Actuele verslagen en commentaren om onwaarheden en ontbrekende vragen over de Bijlmerramp aan de orde te stellen

Verslagen en commentaar op de verhoren van de Bijlmer-enquête

Bijlmer enquête . . . Kamerzetel 151 . . . Klankbord <===> SDN . . . Klokkenluider

Enquêtedag 18 februari 1999

Tweede-Kamercommissie van de Parlementaire Enquête

De heer de J.P. Rooij Opperwachtmeester van de Rijkspolitie Luchtvaart

Geboren: 20-12-1950

Ik ben nu brigadier bij de afdeling KNPD. Op de avond van de ramp was de heer Damveld mijn directe chef en boven hem stond de heer Boelen ,en daar weer boven de heer Pinkaart of de heer Maurer, vanwege de overgang en de reorganisatie. Deze laatste onduidelijkheid was niet zo van belang. Ik maakte me er niet erg druk over. Er was misschien verschil tussen een formele en informele leiding, maar daarvan weet eigenlijk niets. Er was spanning, omdat men niet wist wie van het personeel bij de reorganisatie naar het KNPD of de marechaussee zou moeten overstappen. De onzekerheid duurde tot half 1993. De werkzaamheden zijn er voor mij in elk geval niet door beïnvloed. Voor mijn collega's kan ik niet spreken, want ik merkte er zelf niets van. N.a.v. de ramp zijn er bij de luchtvaartpolitie geen veranderingen toegepast in de procedures. Mij is in elk geval niets daarvan bekend.

Er zijn in de loop der tijd in conceptvorm wat regels opgesteld, maar die zijn nog steeds niet officieel. Er wordt gewerkt in de geest van, maar niets is officieel. Pas wanneer de nieuwe wet in werking treedt wordt alles officieel. Ik hoop dat ik dan mijn werk kan blijven doen, anders zal ik mij moeten beraden juist omdat zes en een half jaar na dato de regels nog niet zijn veranderd. Ik ben zelf daartoe niet bevoegd, maar we geven signalen uit aan de leiding en hopen dat die signalen begrepen worden.

Ik was om kwart voor zeven thuis toen er werd gebeld en ik van de cash hoorde. Rond acht uur was ik op Schiphol en ging naar BVOI in opdracht van de heer Damveld of de heer Dun. Ik moest daar naar toe om als liaison te fungeren. Een soort doorgeefluik. Ik was kwart over acht in Hoofddorp en ontmoette de heer Beumkes. De heer Erhart heb ik niet gezien. Er waren veel telefoontjes en ik was de eerste politieman die in de keuken van BVOI mocht lijken.

Ik had het gevoel dat ik als pottenkijker werd gezien. De heer Beumkes vroeg mij of ik de vrachtpapieren rond half negen kon ophalen. Ik belde het Coördinatiebureau van de Rijkspolitie en vroeg of de papieren konden worden opgehaald. Men zou er zorg voor dragen. Men zei mij niet dat de heer Nix de papieren zou gaan ophalen. De heer Nix was om tien over half acht de papieren gaan halen, maar ik kreeg geen waarschuwing over het feit dat de heer Nix al op weg was. De telefoon stond bij BVOI roodgloeiend en met de heer Beumkes waren we druk bezig. De papieren waren nodig om vast te stellen of er geen overbelading was geweest, zodat de crash daaraan te wijten zou zijn.

Tweede-Kamercommissie van de Parlementaire Enquête

De documentatie werd volgens het journaal pas na twaalven gebracht. Dat was op het kantoor van de heer Bloemen. In het journaal staat dat hij om 35.55 daar aankwam. De afstand was slecht 5 à 6 minuten lopen. We weten nog niet waar de heer Nix was in die tussentijd. Toen de heer Nix terug was gekomen zei hij dat er nog iemand naar de vrachtafdeling moest om de vrachtbrieven te halen. Een airway-bill bestaat uit 13 kopieën, en de doorslagen kwamen binnen bij BVOI; maar wel na twaalven bij mij persoonlijk. Ook de operationele papieren waren daarbij. In 1992 heb ik onderzoek gedaan en de mensen van El Al hebben de doorslagen gekopieerd en men heeft de heer Nix daar gezien.

De envelop bevatte de originele kopieën, ofwel de doorslagen van de airway-bill. Ook de operationele papieren zaten erbij. De envelop was open en ik heb hem aan de heer Beumkes overgedragen De doorslagen waren roze van kleur met enkele witte velen daarbij. Ik denk dat de heer Plettenberg kopieën gemaakt, maar ook andere medewerkers hebben gekopieerd; met name de airway-bills. Ik heb dat zelf niet gezien, want het personeel van El Al deed dat. Voor de commissie-Hoekstra verklaarde ik abusievelijk dat ik contact heb gehad met de brandweer, maar dat herroep ik.

Ik heb niet gecontroleerd of de kopieën in de envelop compleet waren. Ik heb de papieren gewoon overhandigd aan de mensen die er om vroegen. Er was op dat moment geen tijd om te controleren of het echt compleet was. De heer Beumkes legde de papieren in de kluis en verder weet ik niet wat er mee gebeurd is. Wie de vrachtpapieren kwam brengen weet ik ook niet. Wanneer het de Nix geweest zou zijn, dan had ik het vermoedelijk geweten, maar ik kan mij niet herinneren wie het was die ze bracht. Later werd er mij gevraagd of de goederen die op het verbrande stuk airway-bill stonden vermeld als militair materiaal of dat toegestaan materiaal was om te vervoeren. Er kwam antwoord dat goederen die aan boord waren dus vervoerd mochten worden. Daarmee was de kous af. Er was geen sprake van een strafbaar feit en ik heb van het aanbod van de heer van de ECD en van de heer van der Lugt geen gebruik gemaakt. Ik meldde dat aan anderen die er eventueel mee door konden gaan.

Er was veel informele informatie, maar er lag een embargo op en we konden die informatie niet gebruiken voor een strafrechtelijk onderzoek. Ik beschouw mijn handelen binnen de letter van de wet, en die bepaalt het kader. Bij de BVOI volgden wij de adviezen van de Raad voor de Luchtvaart; en zolang zij geen aanwijzingen gaven van een strafbaar feit was gesignaleerd, konden wij niets doen. Er was bij BVOI geen interesse in de aspecten van de lading. Niemand vroeg ons iets daarover.

Met collega Houtman hen ik n.a.v. de aangifte van de heer Plettenberg proces-verbaal opgemaakt. De heer Plettenberg vermoedde valsheid in geschrift bij EL Al. Die aangifte is waarschijnlijk via Justitie bij ons terecht gekomen, en het ging over de vrachtbrieven. Bij BVOI hebben we geen uitgebreid onderzoek gedaan naar de vracht. In 1996 heb ik niet overwogen een onderzoek te doen ook al omdat we door reorganisatie nog maar met zes mensen waren overgebleven die kennis hadden van de luchtvaart. Ik heb geen strafrechtelijk onderzoek gedaan naar iets waarbij ik zelf betrokken was. Ik heb inderdaad onderzoek gedaan naar mijn eigen handelingen. De heer Plettenberg deed niet alleen aangifte tegen El Al, maar verdacht ook de RLD en de BVOI van manipulatie. De verdenkingen daarover blijken uit het proces-verbaal te zijn verdwenen.

Ik heb de link niet gelegd, maar hij noemde de organisaties RLD en BVOI als mogelijke partijen bij een manipulatie. Het onderzoek met hem duurde twee dagen. Plettenberg wilde heel uitgebreid vertellen en wij wilden veel weten. Toen ik hem met collega Houtman verhoord had, startten we een onderzoek om de feiten te bewijzen. We dachten echter dat er niets aan de hand was. Van alle zaken die de heer Plettenberg aanbracht is er niets overgebleven en dat werd gemeld aan de officier van Justitie. In de envelop heb ik roze doorslagen gezien en wat witte kopieën, maar dat van die witte weet ik niet zeker.



Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999

  • Uw verklaart geen hinder te hebben ondervonden van de spanningen van de reorganisatie tijdens uw werkzaamheden na aanleiding van de ramp.
    ANTWOORD: In 1992 zeer zeker niet.

  • Er wordt gewerkt aan veranderingen in de procedures maar deze zijn nog steeds niet officieel doorgevoerd.
    ANTWOORD: Dat klopt.

  • U krijgt van de heer Damveld of van de heer van Dun van de dienst luchtvaart de opdracht als de heer Zon tussen de dienst luchtvaart en BVOI op te treden.
    ANTWOORD: Dat klopt

  • U kwam er om 20.15 en 20.30 aan en er was op dat moment een persoon aanwezig BVOI de heer Beumkes. Om plus minus 20.30 wordt telefonisch bevestigd op uw verzoek dat voor de vrachtpapieren zal worden zorggedragen. Volgens het journaal van de rijkspolitie kwamen de papieren na 24 uur bij BVOI binnen.
    ANTWOORD: Niet volgens het journaal maar wat ik me er van kan herinneren.

  • U heeft tegen de heer Oudkerk daarstraks gezegd, volgens het journaal.
    ANTWOORD: Volgens het journaal zouden de papieren om 23.55 binnen gekomen zijn bij het coördinatiecentrum Schiphol. Maar na 24 uur zijn ze bij mij terechtgekomen.

  • Bij BVOI zijn geen kopieën maar roze doorslagen binnengebracht van de airwaybills plus de operationele papieren.
    ANTWOORD: klopt

  • De brandweer is tot betrekking van papieren op 4 oktober 1992 geen contact geweest.
    ANTWOORD: klopt door mij

  • Door u. U herroept uw verklaring bij de commissie Hoekstra waar u op de avond van de ramp de envelop met vrachtdocumentatie heeft doorgekeken en contact heeft opgenomen met de brandweer.
    ANTWOORD: Dat herroep ik ja.

  • U heeft op de avond van de ramp de documentatie niet meer op volledigheid gecontroleerd.
    ANTWOORD: klopt.

  • De heer Beumkes heeft papieren in de kluis gedaan.
    ANTWOORD: Dat klopt.

  • Wie de papieren heeft overhandigd bij BVOI na 24 uur is mij niet meer bekend.
    ANTWOORD: Ook dat klopt.

  • Na aanleiding van het onderzoek naar de lading van 1996 werd door de heer van de Lugt collegiaal aangeboden verder onderzoek te doen.
    ANTWOORD: U heeft het over 1996.

  • Sorry, naar aanleiding van het onderzoek naar de lading in 1992 werd door de heer van de Lugt aangeboden verder onderzoek te doen.
    ANTWOORD: Dat klopt.

  • Omdat er geen sprake was van een strafbaar feit was er geen aanleiding voor verder onderzoek ook formele wettelijke maatregelen ontbraken voor verder onderzoek.
    ANTWOORD: Ook dat klopt.

  • U weet niet precies hoe de aangifte die de heer Plettenberg heeft gedaan bij de dienst luchtvaart is terechtgekomen.
    ANTWOORD: Dat klopt ook.

  • Bij betrokkenheid in 1992 bij de afhandeling bij de vracht van deze ramp was voor mij geen aanleiding om af te zien van onderzoek na aanleiding van de aangifte van de heer Plettenberg.
    ANTWOORD: klopt.

Ik dank u wel dan is er nu een einde gekomen aan dit openbaar verhoor. Ik verzoek de griffier de heer de Rooij uit te geleiden. Ik schors de vergadering voor 5 minuten.



Tweede-Kamercommissie van de Parlementaire Enquête

J.W.G.M. Houtman
Opperwachtmeester bij Rijkspolitie Dienst Luchtvaart

Geboren: 12-08-1955

Ik moest het veld in om het uitvoerende werk te doen. Maar ik heb er moeite mee dat de ramp nooit is geëvalueerd. Ik had er wel behoefte aan en met mij velen, maar de leiding heeft er niet op gereageerd. Of er gevaarlijke stoffen waren heb ik gevraagd aan de heer Damveld, mijn chef. Ik dacht heel egoïstisch aan mijn eigen veiligheid en natuurlijk aan aan die van anderen. Ik vroeg of er radioactief materiaal zou zijn geweest. Dat de heer Damveld een eerlijk en juist antwoord geeft op zo'n vraag daar vertrouw je op. Later verwacht je daarover toch nog een opheldering.

Ik ben nog steeds bij de politie maar ik ben heel actief en voel mij gezond. Een collega ging vooruit en ik ben met een helikopter gebracht. Of ik een mobilofoon had weet ik niet, maar in elk geval een semafoon. Ik heb niet kunnen traceren wat mijn oproepnaam was. Er is een bericht geweest dat er gevaarlijke stoffen waren, maar ik heb dat bericht niet gekregen. We zijn apart te werk gegaan, Roeffel die nu weg is bij de dienst, en ik. In de commandowagen ben ik regelmatig binnen geweest.

Op het rampterrein had ik de taak te onderzoeken of er overtredingen waren te constateren van de luchtvaartwet. In de loop van de avond en in de nacht wilden wij getuigen verhoren die iets gezien hadden en iets zouden kunnen verklaren over de oorzaak van de ramp. De vraag was ook gesteld om er op te letten of er een terroristisch aanslag achter zat. Ik neem aan dat de heer Damveld mij daarop gewezen heeft, met name omdat El Al een bedreigde maatschappij was. Ik dacht allereerst inderdaad aan een aanslag.

Toen de minister in het tv-nieuws sprak over afgevallen motoren, begon je andere te denken over de toedracht. Ik ben de hele avond aanwezig geweest tot ongeveer 24.00 uur. Toen ik mij meldde bij de heer Welten in de commandowagen ben ik op dat moment ingelicht over het feit dat er een paar Israëli's waren die op het terrein wilden. Ik zag een paar diplomatieke paspoorten en ik zei tegen de heer Welten dat op basis van annex dertien die mensen daar mochten lopen. Ze wilden rapporteren richting Israël, en ik dacht dat het er vijf of zes waren in en gewoon grijs kostuum.

Over het onderzoek in 1992, n.a.v. een stukje vrachtpapier over militaire goederen, heb ik tegen de commissie Hoekstra gezegd en in 1992 tegen de officier van justitie: "Ja we moeten eigenlijk verder gaan met het onderzoeken, omdat er altijd meer vragen boven water komen". Ik heb me altijd verbaasd over het feit dat men zo weinig aandacht besteedde aan het onderzoeken van vracht. De heer Toeter was toen de coördinerende Officier van Justitie.

Tweede-Kamercommissie van de Parlementaire Enquête

Na de aangifte van de heer Plettenberg kwamen we niet uit op een verdachte of op een strafbaar feit. We zijn toen op een ander niveau gaan graven, met name omdat mensen ziek zijn geworden en er mogelijk een relatie was met het ongeval. Er waren een aantal mogelijkheden, bijvoorbeeld om in New York te gaan kijken bij de verzenders, bij de verzekeraar in Londen en bij de ontvangers in Israël. Mensen die geen claim neerleggen zijn dan interessant. Normaal wil je de schade gedekt hebben. Maar de heer Riveira zag geen aanleiding voor een onderzoek.

We hebben de opzet doorgesproken met de heer Riveira, en de eindconclusie was dat geen van de punten van de aangifte van de heer Plettenberg hard gemaakt konden worden. Er is op geen enkele wijze druk uitgeoefend op de heer Plettenberg. Op de tweede dag hebben we het verhaal weer doorgenomen en later nog eens. Hij tekende er voor. Hij refereerde aan het bezoek met de heer van Gijzel aan de BVOI, maar hij gaf niet aan dat de RLD of de Raad voor de Luchtvaar er bij betrokken zouden zijn geweest. Zijn aangifte is in vrijheid opgesteld.

Wie de supervisie op de avond van de ramp had bij de Dienst Rijkspolitie weet ik niet. Wij zaten op Schiphol-Oost. De heer Maurer heb ik er niet gezien en de heer Pinkaart ook niet. Het heeft een aantal weken geduurd voordat we aan het onderzoek begonnen. Dat duurde een week of vier en daarna was de orde van de dag er weer. Kort daarna kwam de luchtvaartramp op Faroë. Ik verwacht geen vacuüm bij de dienst KLPD rond de reorganisatie. Maar het wordt wel tijd dat de zaken definitief geregeld worden. De behoefte dat zaken beter zouden kunnen kan ik wel verklaren, mar ik ben geen chef. Mijn advies zou zijn om onmiddellijk een evaluatie te doen na elk grootschalig optreden. Het leeft bij velen van ons, men heeft er behoefte aan. Er wordt weliswaar gewoon doorgewerkt, maar het kan gemotiveerder en dus beter.

Ik bevestig nogmaals dat ik vijf of zes mensen in driedelig grijs zag bij de commandowagen op het rampterrein. En ook - hoewel ik de heer Nix goed ken - da ik hem daar niet heb gezien. Ze mannen in driedelig grijze pakken waren er ineens en verder heb ik ze niet meer gezien. Mijn tijdsgevoel was helemaal weg. Ik kan mij niet herinneren of ze een koffer bij zich hadden of niet. Ze hadden wel een diplomatieke status en ze wilden voor hun overheid kijken hoe de situatie was. Wanneer ze weggingen weet ik even min. Ik heb de heer Nix daar werkelijk niet gezien. Op de rampplek was er wel een slechte communicatie. maar ook daarover is geen evaluatie geweest.



Eindconclusies van de heer Meijer Parlementaire Enquête Bijlmerramp 1999

  • Op de rampplek waren op 4 Oktober slechte communicatie verbindingen.
    ANTWOORD: Correct.

  • Naar aanleiding van de ramp heeft er geen evaluatie binnen de dienst plaatsgevonden, er was zeker wel behoefte aan.
    ANTWOORD: Correct.

  • Vijf a zes Israëliërs in driedelig grijs zijn op de rampplek toegelaten, de reden was waarschijnlijk, rapportage voor Israël. Is correct.

  • Met betrekking tot de aangifte van de heer Plettenberg was er geen aanleiding om een onderzoek door de heer Houtman of de heer Rooij te laten uitvoeren. Om het niet te doen.
    ANTWOORD: Om het niet door ons te laten doen. Is correct.

  • Er is geen druk op de heer Plettenberg uitgeoefend met betrekking tot zijn aangifte.
    ANTWOORD: Geheel correct.

  • Wie formeel of feitelijk de leiding had op 4 Oktober 1992 daar kunt u geen mededeling over doen.
    ANTWOORD: Is correct.

  • De bereikbaarheid van u op de rampplek was slecht.
    ANTWOORD: Correct.

  • U heeft voor u naar de ramplek bent gegaan gevraagd aan de heer Damveld of er gevaarlijke stoffen aan boord waren, dat was rond halfacht.
    ANTWOORD: Correct.

  • De heer Damveld heeft u verteld dat het niet het geval was.
    ANTWOORD: Is correct.

  • U verwacht dat als dit anders zou worden, dit door gegeven zou worden.
    ANTWOORD: Ja.

  • Op een April 1999, wanneer de nieuwe transport ongevallen wet in werking treedt is er wat u betreft geen vacuüm van de werkwijze van uw dienst.
    ANTWOORDT: Is correct.

Dan is daarmee een einde gekomen aan dit openbaar verhoor en verzoek ik de griffier de heer Houtman uit te geleiden. Ik sluit de vergadering. De verhoren gaan morgen weer door om halftien.



Pierre Heijboer reageert op de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie.
Hij meent dat de volgende prangende vragen ontbraken of onwaarheden werden verteld.