(18-05) Proces-verbaal van de aangifte   van Jeroen Plettenberg tegen El Al, op

 25 juli1996.

________________________________________

 

REGIOPOLITIE

AMSTERDAM-AMSTELLAND

DISTRICT 7

BUREAU

RECHERCHE

ONDERSTEUNING

 

           P R O C E S - V E R B A A L

 

Onderwerp: aangifte Plettenberg

Datum: 25 juli 1996

Nummer:

 

Wij, Wouter Barend Nicolaas DOLMAN en Harold VAN GELDER,

brigadier-rechercheur, dienstdoende bij de Regiopolitie Am-

sterdam-Amstelland, Bureau Recherche Ondersteuning,  Bureau

Flierbosdreef 15, verklaren het volgende:

OD donderdag' 25 juli 1996 spraken wij in het politiebureau

Flierbosdreef te Amsterdam, een man die verklaarde aangifte te

willen doen en die opgaf te zijn genaamd:

PLETTENBERG, Jeroen

geboren te Amsterdam, 02-07-1946

wonende Marius Bauerstraat 241 te Amsterdam

Wij hoorden dat hij het volgende verklaarde:

'    Ik heb op 9 mei 1996 meegwerkt aan een uitzending van NOVA

met betrekking tot de crash van de EL AL boeing de dato 4

oktober 1992.

In deze uitzending werd mij onder andere gevraagd naar mijn

bevindingen omtrent het lezen van een ordner die zich op/of

omstreeks 15 juli 1993 bevond in het archief van de EL AL

Operations afdeling op Schiphol.

Daarbij was mij namelijk opgevallen dat terwijl het " operati-

onale " gedeelte in deze ordner voor 100^ overeenkwam met de

documentatie die op de avond van de crash door mijzelf werden

overhandigd aan de adjudant D. NIX destijds werkzaam bij de

Rijkspolitie Dienst Luchtvaart, maar dat tegelijkertijd de

 ____________________________________________________________________________________

 

zich tevens in deze ordner bevindende vracht-documentatie

" vrachtbrieven " niet juist was.

Ik heb gezien dat van bepaalde vrachtbrieven zich meerdere

kopieën in deze ordner bevonden. Het betreft hier zeker een

aantal van 5 verschillende vrachtbrieven die zich twee maal of

meer in deze ordner bevonden.

Hierdoor enigszins argwanend geworden controleerde ik de

ordner vervolgens nog nauwkeuriger en kwam eveneens tot de

conclusie dat van bepaalde vrachtzendingen waarvan ik mij

zeker herinner dat zij zich aan boord bevonden (bv een zending

lithium batterijen ) geen vrachtbrief kopieën in deze ordner

zaten.

Het resultaat hiervan is dat de vrachtbrieven een foutief

beeld geven van de zich aan boord bevindende vracht. Het

totaalgewicht aan vracht waarvoor zowel de gezagvoerder als

ikzelf onze handtekening hebben gezet op een aantal operatio-

nele documenten komt niet overeen met het totaalgewicht wan-

neer deze vrachtbrieven zouden worden opgeteld.

In het kader van voorbereidingen van het NOVA programma heb ik

op verzoek van de heer R. van GIJZEL fractielid van de PvdA in

de Tweede Kamer, deze vergezeld op een bezoek aan het Bureau

Vooronderzoeken van de Raad voor de Luchtvaart te Hoofddorp.

Dat v/as op 29 januari 1996. Dat was ons eerste bezoek.

De heer van GIJZEL verzocht inzage in de vrachtdocumentatie

van de crashvlucht. Specifiek die documenten die betrekking

hebben op de transit lading van New York naar Tel Aviv.

Het was de heer van GIJZEL en mij zelf inmiddels bekend via de

medewerkers van NOVA, dat een gedeelte van de vrachtbrieven

van de sector New York- Tel Aviv betrekking hadden op militai-

re goederen. Overigens iets wat door de 2 opeenvolgende Minis-

ters van Verkeer en Waterstaat is ontkend...

Het bleek dat medewerkers van BVO -geen enkele documentatie

hadden betreffende de vracht van New York naar Tel Aviv. Men

had uitsluitend vrachtbrief kopieën van de vracht van Schiphol

naar Tel Aviv voor ons beschikbaar.

De heer van GIJZEL was hierover bijzonder ontstemd en er werd

overeengekomen dat hij een nieuwe afspraak zou maken, nadat

hij bericht had ontvangen van de BVO over het tijdstip waarop

zij de beschikking zouden hebben van de ontbrekende vracht-

brieven .

Deze 2e afspraak vond uiteindelijk plaats op 5 februari 1996.

Wij kregen toen inzage in slechts een klein gedeelte van de

documentatie die betrekking heeft op de vracht van New York

naar Tel Aviv.

Tijdens ons eerste bezoek troffen wij een brief aan van de

Economische Controle Dienst gericht aan de Rijks Luchtvaart

Dienst betreffende een verzoek tot een onderzoek naar de aard

van de lading betreffende l specifieke vrachtbrief die des-

 ____________________________________________________________________________________

 

ti jds kort na de ramp, door een burger aan het bureau Flier-

bosdreef te Amsterdam werd afgegeven.

Als resultaat van dit verzoek ontving de ECD een antwoord van

de US Customs met als bijlagen vrachtbrief kopieën en versche-

pings documentatie over een totaal van 7.220 kg verzonden door

de Amerikaanse vrachtagent INTERGLOBAL Forwarding Services.

De brief met het antwoord van de ECD spreekt van een dertig-

tal bijlagen. Deze bijlagen troffen wij dus niet aan bij ons

Ie bezoek op 29 januari j l.

De heer ERHART van het BVO verklaarde desgevraagd aan de heer

Van GIJZEL dat zij tot dat moment geen beschikking hadden over

deze bijlagen.  Hij verklaarde tevens dat als hij had geweten

dat volgens de bijgevoegde verschepings verklaringen deze 7220

kg bestond uit oa onderdelen voor PATRIOT raketten, onderdelen

voor F15 en F16 vliegtuigen, etc hij daar wellicht melding van

had gemaakt bij de Justitiële autoriteiten.

Bij ons 2e bezoek was de documentatie over deze eerder genoem-

de 7.220 kg WEL aanwezig. Maar dat was ook het enige....

De vrachtbrieven van de resterende 35.489 kg vracht New York

Tel Aviv waren nergens te vinden. De medewerkers van BVO

verklaarden aan de heer Van GIJZEL dat zij hun uiterste best

zouden doen om deze resterende vrachtbrieven nog ergens van-

daan boven water te krijgen. Voor zover ik weet is dit tot OD

de dag van mijn aangifte nog steeds niet gebeurd.

Naar aanleiding van de uitzending van NOVA volgt op 14 mei

1995 een spoeddebat in de 2e Kamer met de Minister van Verkeer

en Waterstaat. Tijdens dit debat is mij vervolgens de zwarte

piet toegespeeld middels het verwijt van de minister dat zij

vond dat ik in een eerder stadium mij bij de autoriteiten had

moeten melden met mijn verhaal over de ontbrekende vrachtbrie-

ven in de EL AL ordner.

Vanaf het tijdstip dat ik het ontbreken van de vrachtbrieven

heb geconstateerd heb ik mij echter altijd op het standpunt

gesteld dat wat ik ontdekt had, toch zeker ook door het vol-

tallige onderzoeksteam gezien zou worden.

Als gevolg van mijn 2 bezoeken aan BVO moet ik helaas consta-

teren dat mijn verwachtingen in dit kader iets te hoog bleken

te zijn....

Ik vind dan ook het "toespelen van de zwarte piet " door de

Minister bijzonder onterecht !

Mijn conclusie is dus dat er zich op 2 plaatsen documenten

bevinden die betrekking hebben op het totaal van de zich aan

boord bevindende vracht op het moment van de crash die geen

van tweeën overeenstemmen met het feitelijke totaal gewicht

aan vracht dat zich aan boor bevond en dat bovendien deze 2

gegevens-sets, een groot onderling verschil vertonen.

Ik doe dan ook bij deze aangifte ter zake verduistering/vals-

 _____________________________________________________________________________________

 

heid in geschrifte/oplichting.

Ik overhandig U hierbij enige stukken ten behoeve van het

verdere onderzoek.

Amsterdam, 25 juli 1996

 

Aangever

 

(handtekening)

 

J. Plettenberg

 

Nadat de aangever zijn verklaring had gelezen volhardde hij

daarin en ondertekende deze met ons.

Opgemaakt op ambtseed/belofte, Amsterdam, 25 juli 1996

(handtekening)       (handtekening)

W.B.N. Dolman       H. van Gelder

 

Deze website is tot stand gekomen in samenwerking met de Sociale Databank Nederland
Disclaimer