(20-08)     Fax van W. Passchier van de Gezondheidsraad, d.d. 1 april 1998, aan

de professoren De Wolff en De Goeij, over een (on)mogelijk onderzoek naar

sporen van uranium bij Bijlmerramp-zieken.

______________________________________________________________________________________

 

 

adres: Severij 1. 3135 BR MAASLAND, tel (010) 5990247.

e-mail: wfpas@wxs.nl

werk: Gezondheidsraad, Postbus 1236, 2280 CE RIJSWIJK,

tel (070) 3406262, fax; (070) 3407523, e.mail: wf.passchier@gr.nl

Aan:

Prof DDR. FA de Wolff, fax  (020) 644 4876

Prof dr. JJM de Goeij, fax ( 015) 2783906

_____________________________________________________________________________________

Van: Passchier faxnummer 010 599039 (Bel eerst )

Datum en tijd: Woensdag 1 april 1998, 22:59

_____________________________________________________________________________________

Mocht u vragen of problemen hebben aangaande dit bericht

belt u dan (010) 5990247.

 

Over: Uranium

Beste Freek en Jeroen ,

Na het telefoongesprek dat ik gisteren (31 maart 1998) met Jeroen voerde, heb ik nog met Sixma overlegd. Wij kwamen tot de slotsom dat het uitbrengen van een advies(je) over uranium in de Bijlmer een hachelijke zaak is. Zelfs met het voorstel van de Jeroen (isotopen.analyse) kan je misschien wel een duidelijke uitspraak doen over de uraniumbelasting in samenhang met het vliegtuigongeval, maar neem je de krachten niet weg.

De andere invalshoek (krachten) lijkt tot mislukken gedoemd. Immers er is al zoveel tijd verstreken sinds het ongeval en in die tijd is er al zoveel over mogelijke ongure blootstellingen en geheime ladingen gepraat, dat psycho-sociale factoren hun verwoestende werk ruimschoots hebben kunnen doen.

Mochten jullie desondanks een nader gesprek zinvol vinden, dan ben ik uiteraard bereid dat te arrangeren. Aarzel niet me in dat geval te bellen.

Met vriendelijke groet.

Wim Passchier.

    

 

 

 

(20-08)     Brief, gedateerd 3 maart 1999, van professor F. de Wolff aan de PEC.

________________________________________________________________________________________

 

 

Academisch Ziekenhuis Leiden                                                                                                                  Albinusdreef 2

klinische Chemie. Farmacie en Toxicologie.                                                                                                2300AC Leiden

Laboratorium voor Toxicologie                                                                                                                      Tel 071-5269111

Prof. Dr F.A. de Wolff                                                           

Doorkiesnummer: (071 ) 526 22 02

Onze ref. 05499/FAdW/el

 

Parlementaire enquêtecommissie

Vliegramp Bijlmerneer

t.a.v. de heer Th.A.M. Meijer, voorzitter

Postbus 20018

2500 EA  'S GRAVENHAGE

 

Per telefaxnummer 070 3129346 (totaal: 3 pagina's) en gewone post

________________________________________________________________________

 

Datum: 3 maart 1999

Onderwerp: DHV -rapportage

 

Zeer geachte Heer Meijer ,

 

Ingevolge Uw verzoek tijdens ons gesprek op 25 februari 1999 doe Ik U hierbij in copie de fax dd. 1 april 1998 toekomen die Dr W.F. Passchier, plaatsvervangend algemeen secretaris van de Gezondheidsraad, stuurde aan Prof. dr. J.J.M. de Goeij en mij, naar aanleiding van het voorstel van Prof. De Goeij om een advies uit te brengen, alsnog de uraniumbelasting te meten van betrokkenen bij de Bijlmerramp. Anders dan ik U op 25 februari jl. mededeelde. is dit voorstel niet schriftelijk maar telefonisch gedaan.

 

Voorts heb Ik op Uw verzoek kennis genomen van de rapportage van DHV als second opinion met betrekking tot het. RIVM-onderzoek. Deze rapportage Is vooral geschreven vanuit een technische deskundigheid op het gebied van branden. Het is een zinvolle aanvulling op het RIVM-rapport om ook de verbrande woningen en het vliegtuig zelf bij de discussie te betrekken. Het is echter een omissie dat de toxiciteit van aluminium niet in de beschouwingen is betrokken. Een belangrijk gegeven is dat DHV dan concludeert (pag. 13) dat de gevaarlijke stoffen in de lading een relatief kleine bijdrage hebben gehad aan de blootstellingsrisico's van betrokkenen.

Met andere woorden: de gezondheidsrisico's bij de brand na het neerstorten van het vliegtuig zijn niet wezenlijk verschillend van die welke optreden bij branden van, bijvoorbeeld. een (stort?) plaats van chemicaliën.

Een andere belangwekkende opmerking is die over combinatietoxiciteit (pag. 35). Het is juist dat blootstelling aan twee of meer stoffen tegelijkertijd in andere effecten kan resulteren dan de som van de afzonderlijke effecten bij enkelvoudige

_______________________________________________________________________________

 

blootstelling. Deze opmerking maakt een conclusie over een causaal verband tussen de gezondheidsklachten en blootstelling aan toxische stoffen er echter niet gemakkelijker op.

Het DHV.rapport biedt evenmin als het RIVM-rapport voldoende aanknopingspunten om zo'n causaal verband te leggen. Om daartoe in staat te zijn, zou men op zijn minst moeten beschikken niet alleen over een goede documentatie van de lichamelijke afwijkingen, maar ook over de blootstelling, - zowel in kwalitatieve zin (om welke stoffen gaat het) alswel in kwantitatieve zin (hoeveel van deze stoffen is daadwerkelijk in het lichaam opgenomen). Tijdens en kort na de ramp zijn er zeer veel verschillende stoffen gevormd en vrijgekomen, waarvan wij de aard nooit volledig zullen kunnen achterhalen.

Evenmin kunnen wij nu nog vaststellen aan welke stoffen en aan welke hoeveelheid daarvan de bewoners en hulpverleners precies zijn blootgesteld. Vanuit de optiek van de toxicologie betekent dit dat wij, helaas, nooit zullen kunnen aangeven wat de werkelijke oorzaak van de gezondheidsklachten is. Als in een veel eerder stadium een toxicoloog zou zijn geconsulteerd zou veel ongerustheid bij de betrokkenen kunnen zijn vermeden.

 

Ik benadruk dat ik geenszins wil uitsluiten dat in individuele gevallen bepaalde gezondheidsklachten zijn veroorzaakt door blootstelling aan toxische stoffen tijdens en na de ramp, en dat er mogelijk op termijn meer klachten zullen kunnen ontstaan. Een overtuigend bewijs daarvoor is echter volgens de huidige stand van wetenschap niet meer te leveren.

 

Ik hoop U met het bovenstaande van dienst te zijn geweest.

 

 

Met vriendelijke groet en de meeste hoogachting,

 

 

Prof. dr. F.A. de Wolft, klinisch chemicus/toxicoloog

Hoogleraar Klinische en Forensische Toxicologie

Bijlage: fax van Dr W.F. Passchier


Deze website is tot stand gekomen in samenwerking met de Sociale Databank Nederland
Disclaimer