Drs. N.C. Burhoven Jaspers was hoofdsamensteller van het IRM-rapport m.b.t. de bijbanen van juristen in Nederland

Brief aan de CHMF met klacht over Mr. G.R.A. Apol van het bureau Apol en Lamme te Bussum

IRM . . Juristen . . EU Grondwet <==> SDN . . Klokkenluider . . Jeugdzorg . . Burhoven

Klacht over Mr. G.R.A. Apol van het bureau Apol en Lamme te Bussum

video/burhoven.wmv">drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

 

Aangetekend

Wassenaar, 24 juni 2002

AAN:

    De voorzitter van de CMHF
    Drs. O. Loopstra, Bureau CMHF
    Overgoo 15, Postbus 176
    2260 AD Leidschendam


BETREFT :
  • klacht over Mr. G.R.A. Apol van het bureau Apol en Lamme te Bussum
  • bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen


Geachte voorzitter,

Hierbij richt ik mij tot u met een klacht over Mr. G.R.A. Apol van het bureau Apol & Lamme te Bussum. Voorheen waren de heren Apol en Lamme juristen in dienst van de CMHF. Met Mr. Apol heb ik nu een bepaald onthutsende ervaring opgedaan. Verwezen moge worden naar de hierbijgaande brieven, in het bijzonder brief d.d. 8 mei 2002 van Mr. Apol aan mij. Ik verzoek u de inhoud van die brieven te beschouwen als herhaald en ingelast.

  1. De zaak.
    De context betreft een beslag door mijn ex op mijn inkomen dat ik via de USZO ontvang op basis van een regeling ex artikel 99 ARAR, die effectief werd 1 september 1989. In 1997 legde mijn ex beslag op mijn inkomen via de USZO. In maart 1998 besliste de rechter dat er geen juridische titel was voor dat beslag, maar mijn ex mocht het ontvangen geld zomaar behouden als zogenaamd "voorschot". In het najaar 1998 kreeg zij weer in kort geding het recht op een "voorschot"; na 12 jaar boedelscheiding waarin er - na 12 jaar procederen - nog niet een eenduidig eindvonnis was en nog steeds niet is (dat is overigens in strijd met het EVRM). Op dat "voorschot" baseerde zij een beslag ten laste van de betalingen die ik via de USZO ontvang.

  2. De CMHF in deze
    Met verve stelde Mr. Apol dat hij dat beslag via de USZO wel zou kunnen stoppen door middel van bestuursrechtelijke procedures. Hij zei dat hij, omdat ik nog steeds lid was - en nog steeds ben - van de CMHF en hij nog steeds een speciale regeling had met de CMHF, voor mij zou kunnen procederen ten laste van de CMHF. Te goeder trouw heb ik hem geloofd. Een en ander ontaardde in een oeverloze juristerij en een juridische wonderbaarlijke papiervermenigvuldiging waar een normaal mens geen touw aan vast kan knopen; kortom een juridische rituele dans. Deze procedures zijn op hun eind gekomen met een laatste uitspraak in maart 2002. Ik neem aan dat Mr. Apol zijn declaraties bij u eind april 2002 had ingediend of zelfs al betaald had gekregen. Gaarne hoor ik van u hoeveel hij in totaal getoucheerd heeft. Dat hij bij voorbaat stelt dat het te weinig is (zie zijn brief van 8 mei 2002), geeft te denken.

  3. Het Resultaat
    Het resultaat van ruim 3 jaar procederen is simpel: totaal niets. NUL KOMMA NUL. Men procedeert toch voor een positieve (deel)uitkomst? Alles wat door Mr. Apol met veel bravoure werd voorgespiegeld, blijkt een fata morgana te zijn geweest. Dat roept vraagtekens op: of Mr. Apol is niet bekwaam genoeg om enig resultaat te boeken of hij heeft dit, al dan niet intentioneel, totaal fout ingeschat en gepresenteerd. In beide gevallen heeft hij gefaald. De enige die daarvan dan nog geprofiteerd heeft is Mr. Apol zelf; dat is een feit. Kortom: NO CURE, PAY.

  4. De situatie nu.
    4.1 De inhoud van de tweede alinea van de brief d.d. 8 mei 2002 is mij nieuw. Ik vraag mij af in hoeverre de Heer Michielsen van een en ander wel voldoende op de hoogte geweest is. In ieder geval is duidelijk dat Mr. Apol met onmiddellijke ingang mij laat vallen. En hoe.

    4.2 Met één ding heeft Mr. Apol geheel gelijk. Zoals hij opmerkte in een telefoongesprek d.d. 23 april 2002, valt aan mij geen duit meer te verdienen. Na zovele jaren procederen ben ik door de juristen tot op het bot gevild.

    4.3 Het genoemde beslag op mijn inkomen kwam rond mei 2001 op z'n eind. In overleg heeft Mr. Apol toegezegd aan mijn ex een zakelijk briefje te sturen in de zin dat:

    • zij zou moeten afrekenen over dat beslag aan de hand van haar juridische titel
    • als zij niet zou afrekenen na een bepaalde datum geconcludeerd zou worden tot een weigering.

    Het toegezegde briefje werd maand na maand uitgesteld (X keren niet bereikbaar, te druk, vakantie, andere zaken, sorry vergeten, komt volgende week, enz). In februari 2002 attendeerde ik hem op het voortdurende getraineer. Toen heeft hij eindelijk een briefje gestuurd d.d. 18 februari 2002. Teneinde het "gat" dat gevallen was door zijn lijntrekkerij gedurende zo vele maanden te dichten, bedacht hij een valselijk opgemaakt briefje ge-antidateerd op 2 september 2001. Dat moge illustratie vormen van de werkmethoden van Mr. Apol. Na een telefoongesprek d.d. 23 april 2002 schreef hij aan mijn ex eindelijk een redelijk zakelijk briefje d.d. 29 april 2002; hij heeft dus zeer goed begrepen waarom het nu eigenlijk ging na circa een jaar vertraging. Daarbij is door hem gerefereerd aan een briefje dat hij gestuurd zou hebben aan mijn ex op 28 maart 2002; dat briefje had ik niet eerder ontvangen.

    Een effectief briefje zoals de brief d.d. 30 mei 2002 van Ing. A.M.L. van Rooij, directeur van het Ecologisch Kennis Centrum EKC, aan Mw. Mr. M.C.M. de Kroon heeft Mr. Apol al een jaar kunnen versturen in plaats van dit voor zich uit te schuiven tot de bestuursrechtelijke procedures achter de rug waren. De brief d.d. 29 april 2002 van Mr. Apol zal mijn ex via het gerechtshof Arnhem bereikt hebben 3 of 6 mei 2002. En daarna ontvang ik de brief d.d. 8 mei 2002 waarmee Mr. Apol mij laat vallen. Dat kan geen toeval zijn.

    4.4 Dhr. Apol heeft mij meerdere keren onder de neus gewreven dat ik wel heel blij mocht zijn dat hij nog wel een briefje zou willen schrijven aan mijn ex die immers raadsheer bij het Hof Arnhem is en wel omdat de belangrijkste cliënt van het bureau Apol & Lamme de Rechterlijke Macht is. Misschien heeft Mr. Apol gedacht: als het tij verloopt, verzet men de bakens of wellicht heeft hij een wit voetje willen halen bij de president van het Hof te Arnhem.

    4.5 het gaat niet aan dat Mr. Apol mij zomaar en met een lange reeks smadelijke beweringen en insinuaties zonder de minste waarschuwing of inhoudelijke uitleg, plotsklaps laat vallen als cliënt, kennelijk ingegeven door "zoals de wind waait, waait m'n rokje".

    4.6 Mr. Apol is gevraagd dossiers te retourneren, maar hij beschouwt een deel van dat materiaal als zijn "persoonlijk eigendom" en blijft weigeren dit te retourneren (Zie fax d.d. 21 mei 2002 van Mr. Apol en brief d.d. 4 juni 2002 van Mr. Apol). Dit is eenvoudig te gek voor woorden en in ieder geval bepaald zeer onzakelijk. Ik verzoek u Mr. Apol er toe te bewegen om afstand te doen van alle documenten in zijn bezit en daarvan ook geen enkele kopie op welke manier dan ook te behouden. Ruimschoots is al aangetoond dat hij gegeven vertrouwen niet weet te respecteren.

    4.7 ik moge verwijzen naar de bijgevoegde kopie van mijn brief d.d. 26 juni 2000 aan het Ministerie van Economische Zaken. De inhoud zal duidelijk zijn: de getroffen regeling ex artikel 99 ARAR houdt ook in betaling conform IRZK. Enkele malen heb ik Mr. Apol hieraan herinnerd, maar ik heb dat opgegeven toen duidelijk werd dat hij daar gewoon geen zin in had. Dat is jammer omdat hij met een simpel briefje eindelijk wél eens iets voor mij had kunnen bereiken.

  5. het optreden van Mr. Apol.
    Natuurlijk is er altijd een machtsrelatie tussen jurist en cliënt. Maar daarbij wordt van de jurist verwacht minimale betrouwbaarheid te betrachten en enig respect voor een klant, diens belangen en diens privacy te hebben. Mr Apol faalt op al die punten. Hij benut die relatie jurist-cliënt om zichzelf boven de situatie te verheffen en tegelijkertijd de klant de grond in te stampen om eigen falen aan het oog te onttrekken. Daaruit spreekt routine. Zijn exit-strategie is drieledig:

    5.1 als ware hij een over het paard getilde en gepikeerde prima donna bewierookt hij zichzelf stelselmatig en zet zichzelf pluimen op de hoed totdat zijn knieën dreigen te bezwijken. Ten onrechte. Hij presenteert zich nu als een vriend. Ten onrechte. Met een vriend, die je op zó laaghartige wijze het mes in de rug steekt, heb je geen vijanden meer nodig.

    5.2 hij vervalt tot gifspuwerij met suggestieve, maar inhoudelijk ongedefinieerde terminologie. "Adding insult to injury". Zijn gemene zwartmakerij die neerkomt op ronduit smaad en laster, stoort mij. Laat Mr. Apol maar eens iets waar maken aan de hand van feiten. Tevergeefs probeert hij zijn toga wit te wassen door blindelings met modder naar een cliënt te gooien. Natuurlijk kan het zijn dat een jurist bezwaren heeft of ontwikkelt tegenover een cliënt. Mr. Apol heeft daarvan geen blijk gegeven; uit geen enkel bericht blijkt enige kritiek van dien aard. Ik nodig hem uit enig briefje of fax over te leggen waaruit daarvan inhoudelijk zou blijken. Maar ik weet dat Apol de hand niet omdraait voor het opstellen van gefingeerde en ge-antidateerde berichten.

    De mogelijkheid dat ik, maar dan wél gebaseerd op feiten, Mr. Apol van repliek zou dienen, probeert hij mij à priori te ontnemen door bij voorbaat te beweren dat ik hem dan zou gaan "belagen" of "aanstonds zou vluchten in de gedachte van hem als vijand". Zijn prietpraat over "maat" vormt een goed voorbeeld (brief van 8 mei 2002). Als er al gesproken zou worden over één "maat", dan is dat het belang van de cliënt, want alleen bij de gratie van die "maat" is er een verhouding jurist / cliënt. In uiterste instantie is er maar één cruciale vraag en dat is wat de jurist voor de juridische situatie van een klant heeft opgelost. Voor wat betreft Mr. Apol is het antwoord simpel: totaal niets.

    5.3 Eigener beweging stuurde Mr. Apol kopie van zijn brief van 8 mei 2002 aan mijn vriend Edu, die hij via mij heeft leren kennen. Hier overschrijdt Apol elementaire grenzen. Onder geen beding mag hij materiaal dat valt binnen de relatie jurist-cliënt zonder voorafgaande expliciete schriftelijke toestemming van de cliënt verstrekken aan derden. En dan nog aan een goede vriend van mij! Dit betekent met kwade opzet op verraderlijk wijze het mes in de rug zetten door achterklap tegenover derden. Daaruit spreekt een verregaand gebrek aan niveau. Eenieder die een minimumpeil van emotionele en morele volwassenheid heeft bereikt, weet dat dit soort streken niet aangaat.

    Ook tegenover een andere derde, Ing. van Rooij (zie brief van 4 juni 2002) laat Apol zich over mij denigrerend, smadelijk en opzettelijk grievend uit. Ook dat getuigt van zeer onprofessioneel en immoreel gedrag; te vrezen valt voor zijn geestelijke gezondheid. Ik had zelfs het "boetekleed moeten aantrekken" (zie brief van Mr. Apol van 4 juni 2002); dat is een villeine omkering van de werkelijkheid. Waarom? Dit alles om de aandacht af te leiden van zijn verregaande vak-onbekwaamheid en bedenkelijke optreden. Voor het overige laat hij Ing. van Rooij bij voorbaat weten dat hij niet zal antwoorden op enig bericht. Evident is dat de arrogantie van Mr. Apol dusdanige proporties heeft aangenomen dat hij zich niet wenst te conformeren aan basisregels van zakelijk en maatschappelijk verkeer. Mr. Apol heeft er kennelijk geen moeite mee zich te profileren als een niet-gesocialiseerde hufter, die moedwillig beschadigend om zich heen slaat; voor zinloos geweld deinst hij niet terug.

  6. Terugblikkend op de laatste jaren van betrokkenheid van Mr. Apol, waarin exact niets bereikt is voor mij als cliënt, bekruipt mij het gevoel dat ik met jarenlange luchtspiegelingen en toezeggingen waarvan volstrekt niets is terechtgekomen, aan het lijntje gehouden ben of ronduit bedrogen. Bedrogen door een bedrieger of een luchtfietser van een charlatan, en dat dan nog voor rekening van de CMHF. Eigenlijk kan ik mij niet voorstellen dat u zou willen dat enig CMHF-lid zó zou worden "bijgestaan". Betalen CMHF-leden dáárvoor hun lidmaatschapsgelden? Zo hoeft toch niemand behandeld te worden?

    Gaarne ontvang ik uw commentaar.

  7. Tenslotte verzoek ik u mij te laten weten wat ik kan ondernemen tegen het optreden, in het bijzonder de smaad en laster zijdens Mr. Apol, optredend als jurist namens en betaald door de CMHF.

Een spoedig antwoord van uw zijde zou ik ten zeerste waarderen.


Hoogachtend,


Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA

Drs. N.C. Burhoven Jaspers MBA
tel + fax: 070 5118922
e-mail: nburjas@planet.nl
van Polanenpark 58
2241 RS Wassenaar


Bijlagen:

  • brief d.d. 26 juni 2000 aan het Ministerie van Economische Zaken
  • ge-antidateerde brief d.d. 2 september 2001 van Mr. Apol aan Mw. Mr. M.C.M. de Kroon
  • brief d.d. 18 februari 2002 van Mr. M.R.A. Apol aan Mw.Mr. M.C.M. de Kroon
  • brief d.d. 28 maart 2002 van Mr. M.R.A. Apol aan Mw.Mr. M.C.M. de Kroon
  • brief d.d. 29 april 2002 van Mr. M.R.A. Apol aan Mw.Mr. M.C.M. de Kroon
  • brief d.d. 8 mei 2002 van Mr. M.R.A. Apol
  • fax d.d. 21 mei 2002 van Mr. Apol aan Ing. A.M.L. van Rooij
  • brief d.d. 30 mei 2002 van Ing. A.M.L. van Rooij aan Mw. Mr. M.C.M. de Kroon
  • brief d.d. 30 mei 2002 van Ing. A.M.L. van Rooij aan Mr. Apol
  • brief d.d. 4 juni 2002 van Mr. Apol aan Ing. A.M.L. van Rooij

C.c.

  • Mr. G.R.A. Apol van bureau Apol & Lamme
  • Mr. J. Lamme van bureau Apol & Lamme
  • Ing. A.M.L. van Rooij, directeur van het Ecologisch Kennis Centrum
  • Sociale Databank Nederland www.sdnl.nl/burhoven.htm