(20-03) Open brief d.d. 12 februari 1999 van Henk Wolleswinkel aan de PEC, naar aanleiding van zijn openbare verhoor. Hem moet het een en ander van het hart.
(20-03)
Correctie. ___________________________________________________________________________________
Op bladzijde 294 staat de zin: 'Hierna vertelde verkeersleider Tom Polman de commissie dat hij de man was geweest die tegenover Herman Aaij van El Al had gewaagd van het 'onder de pet houden' van bepaalde zaken.' Dit moet zijn: 'Hierna vertelde verkeersleider Tom Polman de commissie dat hij de man was geweest die na het gesprek met Herman Aaij van El Al had gewaagd van het 'onder de pet houden' van bepaalde zaken.'
__________________________________________________________________________
ir.
H.N. WOLLESWINKEL
Hoogvlietkade
3
1435
G
X Rijsenhout
Nassereith, 12 februari 1999
Open
Brief
Aan de
voorzitter van de Parlementaire Enquête Commissie inzake de Bijlmerramp.
de heer Th.A.M. Meyer.
Geachte heer Meyer,
Aan
het einde van mijn openbare verhoor door Uw Commissie gaf U te kennen dat
indien er nog aanvullende informatie was die tijdens het verhoor niet naar
voren gebracht kon worden ik dat alsnog aan U schriftelijk kenbaar zou
kunnen maken. Van die gelegenheid maak ik graag gebruik omdat het verhoor
door Uw commissie bij mij een onbevredigende indruk heeft nagelaten. Omdat
het een openbaar verhoor betrof heb ik er voor gekozen U mijn nadere
informatie middels een open brief te doen toekomen.
Mijn
voornaamste bezwaar tegen de wijze waarop ik in het openbaar verhoord ben,
is dat Uw Commissie mij niet de gelegenheid gegeven heeft de hoofdlijnen
van het vooronderzoek, waar ik verantwoordelijk was, duidelijk te maken.
Integendeel, door de detailvragen waar ik op moest antwoorden is de indruk
gewekt dat het onderzoek aan alle kanten rammelde. Ik heb er dan ook
behoefte aan U alsnog de grote lijnen duidelijk te maken ten einde het
juiste kader aan te geven voor de vele details die bij Uw openbaar
onderzoek naar voren komen.
Doel
van het onderzoek
Het onderzoek naar vliegtuigongevallen is geregeld in Annex 13 van het Verdrag van Chicago. Daar wordt gesteld dat het onderzoek gericht is op het vaststellen van de oorzaak van het ongeval ten einde maatregelen te kunnen nemen om herhaling te voorkomen. Dat is ook het criterium dat gehanteerd moet worden om te beoordelen of het onderzoek adequaat is uitgevoerd of niet. Is de oorzaak vastgesteld en zijn de juiste maatregelen genomen? De Raad voor de Luchtvaart en ook de internationale luchtvaartgemeenschap menen van wel maar Uw Commissie heeft uiteraard het recht en misschien ook wel de plicht deze bevindingen te toetsen.
De
aard van het onderzoek
Bij
een gecompliceerd onderzoek als dat van de EI-AI Boeing, waarbij een grote
urgentie bestond de oorzaak zo snel mogelijk vast te stellen omdat het
reeds het tweede ongeval was van een zelfde soort, is het van eminent
belang voortdurend het doel van het onderzoek voor ogen te houden en
continu hoofdzaken van bijzaken te onderscheiden. Dat is ook gebeurd. De
hoofdzaken zijn uitgewerkt en de bijzaken, hoe interessant ook in
zichzelf, zijn terzijde gelegd. Was dat niet zo aangepakt dan had het
onderzoek vele malen langer geduurd en dat was onder de gegeven
omstandigheden volstrekt niet verantwoord.
Om één
en ander duidelijk te maken gebruik ik het beeld van een schilderij van
Rembrand. Deze nu alom erkende schilder hanteerde het principe van
"clair-obscur". De details waar het licht op viel werden' uitgewerkt en
het niet-essentiële bleef in de schaduw.
Wat ik
betreur is dat bijna alle vragen van Uw commissie over het "obscur"
gingen; over details die met de eigenlijke opdracht weinig of niets van
doen hadden. Datgene waar het onderzoek naar de oorzaak primair op gericht
was, het 'clair", bleef in het openbare verhoor volstrekt onderbelicht.
Juist omdat dit bij de argeloze burger de suggestie wekt dat het onderzoek
vele tekorten vertoonde vind ik het van belang dit beeld te corrigeren en
de hoofdlijnen nog eens uiteen te zetten.
________________________________________________________________________________________________
-
2 -
De
organisatie van het onderzoek
Volgens de eerder genoemde Annex 13 waren behalve de
Nederlandse onderzoekers de volgende partijen gerechtigd aan het onderzoek
deel te nemen; de fabrikant van het vliegtuig Boeing, de exploitant van
het vliegtuig EI-AI, de motorfabrikant Pratt and Whitney, de Amerikaanse
autoriteiten FAA en NTSB en de Israëlische autoriteiten. AI deze partijen
hadden uiteenlopende belangen.
De
belangrijkste tegenstelling was dat Boeing graag wilde aantonen dat EI-AI
het vliegtuig niet goed had onderhouden en dat het ontwerp van het
vliegtuig fundamentele problemen vertoonde.
Door
een open proces te organiseren waarbij alle partijen toegang hadden tot
alle beschikbare informatie zijn optimale voorwaarden gecreëerd om tot een
resultaat te komen dat maximale waarborgen biedt tegen manipulatie met
informatie. Dat dit uiteindelijk in een rapport van vooronderzoek
geresulteerd heeft dat door alle partijen werd onderschreven, kan als een
succes van deze aanpak worden aangemerkt.
Graag
had ik voor Uw commissie publiekelijk en onder ede verklaard dat er ten
aanzien van het vooronderzoek geen sprake is geweest van achterhouden van
gegevens (doofpot) of het ontoelaatbaar omgaan met gegevens die voor het
onderzoek van essentieel belang zijn geweest. Omdat ik daar de gelegenheid
niet voor gekregen heb wil ik dat in deze open brief nog eens met nadruk
stellen.
Het
resultaat van het onderzoek
Het
vooronderzoek heeft geleid tot de conclusie dat er misschien wel vragen te
stellen zijn bij de wijze waarop EI-AI het onderhoud aan zijn vliegtuigen
uitvoerde maar dat de eigenlijke oorzaak van de ramp gelegen was in het
feit dat de motor ophanging van de Boeing 747 qua ontwerp essentiële
tekorten vertoonde. Deze conclusie is ook door Boeing geaccepteerd en
heeft geleid tot een modificatieprogramma dat circa 2 miljard gulden kost.
Om tot
deze conclusie te komen is door twee deskundigen, van de RLD en de
Amerikaanse FAA, een onderzoek ingesteld naar de onderhoudsadministratie
bij EI-AI. Daarnaast heeft Boeing een inhoudelijke
"audit
" uitgevoerd naar de kwaliteit van het onderzoek bij deze
luchtvaartmaatschappij. Daar kwam uit dat bij EI-AI niet alles perfect was
maar dat daar toch niet de primaire oorzaak van het ongeval in gelegen
was.
Dat Uw
Commissie bij de behandeling van deze essentiële materie niet verder komt
dan mij te confronteren
met een
onderhoudsformulier waar wat aan ontbreekt vond ik op zijn zachts gezegd
nogal teleurstellend. Bij mij roept dat niet het beeld op dat Uw Commissie
voldoende begrip heeft voor de manier waarop een ongevallenonderzoek waar
meer dan 40 deskundigen aan deel nemen, plaats vindt. Op gevaar af dat dit
als één van de vele zogenaamde onthullingen wordt aangemerkt; het
overgrote deel van de inmiddels 8 meter papier die over het EI-AI ongeval
is geproduceerd heb ik nooit gezien. Een teamleider zet de lijnen uit,
stuurt processen aan, waarborgt de kwaliteit en is verantwoordelijk voor
het eindresultaat maar kent niet alle details. Bij een zo groot project
als dit onderzoek is dat volstrekt uitgesloten. Tijdens mijn openbare
verhoor had ik niet de indruk dat Uw Commissie dit begrepen heeft.
Voorlichting en beeldvorming
Bij de
voorlichting over het ongevallenonderzoek deden zich twee problemen voor
waardoor naar buiten toe er nog al eens sprake was van een negatieve
beeldvorming.
Het
eerste probleem is dat van het voortschrijdende inzicht. Juist omdat er
zo'n grote nieuwshonger was aangaande dit onderwerp is er voor gekozen een
zo groot mogelijke openheid te betrachten. Dit betekende wel dat zaken
naar buiten gebracht werden die de waarheid van dat moment waren. Bij
verder onderzoek bleek dat het soms toch weer wat anders te liggen. Ook
dat werd dan weer op dezelfde onbekommerde manier naar buiten gebracht.
Mijns inziens is dit onvermijdelijk bij zo'n proces. Het alternatief is
niets zeggen tot alles vast staat en dat lijkt me nog veel
onaantrekkelijker.
________________________________________________________________________________________________
-3 -
Een
tweede probleem was dat pers en politiek veel meer aandacht hadden voor
hetgeen in de sfeer van het "obscur " lag, de vliegbaan, een extra rondje
over de Bijlmer, en dat soort zaken.
In de
eerste fase van het onderzoek was alle aandacht van de onderzoekers
gericht op het afbreken van de motoren en hadden de meer operationele
aspecten een lagere prioriteit. Deze zaken zijn overigens later wel
uitgezocht en hebben ook tot belangrijke leeraspecten geleid.
Nadat
het eigenlijke onderzoek was afgesloten is het probleem aan de omgekeerde
bewijsvoering een grote rol gaan spelen. Een ieder die maar wat te beweren
had kreeg onmiddellijk het oor van pers en politiek en steeds maar weer
opnieuw moest bewezen worden dat theorieën, veronderstellingen en soms ook
verdachtmakingen op onjuistheid berusten. Door de direct betrokkenen werd
dat steeds meer ervaren als het bewijzen dat het monster van Loch Ness
niet bestaat; in principe kan dat niet en daarom blijf je aan de gang.
De
lading
Vrijwel ieder vrachtvliegtuig vervoert gevaarlijke lading.
Hiervoor bestaan zeer gedetailleerde regels ten aanzien van verpakking en
bekend stellen middels een document genaamd Notification to Captain, de
z.g.n. Notoc. Op de avond van het ongeval is de betreffende Notoc voor de
vlucht Amsterdam-Tel Aviv in beslag genomen en geanalyseerd. Met een
deskundige op dit gebied werd geconcludeerd dat de lading geen extra
risico vormde bij de bestrijding van de brand.
Brandweer en politie zijn hiervan onmiddellijk in kennis
gesteld. Ook bij nadere bestudering 's morgens vroeg op 5 oktober bleef
deze conclusie overeind staan en dat is tot op de dag van vandaag zo
gebleven.
Ter
toelichting moge het volgende dienen. Stel er was 100 liter wasbenzine aan
boord. Dat is volgens de ICAO regels gevaarlijke lading die op de Notoc
vermeld moet worden en waar ook strenge verpakkingseisen aan gesteld
worden. Als het vliegtuig verongelukt draagt dat niet bij tot de
gevaarssituatie ter plaatse. Een brand die gevoed wordt door 57 ton
kerosine is zodanig dat 100 liter wasbenzine daarbij geen extra risico
vormt voor degenen die de brand moeten bestrijden. De stoffen die op de
Notoc vermeld stonden vielen allen in deze categorie. De burgemeester van
Amsterdam en de verantwoordelijke bewindslieden zijn in deze correct
voorgelicht door de daarvoor verantwoordelijke ambtenaren.
Dat
verkeersleiders, die in deze geen enkele verantwoordelijkheid dragen, bij
EI-AI naar de lading zijn gaan informeren was fout. Ik heb dat bij mijn
openbaar verhoor telefonisch ramptoerisme genoemd. Het is ongewenst maar
geen strafbaar feit. Bovendien kregen zij in de verwarring van dat moment
de onjuiste informatie namelijk die van de Notoc welke betrekking had op
de vlucht van New-York naar Amsterdam. Dat mensen die zich bemoeiden met
zaken die hen niet aangingen en daar vervolgens hun mond over hielden is,
zeker achteraf gezien, een gelukkige bijkomstigheid. Er zou alleen maar
verwarring door zijn gesticht en het zou het regulier proces, dat goed
gelopen is, op een ongewenste manier hebben doorkruist.
De
toren en het torentje
Er is
een frappante overeenkomst tussen wat er op 4 oktober 1992 op de
verkeerstoren gebeurde en op 4 februari 1999 op het torentje. In beide
gevallen ging het om informatie die op het eerste gezicht alarmerend leek.
In beide gevallen ging het ook om informatie die achteraf onjuist bleek te
zijn; het vliegtuig had geen lading aan boord die op de plaats van het
ongeval extra gevaar opleverde en er is nooit sprake van geweest dat door
de verantwoordelijke autoriteiten essentiële informatie is onthouden aan
burgemeester of bewindslieden.
Er is
ook een groot verschil. De verkeersleiders realiseerden zich bijtijds dat
ze bezig waren met zaken die hen niet aangingen en vertrouwden er terecht
op dat de wel verantwoordelijke autoriteiten hun werk naar behoren zouden
doen. De Minister-President vindt het niet nodig zich eerst van de
juistheid van de verkregen informatie op de hoogte te stellen maar begint
onmiddellijk uit de heup te schieten en treft een zevental weerloze
ambtenaren: "om het vertrouwen in de overheid te herstellen ".
________________________________________________________________________________________________
-4-
De
woede en de teleurstelling over deze gang van zaken zal ik niet proberen
onder woorden te brengen. Ik volsta met U te verzekeren dat al degenen die
met grote toewijding hun beste krachten gegeven hebben om het EI-AI
ongeval zo goed mogelijk te behandelen en dit in alle eerlijkheid gedaan
hebben, met grote verslagenheid van deze ontwikkelingen hebben kennis
genomen.
Tot
slot
De
beslissing om een parlementaire enquête in te stellen naar het Bijlmer
ongeval heb ik destijds zeer toegejuicht. Mijn verwachting was dat door
een gedegen onderzoek de informatie die in de loop der jaren bij stukjes
en beetjes naar boven gekomen is eindelijk eens op een systematische
manier geordend zouden worden waardoor een samenhangend totaalbeeld zou
ontstaan. Hoewel ik er op dit moment wat minder gerust op ben hoop ik nog
steeds dat Uw Commissie daar in slagen zal.
Wat
mij betreft zijn er een drietal aspecten waar ik in het bijzonder Uw
aandacht voor vragen wil
A.
Er
bestaat over de Bijlmerramp een overweldigende hoeveelheid informatie. Het
zou in mijn ogen
een grote verdienste van Uw onderzoek zijn indien U er in Uw
eindrapport in zou slagen door de bomen het
bos te laten zien. Met andere woorden in de veelheid van informatie
de grote lijnen aan te geven en daar ook
duidelijke conclusies aan te verbinden.
B.
Het
staat vast dat er bij de behandeling van de Bijlmerramp fouten zijn
gemaakt. Dat geldt ook voor het
onderzoek naar de oorzaak van de ramp. Zelf ben ik daar ook nooit
onduidelijk over geweest. Uit deze
fouten zijn lessen te lezen en dat moet gebeuren. Er zijn ook zaken
die door anderen als fouten aangemerkt
worden maar waarvan ik zelf denk dat ik, met de kennis die ik nu
heb, het toch weer op dezelfde manier zou
doen. Een grondige en beargumenteerde afweging door Uw Commissie
kan daarbij van groot belang zijn en
ten zeerste bijdragen tot een
gewogen eindoordeel.
C.
Over
de gewenste politieke bemoeienis, met name met het ongevallenonderzoek,
bestaat onvoldoende
duidelijkheid. Persoonlijk neig ik er toe er voor te pleiten deze
vergaand te minimaliseren. Een
ongevallenonderzoek zou meer als een rechtszaak gezien moeten
worden waarbij het algemeen
geaccepteerd is
dat de
rechtelijke macht op een onafhankelijke manier zijn gang kan gaan zonder
rapportages aan en commentaar vanuit de politiek.
Uit
mijn open brief zult U begrepen hebben dat een evaluatie van de politieke
bemoeienis tot en met de reacties op de enquête zelf door mij als een hoge
prioriteit gezien wordt.
Rest
mij nog U veel wijsheid toe te bidden bij de uitvoering van Uw moeilijke
taak.
(
handtekening)
ir.
H.N. Wolleswinkel
voormalig vooronderzoeker
|