(19-05)     Brief van directeur Sip Koopmans van de verkeersleiding aan de PEC, gedateerd

18 januari 1999, waarin hij melding maakt van het bestaan van tot nu toe niet

beluisterde - interessante - geluidsbanden.

_______________________________________________________________________________________

 

Luchtverkeersleiding Nederland

Air Traffic Control the Netherlands

De heer Th.A.M.Meijer

Voorzitter Parlementaire Enquêtecommissie

Vliegramp Bijlmermeer Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

 

schiphol-c:

18 januari 1999

onderwerp:

Informatie Enquête Bijlmer

ons kenmerk:

LVNL 900097 (MD-ATM 99/014)

bijlage(n):

1

 

Geachte heer Meijer,

 

In de jaren 1992, 1993 en 1994 vond het onderzoek plaats van de Raad voor de Luchtvaart naar het verongelukken van vlucht EI AI 1862, op 4 oktober 1992. De Raad publiceerde het eindrapport op 24 februari 1994.

Door de toenmalige Directie Luchtverkeersbeveiliging van de RLD en door de per 1 januari 1993 verzelfstandigde Luchtverkeersbeveiligingsorganisatie (LVB), zijn veel gegevens aangeleverd voor het onderzoek. Hieronder vallen de radarbeelden, verslagen van de relevante radiotelefonie, een intern onderzoeksrapport en commentaar op de hoorzittingen van de Raad in het najaar van 1993.

 

Na de publikatie van het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart heeft voor wat betreft de luchtverkeersleidingsaspecten geen nader onderzoek plaatsgevonden, met uitzondering van beschouwingen over de radardata. Een en ander naar aanleiding van Kamervragen. Dit speelde in september 1996.

Het onderzoek naar de bevindingen inzake de toedracht werd daarna door de autoriteiten afgesloten. De L VB kreeg toestemming alle banden met de radiotelefonie, de communicatie tussen verkeersleiders en vanaf de werkpositie van chef-verkeersleiders en de radartapes opnieuw te gebruiken.

 

De leiding van de L VB heeft daar bewust geen gebruik van gemaakt.

Later is alleen nog een beperkt deel van deze banden beluisterd, zoekend naar informatie betreffende mogelijke vluchten van helikopters.

 

Tot het werk van de enquêtecommissie bestond er geen enkele aanleiding om naar de originele tapes te luisteren.

_________________________________________________________________________________________

 

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL; voorheen LVB), heeft in het najaar van 1998 haar voorbereidingen gestart in het kader van de Parlementaire Enquête. Op vrijdag 18 december 1998 bracht een deel van de Commissie een werkbezoek aan L VNL. De voorbereiding van

 

LVNL is geconcentreerd op de taken van de luchtverkeersleiding en toegespitst op vragen die vanuit de Commissie aan L VNL zijn gesteld, zowel voorafgaand als tijdens het werkbezoek. De lading kwam daarbij slechts zijdelings ter sprake.

Tijdens de voorbereiding komt mijnerzijds de vraag aan de orde of de bewaarde banden technisch nog zijn te beluisteren. LVNL heeft immers een geheel nieuw verkeersleidingssysteem in gebruik genomen, inclusief een nieuw systeem voor het vastleggen van radiotelefonie en telefonische communicatie. De vraag werd positief beantwoord. Toen echter bleek ook dat banden van na 17:55 UTC (18:55 lokale tijd) zijn bewaard. Deze banden bevatten geen gegevens betreffende de toedracht. Zij zijn gestart 20 minuten na het verongelukken van EI AI 1862, toen de eerdere banden in opdracht van de chef-verkeersleider, volgens de geldende procedures, waren zekergesteld.

In het kader van de voorbereiding van de Parlementaire Enquête heb ik opdracht gegeven de gesprekken welke verband houden met het afwerken van de alarmeringslijst te beluisteren. Dit heeft vorige week voor mij nieuwe informatie opgeleverd over de lading. Deze informatie acht ik in het kader van het onderzoek van uw Commissie relevant. U heeft mij ook tijdens uw werkbezoek gevraagd of

LVB van de lading wist. Daarop heb ik geantwoord dat verkeersleiders niet op de hoogte zijn van de aard van de vracht of het aantal passagiers in vliegtuigen die zij begeleiden. Zij hoeven dit ook niet te weten, omdat het geen relatie heeft tot hun taak. Ook had LVB en heeft LVNL geen bemoeienis met de hulpverlening of het vaststellen dan wel achterhalen van de lading.

 

Zoals gesteld, is informatie gevonden over de lading. Het betreft kennis die zich kort na de ramp bevond bij EI AI en die, min of meer door een toevallige samenloop van omstandigheden, destijds ook bekend is geraakt bij de Directie LVB van de RLD.

 

Gebaseerd op deze eerste informatie is door mij onmiddellijk opdracht gegeven het vorige week gestarte onderzoek naar de informatie op de banden te verbreden. Dit vergt echter veel tijd omdat een dergelijk onderzoek zeer arbeidsintensief is. Ter illustratie moge dienen dat het opstellen van het transcript dat is opgenomen in het rapport van de Raad voor de Luchtvaart, meerdere weken in beslag heeft genomen.

 

Aangezien dit onderzoek het gehele weekend is voortgezet en thans nog voortduurt, heb ik mij zaterdag 16 januari jl. gewend tot de voorzitter van de Commissie, met de vraag hoe met de dan toe verkregen informatie om te gaan. Dit mede gezien mijn voorverhoor dat op 18 januari plaatsvindt. Enerzijds wilde ik de Commissie niet onvoorbereid met de genoemde informatie confronteren; anderzijds wilde ik de Commissie wel zo spoedig mogelijk van deze informatie voorzien. In overleg met de voorzitter is besloten dit buiten het voorverhoor te bespreken, op maandag 18 januari, om 13:00 uur.

 

Maandagochtend 18 januari was het volgende bekend.

Na de ramp is door de Chef-verkeersleider van het Area Control Centre (ACC) het voortouw genomen bij het afwerken van de interne alarmeringslijst. Dit behoort tot zijn taak en is conform de procedure.

_________________________________________________________________________________________

 

Naar aanleiding van een vraag dienaangaande van de voorlichter L VB, is door de assistent van de Chef-verkeersleider ACC telefonisch aan EI AI gevraagd of iets kon worden meegedeeld over de lading. Dit behoort, zoals ik heb gesteld, niet tot de procedures. Door EI AI is in grote lijnen aangegeven wat de aard van de lading was. Ik verwijs hiervoor naar de tekst van het transcript.

 

Tijdens het afwerken van de alarmeringslijst en in de interne aansluitende gesprekken, is deze informatie diverse keren ter sprake gekomen. Daarbij is gediscussieerd over het gegeven dat het niet de L V B is die tot taak heeft deze informatie publiek te maken.

 

Wel is dezelfde avond en de daaropvolgende morgen in contacten met beleidsverantwoordelijken en de coördinator hulpverlening Schiphol dit onderwerp ter sprake gebracht. Dit blijkt uit verklaringen van betrokkenen aan mij.

De bandopnamen geven alleen informatie uit gesprekken gevoerd vanaf bepaalde toestellen op operationele afdelingen. Nog niet alle beschikbare bandopnamen zijn beluisterd. De tekst van dit transcript mag dus uitdrukkelijk niet op als op zichzelf staand worden beschouwd. Het is slechts een deel van de totale mondelinge communicatie tussen alle betrokkenen die avond


Met de meeste hoogachting,

  S.S. Koopmans

Lid van het Bestuur LVNL

Managing  Director Air Traffic Management

 

 

 

 

(19-02)  Brief van L.A. Geelhoed, coördinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, aan de PEC. 'Geen betrokkenheid' van deze diensten is zijn boodschap.

_________________________________________________________

MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN

Kabinet van de Minister-President

STG. GEHEIM

Aan de voorzitter van de Parlementaire

Enquêtecommissie Vliegramp Bijlmermeer

Th.A.M. Meijer/ Postbus 20018  

2500 EA 's-Gravenhage

 

Kenmerk: 99GOOOO46                                  's-Gravenhage, 1 maart 1999

 

Zeer geachte heer Meijer,

 

In antwoord op de door u gestelde vragen over de betrokkenheid van Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten bij de vliegramp in de Bijlmermeer kan ik u het volgende meedelen.

1.        Noch in het Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland (C VIN),  

      noch in de ministeriele Commissie Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten   

      (MICIV) is op enig moment de betrokkenheid van inlichtingen- en

      veiligheidsdiensten bij de gebeurtenissen rondom het vliegongeva1 met

      het El Al toestel op 4 oktober 1992 onderwerp van bespreking geweest.

 

2.        Geruchten over de betrokkenheid van inlichtingen- en veiligheidsdiensten   

     bij de vliegramp hebben in CVIN en MICIV niet geleid tot

     besluitvorming, onderzoekingen of handelingen.

 

3.        Noch het CVIN, noch de MICIV hebben over de vliegramp of de nasleep

     daarvan contact gehad met buitenlandse counterparts. Ik merk daarover op

     dat het CVIN in het geheel geen zelfstandige contacten met soortgelijke

     organisaties in het buitenland onderhoudt. Hetzelfde geldt voor de MICIV

 

_____________________________________________________________________

1 Mr . A. W.H. Docters van Leeuwen verklaarde hierover desgevraagd dat hij in het CVIN nimmer mededelingen

heeft gedaan over de Bijlmerramp. Hij kon zich herinneren dat hij in een (telefoon-) gesprek met mr. R.J. Hoekstra

een korte opmerking heeft gemaakt over het feit dat de ramp geen relatie had met een terroristische aanslag.

Postbus 20001- 2500 BA 's-Gravenhage -Binnenhof20 -Tel. (070) 3564100 -Fax (070) 3564683 ____________________________________________________________________

                                                      -2-

4.        In de archiefonderdelen betreffende het CVIN en de MICIV, welke zijn

     ondergebracht in het archief van het Kabinet Minister-President van het

     ministerie van Algemene Zaken bevinden zich geen documenten die     

     betrekking hebben op de vliegramp in de Bijlmermeer of de nasleep

     daarvan.

 

5.        ledere NAVO-lidstaat is ingevolge artikel 2 van het "Verdrag tussen de

     partijen bij het Noord-Atlantisch Verdrag inzake de beveiliging van

     gegevens" verplicht een "National Security Authority" (NSA) aan te

     wijzen. De verantwoordelijkheden van de NSA zijn vastgelegd in het

     NAVO-beveiligingsvoorschrift en hebben betrekking op de beveiliging

     van NAVO-geclassificeerde informatie.

 

     In Nederland is de minister van Binnenlandse Zaken en

     Koninkrijksrelaties formeel aangewezen als NSA. Hij treedt jegens de

     NAVO op als NSA-woordvoerder en - coordinator. In Nederland is

     besloten dat de minister van Defensie optreedt als NSA-

     verantwoordelijke bewindspersoon ten aanzien van de militaire sector. De

     uitvoering daarvan heeft de minister van Defensie opgedragen aan het

     Hoofd van de Militaire Inlichtingen Dienst (HMID). In Nederland is,

     teneinde eenheid in aanpak te bevorderen, een werkgroep NAVO/WEU-

     Beveiliging opgericht, waarin zowel BVD als MlD vertegenwoordigd zijn.

     Naast de hierboven omschreven functie van NSA bestaat -eveneens in

     NAVO-verband - de functie van "National Communications Security

     Authority" (NCSA), die is ingesteld om ten aanzien van aangelegenheden

     betreffende de beveiliging van verbindingen een aanspreekpunt te zijn

     voor de NAVO-organisatie en de bij de NAVO aangesloten landen-  

     Hierbij moet worden gedacht aan de wijze waarop apparatuur ter

     beveiliging van NAVO- gerubriceerde informatie dient te worden

     behandeld en beveiligd. Daartoe zijn door de Nationale Verbindings

     Beveiligings Raad (NVBR) met andere landen bilaterale overeenkomsten

     afgesloten op het gebied van crypto die bij de verschillende NA VO-

     landen in gebruik is. Het Nationaal Bureau voor Verbindingsbeveiliging

     (NBV) is daarbij ten behoeve van de NVBR faciliterend opgetreden.

     Van het bestaan van een Nederlands-Amerikaanse instantie die opgericht

     zou zijn in het kader van een (geheim) bilateraal verdrag met de V.S.

     draag ik geen kennis. In mijn hoedanigheid van coördinator van de

     inlichtingen -en veiligheidsdiensten bezit ik geen wetenschap over

     enigerlei betrokkenheid van de NSA of NCSA bij de vliegramp in de

     Bijlmermeer of de nasleep daarvan .

 

6.       Tussen Nederland en de Verenigde Staten is op 19 juni 1992 een geheime

     overeenkomst afgesloten waarin bevoegdheden zijn vastgelegd voor het

     geval zich in Nederland een ongeluk voordoet met Amerikaanse nucleaire

     wapens of nucleaire componenten. De detailregelingen van deze

     overeenkomst zijn uitgewerkt in zogenaamde 'Detailed Implementing

     Joint Operations Plans', waarbij aan Nederlandse zijde de ministeries van

     Defensie, BZK en VROM betrokken zijn.

     Voorts is bekend dat de Verenigde Staten in Europa zogenaamde'

     Accident Response Groups' (ARG) heeft gestationeerd welke op basis van

     vorenvermelde geheime overeenkomst in actie zullen komen in geval van

      een incident met Amerikaanse nucleaire wapens. De inzet van zo'n ARG

     kan worden geïnitieerd door de op de vliegbasis VolkeI gestationeerde

     commandant van de Amerikaanse Munition Support Section.

      Ministerie van Algemene Zaken -Binnenhof20 -Postbus 20001- 2500 BA 's-Gravenhage

_______________________________________________________________

                                                      -3 -

     Deze ARG's zijn buiten Nederland gestationeerd en worden in een

     voorkomend geval met US-luchttransport ingevlogen.

     Het is mij niet bekend of een ARG naar aanleiding van de Bijlmerramp

     geactiveerd is. Gelet op het feit dat het hier ging om een El Al vliegtuig en

     lading lijkt dit onwaarschijnlijk.

     De in dit punt vermelde informatie is gerubriceerd als Stg. GEHEIM.  

     Openbaarmaking daarvan kan ernstige schade berokkenen aan de

     veiligheid of andere gewichtige belangen van de Staat of zijn bondgenoten

     veroorzaken. Ik verzoek u om vertrouwelijke behandeling.

 

 

DE SECRETARIS-GENERAAL,

coördinator van de inlichtingen en

veiligheidsdiensten,

mr . L.A. Geelhoed

 


Deze website is tot stand gekomen in samenwerking met de Sociale Databank Nederland
Disclaimer