(24-01)     De leugenachtige verklaring van hoofdinspecteur  Bernard Welten tegenover de rijksrecherche, afgelegd op 26 september 1998.

__________________________________________________________________

 

 

RIJKSRECHERCHE

 

Zaaknummer:

Onderwerp:     verhoor van de getuige xxxxxxxxxx

 

 

                                                PROCES VERBAAL

 

Op zaterdag 26 september 1998, omstreeks 15.00 uur, verhoorden wij xxxxxxxxxx en xxxxxxxxxxxxxxx, bijzonder ambtenaar van politie in de rang van inspecteur en hoofdinspecteur, ingedeeld bij de Rijksrecherche Amsterdam, aan het bureau van politie, de Eenhoorn te Amsterdam, als getuige een man die opgaf te zijn:

 

                                                      xxxxxxxxxxxxxxx

 

geboren op xxxxxxxxxx te xxxxxxxxx ..

van beroep hoofdinspecteur van politie te Amsterdam,

domiciliekiezende James Wattstraat 84 te Amsterdam (bureau Eenhoorn)

Nadat de getuige terzake was ingelicht, verklaarde deze:"

Ik ben in 1976 na het beëindigen van de Nederlandse Politie Academie begonnen bij de

xxxxxxxxxxxxx. In oktober 1992 was ik xxxxxxxxxxxxxxxx in xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

xxxxxxxxxxxxxxx.

Op zondag 4 oktober 1992 was ik belast met de functie van piketchef. Dit was toen de

in het weckend hoogstaanwezige van de politieofficieren van de politie Amstcrdam-

Amstclland die daadwerkelijk in dienst was.

Op die dag omstreeks 18.30 uur bevond ik mij in een dienstvoertuig bij het bureau Meer

en Vaart voor een inverzekeringstelling. Op dat moment hoorde ik via de mobilofoon

van een surveillanceauto van het 7e district (Bijlmer) ' Dit is geen oefening. Ik zie een

vliegtuig neerstorten ' of woorden van gelijke strekking.

Ik ben vervolgens zo snel mogelijk naar zuid-oost gereden. Gedurende de rit heb ik via

de Mobilofoon de meldkamer gevraag de nodige maatregelen te treffen.

Omstreeks 18.40 uur was ik ter plaatse waar het vliegtuig was neergestort. Nagenoeg

gelijktijdig kwam de commandowagen ter plaatse. Het eerste wat ik heb gedaan in samenwerking met xxxxxxxxxx en xxxxxxx, beiden xxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxx , een plaats gezocht voor de commandoauto. Deze xxxxxxxxxxxxxx waren op eigen initiatief gekomen omdat zij vlakbij wonen en kennelijk van de ramp hadden vernomen via andere kanalen. Ik denk dat wij deze wagen toen hebben neergezet op een afstand van 75 meter van de flat waar het vliegtuig was neergestort. Vanuit die plek hadden wij een goed uitzicht op de bedoelde flat De zeg er voor de volledigheid bij

__________________________________________________________________________

 

dat het donker was en dat we door allerlei omstandigheden geen helder er zicht hadden op de gebeurtenissen. Het was meer een schimmig schouwspel.

Wij, xxxxxxx , xxxxx en ik zijn in de commandowagen begonnen met het uitzetten van de grote lijnen zoals het verzorgen van afzettingen, het inrichten van een noodhospitaal e.d.

Wij waren zoals u zult begrijpen onder hoogspanning bezig met het regelen van allerlei

dingen en hadden geen oog voor de dingen die buiten de commandowagen plaatsvon-

den.

Ik kan mij niets herinneren van groepen mensen die actief waren op de plaats van het

ongeval dus ook niets van mensen in witte pakken.

Naar aanleiding van de verklaring van collega xxxxxxxx kan ik u geen helderheid

verschaffen. De heb in ieder geval in de commandowagen geen journaal bijgehouden.

Het journaal waar xxxxxxxxxx het over heeft is volgens mij het journaal van de

stafkamer aan het bureau Flierbosdreef die wij gebruikten om allerlei dingen voor ons te regelen.

Ik kan mij niet herinneren dat ik iets heb doorgegeven omtrent een Franse bergingsploeg Als xxxxxxxxxxxxxx in het journaal heeft gezet dan zal het ongetwijfeld waar

zijn. Door de hektiek van dat moment kan ik mij niet herinneren dat ik gidsing heb aan

gevraagd. De heb voor vele groepen hulpverleners e.d. toen wat aangevraagd maar details daarvan kan ik mij ook niet meer herinneren

 

Na voorlezing en volharding ondertekend (in concept)

 

(handtekening)

 

Waarvan door ons, verbalisanten, op afgelegde ambtseed, is opgemaakt dit proces-

verbaal te Amsterdam op 26 september 1998.

 

                               De verbalisanten

 

  xxxxxxxxxxxxxxx  en  xxxxxxxxxxxxxxx

 

  (handtekening)             (handtekening)

 

_________________________________________________________________________

 

    Weltens verklaring tegenover de collega's van de rijksrecherche bevat minstens

    drie evidente onwaarheden - drie leugens. 1. Hij was niet in Amsterdam maar

    thuis, in Breukelen. 2. Hij hoorde niet via de mobilo foon van een surveillance-

    auto over de ramp maar via een collega van de centrale meldkamer (zie transcript

    van gesprek in 07-06). 3. Hij was niet 'omstreeks 18.40 uur ter plaatse', maar pas

    een klein half uur later. Anders gezegd: de hoofdinspecteur dist gewoon een

    verhaaltje op tegenover de rijksrecherche. En hij 'volhardt' daarin en

    ondertekent.    Met de waarheid heeft dit niets te maken. Politiemensen onder

    elkaar.

 

 

 

(24-01)     Proces-verbaal   van  de rijksrecherche over navraag bij onder meer de

politie van Amsterdam over nog bestaande documenten betreffende  4 oktober

1992.

________________________

 

 

RIJKSRECHERCHE

Unit Amsterdam

Zaaknummer: 981099-015 A

 

PROCES-VERBAAL

 

Ik, xxxxxxxxxxxxxxxxxx , inspecteur van politie werkzaam bij de regiopolitie

Amsterdam Amstelland, tijdelijk werkzaam bij de rijksrecherche te Amsterdam, verklaar

het volgende.

Naar aanleiding van de verklaring van de politieman xxxxxxxxxx heb ik een onderzoek

ingesteld naar identiteit van de politie-motorrijder die samen met xxxxxxxx en xxxxxxx

behoorden tot de eersten die op de rampplek arriveerden.

xxxxxxxx beschreef de motorrijder als een motorrijder van de verkeerspolitie die via de

mobilofoon een life-verslag van het neerstorten zou hebben doorgegeven via de eerste

mobilofoon-frequentie van de gemeentepolitie Amsterdam.

Navraag bij de verkeerspolitie van de politie Amsterdam-Amstelland:

Op 4 oktober 1992, op het tijdstip van ramp waren maar enkele motorrijders in dienst. De

motorrijders die in dienst waren, bevonden zich geen van alle op het moment van de crash

op straat. Zij zijn pas na de melding van het neerstorten van het vliegtuig de straat

opgegaan in de richting van de Bijlmermeer.

Navraag bij de afdeling motor-ondersteuning van de KLPD:

Van de motorrijders van de toenmalige AVD van de rijkspolitie was op 4 oktober 1992,

op het moment van de crash, slechts een groep in dienst. Op het tijdstip van de crash zat

deze hele groep op een rustplaats in Maam. Pas nadat hun de melding had bereikt dat een

vliegtuig in de Bijlmermeer was neergestort, zijn zij naar Amsterdam gereden. Dit is een

afstand van ongeveer 35 kilometer.

Navraag bij de Centrale Meldkamer van de politie Amsterdam-Amstelland:

Op 4 oktober 1994 is via de mobilofoon een life-verslag van het neerstorten van het

vliegtuig binnengekomen. Dit verslag kwam niet van een motorrijder maar van een

kraanwagenchauffeur van de politie die op dat moment op de Groesbeekdreef aan het werk

was. De bandopnamen van de mobilofoon en de meldbriefjes zijn na ruim vijf jaar niet

meer aanwezig . Een motorrijder die vanaf het eerste moment op de plaats van de ramp

aanwezig zou zijn geweest is niet bekend.

 

Navraag bij de Luchtvaartpolitie van de KLPD:

Bij de Luchtvaartpolitie hebben zich honderden mensen gemeld als oog-getuige van het

luchtvaartongeval op 4 oktober 1992. Hierbij bevind zich geen politie-motorijder die het

vliegtuig heeft zien neerstorten.

 

_____________________________________________________________________

 

 Navraag bij de Dienst Informatiezaken en Automatisering van de politie

 Amsterdam-Amstelland

Van het computersysteem van de meldkamer van de politie Amsterdam-Amstelland

worden back-up's bewaard. Daarop zijn de ingevoerde meldingen terug te vinden. Van

oktober 1992 zijn die back-up's er niet meer .

Hierop heb ik het verdere onderzoek naar de identiteit van deze motorrijder gestaakt.

Opgemaakt op ambtsbelofte. Amsterdam 27 mei 1998.

De inspecteur,

 

 (handtekening)

 

_______________________________________________________________________

 

De collega's van de rijksrecherche zijn door de Amsterdamse politie

gewoon belogen - of hebben zich láten beliegen. Want 1. de band-

opnamen van de mobilofoon en de meldbriefjes zijn er nog wel degelijk

(de PEC heeft er uitgebreid gebruik van gemaakt) en 2. back-up's van

ingevoerde meldingen in het computersysteem zijn er óók nog - in elk

geval in uitgeprinte vorm.

 

 

 

(24-01)  Meldbriefjes uit de digitale registratie van gebeurtenissen op 4 oktober 1992 door de Amsterdamse politie. Aan de rijksrecherche liet de Amsterdamse politie weten dat ze niet meer bestonden. Een leugen. Want ze bestonden - zie hieronder - nog wel degelijk.

__________________________________________________________________________________

 

 

(24-01)  Brief van persvoorlichter Ap Folgerts van het Korps landelijke politiediensten aan Pierre Heijboer. Over het vernietigen van de 42 videobanden van het bergingswerk in de Bijlmer was overleg gevoerd met Amsterdam, had hij laten weten. Toen er in Amsterdam niemand te vinden bleek te zijn die zich daarover iets herinnerde, moest hij die onwaarheid schriftelijk herroepen.

__________________________________________________________________________________

 

 

 

24-01)  Proces-verbaal van het verhoor van Cees Wiebes door de rijksrecherche, op 6 juli 1998.

__________________________________________________________________________________

 

(24-01)  Proces-verbaal van het verhoor van een PID-medewerker, die ten stelligste   ontkent met Cees Wiebes te hebben gesproken over Mossad-leden op de rampplek in de Bijlmer.

__________________________________________________________________________________

 

 

 


Deze website is tot stand gekomen in samenwerking met de Sociale Databank Nederland
Disclaimer