(22-01)  Mobilofoongesprekken Amsterdamse politie over Franse bergings-

ploeg ASAR in de nacht van 4 op 5 oktober.

__________________________________________________________________________________

 

 

01.32

De 6.13: 'Alfa00, wij staan op de Ringweg A10 in de richting van de Coentunnel ter hoogte van de afrit A8 richting Zaanstad. Daar staat een ploeg Franse reddingswerkers. Deze willen zo snel mogelijk naar de Bijlmermeer in verband met de vliegramp. Heeft u een auto vrij om deze mensen te begeleiden?'

Xxxx: 'Ik stuur twee motorrijders.' (9/8)

 

01.36

Xxxx: 'We hebben die Fransen niet nodig. U mag beslissen…' (9/8)

 

01.36

Charley00 aan Alfa00: 'Het verzoek is dat u wilt inventariseren bij de brandweer. Want ik weet bij god niet waar ze vandaan komen.'

Alfa00: 'Ik vraag even.' (9/8)

 

01.38

Alfa00: '6.13, ik heb nog even geen motorrijders.' (9/8)

 

01.38

Alfa00 aan Charley00 (UCK): 'Ik heb bij de brandweer geinformeerd. Die heeft ze niet besteld.'

Charley00: 'Dan ben ik bang dat dat mogelijk via Schiphol geregeld is. Eh… ja, - we gaan kijken wat we ermee kunnen doen.' (9/8)

 

01.39

De 6.13: 'Ik kan ze ook meenemen naar (…)'

Alfa00: 'Goed idee.' (9/9)

 

01.57

De 6.13: 'We hebben de Fransen afgeleverd aan de Flierbosdreef.' (9/9)

 

01.58

Xxxx: 'Ik heb nu nog en collega uit Assen.'

Xxxx: '… naar de korpssoos.'

Xxxx: '… er waren toch ook Fransen?'

Xxxx: '… ook naar korpssoos als plaats. Dan morgen laten horen of ze nodig zijn.' (19/9)

  

 

    

 

(22-01)  Verklaring - telefonisch - van H. Alkema tegenover Pierre Heijboer, op 1 december 2000.

__________________________________________________________________________________

 

 

                                                                                               H. Alkema

                                                                                              Amsterdam-Zuidoost

 

'Inderdaad, ik werkte toen en werk nog steeds bij Aero Groundservices. En ik woon bij de Gaasperplas, niet ver van het punt waar het toestel neerstortte. Direct na de klap - in mijn herinnering was het trouwens meer een zware dreun - ben ik naar plaats van de ramp gelopen. In mijn achterhoofd speelde de gedachte dat ik, met mijn kennis van het luchtvrachtgebeuren, misschien van enig nut zou kunnen zijn.

 

Maar toen ik die ravage zag wist ik al snel: ik kan hier niets doen. Ik ben ongeveer drie kwartier ter plekke gebleven en ben toen weer naar huis gegaan.

 

Ik heb mijn naam ook gezien in het rapport van de PEC. Maar ik kan geen relatie leggen tussen mijzelf en wat daar staat.

 

Het is wel zo dat ik er bij AG over gesproken heb, dat ik die avond op de rampplek was geweest. Een pr-mevrouw van AG (ze werkt er overigens niet meer) heeft toen gezegd: dit moeten we aan de PEC laten weten.'

 


Deze website is tot stand gekomen in samenwerking met de Sociale Databank Nederland
Disclaimer