(10-11)     Verklaring van Prem Radhakishun tegenover Pierre Heijboer, op

18 december 2001.

_______________________________________________________________________________

 

'Ik was op mijn fiets naar de rampplek gereden. Ik kende als advocaat de meeste van de Bijlmer-politiemensen en kon af een toe een praatje met ze maken. Op een gegeven moment stond ik bij een paar politiemensen, die onder aan die afrit van de Groesbeekdreef stonden. Ze hadden daar een … (autocabin?).

Vanwaar ik stond had je een goed uitzicht op die hele oprit. Op een gegeven moment zag ik daar een grote Mercedes naar beneden komen. Alle plaatsen erin waren bezet.

Ik hoorde de politiemensen van die post over hun mobilofoon praten. Daaruit begreep ik dat het om de Israëlische ambassadeur ging. Ik hoorde een politieman iets zeggen in de geest van: 'Die mag erdoor. Het ministerie heeft daar toestemming voor gegeven.'

De auto reed vervolgens over het pad naar de plaats van de ramp.

Acht minuten later kwam de auto weer terug. Maar nu zaten er alleen nog de chauffeur en de ambassadeur in. Ik kon dat heel duidelijk zien.

Niet veel later stond ook de Surinaamse ambassadeur daar boven bij de afrit. Maar hij mocht niet omlaag. 'Er mag niemand meer door,' hoorde ik een politieman zeggen.

Ik vroeg me af: waarom de een wel en de ander niet? Raar.'

 

 

 

 

 

 

(10-11)  Verklaring van Reinoud van Wijk tegenover Pierre Heijboer, op 21 april 2000.

_______________________________________________________________________________

 

'Ik woonde niet ver van de rampplek. Ik ben erheen gegaan om twee redenen. 1. Ik was Amsterdams raadslid. 2. Ik was medisch marine-officier (ik ben tandarts) en dacht: misschien kan ik daar van nut zijn.

Ik was er ongeveer een half uur na de klap. En ik stelde vast dat er waarschijnlijk maar weinig gewonden zouden zijn. Wie dood was, die was dood, en misschien was dat voor de betrokkenen ook maar het beste. Sorry, cru om het zo te zeggen, maar het is wat je voelt op zo'n moment.

Ik heb daar een tijd rondgelopen. Maar niemand had, om het zo maar eens te zeggen, eigenlijk veel behoefte aan een Amsterdams raadslid. De reactie van de meeste politiemensen was: 'Wat doet u hier? Raadslid? Hebben we geen tijd voor.' Kon ik mij iets bij voorstellen.

Maar ik was binnen de afzetting. En ik heb Ronald Janssen, de deelraadvoorzitter, nog een beetje kunnen helpen om daar aanwezig te kunnen zijn. Ook een deelraadvoorzitter stelde in de perceptie van de leidinggevenden op de rampplek (politie, brandweer) niet veel voor. Aan hem hadden ze geen boodschap.

Rond een uur of negen stond ik bij een van de commandowagens - ik denk die van de brandweer, de belangrijkste. Toen was er op een gegeven moment sprake van dat de Israëlische ambassadeur eraan kwam. Ik herinner me dat iemand - wie weet ik niet meer - daar bij die commandowagen even tevoren tegen me zei dat die ambassadeur dringend burgemeester Van Thijn wilde spreken. En of ik als gemeenteraadslid wellicht dat contact kon leggen. Ik heb dat kunnen regelen (ik heb het telefoonnummer van de bunker kunnen geven), maar dat was wat later.

Toen die ambassadeur eraan kwam lopen was hij omringd door veiligheidsmensen. Dat waren Nederlanders, pertinent! Met een van hen heb ik nog gesproken. In het Nederlands. Hij zei me dat ze als veiligheidsgroep de Israëlische ambassadeur begeleidden. Zij spraken met de ambassadeur Engels.

Het kan zijn - ik moet nu diep in mijn herinnering graven - dat één Israëli, niet meer dan één, van de staf van de ambassadeur ook tot die groep behoorde. Maar het was beslist niet zo dat de ambassadeur daar die avond beveiligd werd door Israëlische veiligheidsmensen.

Mij zijn geen bijzondere dingen opgevallen toen ik daar op de rampplek rondliep. In de geest van; hé, wat is dat nou? Ik herinner me alleen dat ik mij verbaasde over het feit dat die grote brandweerwagens van Schiphol zo snel ter plekke waren - en zo snel ook al op het maaiveld bij de brandende flats waren. Dit omdat ik wist hoe problematisch het was om met een auto, en dan ook nog zo'n grote, van de hoge wegen omlaag te komen in de Bijlmer.  

Van wat je me vertelt over gebeurtenissen rond tien uur moet ik zeggen dat ik die niet meer heb meegemaakt. Want ik denk dat ik even voor die tijd al met Ronald Janssen naar het stadsdeelkantoor ben gegaan, waar ik voor hem nog wat 'verbindingswerk' heb kunnen doen.'

 

 


Deze website is tot stand gekomen in samenwerking met de Sociale Databank Nederland
Disclaimer