(12-06)  Deel van de verklaring van Alfred van Cleef, destijds verslaggever van de NRC, tegenover Pierre Heijboer, op 30 oktober 2000. De verklaring in zijn geheel is te vinden in 25-01.

__________________________________________________________________________________

 

 

'Ik was algemeen verslaggever, meer voor de grotere en langere verhalen in de zaterdag-bijlagen. Dus wat ik in de Bijlmer deed was eigenlijk niet mijn gewone werk. Maar ik denk dat onze nieuwsdienst die avond gewoon iedereen die in Amsterdam woonde naar de rampplek heeft gedirigeerd.

 

Ik woonde toen in de Tweede Constantijn Huijgensstraat in Oud-West. Ik zat naar Studio Sport te kijken. Net op het moment dat onder in het beeld in letters de mededeling kwam 'Vliegtuig neergestort op de Bijlmer', werd ik gebeld door een vrouwelijke collega van de nieuwsdienst. Ik weet niet meer precies wie. Ze zei me dat ik naar de Bijlmer moest. Ik kende daar de weg niet en dacht: Hoe kom ik daar?

Ik heb toen mijn oma-fiets in de bak van mijn auto gelegd en ben richting Bijlmer gereden. Ik denk dat ik er toch zeker tien minuten over gedaan heb voordat ik wegreed.

 

Ik kon er nog goed komen. Toen ik van een van de verhoogde wegen kwam werd ik tegengehouden door een politieman. Maar nadat ik mijn politieperskaart had laten zien mocht ik door.

 

Op een gegeven moment kon ik met de auto niet verder, en ik heb die toen ergens aan de kant gezet. (De volgende ochtend heb ik uren lopen zoeken voor ik hem terugvond.)

 

Ik ben lopend in de richting van de rampplek gegaan. Ik schat dat het toch al 20.45 tot 21.00 uur was toen ik daar arriveerde. Ik kwam terecht tussen een zeer groot aantal persmensen (wel honderd) die bij Groeneveen (noordwestelijk van inslagpunt - zie kaart hierbij, PH) voor een afzetlint stonden. Ik heb daar, naar ik schat, ongeveer drie kwartier gestaan. Ik heb er gesproken met mijn collega Hans Mol en ik heb geprobeerd wat interviews te maken met hulpverleners. Maar dat lukte niet al te best omdat die mensen het erg druk hadden.

 

Toen zag ik op een gegeven moment een groepje mensen in burgerkleding - acht tot tien - die aan de binnenkant van het lint liepen, van de zuidelijke kant komend. (Nadat hij het verhaal van Amer heeft gelezen zegt hij: dat moet dezelfde groep zijn geweest die deze man over het lint zag stappen, PH). Het zal toen inderdaad tegen tien uur zijn geweest.

 

Toen die mensen bij ons voorbij kwamen, en net rechtsaf gingen, richting de inslagplek, ben ik in een opwelling over het lint gestapt en heb me zo onopvallend mogelijk bij hen aangesloten. Ik werd niet weggestuurd. Waarschijnlijk hebben ze gedacht dat ik een politieman in burger was, of iemand van de RLD.

 

Ik zei zelf maar niets. Maar enkele van die mensen spraken Engels tegen elkaar. Ook tegen de Nederlanders die erbij waren spraken ze Engels. Ivriet heb ik niet gehoord - dat zou ik herkend hebben. Wel moet ik nu - achteraf - zeggen dat ze inderdaad een 'mediteraan uiterlijk' hadden. Ik denk, maar dat weet ik niet zeker, dat ik vanzelfsprekend heb aangenomen dat ze van El Al waren. Ik durfde geen aantekeningen te maken, bang om mezelf te verraden.'

 

__________________________________________________________________________________

 

 

 


Deze website is tot stand gekomen in samenwerking met de Sociale Databank Nederland
Disclaimer