Het ministerie van VROM probeert juridische procedures te frustreren door persoonlijk belang in twijfel te trekken

CHRISTENUNIE-SGP over milieu en (hernieuwbare) energie


EuroStaete . . . EKC . . . Milieu . . . Klokkenluiders <====> SDN . . . Milieudefensie

In het Verdrag van Amsterdam is vastgelegd dat milieu geļntegreerd moet worden in andere beleidsterreinen


Bijdragen van europarlementariërs Blokland en Belder (CHRISTENUNIE-SGP)

In de vergadering van het Europese Parlement in straatsburg d.d.
dinsdag 16 nov. 1999 heeft de heer Bas Belder (RPF-SGP-GPV,
plv. lid van de Commissie industrie, handel en energie) de volgende
bijdrage geleverd aan het debat over de Integratie van het milieu in
het energiebeleid (rapport Chichester)



"Mijnheer de Voorzitter,

in het Verdrag van Amsterdam is vastgelegd dat milieu geïntegreerd moet worden in andere beleidsterreinen. Dit geldt wel heel duidelijk voor het Europese energiebeleid, aangezien dit beleid grote gevolgen heeft voor het milieu.

Zowel in de mededeling van de Europese Commissie als in de ontwerpresolutie van de industriecommissie wordt erg eenzijdig gekeken naar de CO2-problematiek. Het gevaar is groot dat andere milieueffecten in het energiebeleid vergeten worden. Hierbij valt te denken aan de uitstoot van verzurende stoffen en stofdeeltjes bij de productie van onder andere elektriciteit. Voor richtlijnen die nu in behandeling zijn, zoals de Nationale Emissieplafondrichtlijn en de richtlijn grote stookinstallaties - zie verslag Oomen-Ruijten - zijn deze zaken wel van groot belang. Daarom denk ik dat het nodig is om de volgende overwegingen ook in de resolutie op te nemen.

In de amendementen 1 en 4 wordt gewezen op het feit dat bij traditionele energieproductie, naast CO2, ook schadelijke stoffen vrijkomen die een bijdrage leveren aan smogvorming en zure regen. Het beleid inzake CO2-reductie mag niet ten koste mag gaan van de inspanningen om bovengenoemde emissies te reduceren. In de amendementen 2 en 5 wordt de toepassing van warmtekrachtkoppeling aanbevolen, om zodoende energie te besparen en dientengevolge CO2-emissies te verminderen.

Amendement 3 benadrukt dat bij de toepassing van kernenergie naast een mogelijke CO2-reductie, ook verschillende andere milieueffecten een rol spelen, zoals de opslag van radioactief afval. In amendement 6 verzoeken wij de Commissie om bij de vergelijkende onderzoeken van de verschillende energiebronnen alle milieueffecten in de afweging te betrekken. Naar mijn stellige overtuiging is dat nog niet gebeurd. Er is terecht gekeken naar de CO2-emissies en energiebesparing, wat ik van harte onderschrijf. Maar, zoals ik al aangegeven heb, er is aan een groot aantal andere milieuaspecten geen aandacht geschonken. Op deze manier is er nog totaal geen sprake van een krachtiger integratie van het milieu in het energiebeleid."

Alle zes genoemde amendementen (ingediend door Hans Blokland en Bas Belder) zijn door het Europees Parlement aangenomen:

Amendement 1
Overweging A bis (nieuw)

A bis - Overwegende dat bij traditionele energieproductie, naast CO2, schadelijke stoffen vrijkomen die een bijdrage leveren aan smogvorming en zure regen, zoals stofdeeltjes, zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx), koolstofmonoxide (CO) en vluchtige organische stoffen (VOS). Overwegende dat in het energiebeleid vooral rekening gehouden moet worden met genoemde milieuaspecten,


Amendement 2
Overweging E bis (nieuw)

E bis - Overwegende dat de toepassing van warmtekrachtkoppeling een substantiële bijdrage levert aan de vermindering van CO2-emissies,


Amendement 3
Overweging L bis (nieuw)

L bis - Overwegende dat de toepassing van kernenergie naast een mogelijke CO2-reductie, ook verschillende andere milieueffecten heeft die voortkomen uit de aard van de energiebron, de te nemen veiligheidsmaatregelen en de opslag van radioactief afval,


Amendement 4
Paragraaf 1 bis (nieuw)

1 bis - Stelt dat het beleid inzake CO2-reductie niet ten koste mag gaan van beleid inzake de reductie van schadelijke stoffen die een bijdrage leveren aan smogvorming en zure regen, te weten stofdeeltjes, zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx), koostofmonoxide (CO) en vluchtige organische stoffen (VOS),


Amendement 5
Paragraaf 10 bis (nieuw)

10 bis Dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om de toepassing van warmte-krachtkoppeling en het op een andere manier gebruiken van rest-warmte te bevorderen, bijvoorbeeld door dit op te nemen in de vergunnings- en exploitatievoorwaarden van nieuwe industriële installaties, zoals electriciteitscentrales, stookinstallaties en afvalverbrandingsinstallaties,


Amendement 6
Paragraaf 21 bis (nieuw)

21 bis Verzoekt de Commissie om bij de vergelijkende onderzoeken van de verschillende energiebronnen alle milieu-effecten in beschouwing te nemen,


Rapporteur Hans Blokland (RPF-SGP-GPV, lid van de milieucommissie) heeft in zijn bijdrage aan het debat over afvalverbranding (tweede lezing rapport Blokland, 14 maart 2000) o.a. het volgende gezegd:

Inhoud van het europarlementair debat van 16 nov 1999

"In een beschaafde maatschappij is het vanzelfsprekend dat afval op een goede milieu-verantwoorde manier wordt verwerkt. In de Europese Gemeenschap zal dit steeds meer gebeuren door verbranding van afval met energieterugwinning. Het is evident dat dit proces een goede bewaking van de emissie van gevaarlijke stoffen vereist. Als bereikt is dat vooral gevaarlijk afval en organisch afval niet meer gestort worden om kwalijke gevolgen voor het milieu tegen te gaan, dient verbranding natuurlijk wel milieuvoordelen op te leveren. Via het aanscherpen van emissienormen is in de eerste lezing een evenwicht gevonden tussen wat over zo'n vijf á zeven jaar mogelijk is en wat vanuit milieu-oogpunt noodzakelijk is. De emissiewaarden die nu door de milieucommissie voorgesteld worden, zijn een redelijk compromis. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat in verschillende lidstaten al aan strengere voorwaarden wordt voldaan. Het stellen van goede milieunormen is belangrijk, maar zegt nog niet alles over de naleving van deze milieunormen. Bij naleving hoort een adequate controle en daarbij hoort een goede monitoring. Stelt u zich eens voor dat we nu hele goede normen vastleggen voor de uitstoot van gevaarlijke stoffen, zoals dioxines, maar we zetten aan de andere kant de deur open om onder allerlei verplichtingen voor monitoring uit te komen. We lopen dan het gevaar dat we per saldo nog niets opgeschoten zijn en de luchtkwaliteit niet verbetert."

In de milieucommissie heeft Hans Blokland betreffende Hernieuwbare energie de volgende 8 amendementen ingediend (september 2000):


(Amendement 1) Eerste streepje
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95 en artikel 175,

Justification
Bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen wordt vooral uit oogpunt van milieubescherming (Artikel 175 van het Verdrag) gedaan en dient daarom als rechtsgrondslag genoemd te worden.


(Amendement 2) Overweging 9
Een groter gebruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is niet alleen noodzakelijk om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, maar ook om andere schadelijke uitstoot, zoals van SO2 en Nox te beperken. Een groter gebruik van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen is niet alleen noodzakelijk om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen, maar ook om andere schadelijke uitstoot, zoals van stofdeeltjes, zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (Nox), koolstofmonoxide (CO) en vluchtige organische stoffen (VOS) te beperken, overeenkomstig de conclusies van het Europees Parlement in zijn resolutie (A5-39/1999) van 16 november 1999 over een krachtiger integratie van het milieu binnen het energiebeleid van de Gemeenschap (COM(1998)571).

Justification
Gevaar is dat bij de bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen eenzijdig wordt gekeken naar de CO2-problematiek. In de resolutie van november 1999 heeft het Europees Parlement erop aangedrongen dat andere milieu-effecten niet vergeten moeten worden.


(Amendement 3) Overweging 9-bis (nieuw)
Evenals bij de verbranding van fossiele brandstoffen, is er bij de verbranding van afval, uitstoot van CO2, bovendien is er andere schadelijke uitstoot, zoals van stofdeeltjes, zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (Nox), koolstofmonoxide (CO), vluchtige organische stoffen (VOS), zware metalen en dioxines; daarom kan verbranding en meeverbranding van afval, met inbegrip van vervuilde biomassa, niet zonder meer als hernieuwbare energiebron beschouwd worden.

Justification
Aangezien is sommige lidstaten verbranding of meeverbranding van afval onterecht als hernieuwbare energiebron wordt beschouwd, is het goed om dat in deze richtlijn duidelijk uit te sluiten.


(Amendement 4) Overweging 9ter (nieuw)
Evenals bij de verbranding van fossiele brandstoffen, is er bij de verbranding van schone biomassa uitstoot van CO2, bovendien is er andere schadelijke uitstoot, zoals van stofdeeltjes, zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (Nox), koolstofmonoxide, vluchtige organische stoffen (VOS) en dioxines; daarom kan verbranding en meeverbranding van schone biomassa niet als hernieuwbare energiebron beschouwd worden, maar dient compostvorming en vergassing van schone biomassa wel als hernieuwbare energiebron beschouwd te worden.

Justification
Aangezien is sommige lidstaten verbranding of meeverbranding van biomassa onterecht als hernieuwbare energiebron wordt beschouwd, is het goed om dat in deze richtlijn duidelijk uit te sluiten. Omdat compostvorming en vergassing van schone biomassa het juiste alternatief is, kan dit wel als hernieuwbare energiebron beschouwd worden.


(Amendement 5) Overweging 9quater (nieuw)
Meeverbranding van afval in cementovens of grote stookinstallaties kan alleen als hernieuwbare energiebron voor elektriciteit beschouwd worden als aan de strengste emissie-eisen wordt voldaan, zoals vastgelegd in Bijlage V van de herziene richtlijn voor de verbranding van afval (C5-274/99 - 1998/289(COD)).

Justification
Ten gevolge van de meeverbranding van afval in cementovens of grote stookinstallaties worden er minder fossiele brandstoffen verbruikt en zodoende een gedeelte van de CO2-uitstoot verminderd. Als bovendien de andere schadelijke uitstoot, zoals van stofdeeltjes, zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (Nox), koolstofmonoxide, vluchtige organische stoffen (VOS), zware metalen en dioxines aan de strengsteemissie-eisen voldoet, is er een goede reden om het als hernieuwbare energiebron te beschouwen. Voorwaarde is natuurlijk dat er daadwerkelijk elektriciteit wordt geproduceerd.


(Amendement 6) Artikel 2, lid 1
"hernieuwbare energiebronnen": hernieuwbare niet-fossiele bronnen (wind, zonne-energie, aardwarmte, golf- en getijdenenergie, waterkrachtcentrales met een vermogen van minder dan 10 MW, alsmede biomassa, waaronder wordt verstaan producten van de landbouw en de bosbouw, plantaardig afval van de landbouw, de bosbouw en de levensmiddelenindustrie, onbehandeld houtafval en kurkafval); "hernieuwbare energiebronnen": hernieuwbare niet-fossiele bronnen, te weten:

  1. Windenergie,
  2. Stralingsenergie van de zon,
  3. Aardwarmte,
  4. Golf- en getijdenenergie,
  5. Waterkrachtcentrales met een vermogen van minder dan 10 MW,
  6. Biomassa, mits bestemd voor compostvorming en vergassing, en niet bestemd voor verbranding of meeverbranding,
  7. Meeverbranding van afval in cementovens of grote stookinstallaties, mits wordt voldaan aan de emissienormen van Bijlage V van de herziene richtlijn voor de verbranding van afval (C5-274/99 - 1998/289(COD));

Justification
Aangezien is sommige lidstaten verbranding of meeverbranding van biomassa onterecht als hernieuwbare energiebron wordt beschouwd, is het goed om dat in deze richtlijn duidelijk uit te sluiten. Omdat compostvorming en vergassing van schone biomassa het juiste alternatief is, kan dit als hernieuwbare energiebron beschouwd worden.Ten gevolge van de meeverbranding van afval in cementovens of grote stookinstallaties worden er minder fossiele brandstoffen verbruikt en zodoende een gedeelte van de CO2-uitstoot verminderd. Als bovendien de andere schadelijke uitstoot, zoals van stofdeeltjes, zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (Nox), koolstofmonoxide, vluchtige organische stoffen (VOS), zware metalen en dioxines aan de strengste emissie-eisen voldoet, is er een goede reden om het als hernieuwbare energiebron te beschouwen.Voorwaarde is natuurlijk dat er daadwerkelijk elektriciteit wordt geproduceerd.


(Amendement 7) Artikel 2, lid 1sub (nieuw)
"Biomassa":plantaardige producten van de landbouw en de bosbouw, plantaardig afval van de landbouw, de bosbouw en de levensmiddelenindustrie, onbehandeld houtafval en kurkafval,

Justification
Het is duidelijker om biomassa apart te definiëren. Aaan de formulering uit Artikel 2, lid 1 is toegegevoegd het woordtje " plantaardige" toegevoegd, aangezien het bij de producten van de landbouw en de bosbouw om plantaardige producten dient te gaan.


(Amendement 8) Artikel 2, lid 2 "elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen": elektriciteit die is opgewekt in installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen; elektriciteit die met hernieuwbare energiebronnen is opgewekt in hybride installaties die, in bijzonder als noodvoorziening, ook met conventionele energiebronnen werken, mag niettemin onder deze definitie vallen; "elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen": elektriciteit die is opgewekt in installaties die uitsluitend gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen; elektriciteit die met hernieuwbare energiebronnen is opgewekt in hybride installaties die, uitsluitend als noodvoorziening, ook met niet-hernieuwbare energiebronnen werken, mag niettemin onder deze definitie vallen;

Justification
Verduidelijking van de tekst.


De meeste van bovengenoemde amendementen zijn echter verworpen, in de plenaire vergadering van November 2000 is uiteindelijk alleen amendement 2 overgebleven.


In de bijdrage van Bas Belder (RFF-SGP-GPV) aan het debat over herniewbare energie
(eerste lezing rapport Rothe, 5 november 2000) heeft hij o.a. het volgende gezegd:

Inhoud van het europarlementair debat van 5 nov. 2000

    "Ondertussen is gelet op de verscheidenheid van energiebronnen is een goede definitie van duurzame energie onontbeerlijk. Zo mag afvalverbranding niet zonder meer duurzaam worden genoemd. Bij dit proces komen immers ook schadelijke stoffen vrij. Vandaar ook mijn amendement om de strenge omdat daarbij ook schadelijke stoffen vrijkomen. Vandaar ook mijn amendement om de strenge emissienormen van bijlage 5 van de herziene richtlijn voor afvalverbranding te hanteren. Door normering aan de kant van de output krijgt innovatie de benodigde ruimte."

De Raad van Europese milieuministers hebben de volgende definities voor:
"herniewbare energiebronnen" en "biomassa" vastgesteld:

definities voor "herniewbare energiebronnen" en "biomassa"

    "renewable energy sources" shall mean renewable non-fossil sources (wind, solar, geothermal, wave, tidal, hydropower, biomass, landfill gas, sewage treatment plant gas and biogases);

    "biomass" shall mean the biodegradable fraction of products, waste and residues from agriculture (including vegetal and animal substances), forestry and related industries, as well as the biodegradable fraction of industrial and municipal waste;


In de tweede lezing zijn we er niet in geslaagd om hierin verandering in te brengen. Het enige wat we nog konden was de indiening van het onderstaande amendement, maar deze haalde het ook niet


(Amendment 3) Article 2(b)
"biomass" shall mean the biodegradable fraction of products, waste and residues from agriculture (including vegetal and animal substances), forestry and related industries, as well as the biodegradable fraction of industrial and municipal waste; "biomass" shall mean products consisting of any whole or part of a vegetable matter from agriculture or forestry which can be used as a fuel for the purpose of recovering its energy content and the following waste used as a fuel:(a) vegetable waste from agriculture and forestry; (b) (b) vegetable waste from the food processing industry if the heat generated is recovered;(c) fibrous vegetable waste from virgin pulp production and from production of paper from pulp if it is co-incinerated at the place of production and the heat generated is recovered;(d) cork waste;(e) wood waste with the exception of wood waste which may contain halogenated organic compounds or heavy metals as a result of treatment with wood preservatives or coating, and which includes in particular such wood waste originating from construction and demolition waste;

Justification:
Voor de consistentie en de duidelijkheid dient in de verschillende richtlijnen eenzelfde definitie voor biomassa gebruikt te worden. Deze definitie komt overeen met de definitie uit richtlijn 2000/76/EG betreffende de verbranding van afval. Bovendien zal deze definitie in de nieuwe richtlijn voor grote stookinstallaties gehanteerd worden, aangezien de Raad een gelijkluidend amendement van het Europees Parlement uit de tweede lezing heeft aanvaard. (andere soorten afval dienen eventueel aan de lijst van mogelijkheden bij de definitie van hernieuwbare energiebroinnen toegevoegd te worden). Ook een overweging over integratie van milieu- in energiebeleid werd nu verworpen (het amendement dat in de eerste lezing wel was aangenomen). Het enige wat het Parlement nog verbeterd heeft, is betreffende energie uit afval: in een amendement is een overweging toegevoegd, maar dat is niet echt bindend:


Amendment 11 tabled by
Eryl Margaret McNally and Mechtild Rothe, on behalf of the PSE Group Giles Bryan Chichester and Marķa del Pilar Ayuso González, on behalf of the PPE-DE Group

Recital 8
(8) Where they use waste as an energy source, Member States must comply with current Community legislation on waste management. The application of this Directive is without prejudice to the definitions set out in Annex 2a and 2b of Council Directive 75/442/EEC of 15 July 1975 on waste. (8) Where they use waste as an energy source, Member States must comply with current Community legislation on waste management. The application of this Directive is without prejudice to the definitions set out in Annex 2a and 2b of Council Directive 75/442/EEC of 15 July 1975 on waste. Support for RES should be consistent with other Community objectives, in particular respect for the waste treatment hierarchy. Therefore, the incineration of non-separated municipal waste should not be promoted under a future support system for RES, if such promotion would undermine the hierarchy.