.

Het is waar, dat onder het vaandel van de plicht en niet onder het: vaandel van de zelfzucht, de mensen zich moeten verenigen om de rechten van de mens te winnen. En daarin kunnen wij de wijsheid aanschouwen van Hem, die de mens beveelt zijn naaste lief te hebben als zichzelf. In die geest en in geen andere, ligt het vermogen om maatschappelijke vraagstukken op te lossen en de beschaving vooruit te brengen.

Henry George.

Is de Georgist anders, dan andere mensen ? Ik antwoord met een tegenvraag: Is de Gereformeerde anders dan andere mensen, de rooms-katholiek, de communist ? Natuurlijk, elke diepgewortelde levensbeschouwing drukt zijn stempel op het karakter van de mens. En zo is het met de(n) Georgist. Bij de herdenking van de veertigste sterfdag van Henry George op 3 October 1937 sprak professor Mittchel, hoogleraar in de economie aan de John Hopkins-universiteit in Amerika een rede uit, waarin hij de grote betekenis van Henry George als wetenschappelijk man in het licht stelde en diens grote gaven van geest en gemoed roemde. Hij wijdde ook enige woorden aan diens volgelingen. Hier volgen ze :

„Waar was ooit zo 'n groep, om de mantel van den verloren leider over te nemen ? Hun volharding bij zijn denkbeelden, in hun gesproken en geschreven woorden, in hun politieke activiteit, is een onmisbaar element in het verbreiden van de denkbeelden van de meester en het bewaren van de invloed daarvan. Zij doen, evenals hij, een beroep op het gezond verstand. Hoe dikwijls ontmoet men niet mensen, die zich tooien met een partijnaam, doch niet in staat zijn, het beginsel ervan uiteen te zetten en te verdedigen. Ik ontmoette nooit een Georgist, die niet precies wist, waarom hij dat was en die er niet steeds veel meer op uit was, anderen te overtuigen dan hen te bekeren. Henry George is niet het minst gelukkig in het karakter zijner volgelingen.”

Inderdaad, de Georgisten weten precies, wat ze willen. Dat is hun kracht en hun zwakheid. Zij moeten wachten, hun medemens te overtuigen en dat is zeer moeilijk; want de massa is gespeend van elk economisch inzicht en laat zich gemakkelijker vangen door daverende leuzen en mooi voorgedragen doch zinledige frasen. Het is duidelijk, dat de Georgist geen partijmens is. Partijen komen op, bloeien en verdwijnen, ideeën leven voort en komen soms, door onnaspeurlijke redenen tot vervulling.

De Georgist gelooft in het goede in de mens, ondanks lelijke, dat hij in zich zelf en om hem heen waarneemt. De Georgist gelooft in ‘n rechtvaardige voorzienigheid, al zal hij zijn geloof niet altijd in een bepaalde, tijdens of in scherp afgelijnde leerstellingen kunnen formuleren. Henry George zelf verklaart, dat bij het schrijven van zijn voornaamste werk: Vooruitgang en moede hij het geloof in een Schepper hervond, vooral toen hij tot de ontdekking kwam, dat de economische en morele wetten parallel lopen en hem de harmonie in al het geschapene bewust werd.

De Georgist staat mild tegenover de gevallen medemens ; hij weet, dat deze slachtoffer is van een onrechtvaardige en meedogenloze maatschappij, of van eigenschappen, gedurende vele geslachten gekweekt in een milieu van armoede, misdaad en zonde. De ongelukkigen die de gevangenissen bevolken zijn, dat weet u, z’n broeders; en de vrouwen, die zijn afgezakt tot het laagste peil waartoe een vrouw kan dalen, zijn zusters. In een rechtvaardige maatschappij zouden ze nuttige burgers en reine vrouwen en moeders zijn. Georgisten zoeken geen schuldigen voor de ramp, die de wereld getroffen heeft, maar weten dat allen, bewust of onbewust, het grote onrecht geduld hebben, schuldig zijn.

Hebben zij daardoor misschien iets begrepen van de verlossende waarheid van het christendom: Hebt ven naaste lief ? Vrienden, die dit leest, zet uw kleine belangen ter zijde. Wordt fakkeldragers voor een nieuwe, een betere wereld! Brengt nieuwe hoop aan de wanhopigen, brengt vreugdevolle verwachting aan de bedroefden! Misschien kunnen wij de rampen, die de wereld bedreigen, wenden en een nieuwe era van meer geluk voor door rampspoeden getroffen mensheid inluiden.


VI. WIE MOETEN DE HERVORMING STEUNEN ?

Wij leven in een maatschappij, even bedorven als die van het Romeinse rijk, wij voelen in het binnenste van onze ziel de behoefte aan hervorming, aan herleving, de vrije en vooruitstrevende ontwikkeling van al die hogere eigenschappen, waarvoor de Schepper in al zijn schepselen de kiem heeft gelegd. Wij zoeken het Koninkrijk Gods op aarde....

Mazzini.

Ik zou op die vraag met één woord kunnen antwoorden : allen. De niet-bezitters zullen welvarend worden en vrij; de bezitters zullen wij ook bevrijden. U moet dat niet ironisch opvatten. Het leven der bezitters is volstrekt niet zo gelukkig, als de massa denkt. Wordt de arme gekweld door afgunst, de rijke heeft de zorg voor zijn bezit en de vrees, het te verliezen. En hoeveel zoontjes van rijken, die over al te veel gemakkelijk verworven geld beschikken, gaan niet te gronde aan het bekende verbond: Wijntje en Trijntje, omdat zij de veredelende invloed van de arbeid ontberen. Maar ik ga toch iets nader in op de vraag, die boven dit hoofdstuk staat.

Dat alle loontrekkers, van hoog tot laag, voordeel zouden hebben van grondwaardebelasting, is duidelijk. Helaas, onder de zich socialistisch noemende arbeiders ondervinden wij het meeste verzet. Deze zitten zo vast in hun dogma's, dat ze voor een logische redenering niet meer vatbaar schijnen. Hoop geeft evenwel, dat de sociaaldemocratische partij in Denemarken, die in bondgenootschap met de Radicale partij in dat land reeds een eerste bescheiden stapje heeft weten door te zetten in de richting van het Georgisme, diens beginsel heeft aanvaard.

Op het Wereldcongres te Kopenhagen, zei een Deens sociaal-democraat: „Ik ben al dertig jaar in de beweging en pas de laatste jaren is mij de allesoverheersende betekenis van het grondvraagstuk duidelijk geworden. En misschien, heel misschien hebben vele leidende sociaaldemocraten leren inzien, dat de vroegere politiek van de partij onverbiddelijk leidde naar het communisme. Hoopvol is ook, dat alle Engelse socialisten (en Liberalen !) het Georgisme aanvaarden.

Met de antirevolutionaire arbeiders zullen wij het gemakkelijker vinden. Bij velen van hun vond ik een geopend oor. Hun zitten geen politieke dogma's in de weg. Hun grote leider, dr. Abraham Kuiper, stond zeer dicht aan het Georgisme, ten minste toen hij nog de man van de „kleine luiden" was. Van hem is de uitspraak, dat de grondeigenaar als zodanig geen enkel nut heeft voor de maatschappij. En de boeren ?

Voor de pachtboeren is de zaak zeer eenvoudig. Hun grondheer zou de grondwaardebelasting moeten betalen en wij hebben gezien dat deze niet op de pachter kan worden afgewenteld. Al heel spoedig zou de grond voor heel weinig geld aangeboden worden en de pachtboeren van heden zouden eigen boeren worden en nooit bevreesd behoeven te zijn, van de ;,plaats" gezet te worden, terwijl alle aangebrachte verbeteringen tot hun eigen voordeel zouden strekken. Voor de hypotheekboeren geldt hetzelfde; immers de hypotheek is voor het grootste deel verkapte grondeigendom en de hypotheekhouder zou dus zijn evenredig aandeel in de belasting moeten betalen. De hypotheekboeren in Denemarken hebben dat wel begrepen.

Maar de eigengeërfde boeren ? Leest eens, wat Henry George daar zelf van zegt. Wij merken alleen het volgende op:
1e. Deze zouden worden bevrijd van alle belasting op arbeid, welke waarschijnlijk hoger is, dan wat zij als grondwaardebelasting zouden moeten betalen.
2e. De arbeidsbeloning voor hen en hun gezin zou veel groter worden.
3e. De afschaffing van accijnzen en invoerrechten zou de uit het buitenland ingevoerde meststoffen en landbouwwerktuigen in prijs doen dalen.
4e. Hun bestaan zou rustiger en zekerder worden, zonder de ups en downs van crises.
5e. Het zou hun veel gemakkelijker vallen, hun kinderen „aan de gang" te helpen.
Hoe staat het met den zakenman, die tevens grondeigenaar is ?

Laat hij eens uitrekenen, wat hij aan belasting betaalt, niet alleen op zijn aanslagbiljetten, want dat is maar een klein deel daarvan — en laat hij eens be-denken, van welk een bureaucratische rompslomp hij bevrijd zou zijn en hoe de koopkracht zijner afnemers zou stijgen, dan zal hij tot de slotsom komen, dat zijn meerdere inkomsten het verlies van de opbrengst uit zijn grond meer dan goed zouden maken. Werkelijk, deze nuttige burgers hoeven zich voor de gevolgen van het Georgisme niet bevreesd te maken.

Ik zou mij willen wenden tot de leraren, onderwijzers, geestelijken, die iedere dag de afstompende uitwerking van de armoede ervaren. Zij allen streven op een of andere wijze naar het „Koninkrijk Gods" op aarde en zij allen leren dat de Liefde het hoogste gebod is voor de mens. Welnu, de Liefde kan alleen daar zich ontplooien, waar Rechtvaardigheid haar grondslag is. Op de bodem van onrechtvaardigheid ontluiken de giftige woekerplanten van de zonde en haat en verstikken zij maar al te vaak de schone plant, die Liefde heet. Maar nu de grootgrondbezitters en grootkapitalisten?

Om die vraag te beantwoorden, veroorloof ik mij een kleine uitweiding.

In Zuid-Afrika leeft een grote aap; die nog al veel schade doet aan de veldgewassen. En weet gij lezer, hoe men die apen, bavianen geheten, weet te vangen? Men maakt een gat in een meloen en legt die zo onder een boom, waarin de apen huizen. De dieren, die dol zijn op de pitten van de meloenen, komen al spoedig naar beneden, natuurlijk, nadat de mensen zich verwijderd hebben. De bavianen steken een hunner handen in zo'n opening, om de pitten te bemachtigen. De mensen komen daarop snel toeschieten. De apen willen de meloenpitten niet in de steek laten, houden hun hand in de opening en worden doodgeslagen. Zullen de grootgrondbezitters en de grootkapitalisten, wier bezit direct of indirect steunt op het persoonlijk grondbezit, handelen als de bavianen?

Zullen zij hun onrechtmatige voorrechten verdedigen, tot ook zij worden doodgeslagen? Ik verzoek hen, indien sommigen deze brochure mochten lezen, nog eens de inleiding door te gaan en laat aan hen zelf verder het antwoord over. Maar boven alles doe ik een beroep op hun zin voor rechtvaardigheid.


XVII. OVER OORLOG EN VREDE.

    In der mensen duizendtallen
    Leeft niet één zich zelf alleen,
    Allen zijn bestemd voor allen,
    Daar moeten z' eens, elkaar
    Naad'ren, kennen en waarderen;
    Leven leren, liefde leren
    Als één priestervolk des Heren
    Off'rend op één dankaltaar.

    J.J.L. ten Kate.

Zou toepassing van het Georgisme in de beschaafde landen de wereldvrede verzekeren? Naar mijn mening zeer zeker, indien althans alle beschaafde landen dit systeem aanvaardden. Wijlen de heer Charles 0' Connor, bij zijn leven trouw vriend en toegewijd medewerker van Henry George heeft eens gezegd: Of de wereldvrede ooit komen zal, weet ik niet, maar wel weet ik, dat die nimmer zal komen, zolang de grond particulier eigendom is. En die uitspraak is zeer zeker ten volle juist.

Laten wij eens in kort bestek de voornaamste oorlogsoorzaken bespreken. Algemeen wordt aangenomen, dat de huidige oorlogen een gevolg zijn van het kapitalistische stelsel en dat zij gevoerd worden om afzetmarkten te veroveren voor de industriële producten, die de binnenlandse markt niet kan plaatsen of om de hand te leggen op waardevolle delfstoffen of producten, die slechts in bepaalde landen worden voortgebracht.

In een Georgistische staat zal er geen kapitalistische uitbuiting meer zijn en dus geen kapitalisten, als door Marx bedoeld. De binnenlandse markt zal in zo'n gemeenschap alles kunnen opnemen, wat er wordt geproduceerd, omdat ieder arbeider de volle waarde als loon ontvangt, van wat door hem aan de algemene rijkdom wordt toegevoegd en dit dus in andere vorm kan terugkopen. Er zal dan voor „imperialisme" geen aanleiding meer zijn.

Natuurlijk zullen we van de producten, waarvoor ons land bijzonder geëigend is, een deel moeten verkopen, om voor de opbrengst andere producten in te ruilen. Dat kan geschieden door een vrij en intensief ruilverkeer, wat tevens bevordert dat de volkeren meer contact met elkaar krijgen. De volken zullen dan niet meer door tariefmuren worden gescheiden.

President Roosevelt heeft eens gezegd: „Waar de grenzen voor een vrije handel gesloten worden, daar zullen deze weldra door gewapende legers worden geopend." De geschiedenis van vroegere en de laatste jaren hebben ons geleerd, hoe juist deze uitspraak is. Een belangrijke oorzaak van oorlogen is het wantrouwen tussen de volkeren. Dit leidt tot een wedloop in bewapening, welke onvermijdelijk tot oorlog voert. Door een onbelemmerd grensverkeer zal het wantrouwen verdwijnen. Toen ik nog jong was, lezer, dat is nu een halve eeuw geleden, leefden de dorpen onderling in vijandschap, wat aanleiding gaf tot voortdurende vechtpartijen en miniatuur veldslagen. Die vijandschap is er niet meer.

Hoe komt dat zo ?

Het antwoord is zeer eenvoudig: Door de fiets en de laatste jaren door de auto. Ik behoef dat niet nader toe te lichten, nietwaar ? In een Georgistische maatschappij zullen alle mensen bezitters worden en die wat bezit, wil geen oorlog. Het onderwijs zal een nooit gekende vlucht nemen en het algemene ontwikkelingspeil zal stijgen. De ware democratie zal dan haar intrede doen. Tot nog toe kennen we slechts de politieke democratie; zonder economische democratie kan deze zich onmogelijk op den duur handhaven. Henry George heeft ons dat geleerd; de praktijk heeft dat al lang aangetoond. Maar zelfs de halfslachtige democratieën waren vredelievend; het oorlogsgevaar dreigde van de zijde der dictaturen. Een luguber spel bij de oorlogsvoorbereiding speelt de aan het wapenkapitaal verkochte pers. Zij komt met onware verhalen van begane wreedheden en zij hitst de volken tegen elkaar op.

Als alle mensen iets bezitten en dus verantwoordelijkheidsgevoel hebben, als het kapitaal van meester tot dienaar is geworden, als ook de persdienaars economisch vrij zijn, dan gevoelt u wel, dat het met deze lugubere praktijken uit zal zijn, ook al omdat een beter ontwikkeld volk heel andere eisen aan de publieke voorlichting zal stellen.

Er is nog een belangrijke factor, welke de oorlog in de hand werkt, althans het algemeen verzet daartegen verlamt, dat is de dodelijke verveling, gevolg van het geestdodend, eentonig werk van de meeste arbeiders. In een populair wetenschappelijk boek vond ik daarop de aandacht gevestigd en ik moet den schrijver gelijk geven. Vele jonge mannen snakken naar bevrijding uit de tredmolen en begroeten de oorlog aanvankelijk als een welkom avontuur. Later komt de ontgoocheling, maar dan is het te laat.

Stelt u voor, dat ieder arbeider het werk vindt dat hem past en dat de zuiver mechanische arbeid tot enkele uren per dag wordt beperkt, wat met behulp van onze geperfectioneerde en nog te vervolmaken machines ongetwijfeld mogelijk is en dat de vrije tijd kan worden besteed aan tuinarbeid, gezonde sport of persoonlijke liefhebberijen ; stelt u voor dat ieder gezin een auto tot zijn beschikking heeft en een goede woning met behaaglijk interieur ; dat er voor ieder passende amusement is en goede lectuur. U gelooft dan wel met mij, dat we de bovengenoemde factor kunnen uitschakelen.

De dictatuur biedt de voorwaarden voor een sterk leger en mist de remmen, waar we boven over spraken. We konden hier allen zien, hoe Duitse rekruten en oudere soldaten werden mishandeld. Als ze een oefening niet goed uitvoerden, sloeg men ze met de hand aan het gezicht of werden ze getrapt. Men dwong rekruten zich stijf voorover te laten vallen op een weg met basaltpuin; een soldaat, die daarbij het hoofd achterover hield, moest het overdoen, zodat zijn kin bloedend verwond werd. Een kennis van mij vroeg aan zo'n jong soldaat: Wat zijn jullie, mensen of beesten ? De jonge man begreep het niet en antwoordde: Dat behoort toch zo.

Ziedaar het systeem van de dictatuur. Op school ransel; op de inrichtingen voor voortgezet onderwijs ransel; in het leger ransel. Alle gevoel van eigenwaarde er uit geranseld. Zo schept men een leger van slaafs gehoorzamende soldaten in wie zelfs geen geachte meer is aan verzet en met behulp waarvan men en wereld denkt te kunnen veroveren.

Zolang er machtige totalitaire staten zijn, zullen ook de Georgistische staten zich moeten bewapenen. Het staat niet, het hoofd in het zand te steken. Evenwel, dan zal er werkelijk vaderlandsliefde zijn, want dan zal ons land wezenlijk ons gemeenschappelijk vaderland zijn. En dan zullen onze jonge mannen zich vrijwillig aan de krijgstucht onderwerpen en zich oefenen om, indien nodig, met heldenmoed hun land verdedigen, en zich niet door horden van slaven laten overwinnen.

Na de voorlaatste oorlog beleefden we overal de vredesacties. Democratische partijen beloofden de ontwapening; er waren stemmen mee te winnen. Petitionnementen en grote optochten moesten het oorlogsgevaar bezweren. Ik zag in Amsterdam een zielige optocht van arbeidersvrouwen, die demonstreerden tegen de oorlog. 't Was eigenlijk in-tragisch. Wat het resultaat betreft, dat stond gelijk met dat van een bakvisje, dat thuis kwam van een samenkomst van vredesgezinde jonge meisjes en dat enthousiast verklaarde: Moeder, we hebben op onze vergadering de oorlog afgeschaft.

De economische wetten zijn even onverbrekelijk als de natuurwetten; niet gehoorzamen aan die wetten heeft verschrikkelijke gevolgen. Niet de mens beheerst de economie, maar de economie beheerst de mens. Velen hebben, als ik, geloofd in de Volkenbond. Toen de studie van het grondvraagstuk mij de ware oorlogsoorzaken deed kennen, werd mij tevens het nutteloze en onwaarachtige van de ontwapeningsleuzen duidelijk. Waarmee ik niet zeggen wil, dat in de toekomst een bond van werkelijk vrije en werkelijk democratische staten geen nuttig werk zal kunnen doen. De Volkenbond, die wij gekend hebben, was enkel een instrument in handen van imperialistische staten.

In een boek van Varè, een bekend Italiaans diplomaat en geestig schrijver, las ik een rake typering van de Volkenbond. Hier volgt zij : - „Meerdere keren werd ik op de wandeling (door Berlijn) aangehouden door jonge mannen van twintig jaar en ouder, die mij om werk vroegen, wat voor werk dan ook, om hun brood te verdienen. Zij herkenden de vreemdeling in mij, dat wil zeggen, het bevoorrechte wezen, dat over buitenlandse valuta beschikte. Ik sprak met een van hen, een sympathieke jongen. Iets dat hij zei, is mij bijgebleven, zozeer, dat het nog dikwijls bij mij opkomt : „Es muβ anders werden !" „Anders gewiβ. Aber wie ?"

Door de uitvinding van de atoombom zou deze passage kunnen vervallen. Zeer waarschijnlijk zullen in de toekomst gewapende legers geen betekenis meer hebben. Het was de stem der Duitse jeugd zonder toekomst. Dat die jongens honger hadden, daar twijfel ik niet aan, maar eerder nog dan brood zochten zij een leider, zoals de scheepvarenden een ster zoeken, die hen leidt.

Juist in die dagen kwam er te Lausanne een internationale conferentie (met veel hoofdletters) bijeen om te spreken over herstelmaatregelen. En iets zuidelijker, aan datzelfde meer van Genève, zocht een andere conferentie, — die der ontwapening — naar een antwoord op de vraag: Wat is een oorlogsschip?

In Punch verscheen er een spotprent, de reus Atlas voorstellend, die de aardbol op zijn schouders torst, terwijl hij een stroom oversteekt. Hij is ver van de oevers en plaatst zijn voeten nu eens op de ene steen, dan op de andere. Op elke steen staat het woord conferentie geschreven. In 1932 had men nog de illusie, dat een conferentie het geneesmiddel kon zijn voor alle kwalen, waar de mensheid aan lijdt. Hoe goed ken ik ze, die bijeenkomsten, die ijverig zochten om een „formule" te vinden vóór de zaterdag, opdat de ongeduldige afgevaardigden de zondag thuis konden zijn!"

Tot zover de heer Varè. Hij stelt scherp in het licht, hoe nutteloos al die conferenties waren en verklaart u in een paar woorden, hoe Hitler in Duitsland aan de macht moest komen. Dezelfde heer Varè geeft ook een verklaring van de opkomst van het communisme. Zijn ambtelijke bezigheden brachten hem o.a. in Luxemburg en daar vond hij duizenden, Italiaanse fabrieksarbeiders, die vrijwel allen communist waren.

Zie hier wat hij daarover schrijft : „Wat onze landgenoten betreft, was naar mijn mening de communistische kwestie terug te brengen tot het woningvraagstuk. Dit armoedige volk woonde in enkele krotten, woninkjes met twee verdiepingen met lemen daken. 's Zomers verging men er van de hitte, 's winters van de koude. En zij huisden met te velen in een armzalig kamertje. Het werk op de hoogovens ging dag en nacht door en de werklui maakten beurten van 8 uur. Zo gebeurde het, dat de bedden steeds bezet waren. In vierentwintig uur waren ze met zijn drieën, om het te beslapen. Hadden deze lieden behoorlijke arbeiderswoningen gehad, dan zou hun vermeend communisme als sneeuw voor de zon verdwenen zijn. Maar het uitputtende werk, het nauwelijks voldoende loon, een leven van armoede, los van familieverband, of met een voor de in gebruik genomen ruimte te talrijk gezin, dit alles werkte de revolutionaire propaganda, die met grote middelen en leuzen arbeidde, in de hand. Om de twee maanden barstten de bloeddorstige instincten der samengeraapte internationale los in een of ander schrikwekkend drama."

In verband met wat we al schreven, behoeven we hier geen woord aan toe te voegen. Als de democratische landen een duurzame vrede willen grondvesten, dan moeten ze beginnen, met zelf het Georgisme in te voeren. Daarna kunnen en mogen ze Duitsland dwingen, hetzelfde te doen. In de Engelssprekende landen kent men de economische waarheid, door Henry George ontdekt. Willen nochtans de heersende klassen het oude kapitalistische stelsel handhaven, zij het ook in gewijzigde vorm, dan zal ook een nieuwe Volkenbond, al zou die over militaire machtsmiddelen beschikken, evenzo goed als de Bond van Genève tot mislukking gedoemd zijn. Een „vrede", die met kanonnen moet worden afgedwongen, kan niet stand houden.

Geven Engeland en zijn bondgenoten zelf het goede voorbeeld en maken zij daarna van Duitsland een werkelijk democratische staat, geschoeid op de leest van het Georgisme, dan zal er op den duur ook van die zijde niet alleen geen oorlogsgevaar meer dreigen, maar dan zal Duitsland een machtige dam vormen tegen het mogelijk van het Oosten dreigende communisme. En de miljoenen gevallenen zouden dan niet tevergeefs gestorven zijn.

Op de overwinnaars rust thans een zware verantwoordelijkheid. Eens zal de historie over hen richten. Ook in de koloniën zullen wij het Georgisme moeten invoeren. De te heffen grondwaardebelasting zal natuurlijk aan de inboorlingen ten goede moeten komen. Voor het Imperialisme, dat eigenlijk niets anders was dan roverij op grote schaal, zal dan geen reden meer bestaan. Zij zullen dan vrije mensen worden onder ons bestuur, dat ze vermoedelijk, althans nu nog niet, kunnen ontberen en in vrijheid diensten en goederen ruilen met de westerse landen. Er zal dan tussen koloniën en moederland een band worden gelegd van vriendschap en verbondenheid. Tot slot van dit hoofdstuk geef ik u nog uitspraken van enkele meer of minder bekende mannen:

Tegen het einde van de eerste wereldoorlog werd in de Engelse pers een brief gepubliceerd van de bekenden kanselier van de schatkist in het Labour-kabinet, Philip Snowden, waarin deze schreef: „Zolang de natuurgaven niet behandeld worden als het eigendom van alle mensen, zolang zal de oorlog niet worden overwonnen." De bekende Brailsford schrijft in zijn boek: De oorlog van staat en goud : „De onverdiende baten van de landlord (grootgrondbezitter) vormen een permanent gevaar voor de vrede".

De heer A. Sevenster, sedert vele jaren een bekend voorvechter van het Georgisme in Friesland, schrijft: „In een Georgistische maatschappij zullen alle volken vrij met elkaar verkeren en zal het inzicht groeien, dat de welvaart van het ene volk ook die van het andere is." Mr. Jacob Fränkel schreef in de Axelsche Courant een serie artikelen over de nieuwe Volkenbond, volgens het ontwerp, zoals dat uit Engeland is gepubliceerd. De heer Fränkel verheelt niet, dat er in de constellatie van de nieuwe Volkenbond zwakke plekken zijn en inderdaad beginnen zich nu al de spanningen tussen de grootmachten af te tekenen, verscherpt door de communistische woelingen in Frankrijk en België en vooral in Griekenland, waar de Engelse troepen zich moesten keren tegen de vroegere vrijheidsstrijders 1).

Maar daarover zullen we het nu niet hebben. Wij willen de aandacht vestigen op een antwoord, dat de heer F. gaf op een hem gestelde vraag. Die vraag luidt : Is er een praktische regeling denkbaar, die de wereldvrede waarborgt ? En het antwoord van Mr. Fränkel: „Ja, onvoorwaardelijk, ja. Maar onder „regeling" versta ik dan niet enkel een internationale politieverordening, doch een samenstel van politieke, sociale en economische maatregelen, die 's mensen liefdesgeluk, zijn vrijheid van geestesuiting en stoffelijke welvaart verzekeren."

Hiermee raakt mr. F. de kern van de zaak. Zonder deze zal ook de nieuwe Volkenbond een bittere teleurstelling worden. Ik wees er in de inleiding reeds op, dat door de uitvinding van de atoombom een oorlog in de toekomst gelijk zou staan met vernietiging en vrijwel ondergang van de beschaafde wereld. Ons rest slechts één middel om, die bedreiging weg te nemen: in alle landen een samenleving stichten van welvarende en vrije en daardoor gelukkige mensen, die onbelemmerd over de grenzen met elkaar verkeren, goederen en diensten uitwisselen en van elkaars vorderingen op cultureel en wetenschappelijk gebied profiteren. Zo zullen duizenden vriendschapsbanden worden gelegd en zal de haat van het ene land tegen het andere verdwijnen. De grenzen mogen niet langer een scheiding vormen; de droom van een verenigd Europa moet werkelijkheid worden.

De waarheid, door Henry George gevonden, heeft thans een nog oneindig groter betekenis gekregen, dan zij al had. De verschrikkelijke uitvinding bergt in zich de vernietiging, maar zij kan beloften in zich dragen van ongekende mogelijkheden ten goede. God heeft het in de handen der mensen gelegd, ook in de uwe, hoe wij haar zullen aanwenden.

Tot slot meen ik, ook in verband met het voorgaande, nog in enkele woorden deze vraag te mogen beantwoorden : Wat zullen wij doen met de landverraders of als men tegenwoordig zegt, de collaborateurs? Wij moeten deze mensen straffen, ongetwijfeld, maar daarna de meesten weer in ons volksleven opnemen en proberen er goede burgers van te maken. Niet in hun, maar vooral ook in ons eigen belang.

En voorts mogen wij niet vergeten, dat onze economische politiek van vóór de oorlog honderdduizenden naar de „steun" en dus naar de verwildering en de wanhoop heeft gedreven; honderdduizenden onschuldigen, die nochtans als misdadigers en met minachting werden behandeld. Is het niet al te dwaas tot zulke mensen van vaderlandsliefde te spreken? En toch, ondanks alles bestaat diep in het hart een gevoel van aanhankelijkheid aan het land, waarin wij geboren werden. Hoe hartstochtelijk zullen wij het liefhebben, als het eens werkelijk ons vaderland is. Er zullen dan nooit en nimmermeer „landverraders" zijn.


XVIII. HOE WORDT HET GEORGISME BESTREDEN ?

Geachte lezer en lezeres, misschien zult u door het lezen van dit boekje overtuigd worden van de waarheid van het Georgisme. Ik hoop het van harte. Misschien zal de lezing bij u de lust doen opkomen, om er meer over te lezen. Er was ook in ons land een Georgistische beweging, die gedurende een aantal jaren een weekblaadje uitgaf. Laten we hopen, dat spoedig na de bevrijding van Noord-Nederland ons blad weer verschijnen kan. Laten wij samen een nieuwe beweging stichten.

Er zijn nog een aantal exemplaren van Vooruitgang en Armoede voorradig bij den heer A. Sevenster, rustend landbouwer te St. Anna Parochie (Fr.). Bij het lezen van dit prachtwerk moet u bedenken, dat wij geen slaafse volgelingen zijn van Henry George, dat zijn boek op verschillende punten onvolledig en dat zijn rentetheorie, naar onze mening, onjuist is, maar dat de centrale en universele waarheid: Hoe meer de rijkdom toeneemt, hoe groter de armoede, ongeschokt is.

Als u overtuigd is, probeert u anderen te overtuigen. Velen zullen u bestrijden; sommigen te goeder trouw, anderen omdat zij wanen, dat u hun belangen aantast. Aan de eersten moet u trachten, de zaak eenvoudig en duidelijk uit te leggen. Die kunt u winnen. De anderen moet u duidelijk maken, dat u hun belangen juist bevordert. Velen van hen kunt u ook winnen.

Sommigen zeggen: Jullie zijn landnationalisators. Dat is niet juist, wat duidelijk in dit boekje te lezen is. Wij zijn met de landnationalisators van mening, dat het particulier grondbezit de vijand is, maar daarmee houdt de overeenkomst op. Anderen zeggen: Jullie zijn verkapte communisten en wilt de grond socialiseren. Dat is helemaal niet juist. Wij willen de grond in het vrije gebruik laten en alleen de pacht — voor het grootste deel — socialiseren. Anderen zeggen: Ik zal eens aan professor A. of aan dien knappe econoom B. vragen wat die er van zegt. Met die mensen is weinig te beginnen; ze durven niet zelfstandig oordelen. En wie zich tot de officiële economen wendt, die gaat bij de duivel te biecht. Ziet om u heen, wat deze heren mèt de politici, van de wereld gemaakt hebben. Er zijn er ook, die zich wenden tot een geestelijken oorlichter. Laten ze bedenken, dat de geestelijken, oe knap ze mogen zijn in de hogere dingen, van economie niets afweten.

Een kennis van mij schreef een brochure over het rondvraagstuk, die in R.K. kringen nogal de aandacht -ok. Een lezer wendde zich tot den redacteur van een groot R.K. dagblad om diens oordeel. Het luidde: niet geschikt voor leken. Ik hoop, dat de R.K. kerk haar houding ten opzichte van het Georgisme zal herzien en zal bedenken, wat bijv. in Spanje is gebeurd en thans dreigt in andere, vooral Katholieke landen.

Zo zal men u op velerlei wijze bestrijden, soms met heel dwaze opmerkingen en niet minder dwaze vragen. Ik hoop, dat u steeds uw geduld zult kunnen bewaren en nooit moede zult worden, uw economisch evangelie te verkondigen.


XIX. ENKELE LOSSE OPMERKINGEN.

Door de crisiswetgeving zijn vele miljoenen gevoteerd als steun aan de boeren. Minister Steenberghe heeft daarvan eens gezegd: De landbouwsteun stelt e boeren in staat hun pacht en hypotheekrente te bezien. Daarmee sloeg Z. E. de spijker juist op de kop. In werkelijkheid zijn de uit de belastingen opgebrachte miljoenen aan de grondeigenaren ten goede gekomen. Hier in Zeeuws-Vlaanderen behoort ongeveer 60 % van de grond aan Belgen en Fransen. Ons belastinggeld, in de vorm van toen nog volwaardige guldentjes rolde dus heel gemoedelijk onze Zuidgrens over, en wij, Zeeuws-Vlamingen waren en zijn schatplichtig aan Franse en Belgische kapitalisten.

Maar toch òns grondgebied, nietwaar en òns Vaderland. Iedere crisis vindt een zekere correctie in verlaging van de grondprijzen; door de Landbouwsteun werd zelfs dit genezingsproces belemmerd. In het Oosten van ons land behoren, naar ik vernam, vele boerderijen aan Duitsers. En het eiland Schiermonnikoog was geheel het eigendom van een Duitse graaf. Wij kennen allen de oude leuze van de sociaaldemocraten: Afschaffing van het privaat bezit.

Wij, Georgisten zijn daarentegen voorstanders van het privaat bezit, voor zover dat door eigen inspanning is verworven. Wij achten dat heilig en onaantastbaar en willen dat zelfs niet weggeroofd zien door belastingen. Wij weten, dat ieder mens tracht naar persoonlijk bezit: een eigen huis met tuin, een auto, wat geld op de spaarbank. We hebben ook nog nooit een socialist ontmoet, die er anders over dacht. Wij zijn voorts van mening, dat privaat bezit bij alle burgers de krachtigste stimulans zou zijn voor de wereldvrede en tevens het einde zou betekenen van het rijk der demagogen en politieke kletsmeiers.

Leest, wat Dr. De Man verklaart in zijn boek: Psychologie van het Socialisme. Hij schrijft daarin: „Het streven naar persoonlijk eigendom wordt door de individuele ziel geëist." Zie daar het getuigenis van een sociaaldemocraat en een waar getuigenis. In een Georgistische staat woonden ergens twee boeren, buren, met beide evenveel grond van gelijke natuurlijke vruchtbaarheid. Ze betaalden dus evenveel grondwaardebelasting aan de staat. De ene boer was ijverig en pienter ; de andere lui en dom. De eerste haalde veel meer uit zijn bedrijf en kwam tot grote welvaart. De andere bleef zijn hele leven dezelfde luie beer, die zijn levensonderhoud wist te winnen, maar daarmee uit.

In onze maatschappij zouden wij de eerste boer, de ijverige, eens lekker gestraft hebben voor zijn ijver en doorzicht, door hem extra zwaar te belasten. Zie hier : Meer inkomsten: Hoger inkomstenbelasting. Mooier en groter huis: Hoger personele belasting en belasting op gebouwd. Auto: Personele en wegenbelasting, benzinebelasting, enz. Fijnere sigaren. Enfin, U weet wel; enz., enz., enz.

Kort voor de oorlog verklaarde Mussert, dat hij, indien hij aan de macht kwam, hij een eind zou maken aan de werkloosheid. Dr. Slotemaker de Bruine, toenmaals minister van Economische zaken, richtte aan Mussert een open brief, met verzoek om diens middel te noemen. „En als gij dat niet doet," aldus de Minister, „dan begaat gij een misdaad aan het Nederlandse volk." Mussert gaf geen afdoend antwoord.

De voorzitter van „Recht en Vrijheid" richtte op zijn beurt een Open brief (in brochurevorm) aan den Minister, waarin hij het middel ontwikkelde, dat Henry George heeft gevonden. Hij schreef daarbij : Excellentie, een van beiden: of u past het middel toe, dat wij u aan de hand doen of u toont aan, dat het ondeugdelijk is. Doet gij dat niet, dan begaat gij een misdaad aan het Nederlandse volk. Minister Slotemaker de Bruine heeft noch het een, noch het ander gedaan.


XX. NEDERLAND VOOR DE KEUZE.

Wat zal het Nederlandsche volk doen? Zal het gehoor geven aan de oproep van wijlen Koningin Emma: Nederland zij groot in alles, waarin een klein volk groot kan zijn? Zal het onder de Oranjes zich ontwikkelen tot een vrije fiere natie, die een sieraad en een voorbeeld zal zijn voor heel de wereld? Zal het de erfenis van Willem van Oranje als een heilige graal verder dragen door de geschiedenis? Leeft de traditie nog voort van de Geuzen die onze vrijheid bevochten van de zeevaarders, die nieuwe werelden ontdekten en wier namen nog over de hele aarde van hun onverschrokkenheid en doorzettingsvermogen spreken, van de ruige kerels die verklaarden, als het moest, naar de hel te zullen zeilen, „al moesten de zeilen er bij verbranden"? Zullen de nazaten van zulk een voorgeslacht roemloos ondergaan in de slavernij van een dictatuur?

Nog is het antwoord aan u, Nederlanders, aan de besten onder u, in wie het heilig vuur der vrijheidsliefde niet is gedoofd. Zegt niet: Wij zijn afhankelijk van het buitenland; zolang daar de toestand niet gemind is, kan die het hier ook niet zijn. Lezer, dat is een uitvlucht van regeerders, die tegen de moeilijkheden niet opgewassen waren, die geen oplossing wisten of durfden toe te passen, en die toch, en dat was vrijwel misdadig, regeringsverantwoordelijkheid aanvaardden.

Nog kan Nederland kiezen en een grote verantwoordelijkheid rust op hen, die in groot of klein verband geroepen zijn, om aan het volk leiding te geven. Ik bid u: richt uw toom niet tegen personen, die naar uw mening verantwoordelijk zijn voor de tragedie die achter ons ligt. Want u allen, die het grote onrecht geduld hebt, zijt verantwoordelijk. Beklaagt u niet over het Nederlandse volk, over de onwaardige houding van velen gedurende de oorlog en het gebrek aan vaderlandsliefde.

Hoe kunt u van mensen, die uitgestoten zijn van de grond, vaderlandsliefde verwachten ! Hoe kunt u van daadwerkelijke slaven moed en fierheid verlangen ! Ik zeg u, dat de slaaf van de moderne tijd, die zelfs zijn eigen meester niet kent, internationaal is en dat het veranderen van meester hem bitter weinig interesseert. Bedriegt u niet; met vaderlandse liederen en stichtelijke toespraken kunt u dat niet veranderen; u kunt dat alleen veranderen door recht te doen aan de misdeelden.

Nog kunnen wij ingrijpen, maar laten wij niet te lang wachten met de heilzame operatie. Er is „periculum in mora"; in dralen is gevaar, nu meer dan ooit. Nog is het mogelijk, om Nederland te doen opbloeien tot een gelukkig rijk, waar welvaart en vrijheid bestaan; waar krachtige zelfbewuste mensen wonen, geadeld door het besef van vrij te zijn.

Dit land, gunstig gelegen en van overvloedige vruchtbaarheid, kan worden tot een parel van Europa, een voorbeeld voor andere naties. Zult gij helpen, dat schone doel na te streven ? Of zal ons volk, ons eens zo fiere en zelfbewuste volk smadelijk ondergaan in de nacht der barbaarsheid In de reeds nabije toekomst zult gij zelf op deze vraag het antwoord moeten geven.


XXI. EEN ZAKELIJK ANTWOORD.

Ik heb dit boekje geschreven, omdat ik het Nederlandse volk, ondanks al zijn gebreken, liefheb en er te goed voor acht, om in slavernij onder te gaan. Bovendien heb ik zelf kinderen en kleinkinderen. En dan wens ik mijn rekening-courant met de Eeuwigheid een klein beetje minder ongunstig te maken. De idee van Henry George is universeel en onsterfelijk; eens zal zij tot vervulling komen. Partijen, staten en alle menselijke instellingen komen op, bloeien en gaan onder; ideeën sterven niet. Ze kunnen sluimeren, maar als Doornroosje in het sprookje ontwaken ze eens tot nieuw leven.

The Standart, een New Yorks blad, schreef eens van Henry George : Behoren tot een partij ! Neen ! Zelfs niet aan een natie, een tijdperk. Hij behoort aan de wereld, voor alle tijden."

Moge de Nederlandse pers dat beseffen. Ik weet, dat mijn brochure onvolledig is en dikwijls vaag en dat bij den ernstige lezer vele vragen zullen oprijzen. Welnu, stelt die vragen, schrijf mij, en ik zal trachten, u een antwoord te geven. Ik hoop, dat uw brieven mij aanleiding zullen geven, om in een volgende brochure veel te verduidelijken en nader toe te lichten en op eventuele bestrijding in te gaan. En mocht ik bij sommigen de lust hebben opgewekt, om studie te maken van het Georgisme, laten ze zich dan laven aan de bron en de werken van onzen voorganger lezen en de andere literatuur, die er in ons land over dat onderwerp bestaat.

Wie de ernst der tijden verstaat en met ons mee wil werken, beginne, met onder zijn kennissen deze brochure te verspreiden. De idee van H. G. moet onder het volk tot leven worden gebracht; dan alleen kan zij overwinnen. Ik deel u nog mee, dat op de verkoop van dit geschriftje in geen geval winst zal worden gemaakt. Mocht er een saldo zijn — ik verwacht het tegendeel —dan zal dat worden besteed aan de propaganda voor het Georgisme.

Een dringend woord zij nog tot de pers gericht. De grootste kracht van de democratie is een vrije pers. Deze bestond wettelijk in Nederland, praktisch nog niet altijd. Maar in een dictatoriaal geregeerde staat zal er van een vrije pers geen sprake zijn. Daar zal ook de journalist feitelijk slaaf zijn en dan zal er van dit schone beroep niets moois overblijven.

Daarom, mensen van de pers, ook in uw eigen belang, helpt zoveel als gij maar kunt, de waarheid van het Georgisme te verbreiden. "To be or not to be", daar gaat het thans om, voor onze vrijheid en voor onze beschaving. Tiberius Grachus waarschuwde het Romeinse volk tegen de grote Latifundiën (landgoederen), die Rome te gronde richtten door dezelfde oorzaken, die onze beschaving dreigen te vernietigen. Men sloeg Tiberius Grachus dood en Rome ging onder. Laat de pers bedenken wat er voor ons volk op het spel staat en mij bewaren voor een erger lot, namelijk van te worden doodgezwegen.


VERSCHENEN: POLITIEK EN ECONOMIE II, met als ondertitel : Hoe kunnen wij ons land redden voor de Democratie, door J. Buma. 25 cent, (Storting op gironummer 98107 of bij de boekhandelaar). PERSKLAAR: POLITIEK EN ECONOMIE III : Een woord tot de Communisten en anderen, door J. Buma. NOG VERKRIJGBAAR : Henry George : Vooruitgang en Armoede, bij A. Sevenster, St. Anna Parochie. Prijs : f 2.90. WAARSCHIJNLIJK VERKRIJGBAAR aan de Tuinbouwdwarsstraat 10 A, Groningen, de onderstaande 6 brochures: Recht en 'Vrijheid : Wat zij wil en hoe zij wil, door H. Kolthek. 5 cent. Morele Herbewapening en het Vraagstuk van den Grondeigendom, door H. Kolthek.' Dictatuur of Democratie, door H. Kolthek. 5 cent, Zaai Recht en Vrijheid, en ge oogst Welvaart en Vrede, door H. Kolthek. 10 cent. Pro en Contra, door H. Kolthek (pro) en Mr. Belinfante (contra)., 10 cent. Open Brief aan Minister Slotemaker de Bruïne. 10 cent. Bij A. Sevenster, St. Anna Parochie : De nood van onzen tijd en het middel tot verbetering, door A. Sevenster. Prijs : 25 cent. De rovers van het vrije ruilverkeer, door A. Sevenster. Prijs 5 ct. Kritische beschouwing van Dr, J. v. d. Tempel's boek. De Wereld in Stormtij, door A. Sevenster. Prijs : 10 cent Het leerboek der landbouwhuishoudkunde, van Prof. Bordewijk, gezien in het licht van de theorieën over grondwaarde belasting en vrije handel, van Henry George, door A. Sevenster. 2e druk. Dit werkje is het eerste van een reeks, die de schrijver denkt te publiceren. Politiek en Economie II, met als ondertitel: Hoe kunnen wij ons land voor de democratie redden? is reeds verschenen. De prijs is 25 cent. Aan boekhandelaren wordt van deze beide gaarne een aantal in commissie gegeven, zolang de voorraad strekt. Een derde werkje: Een woord tot de communisten en anderen ligt persklaar. Alles te bestellen bij J. BUMA - AXEL.

BEWAAR DE WAARDE VAN DE AARDE


Voor meer informatie:

Stichting Grondvest
Gasthuislaan 22
6883 JD Arnhem
telefonisch 026-3610689